Brief regering : Stand van zaken Huis voor klokkenluiders
33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)
Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2020
In het Algemeen Overleg van 4 maart jl.1 heeft de Minister van BZK toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over verschillende
acties en onderwerpen rond het Huis voor klokkenluiders. Dit ging om de evaluatie
van de Wet Huis voor klokkenluiders, de stand van zaken bij het Huis, de reactie op
de toekomstvisie van het Huis en op de brief van Transparency International van 2 maart
2020 en de (her)benoeming van de leden van het bestuur. Op deze onderwerpen zal ik
in deze brief ingaan. Verder zal ik stilstaan bij de verkenning naar de vormen van
ondersteuning van klokkenluiders en de stand van zaken van de implementatie van de
EU-klokkenluidersrichtlijn.2
Evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders
Als bijlage bij deze brief treft u het rapport aan van de evaluatie van de Wet Huis
voor klokkenluiders. Het Huis voor klokkenluiders (hierna: het Huis), Transparency
International en andere deskundigen en organisaties zijn betrokken bij de evaluatie.
Zoals is aangegeven in de brief van 3 maart van dit jaar, is dit onderzoek begeleid
door een comité met externe deskundigen.3Ik ben hen daar zeer erkentelijk voor.
In het Algemeen Overleg van 4 maart jl. is toegezegd drie aanvullende vragen mee te
nemen in het evaluatieonderzoek. Die vragen hebben betrekking op de scheiding tussen
de afdelingen advies en onderzoek in het Huis, de wenselijkheid van een extern oordeel
over afgehandelde verzoeken door het Huis en de grensoverschrijdende samenwerking
tussen het Huis, het Openbaar Ministerie, politie en inspecties. De onderzoekers hebben
aangegeven dat zij voor deze vragen aanvullende onderzoeksactiviteiten moeten verrichten.
Om de kwaliteit van het hoofdonderzoek te borgen, is ervoor gekozen het aanvullende
onderzoek te starten nadat het hoofdonderzoek is afgerond. Het begeleidingscomité
is bereid om dit aanvullende onderzoek ook te begeleiden. Het streven is dat dit aanvullende
onderzoek eind augustus wordt opgeleverd als bijlage bij het bijgevoegde rapport4. Dit betekent dat het volledige evaluatieonderzoek eind augustus aanstaande is afgerond.
In de brief van 3 maart jl. is aangegeven dat op basis van de uitkomsten van de evaluatie
wordt bezien of de evaluatie op punten wetswijziging met zich brengt en of deze wijzigingen
kunnen worden meegenomen in het wetstraject voor de implementatie van de richtlijn
of nader onderzoek vergen. Nu het evaluatieonderzoek is uitgelopen en de implementatie
van de EU-klokkenluidersrichtlijn uiterlijk 17 december 2021 moet zijn gerealiseerd,
is het niet mogelijk de suggesties uit het evaluatierapport die mogelijk tot wetswijziging
leiden mee te nemen in het wetsvoorstel voor de implementatie. Indien er wijzigingen
uit de evaluatie voortkomen, zal daarom een apart wetstraject worden gestart. De voorbereidingen
voor dit wetstraject worden dan direct na het zomerreces in gang gezet.
Van belang is in dat verband dat de onderzoekers in hun rapport opmerken dat het op
dit moment te vroeg is om de effecten van de wet te evalueren en dat het daarom niet
mogelijk is goed onderbouwde conclusies te trekken. Desondanks doen de onderzoekers
enkele suggesties tot verbetering van de wet. Deze suggesties vergen nog nadere studie.
Kort na het zomerreces zal ik een inhoudelijke reactie geven op het evaluatieonderzoek,
waarbij ik ook zal ingaan op de suggesties tot verbetering van de wet. Tevens zal
ik daarbij de toekomstvisie van het Huis en de brief van Transparency International
betrekken.
Verkenning naar ondersteuningsmogelijkheden voor klokkenluiders
De heer Van Zutphen heeft geadviseerd alle andere vormen van ondersteuning (dan bij
het Huis belegd) onder te brengen bij andere organisaties dan het Huis, en daarbij
aansluiting te zoeken bij de richtlijn. De Minister van BZK heeft in reactie op dit
advies aangegeven de opvatting van de heer Van Zutphen te delen dat een klokkenluider
vaak op een ongelijk speelveld opereert en dat het voor een melder van groot belang
is dat zijn belangen in het proces van zijn melding goed worden behartigd en dat deze
ondersteuning toegankelijk is.5 Om die reden heeft de Minister van BZK aangegeven voor de zomer van 2020 een verkenning
uit te voeren naar de mogelijkheden van (psychosociale, juridische en financiële)
ondersteuning van klokkenluiders. De uitkomst van de evaluatie is tevens van invloed
op die verkenning. Daarom zal ik die verkenning met mijn reactie daarop ook kort na
het zomerreces aan uw Kamer aanbieden.
Stand van zaken implementatie EU-klokkenluidersrichtlijn
Het wetsvoorstel voor de implementatie van de richtlijn wordt voorbereid in overleg
met de ministeries die het aangaat en met het Huis. De Stichting van de Arbeid en
Transparency International zijn door mijn ministerie op hoofdlijnen geïnformeerd over
de wijze waarop de richtlijn zal worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving
en in de gelegenheid gesteld inbreng te geven. Het wetsvoorstel gaat in de tweede
helft van juli 2020 in (internet)consultatie gedurende zes weken.
Stand van zaken bij het Huis
Het Huis informeert uw Kamer separaat over de ontwikkelingen bij het Huis over de
eerste helft van 2020.
Hier kan ik nog aan toevoegen dat er vanaf september 2018 een periodiek bestuurlijk
overleg is ingesteld tussen BZK en het Huis. Onlangs is daarin de meerjarenbegroting
vastgesteld. Ik heb de intentie het budget met ingang van 2021 te verhogen van € 3.073.000
naar € 3.700.000 jaarlijks. Deze uitbreiding ziet onder andere op de uitbreiding met
de zeven formatieplaatsen.6 Voor de korte termijn is er nog het risico dat het Huis aanvullend eenmalige kosten
maakt, die niet door de meerjarenbegroting worden gedekt. Daarover ben ik nog in gesprek
met het Huis.
Herbenoeming bestuursleden van het Huis
In het Algemeen Overleg van 4 maart is aan de orde geweest dat de benoemingstermijn
van de twee bestuursleden van het Huis op korte termijn afloopt. Op grond van de Wet
Huis voor klokkenluiders worden de leden van het Huis bij koninklijk besluit benoemd
voor een periode van ten hoogste vier jaar. De zittingsduur van het lid dat is benoemd
op een tussentijds opengevallen plaats, is gelijk aan de duur van de resterende zittingsperiode
van het lid in wiens plaats dit lid is benoemd. De leden kunnen twee maal worden herbenoemd.7
De Minister van BZK heeft aangegeven dat de termijn van de twee bestuursleden op 1 juli
2020 afloopt. Dit geldt voor de benoemingstermijn van het bestuurslid advies (de heer
P. van der Meij) en het bestuurslid onderzoek (mevrouw M. Bouman). Zij zijn beiden
met ingang van 11 maart 2019 bij koninklijk besluit, na instemming van de ministerraad,
benoemd op een tussentijds opengevallen plaats voor de resterende zittingsduur van
hun voorganger. De benoemingstermijn van de voorzitter (de heer W. Tomesen) loopt
nog tot 1 juli 2022. De heer Tomesen is per 1 juli 2018 voor vier jaar bij koninklijk
besluit benoemd, nadat begin 2018 het toenmalige bestuur van het Huis was afgetreden
en een interim-bestuur was benoemd.
Gelet op het ontwikkeltraject dat het bestuur in gang heeft gezet om te komen tot
verdere verbeteringen in de organisatie en omwille van de continuïteit in het bestuur
zijn, na instemming van de ministerraad, bij koninklijke besluiten van 20 juni 2020
mevrouw Bouman en de heer Van der Meij herbenoemd, met verschillende benoemingstermijnen.
Mevrouw Bouman tot bestuurslid van de afdeling onderzoek voor de periode van 1 juli
2020 tot 1 juli 2024 en de heer Van der Meij tot bestuurslid van de afdeling advies
voor de periode van 1 juli 2020 tot 1 juli 2023. De koninklijke besluiten tot herbenoeming
worden zo spoedig mogelijk in de Staatscourant gepubliceerd.
Naast de benoemingstermijn van de twee bestuursleden van het Huis, verloopt ook de
benoemingstermijn van de leden van de commissie incompatibiliteiten Huis voor klokkenluiders
op 1 juli 2020. Deze commissie heeft tot taak mij te adviseren over het aanvaarden
of vervullen van nevenfuncties door een kandidaat-voorzitter of kandidaat-lid van
het Huis en om de zittende leden van het Huis een bindend advies te geven over het
aanvaarden of vervullen van nevenfuncties en mij daarvan een afschrift ter beschikking
te stellen.
De leden van deze commissie zijn met ingang van 1 juli 2016 benoemd voor een periode
van vier jaar. De zittende leden bleken allen bereid hun taak te blijven uitvoeren
tot aan het moment van wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders. Daarop heb ik
op 22 mei jl. besloten de zittende leden te herbenoemen per 1 juli 2020 voor een periode
van ten hoogste twee jaar.8
Tot slot
Ik constateer dat het bestuur van het Huis de nodige stappen zet om te komen tot een
goed lopende organisatie, in het belang van klokkenluiders. Het bestuur blijft zich
hiervoor inspannen, dat waardeer ik en ik blijf hier ook met het bestuur over in gesprek.
Met de herbenoeming van de bestuursleden van het Huis is de continuïteit van dit proces
geborgd.
Binnenkort vindt de (internet)consultatie plaats over het wetsvoorstel voor de implementatie
van de richtlijn. Met de implementatie van de richtlijn wordt de rechtsbescherming
van de klokkenluider verder verbeterd.
Kort na de zomer ontvangt u mijn inhoudelijke reactie op het (aanvullende) evaluatieonderzoek,
de toekomstvisie van het Huis, de brief van Transparency International en de verkenning
naar de ondersteuningsmogelijkheden voor klokkenluiders.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties