Brief regering : Landenbeleid Guinee
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2639
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2020
Inleiding
Op 1 mei 2020 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw thematisch ambtsbericht
uitgebracht over Guinee. In dit ambtsbericht wordt de praktijk van vrouwelijke genitale
verminking en de situatie van (alleenstaande) minderjarigen in Guinee beschreven.
Het ambtsbericht actualiseert de informatie over die onderwerpen uit het eerder verschenen
algemeen ambtsbericht over Guinee uit 2014. Het huidige ambtsbericht beslaat de periode
van juli 2014 tot en met april 2020. De informatie uit het ambtsbericht is voor mij
reden om het landgebonden asielbeleid voor Guinee op enkele punten aan te passen dan
wel te verduidelijken.
Om de voorgestelde wijzigingen inzichtelijk te maken wordt hieronder eerst uiteengezet
wat het huidige beleid t.a.v Guinee is op de te wijzigen punten:
Huidige beleid
In het huidige landgebonden asielbeleid Guinee is, voor zover thans relevant, neergelegd
dat de IND in ieder geval voor de volgende categorieën aanneemt dat het niet mogelijk
is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen:
– vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor geweldpleging;
– vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor genitale verminking.
Dit beleid houdt in dat de IND bij voornoemde categorieën vrouwen in beginsel overgaat
tot het verlenen van een asielvergunning, tenzij er individuele omstandigheden zijn
waaruit blijkt dat de vrouw zich in Guinee aan geweldpleging of genitale verminking
kan onttrekken.
In het huidige landenbeleid staan geen bijzonderheden vermeld met betrekking tot de
aanwezigheid in Guinee van een vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf
C2/3.4 Vc 2000.
Met betrekking tot adequate opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's)
is neergelegd dat voor Guinee in ieder geval geldt dat:
– algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en
– de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.
Geweldpleging
Het ambtsbericht geeft aanleiding om het beleid ten aanzien van geweldpleging uit
te breiden.
Uit het ambtsbericht blijkt dat vrouwen die zich zelfstandig verplaatsen of zich elders
vestigen dan hun gebied van herkomst in Guinee risico’s lopen op seksueel geweld:
uit verschillende passages van het ambtsbericht blijkt dat een vrouw die zelfstandig
woont en/of alleenstaand is wordt aangezien voor prostituee.
Daarnaast is mishandeling van kinderen volgens het ambtsbericht een veelvoorkomende
vorm van geweld in Guinee. De meeste gevallen van geweld tegen kinderen worden door
families genegeerd of op gemeenschapsniveau opgelost. In het ambtsbericht staat verder
dat minderjarige slachtoffers van geweld volgens het VN-comité voor de rechten van
het kind onvoldoende toegang hebben tot het rechtssysteem, met name in gevallen van
seksueel geweld. Dit zou te maken hebben met stigmatisering, onvoldoende kennis en
begrip van judiciële procedures, bemiddeling en invloed door ouders en/of publieke
of religieuze personen. De VN heeft, volgens het ambtsbericht, aangegeven ernstig
bezorgd te zijn over de beperkte bescherming en assistentie die de Guineese overheid
biedt aan minderjarige slachtoffers van geweld. Het is mogelijk om aangifte te doen
van geweld, maar dit wordt alleen in extreme gevallen gedaan. Ook is er sprake van
een lage mate van onderzoek en vervolging van daders. De relevante politieonderdelen
die zouden moeten optreden tegen (huiselijk) geweld hebben beperkte materiële, financiële
en menselijke middelen en corruptie komt voor. Uit het ambtsbericht blijkt dat rechtsbijstand
niet bestaat in Guinee, en dat, afgezien van de regio Conakry, weinig tot geen advocaten
beschikbaar zijn om minderjarigen en volwassenen die slachtoffer zijn van geweld bij
te staan.
Aan de informatie uit het ambtsbericht verbind ik de conclusie dat het voor minderjarigen
die te vrezen hebben voor geweld, net als voor vrouwen, niet mogelijk is de bescherming
van de autoriteiten of internationale organisaties te krijgen. De Vc 2000 wordt daarom
aangepast om aan te geven dat het beleid over geweldpleging in Guinee ook van toepassing
is op minderjarigen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor geweldpleging.
Tevens wordt in de Vc 2000 verduidelijkt dat onder geweldpleging ook seksuele geweldpleging
wordt verstaan.
Genitale verminking
Het ambtsbericht geeft geen aanleiding tot een inhoudelijke beleidswijziging met betrekking
tot genitale verminking. Wel zal in de Vc 2000 verduidelijkt worden dat het beleid
ook geldt voor «minderjarige» vrouwen. Uit het ambtsbericht blijkt dat de praktijk
van genitale verminking in Guinee in de verslagperiode niet is afgenomen en dat genitale
verminking nog steeds een wijdverbreid gebruik is, dat voorkomt onder vrijwel alle
etnische en religieuze groepen en in alle regio’s van Guinee. Zowel op het platteland
als in de grote steden ligt het percentage besneden vrouwen rond de 95%.1 De druk vanuit de familie en de gemeenschap om dochters te laten besnijden is volgens het ambtsbericht hoog. Alleen in zeer
uitzonderlijke situaties is het voor (minderjarige) vrouwen mogelijk om zich eraan
te onttrekken. Gelet op de gemiddeld jonge leeftijd waarop vrouwenbesnijdenis plaatsvindt
(tussen de 9 en 14 jaar), wordt in het geldende beleid, om eventuele onduidelijkheden
in het toepassingsbereik weg te nemen en om recht te doen aan de praktijk, expliciet
opgenomen dat het ook geldt voor minderjarige vrouwen. Deze precisering zal gelet
op de staande uitvoeringspraktijk niet leiden tot een uitbreiding van de groep die
zich hierop kan beroepen, omdat dit beleid nu ook al van toepassing wordt geacht op
minderjarige vrouwen.
Binnenlands beschermingsalternatief
Omdat uit het ambtsbericht blijkt dat de praktijk van genitale verminking en de aanwezigheid
van (seksuele) geweldpleging in Guinee wijdverbreid zijn en het alleen in uitzonderlijke
gevallen voorkomt dat iemand zich daaraan kan onttrekken of daartegen beschermd kan
worden, wordt ook het beleid over het binnenlands beschermingsalternatief gewijzigd.
In de Vc 2000 wordt aangegeven dat de IND voor Guinee geen binnenlands beschermingsalternatief
aanneemt als is geconcludeerd dat de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor genitale
verminking of (seksuele) geweldpleging, tenzij uit het individuele dossier blijkt
dat de vreemdeling zich elders kan vestigen.
Adequate opvang voor amv’s
Het ambtsbericht geeft aanleiding om het beleid, dat in Guinee geen adequate opvangvoorziening
aanwezig is, te wijzigen.
Bij het bewerkstelligen van terugkeer van amv's, is het een voorwaarde dat in het
land van herkomst sprake dient te zijn van adequate opvang (omschreven in paragraaf
B8/6.1 van de Vc 2000). De DT&V tracht eerst om de amv te herenigen met zijn ouder(s),
familieleden tot in de vierde graad, of een meerderjarige waarvan uit feiten en omstandigheden
is gebleken dat hij/zij adequate opvang kan bieden. Als dat niet lukt wordt bekeken
of opvang mogelijk is in een adequate opvangvoorziening. De opvangvoorziening dient
in ieder geval naar lokale maatstaven het volgende te bieden:
– onderdak tot de leeftijd van 18 jaar, of tot het moment dat de minderjarige kan worden
opgevangen door zijn eigen familie;
– beschikbaarheid van voedsel, kleding en hygiëne;
– toegang tot onderwijsvoorzieningen; en,
– aanwezigheid van medische verzorging.
De groep Guineese amv's voor wie terugkeer aan de orde is, is een relatief groot deel
van de amv-caseload van de DT&V (Guinee is een top-5 herkomstland). Doordat in het
huidige asielbeleid voor Guinee staat dat algemene opvangvoorzieningen voor amv's
niet beschikbaar en/of toereikend zijn, is het in de praktijk niet mogelijk voor de
DT&V om aan terugkeer van Guineese amv’s te werken als er geen contact gelegd kan
worden met familie, of als de familie weigert mee te werken aan terugkeer.
Uit het ambtsbericht blijkt echter dat La Maison du Bonheur, een opvanghuis in de regio Conakry, als adequate opvang kan worden aangemerkt. Het opvanghuis
wordt gerund door een Franse organisatie en biedt op twee locaties onderdak aan zo'n
70 kinderen, die om uiteenlopende redenen niet door hun familie kunnen worden opgevangen.
Het opvanghuis voor kinderen vanaf 4 jaar, waar ongeveer 60 kinderen verblijven, heeft vier
slaapzalen voor de kinderen, met elk een eigen kleine badkamer met sanitaire voorzieningen.
De kinderen krijgen drie maaltijden per dag. Elk kind heeft zijn eigen kleding. Daarnaast
hebben de schoolgaande kinderen vanaf zeven jaar een schooluniform. Kinderen onder
de zeven jaar krijgen onderwijs in een leslokaal op het terrein van het opvanghuis,
de oudere kinderen gaan naar een privéschool in de buurt. Het opvanghuis beschikt over een thuisapotheek met basismedicijnen. In het geval dat een doktersbezoek
aangewezen is, hebben de kinderen toegang tot een eerste lijn zorgpost in de wijk
en een kliniek in Conakry. Volgens drie verschillende bronnen van het ambtsbericht
zijn de leefomstandigheden in de Maison du Bonheur naar lokale maatstaven goed te
noemen.
Gelet op de informatie uit het ambtsbericht, wordt in de Vc 2000 opgenomen dat in Guinee een adequate opvangvoorziening in de zin van paragraaf B8/6.1 van
de Vc 2000 aanwezig is. Met deze beleidswijziging wordt het voor de DT&V mogelijk
om, als terugkeer naar familie niet mogelijk blijkt te zijn, te bezien of opvang in
la Maison du Bonheur wel mogelijk is. De DT&V zal in elke individuele zaak waar feitelijke
terugkeer aan de orde is, bekijken of er op dat moment ook daadwerkelijk plek is in
het opvanghuis.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid