Brief regering : Aanpassingen beleid PFAS
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 115 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2020
In deze brief geef ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, een
toelichting op de voorgenomen aanpassingen in het tijdelijk handelingskader (THK)
voor PFAS dat ik u eind 2019 heb gestuurd1 en de vervolgstappen naar het definitief handelingskader (DHK).
Mijn beleid is gericht op het beschermen van milieu en gezondheid en het voorkomen
dat een verdere verspreiding plaatsvindt van PFAS, die nu als diffuse verontreiniging
in het milieu voorkomt. Binnen deze kaders wil ik mede op basis van wetenschappelijk
onderzoek de redelijke ruimte benutten voor het toepassen van PFAS houdende grond
en baggerspecie die milieuverantwoord kan worden geboden.
Sinds eind vorig jaar is samen met medeoverheden en partners in de Taskforce hard
verder gewerkt aan het analyseren van resterende knelpunten en verkennen van mogelijkheden
voor grondverzet en baggerwerkzaamheden. Gelijktijdig heb ik onderzoeksinstellingen
de opdracht gegeven om te onderzoeken of en hoe de bescherming van mens en milieu
voldoende kan worden gewaarborgd bij het bieden van ruimte in het toepassen van PFAS-houdende
grond en baggerspecie. Zoals besproken met uw Kamer, was er met name behoefte om in
beeld te brengen welke ruimte verantwoord kon worden geboden voor de toepassing van
grond in oppervlaktewater en de toepassing van grond en baggerspecie in diepe plassen.
Hiermee geef ik invulling aan een tweetal moties van uw Kamer.2 Op basis van deze inspanningen kan ik na overleg met de mede overheden en de sector
het handelingskader op deze belangrijke punten verder aanpassen.
Samengevat zal ik op de volgende punten een aanpassing van het THK doorvoeren:
1. Grond in oppervlaktewater. Uitgebreid onderzoek van RIVM en Deltares van de voorbije
maanden laat zien dat er wat betreft uitlooggedrag geen verschil is tussen grond en
baggerspecie bij het toepassen in oppervlaktewater. Voor de toepassing van PFAS-houdende
grond in oppervlaktewater zullen dezelfde toepassingswaarden in het THK worden opgenomen
als voor baggerspecie. Hiermee kan een ruimere toepassingswaarde dan de bepalingsgrens
worden aangehouden.
2. Vrijliggende diepe plassen. Deltares heeft in beeld gebracht in welke mate PFAS overal
in Nederland wordt aangetroffen in baggerspecie in de regionale wateren. De concentraties
verschillen substantieel van de concentraties in de Rijkswateren. Daarom wil ik naast
de herverontreinigingswaarde voor Rijkswateren, een aparte landelijke toepassingswaarde
hanteren voor de vrijliggende diepe plassen en diepe plassen die liggen in regionale
wateren. Dit betekent dat ook voor deze plassen handelingsperspectief ontstaat om
PFAS houdende grond en baggerspecie toe te passen.
3. Landelijke achtergrondwaarde van PFAS in grond. Het RIVM heeft middels aanvullende
metingen en onderzoek laten zien in welke mate PFAS over Nederland verspreid wordt
aangetroffen op verschillende dieptes in de grond. Een goed onderbouwde achtergrondwaarde
is hiermee beschikbaar. De achtergrondwaarde speelt een belangrijke rol bij het beoordelen
of grond toegepast kan worden op de landbodem buiten stedelijk gebied en andere relatief
onbelaste gebieden. Deze nieuwe achtergrondwaarde ligt hoger dan de tijdelijke waarde
die tot dusver in het THK was opgenomen. Dat betekent dat er meer toepassingsruimte
ontstaat.
Naast deze voorgenomen aanpassingen in het THK kan verantwoord ruimte worden geboden
aan toepassing van baggerspecie in niet-vrijliggende plassen en in de grondreiniging:
– In plassen die in open verbinding staan met een rijkswater wordt een beoordelingsmethodiek
ontwikkeld ter ondersteuning van gebiedsspecifiek beleid. Deze methodiek zal worden
vastgelegd in een beleidsregel.
– Niet-reinigbaarheidsverklaring voor zand. Middels proefreinigingen is vastgesteld
tot welke gehalten PFAS-reiniging voldoende effectief is. Zandgrond met waardes daarboven
komt in aanmerking voor een verklaring van niet-reinigbaarheid. Hiermee wordt duidelijkheid
geboden over welke PFAS-houdende zandgrond kan worden gereinigd, en boven welk PFAS-gehalte
stort wordt toegestaan.
– Lozing van PFAS-houdend afvalwater. De Taskforce heeft een botsproef uitgevoerd met
PFAS-houdende afvalstromen. Op basis hiervan kunnen grondbanken en grondreinigers
voortaan gebruik maken van uniforme voorwaarden die de bevoegde gezagen hebben opgesteld
voor de beoordeling van een lozing van PFAS-houdend afvalwater. Zij zijn niet meer
aangewezen op een individuele beoordeling door het bevoegd gezag en hiermee is dit
knelpunt voor grondbanken en reinigers opgelost.
Onderstaand licht ik de voorgenomen aanpassingen in het THK en de vervolgstappen naar
het DHK nader toe.
Aanpassingen tijdelijk handelingskader (THK)
De voorgenomen aanpassingen in het THK zijn vervat in een tabel in bijlage 1. Het
aangepaste THK zal spoedig aan uw Kamer worden aangeboden. Onderstaand volgt een toelichting
per punt.
1. Grond in oppervlaktewater
Het in het THK aanhouden van de bepalingsgrens voor het toepassen van PFAS-houdende
grond in diepe plassen werd gezien als belangrijk resterend knelpunt. Het was nog
onduidelijk hoe PFAS uitloogt uit de grond bij toepassingen in oppervlaktewater. Mede
naar aanleiding van de gewijzigde motie van de leden Von Martels en Ziengs3 heb ik opdracht gegeven aan het RIVM en Deltares om onderzoek te verrichten naar
het gedrag van PFAS in grond en baggerspecie bij toepassing onder water. Daartoe is
in de voorbije periode intensief bemonsterd en vervolgens middels laboratoriumonderzoek
in beeld gebracht of, hoe en met welk tempo deze stoffen uitlogen in water. Dit onderzoek
van het RIVM en Deltares laat nu zien dat er voor wat betreft het uiteindelijke uitlooggedrag
van PFAS geen verschil is tussen grond en baggerspecie.
Daarmee is duidelijk dat het verantwoord is om voor het toepassen van grond in oppervlaktewater
dezelfde toepassingswaarde voor PFAS aan te houden als voor baggerspecie. Dit is een
belangrijke vereenvoudiging van het THK waarmee ruimte ontstaat voor het toepassen
van grond in de vrijliggende plassen en in de diepe plassen die in open verbinding
staan met rijkswateren, waar al PFAS-houdende baggerspecie in mag worden toegepast.
Hiermee geef ik tevens invulling aan de gewijzigde motie van de leden Van Haga en
Von Martels4 waarin zij mij verzochten zo spoedig mogelijk meer ruimte voor verantwoorde toepassingen
van grond in niet-vrijliggende diepe plassen en van grond en baggerspecie in vrijliggende
diepe plassen mogelijk te maken, zodat de sector de werkzaamheden op korte termijn
kan hervatten en de financiële schade hiermee kan beperken.
Tevens kan grond voortaan worden toegepast in een ander oppervlaktelichaam, niet zijnde
een diepe plas, bijvoorbeeld in een ophoging of kadewerk. Belangrijk is en blijft
hierbij dat eerst wordt vastgesteld – net als voor de andere genormeerde stoffen –
dat de kwaliteit van grond of baggerspecie die wordt toegepast vergelijkbaar of schoner
is dan de kwaliteit van de ontvangende waterbodem. De kwaliteit van de toe te passen
grond en baggerspecie moet daarbij tenminste voldoen aan de toepassingswaarde zoals
genoemd in het THK. Deze behoedzame aanpak geeft voldoende bescherming zodat het effect
op de waterkwaliteit niet per toepassing hoeft te worden vastgesteld. Op die manier
zorgen we ervoor dat de kwaliteit in deze gebieden niet achteruit gaat.
2. Vrijliggende diepe plassen
In het THK van 1 december 2019 kon nog geen landelijke toepassingswaarde worden opgenomen
voor vrijliggende diepe plassen; alleen met gebiedsspecifiek beleid was dit mogelijk.
Het onderzoek naar de achtergrondwaarden van het RIVM brengt scherp in beeld in welke
mate PFAS over heel Nederland verspreid wordt aangetroffen. Ik heb Deltares gevraagd
om gelijktijdig de kwaliteit van de baggerspecie in de regionale wateren in beeld
te brengen.
Regulier wordt voor toepassing van grond en baggerspecie in de regionale wateren gebruik
gemaakt van het herverontreinigingsniveau van de Rijntakken (HVN). Om een beter beeld
te krijgen van de verspreiding van PFAS heb ik, gelet op de zorgen rondom PFAS, Deltares
gevraagd om extra onderzoek te doen naar de concentraties van bagger uit regionale
wateren. Uit dat rapport blijkt dat er substantiële verschillen zijn, met name voor
PFOS. Het rapport van Deltares schetst twee verschillende opties op basis van deze
analyse voor een regionale waarde: namelijk één uniforme toepassingswaarde (zoals
voor bodem en rijkswateren is vastgesteld), of een verdere differentiatie van toepassingswaarden.
Gezien de zorgen over PFAS en het ontwikkelde kennisniveau, heb ik de voor en nadelen
uitgebreid besproken met decentrale overheden en de sector. Na weging van alle inbreng,
waarbij de posities op punten uiteenlopen, kies ik op dit moment voor de voorzichtige
(P80) uniforme regionale waarde. Dit zowel in het licht van de zorgen over PFAS als
zorgen over de werking van de grondmarkt. Aangezien verdere differentiatie naar regio
en stoffen potentieel consequenties heeft voor het bodemstelsel wil ik dit eerst nader
onderzoeken en doordenken op consequenties voor het stoffennormeringsstelsel als geheel
richting vaststelling van het DHK.
Uit het rapport van Deltares blijkt dat in bepaalde delen van Nederland (Rijn West)
de waarden boven de voorgestelde uniforme regionale toepassingswaarde liggen. Dit
betekent dat er in deze gebieden door de aanpassing van het THK nog niet direct ruimte
ontstaat voor het bergen van alle bagger uit het gebied in diepe plassen. Net als
voor de achtergrondwaarden voor de landbodem geldt voor de waterbodem dat regionaal
een hogere waarde kan worden vastgesteld. Ik heb met de Unie van Waterschappen afgesproken
dat wij waar nodig de waterschappen maximaal zullen ondersteunen bij het vaststellen
van een regionale hogere toepassingswaarde. Deltares heeft aangegeven heel snel advieswaarden
te kunnen leveren aan de betreffende waterschappen. Ook heb ik met de Unie van Waterschappen
afgesproken om met kennis en kunde maximaal te ondersteunen in het proces, zodat zij
zo spoedig mogelijk op een verantwoorde manier deze hogere gebiedsspecifieke toepassingswaarde
kunnen vaststellen.
In de gesprekken heeft IPO bijzondere aandacht gevraagd voor de uitloging naar grondwater.
Met voorgestelde toepassingswaarde kies ik hier voor een zogenaamde P80 waarde die
behoedzamer is dan de landelijke HVN. Dit houdt in dat 80% van alle waarnemingen beneden
of gelijk zijn aan de gegeven waarde. Deze waarde is zodanig laag dat de kans dat
hiermee verslechtering zal optreden klein is. Met de partijen heb ik afgesproken dat
richting het vaststellen van het DHK extra onderzoek wordt gedaan naar uitloging naar
grondwater en de relatie met de KRW doelstellingen, zodat de resultaten kunnen worden
betrokken bij besluitvorming. Afgesproken is om samen met alle betrokkenen de opdracht
aan RIVM te formuleren. Voorts zullen met de partijen afspraken worden gemaakt over
monitoring van het grondwater, waar dat nodig wordt geacht. IPO vroeg ook specifiek
aandacht voor de grondwaterbeschermingsgebieden. Ik hecht er waarde aan om te benadrukken
dat voor deze gebieden een extra zorg in acht wordt genomen. Deze normen voor grond
of bagger gelden niet voor diepe plassen die in de nabijheid liggen van een kwetsbaar
object. Hieronder wordt o.a. verstaan een via de provinciale omgevingsverordening
aangewezen waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied of een winput voor de openbare
drinkwatervoorziening. In de handreiking voor de herinrichting van diepe plassen is
een toetsingskader opgenomen, voor de boordeling van de beïnvloeding van een kwetsbaar
object.
3. Landelijke achtergrondwaarde
In november 2019 had het RIVM op basis van beschikbare data een tijdelijke, landelijke
achtergrondwaarde afgeleid. Een achtergrondwaarde geeft aan hoeveel er van een stof
verspreid over Nederland in de bodem zit. Als een partij grond een lagere concentratie
PFAS heeft dan de achtergrondwaarde, dan kan deze zonder belemmeringen worden gebruikt.
Deze nieuwe achtergrondwaarde kan na actualisatie van het THK voor heel Nederland
worden toegepast, tenzij is of wordt voorzien in gebiedsspecifiek beleid. Dit kan
lokaal meer ruimte bieden. Voor het aanpassen van de lokale maximale waarde voor PFAS
houdende grond en baggerspecie kunnen gemeenten of waterbeheerders dit jaar de versnelde
besluitvormingsprocedure gebruiken om hun bodemkwaliteitskaarten versneld aan te passen5.
Het RIVM heeft onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van 29 PFAS-verbindingen
in de Nederlandse bodem. In totaal zijn hiervoor 200 locaties bemonsterd. De 100 locaties
die in landbouw of natuurgebied liggen,
waarvan kan worden aangenomen dat deze niet zijn beïnvloed door specifieke puntbronnen
van bodemvervuiling, zijn uiteindelijk gebruikt voor de vaststelling van de waarde.
Door de zorgvuldige wijze van kiezen en bemonsteren van de locaties is een dataset
van hoge kwaliteit verkregen. Hierdoor kan de onzekerheidsmarge die in 2019 nog werd
gehanteerd worden verkleind naar de gebruikelijke wijze van het berekenen van een
achtergrondwaarde. De nieuwe achtergrondwaarde is daarmee voor PFAS 1,4 ug/kg en voor
PFOA 1,9 ug/kg en valt daardoor hoger uit dan de huidige voorlopige waarde, maar blijft
wel nog onder de risicogrenzen die eerder zijn vastgesteld. De afgeleide achtergrondwaarde
is daarmee ook veilig bij ieder bodemgebruik. Hiermee geef ik tevens invulling aan
de motie van het lid Von Martels c.s. die mij verzocht in overleg met het RIVM, te
bezien of er ruimte was om op verantwoorde wijze de bandbreedte die gehanteerd wordt
ten aanzien van de onzekerheid van de resultaten te verkleinen6.
Overige ontwikkelingen
Naast bovenstaande aanpassingen in het THK geven de resultaten van de pilots diepe
plassen onder begeleiding van een expertteam van Deltares, RIVM en WUR zicht op de
redelijke ruimte waarmee stappen kunnen worden gezet voor het verruimd toepassen van
PFAS-houdende grond en baggerspecie in plassen die in open verbinding staan met een
rijkswater.
Plassen die in open verbinding staan met een rijkswater
Er is een beoordelingsmethodiek in ontwikkeling ter ondersteuning van de mogelijkheid
om gebiedsspecifiek beleid vast te stellen voor het toepassen van PFAS-houdende grond
en baggerspecie in diepe plassen die in open verbinding staan met een rijkswater.
De verwachting is dat middels gebiedsspecifiek beleid baggerspecie en grond kunnen
worden toegepast met hogere waarden aan PFAS dan het herverontreinigingssniveau. Met
de beoordelingsmethodiek kan de invloed van een verondieping op de grondwater- en
oppervlaktewaterkwaliteit worden beoordeeld. De methodiek wordt ontwikkeld met behulp
van drie uitgevoerde pilots. Deze pilots bevinden zich in een afrondende fase. Hiermee
kan extra ruimte ontstaan voor het toepassen van PFAS houdende grond en baggerspecie.
Deze methodiek zal vervolgens worden vastgelegd in een beleidsregel. Daarnaast wordt
momenteel onderzocht of deze methodiek ook kan worden toegepast op vrijliggende diepe
plassen.
Reinigbaarheid en niet reinigbaarheidsverklaring PFAS houdende grond
Voor PFAS-houdende zandgrond onder respectievelijk 60 ug/kg voor PFOS, 140 ug/kg voor
PFOA en 60 ug/kg voor andere PFAS-verbindingen is er perspectief op extractieve reiniging.
Dit blijkt uit de resultaten van enkele proefreinigingen die in het voorjaar van 2020
door grondreinigers zijn uitgevoerd. Ik ben blij met het perspectief dat deze ontwikkeling
biedt om deze stoffen op termijn te kunnen verwijderen uit onze leefomgeving. Tegelijkertijd
is daarbij de kanttekening dat voor een brede toepassing aanvullende proeven nodig
zijn. Ik blijf deze ontwikkelingen volgen en ondersteun waar nodig en mogelijk met
kennis en expertise.
Uit de resultaten van de proefreinigingen blijkt dat reiniging van PFAS-houdende zandgrond
in gehalten boven respectievelijk 60 ug/kg voor PFOS, 140 ug/kg voor PFOA en 60 ug/kg
voor andere PFAS-verbindingen voorlopig niet mogelijk is. Dit betekent dat partijen
met hogere PFAS-gehalten in aanmerking komen voor een verklaring van niet-reinigbaarheid.
De toepassingswaarden zijn gebaseerd op de toepassingswaarden uit het THK PFAS en
het maximaal te behalen reinigingsrendement. Rijkswaterstaat (Bodem+) verleent voor
deze partijen vanaf mei 2020 een verklaring van niet-reinigbaarheid, mits volledig
en correct onderzocht. Voor klei- en veengrond die met PFAS verontreinigd is boven
de toepassingswaarden uit het THK, werden al verklaringen van niet-reinigbaarheid
verleend om te storten.
Lozing afvalwater
De Taskforce heeft een zogenoemde botsproef uitgevoerd voor de grondreinigers, grondbanken
en stortplaatsen. Het doel van de botsproef was het doorlopen van het bestaande waterbeleid
met praktijkcasussen om een representatief beeld te krijgen van de PFAS-houdende afvalwaterstromen
afkomstig van grondbanken en grondreinigers en de consequenties die dat met zich brengt.
Op basis van de resultaten van de botsproef is een advies opgesteld om te gaan werken
met uniforme voorwaarden die bevoegde gezagen kunnen gebruiken om een afweging te
maken voor het toestaan van lozingen van PFAS-houdend afvalwater. Daardoor is voor
PFAS-houdende afvalwaterstromen afkomstig van grondbanken en grondreinigers, indien
een bevoegd gezag besluit hiervan gebruik maakt, geen individuele beoordeling meer
nodig. Door het hanteren van uniforme voorwaarden kunnen grondbanken en grondreinigers
rekenen op een meer voortvarende behandeling van hun aanvraag voor een lozingsvergunning
van PFAS-houdend afvalwater en is, zoals ik heb toegezegd in de Kamerbrief van april7, dit knelpunt opgelost. Voor stortplaatsen is een individuele beoordeling wel noodzakelijk.
Ook hier faciliteert de Taskforce met een individueel advies aan alle operationele
stortplaatsen in Nederland. De uitkomsten van beide processen krijgen een plek in
het Nationaal Samenwerkingsprogramma PFAS in water. Over dit samenwerkingsprogramma
bent u geïnformeerd via de Kamerbrief voor het AO Water van 22 juni8.
Vervolgproces
Samenwerking
De Taskforce PFAS heeft de afgelopen negen maanden belangrijk werk geleverd in de
aanpak van een aantal urgente knelpunten in de uitvoering van het THK. In de Taskforce
zijn de koepels van het bedrijfsleven en IPO, VNG, UVW, Omgevingsdienst NL en het
Ministerie van IenW vertegenwoordigd. Ten aanzien van de meeste knelpunten zijn nu
maatregelen gerealiseerd en de lopende opdracht aan de Taskforce komt in juli a.s.
tot een einde. Ik wil bij deze alle betrokken partijen bedanken voor de inzet en samenwerking
in de Taskforce. Dit betekent geen einde aan de samenwerking. De focus verschuift
nu van het oplossen van de concrete problemen naar het samenwerken aan structurele
verbetering van het stelsel.
Om voor het vervolgtraject te borgen dat zowel overheden als bedrijven in een vroeg
stadium een beeld hebben van de mogelijke consequenties van voorgenomen beleid op
de uitvoeringspraktijk ben ik voornemens om de Taskforce door te laten groeien naar
een structureel uitvoeringsoverleg. Hiervoor wordt een nieuwe opdracht geformuleerd
waarop de bemensing en de werkwijze wordt afgestemd. Dit overleg zal de komende weken
worden ingericht.
Daarnaast is een breed stakeholderoverleg waarin koepels van bedrijfsleven, natuur-,
milieu- en gezondheidsorganisaties, en onafhankelijke wetenschappelijke experts zijn
vertegenwoordigd ingesteld. Dit overleg is erop gericht om bij het opstellen van de
voorstellen voor nieuwe normen/regelgeving zicht te krijgen op alle belangen, aspecten
en zorgen die spelen met betrekking tot het voorgenomen beleid.
De opgebouwde samenwerking in de Taskforce en het stakeholdersoverleg geeft invulling
aan mijn wens om alle partijen en de private sector structureel te blijven betrekken
bij de ontwikkeling van het DHK en de algemene methodiek voor niet-genormeerde stoffen.
Proces richting definitief handelingskader(DHK) en wettelijke verankering
Met de aanpassing van het THK zet ik nu een belangrijke tussenstap richting het DHK
waarmee PFAS kan worden ingepast in de bestaande bodemregels. In het najaar komen
nog relevante onderzoeksresultaten beschikbaar:
– Advies RIVM interventiewaarden voor de bodem (in relatie tot sanering) voor provincies
en gemeenten. Dit zal worden verwerkt in het DHK.
– Advies RIVM over mogelijkheid implementeren risicogrenzen PFAS om een beter beeld
te krijgen van de belasting voor grondwater van het gebruik van PFAS houdende grond
op het land.
– Advies Deltares naar aanleiding van nieuwe data voor veilig toepassen grond en baggerspecie
in zout en zoet water. Naar aanleiding van dit aanvullend onderzoek wordt de HVN vastgesteld
voor het DHK.
– Daarnaast zal ik met de andere overheden en de sector bezien welke extra onderzoeken
nodig zijn om op een verantwoorde wijze tot een voldragen DHK te komen. Zo zal ik
in overleg met de andere overheden en de sector een nader onderzoek uitzetten, welke
normen mogelijk en verantwoord zijn voor diepe plassen gezien de bescherming van het
grondwater.
Mocht blijken dat er ergens een sanering van bodem of grondwater nodig en mogelijk
is, dan zal ik samen met de medeoverheden de consequenties daarvan meenemen in het
kader van de gesprekken over de bodemafspraken na 2020. Belangrijke stap is dat aan
het einde van het jaar de resultaten van de inventarisatie van de aandachtslocaties
(zogenaamde hotspots) beschikbaar komen samen met de uitkomsten van het onderzoek
naar de interventiewaarden.
Zoals is toegezegd en ter invulling van een motie van uw Kamer9 zal eind 2020 een conceptversie van het DHK beschikbaar zijn. Het DHK vormt de basis
voor de aanpassing van Regeling bodemkwaliteit, die begin 2021 ter consultatie zal
worden aangeboden. Daarna worden nog verdere verplichte stappen in het wetgevingsproces
gezet. De aangepaste Regeling bodemkwaliteit zal naar verwachting voorjaar 2021 in
werking kunnen treden. Als de conceptversie van het DHK voor de praktijk nog een belangrijke
wijziging is voor het handelingsperspectief kan, in overleg met alle betrokkenen worden
besloten om de conceptversie van het DHK als een geactualiseerd tijdelijk handelingskader
uit te brengen. Daarbij zal nadrukkelijk worden meegewogen of een extra tussentijdse
bijstelling voor partijen in de praktijk uitvoerbaar is. Op deze wijze zorg ik voor
een gedragen en werkbare regelgeving die nauw aansluit bij de behoefte van de praktijk
en waarbij bescherming van mens en milieu is gewaarborgd.
Daarnaast werk ik aan een algemene methodiek voor de omgang met niet-genormeerde stoffen
in bodem en ondergrond en een integrale, samenhangende beleidsaanpak door de keten
(grondstoffen, producten, afvalstoffen en circulariteit) die alle substantiële risico’s
van stoffen adresseert en afwenteling naar andere milieucompartimenten of onderdelen
in de keten voorkomt. Ik zal u hier later dit jaar nader over informeren.
De aandacht voor diepe plassen is niet alleen gerelateerd aan PFAS. Er zijn al langer
zorgen over het verondiepen van diepe plassen die o.a. hebben geleid tot een voorstel
tot aanpassen van de procedures. Zoals ik u hebt aangekondigd in het notaoverleg van
12 mei, ga ik samen met de betrokken overheden de komende maanden een botsproef uitvoeren.
Hierin gaan we zowel kijken naar visie, planvorming en vergunningverlening als naar
toezicht en handhaving.
Bij het publiceren van het aangepaste THK zal ik zorgen voor een duidelijke communicatie
richting alle betrokken partijen. Dit zal o.a. bestaan uit informatiesessies en informatie
op de website van RWS/Bodemplus.
Tot slot
Met deze aanpassingen bieden we op verantwoorde wijze voor mens en milieu meer ruimte
voor grond en baggerverzet. PFAS is en blijft een zeer zorgwekkende stof. Dat deze
diffuus en overal in ons land aanwezig is, betekent dat er vanuit het principe dat
we vervuiling niet verspreiden naar schone grond rekening kunnen houden met een hogere
achtergrondconcentratie. Het toont echter ook aan hoe deze stof, die niet of nauwelijks
vanzelf afbreekt in de natuur, zich geleidelijk kan ophopen in het water en de bodem.
Dit is daarmee niet alleen slecht voor mens en milieu, maar ook voor toekomstige generaties.
Naast het beschermen van mens en milieu, blijf ik daarom in Europees verband werken
aan het uitbannen van dergelijke stoffen uit producten.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Bijlage 1
In onderstaande tabel zijn de aanpassingen in het THK op een rij gezet.
Toepassingssituatie
Toepassingswaarde was (μg/kg d.s.)
Toepassingswaarde wordt (μg/kg d.s.)
Grond en baggerspecie toepassen op de bodem
Klasse landbouw/natuur (=achtergrondwaarde)
PFAS = 0,8
PFOS = 0,9
PFAS = 1,4
PFOA = 1,9
Grond en baggerspecie toepassen in oppervlaktewater
Het toepassen in een ander oppervlaktewaterlichaam uitgezonderd de diepe plas1:
• verspreiden van baggerspecie (bij niet-sedimentdelende oppervlaktewaterlichamen)
en
• het toepassen van baggerspecie en grond in ophogingen in waterbouwkundige constructies.
Bepalingsgrens
Grond en baggerspecie:
Rijkswater: PFAS = 0,8
PFOS = 3,7
Anders: PFAS = 0,8
PFOS = 1,1
Toepassen in niet-vrijliggende diepe plassen die in open verbinding staan met een
rijkswater2
Alleen baggerspecie:
PFAS = 0,8
PFOS = 3,7
Grond en bagger:
PFAS = 0,8
PFOS = 3,7
Toepassen in vrijliggende diepe plassen en niet-vrijliggende plassen aan niet-rijkswater2, 3
Bepalingsgrens
Grond en baggerspecie
PFAS = 0,8
PFOS = 1,1
X Noot
1
De kwaliteit van grond of baggerspecie die wordt toegepast moet vergelijkbaar of schoner
zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.
X Noot
2
Alleen indien in de nabijheid van de diepe plas geen kwetsbaar object is gelegen.
Hiervoor is een toetsingskader opgenomen in de Handreiking voor de herinrichting van
diepe plassen.
X Noot
3
Voor plassen waar nog geen verondieping heeft plaatsgevonden, kan niet van de toepassingswaarde
in de tabel worden uitgegaan. In deze gevallen zal het waterschap een uitvoerige afweging
moeten maken of deze verondieping gewenst is en welke voorwaarden hieraan moeten worden
gesteld. Hierbij moet op basis van de zorgplichten zelf worden bepaald welke kwaliteit
grond en baggerspecie verantwoord kan worden toegepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat