Brief regering : Voortgang aanpak online seksueel kindermisbruik en kindersekstoerisme
31 015 Kindermishandeling
Nr. 201
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2020
Met de voortschrijdende digitalisering van de samenleving is de verspreiding van online
seksueel kindermisbruik zorgwekkend toegenomen. Deze afschuwelijke misdaad moeten
we hard aanpakken. In deze brief zal ik ingaan op Europese aandacht hiervoor, «naming-and-shaming»,
de voortgangsinformatie over de HashCheckService en de bestuursrechtelijke aanpak.
Daarna bericht ik over de preventieve projecten van de aanpak online seksueel kindermisbruik.
Gevolgd door de ontwikkelingen op het gebied van de bestrijding van kindersekstoerisme.
Daarnaast ga ik in op enkele toezeggingen die ik tijdens met mondelinge vragenuur
van 23 juni jongstleden heb gedaan (Handelingen II 2019/20, nr. 86, Mondelinge vragen
van het lid Van den Berge over de piek in seksuele uitbuiting van kinderen online
tijdens coronalockdowns). Voor de tijdens het vragenuur gevraagde cijfers over de
opsporing verwijs ik u naar mijn brief met bijlage van 30 april 20201, waarin de resultaten van de opsporingsinspanningen van politie en Openbaar Ministerie
centraal stonden, evenals meldingen bij het Expertisebureau Online Kindermisbruik
(EOKM) en het National Center for Missing and Exploited Children.
Aanpak online seksueel kindermisbruik op Europese agenda
Tijdens mijn gesprek met mijn Duitse ambtgenoot heb ik de bestrijding van online seksueel
kindermisbruik opgebracht als prioriteit in EU-verband. Wij hebben afgesproken het
onderwerp tijdens het Duitse voorzitterschap te bespreken. Ik heb daarom tijdens de
informele JBZ-Raad van 7 juli jl. het belang van een preventieve aanpak en publiek-private
samenwerking benadrukt naast de strafrechtelijke aanpak.
Eerder heb ik op 9 juni jl. in een bijeenkomst, georganiseerd door het Europees Parlement
en de Europese Commissie, mogen spreken over mijn aanpak van online seksueel kindermisbruik
en de Nederlandse publiek-private samenwerking voor een schoon en veilig internet.
Voor Nederland is een belangrijke rol weggelegd, omdat een groot deel van het kinderpornografisch
beeldmateriaal wordt gehost in ons land. Dit zegt niets over de herkomst van het materiaal,
maar feit is dat door het gebruik van de Nederlandse infrastructuur het zich op internet
bevindt. Hiertegen strijd ik met een aanpak die binnen en buiten Europa in het oog
springt. De afgelopen jaren heb ik flink geïnvesteerd in een goede samenwerking met
de hostingbedrijven in de private sector. Ik zie dat deze sector steeds meer zijn
verantwoordelijkheid neemt door actief materiaal van seksueel kindermisbruik van het
internet te bannen. Mijn Nederlandse aanpak kan leiden tot verschuivingseffecten van
bedrijven of beeldmateriaal naar andere lidstaten. Daarom heb ik het belang benadrukt
om in de EU onze krachten te bundelen: want bedrijven die niet of onvoldoende meewerken
aan de bestrijding van online seksueel kindermisbruik moeten overal in Europa op een
stevige aanpak kunnen rekenen.
Aftellen
Op 5 juni jl. heb ik een fictieve zandloper omgedraaid: toen zijn 17 brieven aan hosters
verzonden die in de eerste ranglijst van de monitor van de Technische Universiteit
Delft (TU Delft) voorkomen voor het hosten van kinderporno. Mijn zandloper loopt tot
september, want dan zal de TU Delft haar complete meting in een rapport opleveren.
De bedrijven hebben nu een laatste kans om met maatregelen het aantal meldingen te
doen afnemen en op meldingen accuraat te (gaan) reageren. Daarnaast wordt de komende
maanden verder aan de monitor gebouwd om ook te kunnen gaan bepalen hoe lang hosters
na het ontvangen van een melding van het Meldpunt Kinderporno van het Expertisebureau
Online Kindermisbruik (EOKM) erover doen om materiaal te verwijderen. Het rapport
van de TU Delft zal ik u in september toezenden, waarmee namen en prestaties van bedrijven
publiek worden gemaakt. Daarmee verwacht ik te voldoen aan de motie van de leden Van
Oosten en Buitenweg over een systeem van «naming-and-shaming» van internetondernemers2. Het aftellen is dus begonnen: «naming-and-shaming» voor een hoger doel. Ook dit
heb ik toegelicht in de bijeenkomst van het Europees Parlement.
Succesvolle resultaten Nederlandse HashCheckService
Met verschillende publiek-private acties wil ik een schoner internet realiseren. De
afgelopen periode zijn één voor één ontwikkelde instrumenten in werking gesteld en
daarvan verwacht ik nu de eerste effecten te zien. De HashCheckService is in dit kader
een belangrijk instrument, omdat hostingbedrijven hiermee gratis hun eigen servers
kunnen checken op kinderpornografisch materiaal. In voorgaande brieven3 heb ik u bericht over de bouw en ingebruikname van het instrument. Sindsdien sluit
het EOKM stapsgewijs steeds meer hostingbedrijven aan op deze service. Ook is de HashCheckService
verder uitgebreid met Photo-DNA4, waarmee meer beeldmateriaal kan worden gedetecteerd. De eerste resultaten van de
HashCheckService vindt u terug in onderstaande grafieken en zijn succesvol te noemen.
Het aantal checks dat bedrijven uitvoert neemt toe en bovenal worden duizenden afbeeldingen
gedetecteerd en verwijderd. Er zijn inmiddels in totaal 67 miljoen afbeeldingen gecheckt
en de teller van gedetecteerd kinderpornografisch beeldmateriaal, dat zonder de HashCheckService
niet of (te) laat was gevonden, is de 10.000 gepasseerd. Het succes van onze Nederlandse
HashCheckService bevestigt dat wij gezamenlijk (bedrijfsleven, EOKM, politie, Ministerie
van JenV en alle andere betrokken partners) daadwerkelijk het verschil kunnen maken
in de aanpak van kinderpornografisch materiaal op internet. We moeten en zullen hiermee
verder doorpakken.
Bestuursrechtelijke aanpak
In eerdere brieven5 berichtte ik u over het wetgevingstraject om het ontoegankelijk maken van online
kinderpornografisch materiaal middels het bestuursrecht af te dwingen. In de huidige
fase van dit traject wordt afgewogen bij welk bestuursorgaan deze taak wordt belegd.
Daarnaast is een businesscase opgesteld die onder andere de structurele kosten van
deze aanpak inzichtelijk heeft gemaakt, zodat duidelijk is welke structurele financiering
hiervoor gevonden moet worden.
Met dit wetgevingstraject geef ik invulling aan de motie Van Toorenburg c.s.6, waarin de regering wordt verzocht te bezien of er maatregelen getroffen kunnen worden
zodat internetbedrijven gedwongen worden om mee te werken. Mijn wetsvoorstel zal namelijk
een wettelijke verplichting introduceren om online kinderpornografisch materiaal na
een melding binnen een korte termijn ontoegankelijk te maken. Naleving van deze verplichting
wordt afgedwongen met een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.
De motie van het Lid Van Nispen c.s.7 verzoekt de regering om technieken zoals webcrawlers mogelijk te maken voor het EOKM.
Het bestuursorgaan zal gebruik maken van dit soort technieken om kinderpornografisch
beeldmateriaal te zoeken, met als doel dit ontoegankelijk te maken. In dit kader vind
ik de toepassing van de HashCheckService en andere vergelijkbare technieken geschikt,
gebaseerd op een soort geautomatiseerde meldfunctie, met als doel het gericht schonen
van internet. Daarom heb ik mij op de hoogte gesteld van het innovatieve project LIBRA,
dat het Groningse bedrijf Web-IQ met het EOKM ontwikkelt. Wanneer het wetgevingstraject
in een verder stadium is, ontstaat een scherper beeld van een nieuwe samenwerkingsketen
waarmee we kinderporno in Nederland gaan bestrijden. Ik ben voornemens om aan de hand
van dit scherpere beeld met betrokken ketenpartners verder te gaan overleggen over
hoe de onderlinge samenwerking effectief en efficiënt kan worden vormgegeven en welk
instrumenten bij wie passend is. Zo zal de motie van het Lid Van Nispen c.s. een definitieve
invulling krijgen.
Voorlichting online seksueel grensoverschrijdend gedrag
Om kinderporno tegen te gaan zet ik met twee trajecten in op preventie van slachtoffer-
en daderschap via voorlichting en bewustwordingsacties. Ten eerste wordt samen met
Politie, EOKM en Slachtofferhulp Nederland (SHN) een online campagne gemaakt gericht
op delers en verspreiders van naaktbeelden van minderjarigen. Een stickeractie maakt
deel uit van deze campagne. Met een stickercollectie uitdrukkingen, ook wel emoji
genoemd, kunnen ontvangers van naaktbeelden via apps aangeven dat dergelijke content
ongewenst is en onrechtmatig. Het is de planning om de campagne eind 2020 te lanceren.
Ten tweede ontwikkel ik samen met Rutgers en uitgeverij Young & Connected laagdrempelig
voorlichtingsmateriaal voor kinderen in de leeftijd 8 tot 12 jaar. Rond deze leeftijd
gaan kinderen zich zelfstandig op het internet begeven en kunnen zij ongevraagd geconfronteerd
worden met kinderporno of grooming. Via advertorials en digibordlessen wil ik ze bewust
maken van deze online risico’s. Naar verwachting zal het voorlichtingsmateriaal van
start gaan voor de herfstvakantie van 2020 en lopen via Kidsweek en Samsam. Dit zijn
educatieve tijdschriften voor thuis en op de basisschool, speciaal voor kinderen van
7–12 jaar. Zo kunnen betrokken ouders en docenten samen met kinderen vroegtijdig aan
de slag met dergelijke online risico’s, zoals het Lid Bergkamp ook aangaf tijdens
het mondelinge vragenuur van 23 juni jl. Ook vroeg het Lid Kuiken of vroegtijdige
voorlichting op het gebied van seksualiteit door consultatiebureaus hierbij een passend
initiatief is. Ik zie zelf hier geen één op één relatie, overwegende de leeftijd van
de kinderen, beleving van de ouders daarbij en vaak fragmentarisch contact. Desalniettemin
zal ik bezien welke rol consultatiebureaus in andere trajecten kunnen spelen, bijvoorbeeld
verwijzend naar informatiebronnen.
Sexting: wegwijzer en expertnetwerk
In de voortgangsbrief «aanpak online seksueel kindermisbruik en bestuursrechtelijke
handhaving» van 3 juli 2019 heb ik bericht over de expertmeeting sexting van 26 juni
20198. Daaruit is gebleken dat er veel mooie initiatieven bestaan, die zich richten op
het versterken van de seksuele weerbaarheid van jongeren en de aanpak van grensoverschrijdend
seksueel gedrag. Om deze initiatieven te bundelen, ben ik samen met Halt, Stichting
School en Veiligheid, Rutgers, EOKM en de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gestart met een «Wegwijzer sexting» inclusief
een bijbehorend expertnetwerk. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
(CCV) ondersteunt dit proces, zodat (1) interventies t.a.v. sexting, zowel preventief
als curatief, in een overzicht staan en (2) experts uit de strafrechtketen met experts
uit onderwijs, zorg, en kenniscentra doorlopend inzichten, ervaringen en praktijkvoorbeelden
rondom de aanpak van online ongewenst seksueel gedrag kunnen uitwisselen. Naar verwachting
wordt de wegwijzer bij de start van het nieuwe schooljaar uitgerold.
Aanpak downloaders van kinderporno
In een eerdere brief aan uw Kamer heb ik bericht over het literatuuronderzoek naar
downloaders van kinderporno en de bijeenkomst met rechercheurs, gespecialiseerd in
de opsporing van kinderporno, gericht op het preventief tegengaan en frustreren van
downloaden. Hieruit blijkt dat o.a. het opwerpen van barrières, afschrikken en hulpverlening
kunnen bijdragen aan het (opnieuw) voorkomen van het downloaden van kinderporno. In
navolging daarop vinden er op dit moment gesprekken met private partijen plaats om
te verkennen wat technische maatregelen kunnen zijn om het downloaden van kinderporno
tegen te gaan. Daarnaast wordt een onderzoek uitgezet om advies in te winnen over
de haalbaarheid van het versturen van een waarschuwingsbrief naar het adres van een
downloader.
De komende tijd zal een uitwerking plaatsvinden van de in uw Kamer aangenomen motie
om samen met het EOKM te bezien wat er nodig is om de bereikbaarheid van «Stop It
Now!» te verbeteren, zodat downloaders en personen met seksuele gevoelens voor minderjarigen
altijd kunnen worden doorgeleid naar specialistische hulp. Het Lid Van der Graaf vroeg
hiernaar in de Plenaire Vergadering van dinsdag 23 jl. Ik zie een verband tussen deze
motie en de toen ook gestelde vraag het Lid Van den Berghe, om de financiering van
geanonimiseerde hulpverlening en anonieme chatfuncties te bespreken. Ik zal dit daarom
waar mogelijk in samenhang met elkaar bezien en zoals toegezegd ook bespreken met
betrokken partijen uit bovengenoemde «Wegwijzer sexting».
Hulpverlening slachtoffers online seksueel kindermisbruik
Het lid van Nispen (SP) heeft tijdens het VAO Zeden van 12 februari 2020 (Handelingen
II 2019/20, nr. 53, item 3) gevraagd of het voorkomt dat slachtoffers van online kindermisbruik tegenstrijdige
adviezen krijgen en of het klopt dat duidelijke richtlijnen ontbreken voor welke hulp
in welke gevallen passend zou zijn. Ik wil u laten weten dat ik in overleg ga met
onder andere de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen,
het EOKM), Centra Seksueel Geweld en Slachtofferhulp Nederland. Ik wil daarbij bezien
waar slachtoffers van online seksueel kindermisbruik terecht kunnen. Voor het einde
van dit jaar zal ik u hierover een terugkoppeling geven.
Pedohandboek
Zoals ik uw Kamer heb bericht in mijn brief van 12 mei jl. over de start van de consultatie
over het voorontwerp van een wet seksuele misdrijven9, zal in de komende tijd uitwerking plaatsvinden van de in uw Kamer aangenomen motie
tot strafbaarstelling van het in bezit hebben van teksten met advies en/of richtlijnen
over het seksueel misbruiken van kinderen. Het gaat hier om de strafbaarstelling van
instructief materiaal met betrekking tot het seksueel misbruiken van kinderen, vaak
«pedohandboek» genoemd.
Toezeggingen Algemeen Overleg Zeden
Op 18 december 2019 vond een Algemeen Overleg over Zeden plaats (Kamerstuk 34 843, nr. 40), waar ik heb toegezegd om met Openbaar Ministerie, politie en Reclassering over
Indigo nader overleg te hebben. Dit mede naar aanleiding van een gepubliceerd onderzoeksrapport
over de Indigo afdoening van Politie en Wetenschap. Ik ben hierover nog in overleg
met genoemde organisaties en zal u daarover na het zomerreces informeren.
Tevens heeft in genoemd Algemeen Overleg mijn collega Minister voor Rechtsbescherming
toegezegd om uw Kamer voor de zomer 2020 te informeren over de instructies/protocollen
qua op te leggen reisbeperkingen ingeval van (reclassering)toezicht. In verband met
de coronacrisis is dit vertraagd, naar verwachting zal mijn collega uw Kamer eind
2020 informeren.
Onderzoek seksueel kindermisbruik veroordeelde zedendaders
In het VAO Kinderporno en kindermisbruik van 13 maart 2019 (Handelingen II 2018/19,
nr. 62, item 11) zijn twee moties ingediend, door het lid Kuiken (PvdA) en het lid Van Toorenburg
(CDA)10. Beide moties roepen op tot het verder beperken van reisbewegingen van veroordeelde
kindermisbruikers door het intrekken van een paspoort. Mijn collega Minister voor
Rechtsbescherming heeft toegezegd een internationaal onderzoek te laten uitvoeren.
Inmiddels heeft het WODC aangegeven dit onderzoek te willen gaan starten: «Rechtsvergelijking
maatregelen: seksueel misbruik minderjarigen door veroordeelde zedendelinquenten».
Liaison Officer kindersekstoerisme
Vanaf november 2019 is een strategische flexibele Liaison Officer kindersekstoersime
binnen de politie aangesteld om de bestrijding van seksueel kindermisbruik, onder
andere middels versteviging van de internationale (politie)samenwerking, te bevorderen.
Campagne Don’t Look Away en www.meldkindersekstoerisme.nl
In de zomer van 2019 heeft de social mediacampagne Don’t Look Away plaats gevonden.
Deze campagne had tot doel (zaken)reizigers bewust te maken van het fenomeen van internationaal
seksueel misbruik van kinderen (kindersekstoerisme) en de mogelijkheden om daarvan
melding te maken op www.meldkindersekstoerisme.nl. De campagne is gecoördineerd door Defence for Children-ECPAT. Bij de campagne betrokken
organisaties waren de ANVR, verschillende touroperators11, kinderrechtenorganisaties12, de politie, het Openbaar Ministerie, de Koninklijke Marechaussee, de Nationaal Rapporteur
Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
In de bijlage vindt u een korte uiteenzetting van de meldingen die in 2019 zijn gedaan13.
In de periode dat deze campagne draaide heb ik in een tweet opgeroepen vermoedens
van seksueel misbruik in het buitenland altijd te melden: «Wij zijn de ogen en oren
van de Nederlandse politie als het gaat om misbruik van kinderen in het buitenland.
Zie je iets verdachts? Meld het! #DontLookAway.» De tweet14 werd begeleid door een video over het werk van politie en OM in hun strijd tegen
seksueel kindermisbruik in het buitenland.
Afsluitend
Er lopen veel acties om online seksueel kindermisbruik en kindersekstoerisme aan te
pakken. Maar er is ook nog veel te doen. Al eerder heb ik u gemeld dat dit een complex
traject is, van de lange adem. We behalen successen in deze strijd, stap
voor stap. U kunt ervan op aan dat ik hierin persisteer, stapsgewijs en gedreven,
want de aanhouder wint.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid