Brief regering : Stand van zaken adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers en toezeggingen op het terrein van de rechtspositie van politieke ambtsdragers
28 479 Rechtspositie van politieke ambtsdragers
Nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2020
In een eerdere reactie op het schriftelijk verzoek van de voorzitter van de commissie
Binnenlandse Zaken van 21 januari 2020 om u te informeren over de stand van zaken
met betrekking tot het adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers, heb ik
u bericht dat het wetsvoorstel nog in beraad was (Kamerstuk 28 479, nr. 82). Inmiddels kan ik u melden dat het wetsvoorstel op korte termijn zal worden aangeboden
aan de Tweede Kamer.
In het kabinetsstandpunt over het ROB-advies «Voor de publieke zaak» heb ik een onderzoek
aangekondigd naar de vergoeding voor Statenleden en algemeen bestuursleden van de
waterschappen. Ik heb toegezegd uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek te zullen
informeren (Kamerstuk 35 000 VII, nr. 88). Het onderzoeksrapport van SEO stuur ik met deze brief aan uw Kamer1. Het is mijn bedoeling de uitkomsten van het onderzoek ter advisering voor te leggen
aan het nog in te stellen adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers. Na ommekomst
van dit advies zal het kabinet een standpunt over de vergoeding van Staten- en AB-leden
innemen.
In de brief van 9 januari 2020 is aangekondigd u te informeren over de uitkomsten
van het onderzoek naar de uitstroomkansen politieke ambtsdragers (Kamerstuk 28 479, nr. 78). Dit onderzoek concentreert zich op gewezen wethouders omdat de ervaring leert dat
wethouders meer problemen ondervinden in het vinden van passend werk na hun bestuursperiode
dan andere politieke ambtsdragers. De Rapportage onderzoek arbeidsparticipatie voormalig wethouders van onderzoeksbureau EMMA stuur ik met deze brief aan uw Kamer2.
In deze rapportage wordt geconstateerd dat het voor veel voormalig wethouders lastig
is om weer aan werk te komen. Een belangrijke oorzaak is de perceptie van die potentiële
werkgevers: zij zien voor hun organisatie niet de toegevoegde waarde van een ex-wethouder
omdat zij niet of nauwelijks een beeld hebben wat een wethouder doet tijdens zijn/haar
ambtsperiode en wat hij/zij daardoor kan betekenen voor hun organisatie. Daarbij is
niet behulpzaam dat veel wethouders tijdens hun ambt nauwelijks tijd en ruimte hebben
of nemen om te investeren in hun duurzame inzetbaarheid en het vinden van werk na
deze periode. De Wethoudersvereniging ontwikkelt daarom momenteel een zogenoemd «Bestuurlijk
Ontwikkelplan», waarmee wethouders al vroeg tijdens hun politieke loopbaan worden
gestimuleerd om actief aan hun loopbaan te werken.
Wat betreft het imago van wethouders en de onbekendheid bij werkgevers wat een wethouder doet en kan, doen de onderzoekers een aantal interessante
voorstellen dat goed past in de huidige campagne van de Wethoudersvereniging, ondersteund
door mijn ministerie, «Trots op het ambt». Ook zie ik mogelijkheden in het kader van
de onderzoeksagenda waarmee ik samen met de Wethouders-vereniging inzichten vergaar
over de verdere ontwikkeling van het wethouders-ambt. Hierover bent u eerder geïnformeerd
in de Kamerbrief van 4 maart jl. als reactie op het Wethoudersonderzoek 2019 (Kamerstuk
35 300 B, nr. 16).
Wat betreft het werken aan de eigen duurzame inzetbaarheid tijdens het ambt is het
al mogelijk gemaakt dat de kosten van loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende
activiteiten ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. De oproep van de onderzoekers
dat de gemeenteraad meer moet beseffen dat er ook ruimte moet bestaan voor de persoonlijke
ontwikkeling van de wethouder, neem ik ter harte. Dat principe wil ik samen met de
beroepsverenigingen uitdragen. De suggestie voor een professionaliseringsfonds bekijk
ik in samenhang met de bovengenoemde onderzoeksagenda voor het ambt van wethouder.
De onderzoekers constateren ook dat de politieke partijen een grotere rol mogen en
moeten spelen ten aanzien van wethouders. De politieke partijen focussen zich vaak
met name op de selectie van potentiële wethouders en zouden ook een rol kunnen vervullen
tijdens het ambt en in een goede begeleiding als de bestuursperiode voorbij is. Ik
ga hierover in gesprek met de bestuurdersverenigingen van de politieke partijen.
In de eerdergenoemde brief van 9 januari 2020 (Kamerstuk 28 479, nr. 78) is ook aandacht gevraagd voor de in het kader van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers (Appa) toen nog lopende proef Erkenning van verworven competenties (EVC).
Deze proef is uitgevoerd in nauwe samenwerking met zeven re-integratiebureaus, het
Nationaal Kenniscentrum EVC, twee EVC-bureaus, de Wethoudersvereniging en de uitvoeringsorganisaties
Appa. Onlangs is de proef succesvol afgerond waarin twintig Appa-gerechtigden zijn
begeleid en beoordeeld via een EVC-procedure. Negentien van hen hebben een vakbekwaamheidsbewijs
en/of een competentiebewijs ontvangen. Het ging om uitkeringsgerechtigden die op zoek
waren naar een baan buiten de politiek, nadat zij meer dan één bestuursperiode een
politiek ambt hadden bekleed. Zij hadden, vaak doordat zij al jong de politiek in
waren gegaan, geen of een lage startkwalificatie, maar intussen in het ambt wel veel
kennis en ervaring opgedaan. Een EVC maakt die beschikbare kennis en ervaring inzichtelijk
en toetsbaar doordat die worden afgezet tegen erkende standaarden. Omdat er geen officieel
onderwijsdiploma wordt afgegeven, heet dit de arbeidsmarktroute.
Alle partijen betrokken bij de proef zien de meerwaarde van EVC voor de Appa, vooral
voor mensen waarvan het opleidingsniveau niet meer aansluit bij de inmiddels opgedane
bestuurlijke competenties. Geconcludeerd werd dat deelnemers na de EVC-procedure anders
en met meer zelfverzekerdheid naar zichzelf en de eigen positie op de arbeidsmarkt
zijn gaan kijken. De reflectie op het eigen functioneren leidde tot meer zelfinzicht
en meer zelfvertrouwen. Dat bleek te helpen bij de presentatie tijdens sollicitaties.
Een andere conclusie was dat het aanbeveling verdient om dit instrument al in te zetten
tijdens het ambt. Er is dan namelijk eenvoudiger over de vereiste documentatie te
beschikken dan naderhand als uitkeringsgerechtigde.
Op basis van de huidige wet- en regelgeving kan een EVC-traject worden vergoed door
het overheidsorgaan, zowel tijdens het ambt als tijdens de Appa-uitkering. De inzet
van dit instrument tijdens de uitkeringsperiode is verzekerd, nu de meeste bij de
Appa betrokken re-integratiebureaus hebben aangegeven EVC te willen blijven inzetten.
Wat betreft het gebruik tijdens het ambt zal ik hiervoor aandacht vragen in circulaires
en wat betreft wethouders in het kader van bovengenoemde plannen om die meer te laten
investeren in hun duurzame inzetbaarheid en het vinden van werk na hun ambtsperiode.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties