Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen, gedaan tijdens het algemeen overleg over Medisch Zorglandschap JZOJP van 28 november 2019 en 6 februari 2020
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 264
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2020
Middels deze brief wil ik u op de hoogte stellen van de wijze waarop de toezeggingen
die gedaan zijn tijdens het AO Medisch Zorglandschap/JZOJP van 28 november 2019 (Kamerstuk
32 620, nr. 246) en de voortzetting daarvan op 6 februari 2020 (Kamerstuk 32 620, nr. 260) nagekomen zullen worden, alsmede de wijze waarop de aangenomen moties die zijn ingediend
tijdens het bijbehorende VAO van 4 maart 2020 (Handelingen II 201920, nr. 59, item
10) zullen worden uitgevoerd.
Motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 32 620, nr. 249); spreekt uit dat zorgverzekeraars hun zorgplicht moeten nakomen zodat verzekerden
altijd een huisarts hebben.
Aangenomen moties
Ik vind het belangrijk dat huisartsenzorg voor iedereen toegankelijk is. Wanneer individuele
patiënten geen huisarts kunnen vinden, kunnen zij zich richten tot hun zorgverzekeraar.
De zorgverzekeraar heeft zorgplicht. De zorgplicht richt zich op de verplichting om
ervoor te zorgen dat een verzekerde de zorg krijgt waar hij behoefte aan en wettelijk
aanspraak op heeft. Het gaat hierbij om zowel de inhoud en omvang van de zorg als
om de kwaliteit, tijdigheid en bereikbaarheid. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
ziet toe op deze toegankelijkheid van zorg en de zorgplicht van zorgverzekeraars.
De signalen dat het niet in alle gevallen lukt om tijdig een huisarts te vinden zijn
mij bekend. In de regio’s waar nu al knelpunten worden ervaren, verwacht ik dat het
voor zorgverzekeraars steeds meer zal vragen om aan de zorgplicht te voldoen. De NZa
ziet dat zorgverzekeraars voor hun regio’s werk maken van de toegankelijkheid van
huisartsenzorg. Mede vanwege de belangrijke poortwachtersfunctie van de huisarts en
ondersteunend personeel in de huisartsenpraktijk (doktersassistente, POH) in het zorgstelsel
en het belang om daar op tijd terecht te kunnen, tonen zorgverzekeraars inzet om de
zorgplicht na te leven.
Om de huisartsenzorg in Nederland voor iedereen toegankelijk te krijgen is inzet van
alle betrokken partijen nodig. Dit kunnen zorgverzekeraars voor de regio’s waar zij
preferent zijn niet alleen. Ook de inzet van zorgaanbieders is noodzakelijk om deze
zorg toegankelijk te houden. Het is belangrijk dat partijen weten wat ze van elkaar
mogen en kunnen verwachten. Daarom wordt er door Zorgverzekeraars Nederland (ZN) gewerkt
aan een concretisering van wat kan worden verwacht van de zorgverzekeraar in relatie
tot deze problematiek, in afstemming met de NZa. De NZa heeft er vertrouwen in dat
er uiteindelijk scherpe, ambitieuze en realistische verwachtingen tot stand komen.
Van de zorgaanbieders en overige partijen in de regio verwacht ik dat zij meewerken
en zich samen met de zorgverzekeraar inspannen om tot oplossingen te komen.
Bovendien is structureel inzicht in de ernst van en mogelijke oplossingsrichtingen
voor de problematiek nodig, en daarom wordt er landelijk gekeken naar de mogelijke
disbalans in vraag en aanbod van huisartsenzorg in regio’s. In april 2019 heb ik u
mede namens de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) een plan van aanpak gestuurd
om balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg te bevorderen (Kamerstuk 33 578, nr. 63). Speerpunten in het plan van aanpak richten zich op landelijk voldoende huisartsen
en ondersteunend personeel opleiden, huisartsen ondersteunen bij de inzet van taakherschikking
en meer aandacht binnen de opleiding voor praktijkhouderschap.
Veranderingen in de arbeidsmarktsituatie vinden niet plaats van de ene op de andere
dag. In veel regio’s zijn verschillende activiteiten opgezet en vinden er tussen de
betrokken partijen regionale overleggen plaats. Om het succes te vergroten van de
inzet in verschillende regio’s, gaan VWS en LHV met medewerking van een bureau regio’s
in om ondersteuning te bieden en regio’s te helpen de toegankelijkheid van huisartsenzorg
voor de zowel de korte als lange termijn op het gewenste niveau te krijgen. De regionale
urgentie van de problematiek en de wijze waarop ondersteuning kan worden geboden wordt
momenteel in kaart gebracht.
Gewijzigde motie van de leden Sazias en Veldman ter vervanging van die gedrukt onder
Kamerstuk 32 620, nr. 252 (Kamerstuk 32 620, nr. 256); verzoekt de regering, in overleg met zorgverzekeraars te bevorderen dat informatie
over welk ziekenhuis het beste is voor welke ingreep toegankelijker en gemakkelijker
vindbaar wordt.
Het Ministerie van VWS verkent momenteel met ZN de mogelijkheden om te bevorderen
dat informatie over welk ziekenhuis het beste is voor welke ingreep toegankelijker
en gemakkelijker vindbaar wordt en in welke mate zorgverzekeraars die rol nu al hebben
opgepakt. Ik ga ervan uit dat ik uw Kamer hierover in het derde of vierde kwartaal
van dit jaar nader kan informeren.
Motie van de leden Bergkamp en Veldman (Kamerstuk 32 620, nr. 255); verzoekt de regering, in gesprek te treden met de zorgverzekeraars, zorgkantoren,
ziekenhuizen en andere aanbieders van tijdelijk verblijf om te bezien welke capaciteit
en financieringswijze voor het tijdelijk verblijf nu en in de toekomst nodig is, en
de Kamer daar voor de zomer van 2020 over te informeren.
Tijdelijk verblijf wordt vanuit drie stelsels gefinancierd. Dat hoeft geen probleem
te zijn als regionaal goede afspraken gemaakt kunnen worden door de drie partijen
(zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten) over benodigde capaciteit en hoe de
bekostiging voor de zorgaanbieders zo slim mogelijk te organiseren. Mijn collega,
de Minister van VWS, heeft al eerder aangegeven een bijdrage te willen leveren in
het verbeteren van de werking binnen en tussen de stelsels. Ik ga daarom met partijen
in gesprek over de gewenste financieringswijze van tijdelijk verblijf in de toekomst
en of de acties die ik hierop al in gang gezet heb voldoende zijn. Daarbij agendeer
ik ook, in afstemming met de NZa, toegankelijkheid en capaciteit van tijdelijk verblijf
als onderdeel van de zorgketen. De opgedane ervaringen in de aanpak van de covidzorg en de rapportage van de NZa over de toegankelijkheid
en de capaciteit van het eerstelijnsverblijf vormen hiervoor de basis. In verband
met de coronacrisis zal dit gesprek na het zomerreces plaatsvinden. De Minister van
VWS informeert u hierover in de voortgangsrapportage van programma Langer Thuis, conform
de motie Bergkamp en Veldman1.
Motie van het lid Veldman (Kamerstuk 32 620, nr. 253); verzoekt de regering, te bevorderen dat bij het opstellen van de regiobeelden ook
in kaart gebracht wordt welke zorg voorkomen, verplaatst of vervangen kan worden,
zodat regio’s bij een veranderend zorglandschap in kaart hebben welke zorg behouden
moet blijven en welke zorg op een andere manier georganiseerd kan worden.
In het VAO van 4 maart 2020 heeft de heer Veldman (VVD) verzocht te bevorderen dat
bij het opstellen van de regiobeelden ook in kaart wordt gebracht welke zorg voorkomen,
verplaatst of vervangen kan worden, zodat regio’s bij een veranderd zorglandschap
in kaart hebben welke zorg behouden moet blijven en welke zorg op een andere manier
georganiseerd kan worden. In de voortgangsrapportage over de Juiste Zorg op de Juiste
Plek die voor het AO cure wordt verzonden aan uw Kamer, kom ik terug op deze motie.
Toezeggingen
Naar aanleiding van de vragen van Kamerlid Bergkamp (D66) en Van den Berg (CDA) om
uw Kamer een resultaat aan te bieden van het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik
en een inhoudelijke reactie hierop te geven, wil ik u hierbij graag informeren dat ik u nog voor de zomer een brief zal sturen
over de voortgang van de Hoofdlijnenakkoorden, waarin ik een terugkoppeling hierover
zal geven.
Naar aanleiding van de vraag om uitgebreider in te gaan op de punten en voorbeelden
uit het boekje «Patiënt tussen wal en schip» van Het roer moet om en een reactie te
geven op de petitie, meld ik u dat mijn ambtsvoorganger dit in een brief aan uw Kamer van 31 januari2 reeds heeft gedaan.
De commissie heeft mijn ambtsvoorganger gevraagd om uw Kamer in het voorjaar een nota
toe te sturen over de MedTech-agenda. De Nationale Agenda MedTech zal concrete acties voor de komende jaren omvatten op
het terrein van kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg met medische
technologie en hulpmiddelen. De agenda stond voor eerder dit jaar gepland, maar de
COVID-19 crisis heeft de agenda in een nieuw perspectief geplaatst, o.a. als het gaat
over de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen. Samen met de sector wil VWS lessen
trekken uit de crisis en deze meenemen in het verder vormgeven van de acties in de
Nationale Agenda. De verwachting is dat de agenda in het najaar gereed zal zijn.
Naar aanleiding van de vraag van Kamerlid Van den Berg (CDA), om schriftelijk terugkoppeling
te geven van de gesprekken die ik met de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC)
heb gevoerd over het beleid en de wet- en regelgeving ten aanzien van ablaties
met betrekking tot de introductie van minder complexe vormen van ablaties bij ziekenhuizen
zonder hartchirurgie, meld ik u graag het volgende. In de huidige wet- en regelgeving (Wet op bijzondere
medische verrichtingen, Wbmv) is de voorwaarde gesteld dat ablaties alleen mogen worden
uitgevoerd in ziekenhuizen waar hartchirurgie aanwezig is. Afgelopen december heeft
mijn ambtsvoorganger een gesprek gevoerd met de NVVC over de vraag of deze voorwaarde
nog steeds noodzakelijk is, ook voor minder complexe vormen van ablaties. Ook heeft
hij de NVVC gevraagd wat het perspectief is voor patiënten die wachten op een ablatie,
gelet op de wachttijden bij een aantal hartcentra.
De NVVC geeft aan dat het te vroeg is om de wet- en regelgeving voor ablaties te wijzigen.
Er is nog onvoldoende duidelijk wat de risico’s zijn voor de patiëntveiligheid en
de noodzaak van hartchirurgische back-up bij verschillende vormen van ablaties. De
NVVC laat op dit moment een onderzoek uitvoeren naar de complicatie- en mortaliteitsgegevens
uit de Nederlandse Hartregistratie (NHR), dat de gewenste duidelijkheid moet bieden.
De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting medio 2021 beschikbaar. In de
tussentijd acht de NVVC het niet verantwoord om de voorwaarde van hartchirurgische
back-up los te laten. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) onderschrijft dit
en benadrukt het belang van zorgvuldigheid. Verder geeft de NVVC aan dat de behandelcapaciteit
bij de hartcentra zowel landelijk als regionaal voldoende is om aan de zorgvraag te
voldoen en er geen directe noodzaak is om het aantal ablatiecentra uit te breiden.
Bij enkele hartcentra is de wachttijd weliswaar langer dan gewenst, maar gezien de
kortere wachttijden bij de andere centra moeten die het kunnen opvangen. Voor patiënten
kan dit soms betekenen dat zij moeten worden verwezen naar een ander hartcentrum in
of buiten de regio. De veiligheid en kwaliteit van de zorg wegen zeker bij dit soort
complexe ingrepen echter zwaarder dan een kortere reisafstand. Overigens heeft het
ziekenhuis waar het knelpunt het grootst is inmiddels afspraken gemaakt met de zorgverzekeraar
over het uitbreiden van de behandelcapaciteit, zodat op termijn minder patiënten naar
andere hartcentra hoeven te worden verwezen.
Gezien de onduidelijkheid over de veiligheid van ablaties ben ik van mening dat het
niet verantwoord is om de wet- en regelgeving te verruimen en daarbij onderscheid
te maken tussen hoog- en laagcomplexe ablaties. Ik wacht eerst de resultaten van het
onderzoek van de NVVC af en zal dan bezien of het mogelijk en ook noodzakelijk is
om het aantal ablatiecentra uit te breiden. Vooralsnog houd ik echter vast aan de
voorwaarde van hartchirurgische back-up en blijven ablaties voorbehouden aan de hartcentra.
In april 2020 kan ik uw Kamer meer kwantitatief inzicht geven over de verschuivingen
op basis van de beweging de Juiste Zorg Op de Juiste Plek naar aanleiding van de evaluatie
door het RIVM.
De lerende evaluatie naar de Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP) die het RIVM uitvoert
heeft als doel om partijen, of dit nu lokaal, regionaal of landelijk is, te stimuleren,
te ondersteunen en te inspireren om de beweging naar de JZOJP verder te brengen door
inzicht te geven in de ontwikkelingen en ervaringen. Het gaat bij de JZOJP om een
beweging die al enige tijd gaande is, ook voordat de term JZOJP werd gebruikt. Een
feitelijk nulmeting kan daarom niet worden uitgevoerd. Wel zal de evaluatie de ontwikkelingen
in het vervangen, verplaatsen en voorkomen van zorg en het functioneren van mensen
in beeld brengen. De gegevensverzameling beslaat voor zover mogelijk/beschikbaar de
gehele looptijd van de evaluatie (2019–2023). Ik zal u voor de zomer nog informeren
over het plan van aanpak van deze evaluatie. Het is op dit moment helaas nog te vroeg
om op basis van deze evaluatie inzicht te verschaffen in de verschuivingen naar de
Juiste Zorg op de Juiste Plek. Later dit jaar zal ik u informeren over de eerste inzichten.
Voor de zomer van 2020 wordt bij het verschijnen van de contourennota uw Kamer nader
geïnformeerd over de financiering van preventie en worden ingegaan op de elementen
om het vak huisarts aantrekkelijk te houden
In de begroting van VWS voor 2020 (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 2) is aangekondigd dat het kabinet een Contourennota zal uitbrengen over de organiseerbaarheid
en toekomstbestendigheid van onze gezondheidszorg. De planning was erop gericht dat
het kabinet de Contourennota voor de zomer naar uw Kamer zou sturen. Vanwege de Coronacrisis
is dit echter geen realistisch scenario en is de planning nu gericht op het uitbrengen
van de Contourennota in het najaar van 2020.
Mijn ambtsvoorganger heeft toegezegd in het eerste kwartaal van 2020 aan uw Kamer
een schets aan te bieden over de acute zorg. Deze Houtskoolschets Acute Zorg heeft enige vertraging opgelopen door de coronacrisis,
maar zal ik uw Kamer nog voor het zomerreces toesturen.
Ik zal na het verschijnen van het rapport «De aangekondigde ondergang» van de Commissie
van Manen met een gebundelde reactie komen.
Ik streef ernaar om de gebundelde beleidsreactie op de tot dusver verschenen rapporten
over de faillissementen van het MC Slotervaart en MC IJsselmeerziekenhuizen (waaronder
commissie Van Manen) voor het AO cure aan uw Kamer toe te zenden.
Voor de zomer zal ik uw Kamer nader informeren over het versterken van de zorgbemiddeling
Alle zorgverzekeraars hebben speciale afdelingen waar verzekerden terecht kunnen voor
zorgadvies en zorgbemiddeling. Om de bekendheid van het werk van deze afdelingen te
vergroten heeft ZN – in samenwerking met de individuele zorgverzekeraars – begin dit
jaar het platform «»MijnZorgverzekeraar.nl»» gelanceerd. Op deze website kunnen verzekerden
en verwijzers de contactgegevens van de zorgadviesafdelingen van de verschillende
zorgverzekeraars terugvinden. Dit vind ik een goed initiatief. Ik ben met ZN in overleg
om te bepalen of aanvullend hierop nog andere acties nodig zijn om de positie van
het platform verder te versterken en de bekendheid van zorgadvies en zorgbemiddeling
door zorgverzekeraars te vergroten.
De toezegging dat de Kamer een terugkoppeling ontvangt over het honorarium van medische
specialisten in het kader van een nadere duiding van het bedrag van drie ton, zal worden meegenomen in de brief over het bevorderen van gelijkgerichtheid die
ik u na de zomer stuur. Naast navraag bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
(NVZ), zal ik voornamelijk bij de Federatie Medisch Specialisten (FMS) dit nagaan.
Het betrekken van de uitkomsteninformatie bij het samen beslissen zal ik in het tweede
of derde kwartaal van 2020 op terugkomen. Ook zal ik voor de zomer van 2020 uw Kamer
informeren over de voortgang van de ziektelast uitkomsteninformatie.
In het Hoofdlijnenakkoord Medisch-Specialistische Zorg 2019–2022 (MSZ) (Kamerstuk
29 248, nr. 311) heb ik met partijen uit de MSZ de ambitie vastgelegd om in 2022 voor ruim 50% van
de ziektelast te komen tot uitkomstinformatie die er voor patiënten toe doet. Deze
uitkomstinformatie moet te gebruiken zijn (i) door zorgprofessionals om de kwaliteit
van hun handelen verder te verbeteren, (ii) door patiënten om een betere keuze te
kunnen maken voor een spreekkamer en voor het samen met de behandelaar beslissen over
de behandelkeuzes in die spreekkamer en (iii) door zorgbestuurders en zorgverzekeraars
voor het organiseren en belonen van zorg rond uitkomsten. Deze ambitie wordt uitgewerkt
het programma Uitkomstgerichte Zorg. Zoals toegezegd was mijn voornemen u deze zomer
een tweede voortgangsrapportage van dit programma te sturen. Door de COVID-19 crisis
treedt echter vertraging op in het programma. Het programma wordt in nauwe samenwerking
met alle betrokken partijen in de medisch-specialistische zorg uitgevoerd. Deze partijen
hebben de afgelopen maanden ontzettend veel energie gestopt in het bestrijden van
de COVID-19 crisis. En doen dat nog steeds. Daarnaast wordt door diezelfde partijen
nu en de komende maanden hard gewerkt aan het (her)opstarten van de reguliere zorg.
Gezien de bestaande onzekerheden in het verloop van de crisis en daarmee voor de inzet
van partijen in dit programma, ligt een voortgangsrapportage Uitkomstgerichte Zorg
op dit moment niet in de rede. Ik streef ernaar om u na de zomer (uiterlijk vierde
kwartaal van 2020) nader te informeren.
De Minister verwacht de evaluatie van de ambulancepost op Urk in februari 2020.
Op 13 maart 2020 heeft mijn ambtsvoorganger u het evaluatierapport over de extra ambulance
op Urk aangeboden3, zoals aan de heer van der Staaij (SGP) in het Algemeen Overleg Medisch Zorglandschap
van 28 november 2019 was toegezegd. In de procedurevergadering op 12 mei 2020 heeft
de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) besloten mij
te verzoeken om op korte termijn tot een besluit te komen over de ambulancepost op
Urk en uw Kamer hierover te informeren. Bij deze kom ik tegemoet aan uw verzoek.
Allereerst wil ik mijn dank uitspreken richting de (medewerkers van de) Regionale
Ambulancevoorziening (RAV) Flevoland en zorgverzekeraars Zilveren Kruis en VGZ voor
hun aanhoudende inzet waarmee continu voldoende goede ambulancezorg in de regio Flevoland
is gerealiseerd. Direct na het wegvallen van de MC IJsselmeerziekenhuizen is er extra
ambulancecapaciteit ingezet om de ontstane langere rijtijd naar de ziekenhuizen buiten
de regio op te vangen. Daarnaast hebben zij vanaf 2 januari 2019 gezorgd voor een
extra ambulance die 24/7 beschikbaar is op Urk.
De onafhankelijke evaluatie4 is primair bedoeld voor het lokaal overleg tussen de RAV Flevoland en de zorgverzekeraars
Zilveren Kruis en VGZ. De adviezen zijn dan ook aan hen gericht. Zij rapporteren vervolgens
op basis van deze evaluatie aan de Zorgtafel Flevoland. De evaluatie heeft duidelijkheid
gegeven over de continuïteit van de extra ambulancecapaciteit; hier was in de regio
voor velen behoefte aan.
Ambulance Urk structureel ingezet
De RAV Flevoland en zorgverzekeraars Zilveren Kruis en VGZ hebben mij laten weten
dat de adviezen met betrekking tot de ambulancecapaciteit worden opgevolgd en de ambulance
op Urk structureel zal worden ingezet volgens de voorgestelde schuifregels5.
Hiermee houdt Urk een ambulancepost die zwaar telt in de schuifregels vanwege de langere
rijtijd naar het ziekenhuis en wordt daarmee beschikbaar voor een grotere groep inwoners
van cluster Noord. Zo wordt ook tegemoet gekomen aan het belang dat een professionele
afweging ten grondslag moet liggen aan de inzet van een ambulance. Die afweging ligt
bij de meldkamer centralisten die het overzicht hebben en de per definitie schaarse
ambulancecapaciteit goed moeten toewijzen over de regio. Ik ben het met de RAV Flevoland
eens dat «toewijzing van ambulances over het gebied boven alles een professionele
basis moet kennen».
Dit neemt niet weg dat de extra ambulancecapaciteit leegloopuren kent. In 2019 is
in Flevoland met alle extra ingezette ambulances een extra beschikbaarheid gerealiseerd
van 26.200 uur. Hiervan is circa 3.000 uur besteed aan daadwerkelijk patiëntencontact.6 Zoveel uur beschikbaar moeten zijn met relatief weinig patiëntencontact kan leiden
tot motivatie verlies bij de ambulancezorgprofessionals. Het is daarom goed dat in
de evaluatie ook advies is gegeven om te onderzoeken of de extra capaciteit alternatief
kan worden ingezet, zonder daarmee de beschikbaarheid van het ambulancepersoneel in
geval van een melding in gevaar te brengen. In relatie tot dit advies werken de huisartsenpost
van Medrie en de RAV aan de gezamenlijke inzet van Verpleegkundig Specialisten. Ook
een project zorgcoördinatie, waarvan de start dit najaar is gepland, beoogt betere
zorg en efficiënte inzet van ambulancepersoneel.
De adviezen met betrekking tot de ambulancecapaciteit hebben ook nog een technisch
aspect, daar waar het gaat om de aansluiting bij de capaciteitsberekening van het
Landelijk Referentiekader Spreiding & Beschikbaarheid Ambulancezorg 2020 (referentiekader)
en de geconstateerde krapte voor Flevoland door een beperkte meervoudige dekking in
de capaciteitsberekening. Dit najaar wordt door het RIVM het referentiekader 2020
doorgerekend met de ambulanceritstatistieken van 2019. Hieruit zal blijken hoe de
uitbreiding van de capaciteit in Flevoland in 2019 zijn weerslag vindt in de capaciteitsberekening
van het referentiekader 2020. Daarnaast is in het actieplan ambulancezorg afgesproken
om te onderzoeken of het huidige referentiekader kan worden verbeterd, onder andere
op het punt van de enkele en meervoudige dekking. Het onderzoek van het RIVM is afgerond
en zal spoedig, samen met een besluit over een verbeterd referentiekader, aan uw Kamer
worden aangeboden. Ongeacht of de berekende capaciteit in het referentiekader 2020
voor Flevoland uitkomt op de geadviseerde en gewenste 254 diensten, is het goed om
te benoemen dat in de beleidsregels van de NZa voor de ambulancezorg de mogelijkheid
bestaat om onder voorwaarden extra capaciteit te contracteren.7
In het voorjaar van 2020 zal ik uw Kamer informeren over de voortgang die is gemaakt
met het overleg aan de zorgtafel in Flevoland.
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd zou ik u nader informeren over de voortgang van de
Zorgtafel Flevoland. In Flevoland werken zorgverleners, patiëntenorganisaties, brancheorganisaties,
gemeenten, provincie en zorgverzekeraars sinds 2019 intensief samen aan goede en toegankelijke
zorg op de juiste plaats voor de inwoners van de provincie. Dat doen ze via de Zorgtafel
Flevoland. Er zijn inmiddels twee Zorgtafels geweest op 22 november 2019 en op 6 maart
2020. De volgende Zorgtafel staat gepland op 26 juni 2020. Leden van deze Zorgtafel
zijn de deelnemers van de bestuurlijke werkgroepen zoals die de afgelopen maanden
zijn vormgegeven. De Zorgtafel wordt geleid door de onafhankelijke voorzitter. Er zijn naar
aanleiding van de Zorgtafel ook drie Voortgangsoverleggen geweest. Op 8 oktober 2019,
op 9 december 2019 en op 18 mei 2020. Deelnemers aan dit overleg zijn de NZa, de IGJ,
een vertegenwoordiger van het openbaar bestuur, vertegenwoordigers vanuit de patiënten,
zorgverzekeraars Zilveren Kruis en VGZ en de onafhankelijk voorzitter van de Zorgtafel.
Doel van dit Voortgangsoverleg is om de voortgang en eventuele knelpunten te bespreken.
Op basis van deze overleggen kan worden geconstateerd dat op vrijwel alle punten van
de agenda van de zorg in Flevoland acties zijn uitgezet en op sommige onderdelen al
zijn afgerond. Dat zijn concrete acties op de thema’s acute zorg, geboortezorg en
zorg en ondersteuning voor kwetsbare groepen. De corona-crisis heeft echter wel zijn
weerslag gehad op sommige punten van de agenda van de zorg in Flevoland. Zo loopt
de ontwikkeling van de spoedpoli bijvoorbeeld iets vertraging op omdat de tijd en
energie van ziekenhuis Sint Jansdal de afgelopen periode voor een groot deel is uitgegaan
naar Corona. Wel is op basis van een evaluatie van de extra inzet van een ambulance
op Urk besloten tot het structureel beschikbaar stellen van deze extra capaciteit.
Op het gebied van de geboortezorg zijn veel ontwikkelingen te zien. Zo zijn de zijn
bestaande samenwerkingsafspraken tussen zorgverleners in de regio verder verstevigd
en is een externe projectleider gestart om verloskundigen in Lelystad te ondersteunen
bij het inrichten van toekomstbestendige geboortezorg. De huisartsen in Lelystad zijn
gestart met een impactanalyse huisartsenzorg. Het doel is te komen tot toekomstbestendige
huisartsenzorg in de regio. Resultaten hiervan zullen worden gepresenteerd aan de
Zorgtafel. Daarnaast zijn het ziekenhuis Sint Jansdal, de huisartsen en de VVT-sector
aan het bekijken hoe de samenwerking tussen de partijen zo verbeterd kan worden dat
de in- en uitstroom van kwetsbare patiënten op een juiste manier georganiseerd kunnen
worden. Concrete acties waaraan wordt gedacht is dat huisartsen beter geïnformeerd
worden over de beschikbare eerstelijnsbedden bij de VVT-instellingen in de regio en het toevoegen van de expertise van een specialist ouderengeneeskunde
aan de huisartsenpost. Door de corona-crisis is een aantal ontwikkelingen, zoals de
digitale zorg, in een stroomversnelling geraakt. Daarom wordt op initiatief van de
Zorgtafel een inventarisatie uitgevoerd wat nu allemaal is ontwikkeld en hoe initiatieven
kunnen worden samengebracht. De gemeenten Noordoostpolder en Urk werken aan een nieuw
gezondheidscentrum in Emmeloord. Naast poliklinische zorg, dagverpleging en revalidatie
moet in het gezondheidscentrum ook een spoedpost komen voor eenvoudige chirurgie.
De betrokken partijen hopen dat het gezondheidscentrum binnen drie jaar gereed is.
Kortom, de Zorgtafel is voortvarend aan de slag gegaan de afgelopen maanden en heeft
mooie resultaten geboekt.
De Zorgtafel loopt tot oktober 2020. In de regio zal worden gekeken naar een toekomstbestendige
structuur voor de Zorgtafel zodat de resultaten vanuit de Zorgtafel kunnen worden
geborgd. Het laatste deel van het jaar wordt besteed aan het implementeren van een
nieuwe overlegstructuur.
Evaluatie Drenthe en Zuidoost-Groningen
Naar aanleiding van het Dertigledendebat over acute verloskunde in Drenthe en Zuidoost-Groningen
op 15 januari jl.8 heeft uw Kamer de motie van het lid Van den Berg over een evaluatie van de nieuwe
situatie in Drenthe en Zuidoost-Groningen9 aangenomen. In mijn brief van 4 februari jl.10 heb ik laten weten dat het Acute Zorgnetwerk Noord-Nederland (AZNN, het ROAZ voor
Drenthe, Groningen en Friesland), in samenwerking met het Regieteam Zorg voor de Regio
en adviesbureau Gupta, een evaluatie zal laten uitvoeren. Deze evaluatie heeft betrekking
op de wijzigingen in de acute zorg in Drenthe / Zuidoost-Groningen en de (effecten
hiervan op de) toegankelijkheid van de acute zorg in de regio. In deze evaluatie zullen,
zo heb ik begrepen, ook de in de motie genoemde onderwerpen – SEH-stops, de aanrijtijden
van ambulances en de patiëntenstromen – aan de orde komen. Ik heb uw Kamer in mijn
brief van 4 februari jl. laten weten dat deze evaluatie op 25 juni 2020 in het Bestuurlijk
ROAZ Noord-Nederland zou worden besproken en dat ik deze evaluatie na ontvangst zou
delen met uw Kamer. Het ROAZ heeft zich echter genoodzaakt gezien om dit Bestuurlijk
ROAZ te verzetten naar 3 juli aanstaande. De verwachting is dat de evaluatie in dit
overleg kan worden vastgesteld, en daarna aan mij kan worden toegezonden. Aangezien
het zomerreces van uw Kamer dan al is begonnen, zal ik de evaluatie onmiddellijk na
het zomerreces aan uw Kamer toesturen.
De Minister voor Medische Zorg,
M.J. van Rijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg