Brief regering : Voortgang actieplan ambulancezorg
35 471 Regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen (Wet ambulancezorgvoorzieningen)
Nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2020
De afgelopen maanden zijn voor alle zorgverleners in Nederland zwaar geweest. Er is
(wederom) veel van hen gevraagd en de verwachting is dat dit de komende periode zal
voortduren. De zorgverleners op de ambulance zijn daar geen uitzondering op. Zij staan
als geen ander in de eerste linie van zorgverlening. Ook in deze coronacrisis zetten
zij zich maximaal in. Zij hebben een onmisbare rol gespeeld in de eerste spoedeisende
zorg aan mensen thuis, bij de spreiding van IC-patiënten – op aangeven van het Landelijk
Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding – over de Nederlandse ziekenhuizen en in het
bijspringen op de verschillende IC’s. Ik ben hen daar zeer dankbaar voor.
In het Algemeen Overleg Acute zorg en Ambulancezorg van 3 oktober 2019 heeft mijn
ambtsvoorganger uw Kamer toegezegd u voor de zomer te informeren over de uitvoering
van het actieplan ambulancezorg (Kamerstuk 29 247, nr. 294). Dit actieplan is in november 2018 door VWS, Ambulancezorg Nederland (AZN) en Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) overeengekomen en bevat maatregelen die onder andere moeten leiden
tot het verbeteren van de responstijden voor spoedeisende ambulancezorg, het efficiënter
inzetten van ambulancezorg (alleen een ambulance waar het echt moet, andere zorg waar
het kan), het expliciteren van de kwaliteitseisen waaraan de ambulancezorg moet voldoen,
het zorg dragen voor voldoende zorgverleners en een bijdrage leveren aan het oplossen
van de druk op de acute zorg door het intensiveren van de samenwerking in de hele
keten van de acute zorg en de werkwijzen te uniformeren. Zoals u zal begrijpen hebben
sommige trajecten uit het actieplan vertraging opgelopen door de coronacrisis. Hieronder
geef ik voor een aantal acties uit het actieplan waar aanzienlijke stappen zijn gezet
en mijlpalen zijn behaald de voortgang weer.
Kwaliteit van de ambulancezorg.
Kwalitatief goede ambulancezorg valt of staat met goed opgeleide zorgverleners. De
ongeveer 6.300 ambulancemedewerkers in Nederland zetten zich dag en nacht in om kwalitatief
goede en tijdige ambulancezorg te verlenen. Dat wordt gewaardeerd door de patiënten.
Het tweede landelijk onderzoek van het Nivel naar ervaringen van patiënten met ambulancezorg1 laat een onveranderd zeer positief beeld zien van de kwaliteit van ambulancezorg.
Patiënten aan wie spoedeisende- en/of niet spoedeisende ambulancezorg is verleend,
waarderen deze zorg gemiddeld met een 9,1. Ervaringen van patiënten helpen de RAV om de zorg beter te richten
op de verwachtingen die er zijn. Uit het onderzoek kwamen dan ook kleine verbeterpunten
naar voren. Bij de niet spoedeisende ambulancezorg geven patiënten bijvoorbeeld aan
dat zij nog beter geïnformeerd kunnen worden over het tijdstip waarop zij vervoerd
zullen worden. Daarnaast kan de afronding van de zorg bij de patiënt thuis nog beter.
Als laatste gaven patiënten aan dat zij in spoedeisende situaties meer betrokken willen
worden bij de keuze naar welk ziekenhuis zij worden gebracht. Ik heb aan AZN gevraagd
deze aanbevelingen ter hand te nemen.
Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0
In december 2019 heeft AZN, samen met ZN, Patiëntenfederatie Nederland, Verpleegkundigen
& Verzorgenden Nederland (V&VN) en de Nederlandse vereniging van Medisch Managers
Ambulancezorg (NVMMA), het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0 aangeboden bij het Zorginstituut
Nederland (ZiN). Op 17 maart heeft het ZiN het kwaliteitskader vervolgens opgenomen
in het Register. In bijlage 1 treft u ter informatie het kwaliteitskader aan2. Het kwaliteitskader is een instrument voor de sector en biedt handvatten voor het
verbeteren van de kwaliteit van de ambulancezorg. Het bevat 26 (inhoudelijke en procesmatige)
signalen voor wat goede spoedeisende en niet spoedeisende ambulancezorg is, en levert
daarmee een bijdrage aan het borgen en verbeteren van de kwaliteit. De eerste set
van 13 signalen is uitgewerkt en meetbaar, waardoor ze in 2021 voor alle 25 Regionale
Ambulance Voorzieningen (RAV’s) inzichtelijk zijn en er een breed en samenhangend
beeld ontstaat van de door de RAV’s geleverde kwaliteit. De implementatie en doorontwikkeling
van het kwaliteitskader 1.0 zal in 2023 leiden tot definitieve meetbare normen, een
volledige set van signalen en een nieuw implementatieplan voor de daarop volgende
jaren. In alle fasen van de ontwikkeling van het kwaliteitskader zijn de ambulancezorgverleners
betrokken. Het is van groot belang dat zij ook goed worden betrokken bij de vervolgstappen.
Het kwaliteitskader vormt de basis voor de kwaliteitseisen die in de ministeriële
regeling op basis van het voorstel voor de Wet ambulancevoorzieningen aan ambulancezorg
zullen worden gesteld indien dit wetsvoorstel wordt aanvaard.
Verbeterde urgentie-indeling
In het actieplan is afgesproken dat de sector gaat inzetten op het optimaliseren van
de ambulancezorg. Een van de grote thema’s hierbij is de herinrichting van de urgentie-indeling
in de ambulancezorg. Het doel van het herzien van de urgentie-indeling is om vanuit
triage te komen tot de inzet van de juiste zorg door de juiste zorgverlener op het
juiste tijdstip bij de patiënt, met een voor de patiënt zo optimaal mogelijke uitkomst.
Nauwe samenwerking met ketenpartners binnen de acute zorg is noodzakelijk en een meer
gemeenschappelijke taal helpt daarbij. Daar waar er nu sprake is van een A1-, A2-
of B-urgentie, moet de ambulancesector met ketenpartners komen tot een breed gedragen
en verbeterde urgentie-indeling. Hiermee wordt ook bereikt dat er een verfijning plaats
vindt van de huidige drie categorieën; alleen nog de werkelijk levensbedreigende spoedmeldingen
komen in de hoogste urgentie categorie.
Uitonderzoek van het Nivel3 naar onder andere de wetenschappelijke onderbouwing van de huidige urgentie-indeling
in de ambulancezorg in Nederland, is gebleken dat een aanpassing in de urgentie-indeling
op basis van aspecten als gezondheidswinst en kwaliteit van zorg zinvol en wenselijk
is. Dit om recht te doen aan het streven om voor de patiënt een zo optimaal mogelijke
uitkomst bij de gestelde zorgvraag te realiseren. De Taskforce Urgenties van AZN heeft
in december 2019 een voorstel gedaan voor een verbeterde urgentie-indeling in de ambulancezorg,
die uitgaat van medisch-logisch redeneren. Dat betekent dat patiënten die om medische
redenen het snelst ambulancezorg nodig hebben, zodat daarmee gezondheidsschade wordt
beperkt, deze zorg ook zo snel mogelijk krijgen. Juist de selecte groep patiënten
met tijd-kritische aandoeningen heeft baat bij een zo snel mogelijke inzet van ambulancezorg,
waarbij iedere minuut telt. De Taskforce stelt een prioritering met zeven urgentieniveaus
voor: van urgentie P0 tot en met urgentie P6. Voor de hoogste urgentie P0 geldt dat
iedere minuut ertoe doet en bij de laagste urgenties P5 en P6 heeft de verpleegkundig
centralist van de meldkamer ambulancezorg (MKA) veel tijd om bijvoorbeeld zelfzorgadvies
te geven en door te verwijzen naar andere zorgverleners in de eerste lijn.
Momenteel voert SiRM in opdracht van AZN een impact-analyse uit. Deze analyse is naar
verwachting voor de zomer 2020 gereed, waarna in de herfst het implementatieplan volgt
met een onderbouwd tijdspad om de overgang naar de verbeterde urgentie-indeling zo
vlot mogelijk te laten verlopen. De implementatie zal, inclusief alle voorbereidende
processen, nog ten minste anderhalf jaar in beslag nemen tot eind 2021. Ketenpartners
in de acute eerstelijns zorgketen, worden hier uiteraard bij betrokken. De implementatie
van de nieuwe urgentie indeling zal waarschijnlijk te zijner tijd gevolgen hebben voor de ministeriële regeling op basis van
het voorstel voor de Wet ambulancevoorzieningen, indien dit wetsvoorstel wordt aanvaard.
De nieuwe urgentie-indeling wordt bij invoering immers onderdeel van het kwaliteitskader
ambulancezorg en vervangt dan de huidige urgentie-indeling.
Pilots zorgcoördinatie
In het actieplan Ambulancezorg is afgesproken dat door middel van regionale pilots
verschillende varianten van intensieve samenwerking van zorgverleners in de acute
keten op een zorgcoördinatie centrum (ZCC) in de praktijk wordt getest. Zorgcoördinatie
is het gezamenlijk organiseren en coördineren van de minder acute en niet spoedeisende
zorgvraag van patiënten op regionale schaal. De pilots leveren tevens informatie op
waarmee invulling kan worden gegeven aan een van de prioriteiten uit de agenda acute
zorg4.
Burgers en professionals met een noodhulpvraag voor ambulancezorg zoeken via 112 contact
met de MKA. Deze meldkamerfunctie wordt uitgevoerd op een gezamenlijke meldkamer met
politie en brandweer op één van de tien landelijke meldkamerlocaties. Wordt gevraagd
om de acute inzet van een ambulance dan verandert er niks ten opzichte van nu en wordt
het organiseren van het hulpaanbod door de MKA op de betreffende meldkamerlocatie
uitgevoerd. In geval van een minder acute vraag dan kan deze binnen de pilots worden
behandeld en afgehandeld door het ZCC.
Tien RAV’s hebben een pilotvoorstel voor zorgcoördinatie ingediend bij AZN en ZN.
De basis van ieder initiatief is een samenwerking tussen een RAV en een huisartsenpost,
waaraan een derde en/of vierde samenwerkingspartner is toegevoegd. De voorbereidingen
voor de tien initiatieven zijn lopen. De volgende stap in de voorbereiding is dat
de voorgenomen pilots in overleg gaan met de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS)
om te bezien wat er precies nodig is om de pilots van start te kunnen laten gaan.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het aantrekken en opleiden van personeel, de implementatie
van technische ondersteuning (ICT) en het inrichten van geschikte ruimtes en locaties.
De LMS voert op basis daarvan een impactanalyse uit ten behoeve van de taken in het
meldkamerdomein en de crisisbeheersing. Naar aanleiding daarvan wordt er binnen de
multi-governance voor de meldkamers verder overlegd over financiering en planning.
Zorgdifferentiatie in de ambulancezorg.
De ambulancesector heeft te maken met een toenemende én een steeds complexere vraag
naar ambulancezorg. Om adequaat te kunnen reageren op de veranderingen in het zorglandschap,
ontwikkelt de sector steeds meer vormen van zorgdifferentiatie die mogelijk de druk
op de ambulancezorg en op ambulanceverpleegkundigen kunnen verlichten. Zorgdifferentiatie
is eveneens van belang in het kader van goed werkgeverschap: het biedt nieuwe groeimogelijkheden
voor medewerkers om, in het kader van duurzame inzetbaarheid, actief loopbaanbeleid
te voeren en is het een belangrijk middel om de krapte op de arbeidsmarkt te adresseren.
AZN, V&VN Ambulancezorg en de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg
(NVMMA) hebben deze functie- en zorgdifferentiatie vastgelegd in het raamwerk zorgdifferentiatie
ambulancezorg5. Het raamwerk geeft inzicht in de niveaus en urgentie van de zorgvragen van patiënten
die ambulancezorg nodig hebben en het daarop aansluitende niveau van ambulancezorgprofessional.
– Spoedeisende ambulancezorg en hoogcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg mogen worden
verleend door een ambulanceverpleegkundige, een bachelor medisch hulpverlener ambulancezorg,
een verpleegkundig specialist ambulancezorg en een physician assistant ambulancezorg.
Indien vervoer van de patiënt nodig is dan verlenen bovengenoemde ambulancezorgprofessionals
de ambulancezorg in samenwerking met een ambulancechauffeur.
– Middencomplexe niet spoedeisende ambulancezorg mag, behalve door de hierboven genoemde
ambulancezorgprofessionals, ook worden verleend door een verpleegkundige, bedoeld
in artikel 3 van de Wet BIG, die voldoet aan de deskundigheidseisen voor middencomplexe
ambulancezorg volgens het kwaliteitskader midden- en laagcomplexe zorg. Dit doen zij
in samenwerking met een chauffeur middencomplexe ambulancezorg.
– Laagcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg mag worden verleend door alle bovengenoemde
ambulancezorgprofessionals en door een verzorgende individuele gezondheidszorg, die
voldoet aan de deskundigheidseisen voor laagcomplexe ambulancezorg volgens het kwaliteitskader
midden- en laagcomplexe zorg. Dit doen zij in samenwerking met een chauffeur laagcomplexe
ambulancezorg.
– De triage in het kader van de meldkamerfunctie ten behoeve van de ambulancezorg wordt
uitgevoerd door een verpleegkundige, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG.
De in te zetten ambulancezorgprofessional wordt in het individuele geval bepaald door
de verpleegkundig centralist MKA op basis van bovenstaande differentiatie. De verschillende
vormen van differentiatie binnen de ambulancezorg worden geborgd door sectorale kaders
met inzet- en uitsluitcriteria en opleidings- en scholingseisen. Het voorstel voor
de Wet ambulancevoorzieningen maakt deze zorgdifferentiatie mogelijk door in het wetsvoorstel
de overkoepelende term ambulancezorgprofessional te gebruiken en deze in de ministeriële
regeling volgens het raamwerk nader in te vullen. Voor kwalitatief goede ambulancezorg
zijn alle ambulancemedewerkers van belang: de ambulanceverpleegkundigen, de ambulancechauffeurs,
de medewerkers op de meldkamer, op de ambulances voor midden- en laagcomplexe niet
spoedeisende zorg, verpleegkundig specialisten, physician assistants en de medisch
managers ambulancezorg. Aan al deze professionals wil ik recht doen door hen allemaal
apart te benoemen in de ministeriële regeling behorende bij het voorstel voor de Wet
ambulancevoorzieningen.
Naast zorgdifferentiatie zetten AZN en de RAV’s maximaal in op het extra opleiden
van personeel om het arbeidsmarkttekort – waar ook de ambulancesector mee kampt –
weg te werken. AZN heeft in 2018 de Landelijke arbeidsmarktcampagne ambulancezorg
gelanceerd en er zijn landelijke initiatieven ontwikkeld om het opleidingsaanbod te
vergroten, zodat meer geïnteresseerden kunnen instromen in de opleiding tot ambulanceverpleegkundigen.
Waar voorheen alleen Spoedeisende Hulp (SEH) verpleegkundigen, Intensive Care (IC)
verpleegkundigen en anesthesiemedewerkers konden instromen in de opleiding tot ambulanceverpleegkundige,
is er inmiddels ook een opleidingstraject beschikbaar voor Cardiac Care verpleegkundigen.
Ook is er een opleidingstraject van anderhalf jaar gerealiseerd voor verpleegkundigen
zonder specialisatie. Daarnaast loopt sinds mei 2017 de pilot Bachelor Medische Hulpverlener
(BMH) in de ambulancezorg. Eind november komt naar verwachting het eindrapport van
het onderzoek beschikbaar dat het experiment met de BMH in het kader van artikel 36a
wet BIG evalueert. Mijn verwachting is dat de uitkomst laat zien dat de inzet van
de BMH’er op de ambulance kwalitatief verantwoord is en positief bijdraagt aan goede
ambulancezorg. Dit zijn allemaal welkome ontwikkelingen, omdat de ambulanceverpleegkundigen
schaars zijn en voor een belangrijk deel aangetrokken worden uit de groep IC- en SEH-verpleegkundigen
die hard nodig zijn in de ziekenhuizen. Zeker ook gezien de gewenste uitbreiding van
het aantal IC-bedden.
Doorontwikkeling referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg.
In het actieplan ambulancezorg is overeengekomen dat het huidige Landelijk Referentiekader
Spreiding & Beschikbaarheid Ambulancezorg (hierna: referentiekader) kan worden verbeterd
om alle RAV’s eenzelfde (verbeterde) uitgangspositie te geven om de vereiste prestaties
te kunnen halen. VWS heeft daarop het RIVM in het voorjaar van 2019 gevraagd om in
kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om de berekening van de benodigde ambulancecapaciteit
aan te passen. Hierbij heeft het RIVM onder andere en in samenhang gekeken naar het
standplaatsenmodel, de modelmatige knelpunten met betrekking tot burenhulp, dubbele
dekking en de bezettingsgraad (het aantal inzetten per dienst) en de vraag of het
model middels indexatie toekomstgericht gemaakt kan worden.
In bijlage 2 treft u het onderzoeksrapport aan van het RIVM6. De uitkomsten van het onderzoek heb ik besproken met AZN en ZN. Zij hebben mij geadviseerd
over het gebruik van het referentiekader en de meerwaarde van de verschillende doorontwikkelde
modellen.
Het referentiekader beschrijft het minimumniveau van de capaciteit van de ambulancezorg,
zodat kan worden voorzien in goede ambulancezorg. In het lokaal overleg tussen zorgverzekeraars
en RAV’s worden de uitkomsten van het referentiekader – de capaciteit van de ambulancezorg uitgedrukt in het
aantal diensten – besproken en wordt regionaal invulling gegeven aan de behoefte aan
ambulancezorg. Hierbij wordt het referentiekader niet gebruikt als blauwdruk, maar
als handreiking bij het bepalen van de benodigde capaciteit.
AZN en ZN geven aan meerwaarde te zien in een verbetering van het referentiekader
op de volgende onderdelen.
– Om alle RAV’s een verbeterde uitgangspositie te geven om de prestaties te kunnen halen,
wordt in het model de dubbele dekking verhoogd tot minimaal 70%. Dit wordt gedaan
door in het standplaatsenmodel standplaatsen toe te voegen bij die RAV’s die een lagere
dubbele dekking hebben dan 70%. Een extra standplaats gaat gepaard met 24/7 extra
ambulancecapaciteit. Belangrijk is dat met het ophogen van de dubbele dekking de ambulancecapaciteit
op een modelmatig solide manier wordt verhoogd. Het is aan het lokaal overleg tussen
zorgverzekeraars en RAV’s om regionaal invulling te geven aan de hieruit voortvloeiende
extra ambulances, waarbij het voornamelijk gaat om het goed plaatsen van de extra
capaciteit in de regio met behulp van Dynamisch Ambulance Management (DAM).
– Vanuit AZN en ZN is aangegeven dat bij bepaalde RAV’s, voornamelijk in stedelijke
gebieden, er sprake is van een hoge werkdruk. Dit vertaalt zich in een groot aantal
ritten per dienst van 8 uur, waardoor geen tot weinig rustmomenten tussendoor kunnen
worden gepakt. Aan het RIVM is gevraagd te onderzoeken of de werkdruk op een modelmatige
manier kon worden berekend en weergegeven. Het onderzoek van het RIVM laat zien dat
een modelmatig berekende bezettingsgraad7 per standplaats een goede benadering is van de werkelijke bezettingsgraad per standplaats
en daarmee inzicht geeft in de werkdruk per RAV. Door een norm van maximaal 60% toe
te voegen aan het referentiemodel wordt tegemoet gekomen aan het streven van meer
gelijke uitgangspunten voor RAV’s, in de zin dat (extreem) hoge waarden van de bezettingsgraad
niet worden toegestaan. Het hanteren van een norm voor de bezettingsgraad betekent
dat standplaatsen met een bezettingsgraad die hoger is dan de 60% in het model extra
ambulancecapaciteit toegevoegd krijgen.
– Het huidige referentiemodel berekent de minimaal benodigde capaciteit op basis van
de vraag naar ambulancezorg zoals die zich twee jaar eerder voordeed. Het is wenselijk dat er zicht is op de benodigde capaciteit
in het aankomende jaar, afgestemd op de verwachte vraag naar ambulancezorg. Het RIVM
heeft onderzocht of de trends van de afgelopen jaren gebruikt kunnen worden in het
referentiemodel als voorspeller voor de benodigde capaciteit in het aankomende jaar.
Dat blijkt goed te kunnen. Het RIVM laat in zijn onderzoek zien dat er een robuuste
methode – die niet gevoelig voor uitschieters – kan worden toegepast waarmee de uitkomsten
van het capaciteitsmodel van het referentiekader kunnen worden geïndexeerd. Omdat
de trend is gebaseerd op een gewogen groei over de afgelopen vier jaar worden ontwikkelingen
uit één jaar, groei of daling in productie of ritduur, op een afgevlakte manier meegenomen.
Ik zal het RIVM vragen om het huidige referentiemodel aan te passen, door toevoeging
van een minimale dubbele dekkingsgraad van 70% en een norm voor maximale bezettingsgraad
per standplaats van 60%. Met dit nieuwe model worden de ritstatistieken van 2019 doorgerekend,
waarna ik in het najaar het Referentiekader 2020 kan vaststellen. De door het RIVM
onderzochte methode van indexatie wordt toegepast op het nieuwe model en ter informatie
aangeboden aan de RAV’s en zorgverzekeraars. Zij kunnen het inzicht in de geïndexeerde
capaciteit meenemen in hun jaarlijkse contractonderhandelingen, waarbij bijvoorbeeld
afspraken worden gemaakt over benodigde opleidingscapaciteit en groei van het wagenpark.
Wetsvoorstel ambulancevoorziening
In het actieplan ambulancezorg is met AZN en ZN afgesproken dat het Ministerie van
VWS een keuze maakt met betrekking tot de toekomstige ordening van de ambulancesector.
Zoals bekend, is dat gelukt en is het Wetsvoorstel Ambulancevoorzieningen op 26 mei
jongstleden en de nota naar aanleiding van het verslag op 16 juni jongstleden aan
uw Kamer aangeboden8. Het doel van de wet is om zekerheid te bieden over ambulancezorg in de toekomst
en zet dan ook in op continuïteit en kwaliteit. Ik hoop de wet spoedig met uw Kamer
te kunnen bespreken, zodat deze per 1 januari 2021 in werking kan treden.
Concluderend
Bij het opstellen van het actieplan ambulancezorg is overeengekomen dat er geen centrale
regie of centrale systemen van monitoring of verantwoording worden gekoppeld aan de
acties. De effecten van de acties uit het actieplan op het behalen van de gestelde
doelen zijn dan ook niet direct meetbaar. Dit geldt niet voor het verbeteren van de
responstijden voor spoedeisende ambulancezorg. De responstijden van alle 25 RAV’s
worden namelijk jaarlijks gemeten en inzichtelijk gemaakt door AZN. In het najaar
komen de gegevens over 2019 beschikbaar in het Sectorkompas Ambulancezorg. Er zal
ongetwijfeld veel aandacht zijn voor de responstijden die onder de wettelijke norm
zijn. Ik hoop echter dat er minstens zoveel aandacht zal zijn voor de hernieuwde energie
in de sector als gevolg van het actieplan ambulancezorg, de grote stappen die worden
gezet in taaie discussies over een nieuwe urgentie-indeling en zorgdifferentiatie,
het kwaliteitskader ambulancezorg 1.0 dat kwaliteit – breder dan alleen tijdigheid
– vanaf 2021 inzichtelijk gaat maken en voor de voortrekkersrol van de RAV’s bij de
pilots zorgcoördinatie waarmee een visie op samenwerking wordt neergezet die inspireert
en waar veel zorgaanbieders in de keten van de acute zorg aan willen meedoen. Uiteraard
vind ook ik het van groot belang dat partijen zich gezamenlijk blijven inspannen om te komen tot blijvende verbeteringen. Ik zal hen daar ook op blijven aanspreken
en hen daartoe blijven stimuleren. De acties uit het actieplan zullen niet morgen
leiden tot verbetering van de responstijden, maar zorgen mijns inziens wel voor een
structurele verbetering van de ambulancezorg in heel Nederland. Begin 2021 verwacht
ik u te kunnen informeren over de verdere voortgang van het actieplan ambulancezorg.
De Minister voor Medische Zorg,
M.J. van Rijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg