Brief regering : Derogatie van de Nitraatrichtlijn 2020-2021
33 037 Mestbeleid
Nr. 369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2020
De afgelopen maanden heb ik u regelmatig geïnformeerd over de besprekingen met de
Europese Commissie over verlenging van de derogatie van de Nitraatrichtlijn (hierna:
derogatie) voor 2020 en 2021. Derogatie houdt in dat boeren in Nederland onder voorwaarden
meer stikstof uit dierlijke mest mogen gebruiken dan de norm van 170 kilogram per
hectare die is vastgelegd in de Nitraatrichtlijn. De Europese Commissie (hierna: EC)
heeft hiertoe in het Nitraatcomité van 22 juni jongstleden een voorstel ter stemming
aan de lidstaten voorgelegd om aan Nederland een verlenging van derogatie van de Nitraatrichtlijn
te verlenen voor de jaren 2020 en 2021. Ik ben blij uw Kamer te kunnen informeren
dat het Nitraatcomité een positief advies aan de EC heeft gegeven voor een derogatie
aan Nederland. De EC kan de derogatie nu conform het voorstel vaststellen. De afgifte
van de definitieve derogatiebeschikking door de EC zal naar verwachting nog een aantal
weken duren.
Ik ben verheugd dat dit resultaat is bereikt. Tegelijkertijd realiseer ik me dat deze
duidelijkheid later komt dan gewenst. De reden hiervoor is dat de besprekingen met
de EC in de afgelopen periode meer tijd hebben gekost door diverse ontwikkelingen
die van invloed kunnen zijn op de waterkwaliteit. Dit betreft onder andere de lokale
droogte in 2017 en de landelijke droogte in 2018, evenals de implementatie van de
maatregelen om de naleving van de mestregelgeving te verbeteren. Daarnaast zijn de
gevolgen van de stikstofproblematiek op het milieu en de waterkwaliteit onderwerp
van gesprek geweest. Deze ontwikkelingen zijn door de EC betrokken in de besprekingen
over verlenging van de derogatie. Daarnaast vindt het Nitraatcomité vier keer per
jaar plaats. Daardoor kon de conceptbeschikking na het afronden van de andere benodigde
stappen niet eerder dan deze maand worden geagendeerd in het Nitraatcomité.
Na afgifte van de formele beschikking zullen de bepalingen worden geïmplementeerd
in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet die daartoe gewijzigd zal worden en gepubliceerd
in de Staatscourant. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO.nl) zal
onder andere via haar website (www.rvo.nl) ondernemers informeren over de inhoud van deze regeling en de wijze waarop ondernemers
gebruik kunnen maken van de derogatie.
Kern van de beschikking
Afgaande op het voorstel zoals dat in het Nitraatcomité is besproken, zal de verlengingsbeschikking
in grote lijnen overeenkomen met de derogatiebeschikking die gold tot en met 31 december
2019. De gebruiksnorm voor boeren die gebruikmaken van derogatie blijft ongewijzigd:
bedrijven met minimaal 80% grasland mogen tot 230 kilogram stikstof uit dierlijke
mest per hectare per jaar gebruiken in het centrale en zuidelijke zandgebied en in
het lössgebied en tot 250 kilogram in andere delen van Nederland. Ook blijft gelden
dat derogatiebedrijven alleen graasdiermest mogen gebruiken en geen fosfaatkunstmest.
Uiteraard moeten derogatiebedrijven zich onverkort houden aan de gebruiksnormen voor
fosfaat en totaalstikstof zoals deze zijn vastgelegd in de Meststoffenwet.
De vergunningplicht zoals deze is in ingevoerd met de derogatie voor 2018 en 2019
blijft bestaan. De kosten voor deelname aan derogatie en voor monitoring blijven in
2020 en 2021 ongewijzigd ten opzichte van 2019. Ingeval van een vastgestelde overtreding
van derogatievoorschriften en intrekking van de vergunning, blijft gelden dat boeren
in het volgende kalenderjaar worden uitgesloten van derogatie. Ook de voorwaarde voor
het aanleveren van een mineralenadministratie voor 31 maart blijft bestaan, zodat
kan worden nagegaan of aan alle voorschriften is voldaan. Via de geautomatiseerde
systemen die boeren gebruiken wordt hieraan reeds invulling gegeven. Daarnaast blijft
de korting op de stikstofgebruiksnorm van 50 kg per hectare gelden in geval van graslandvernieuwing
en dit geldt ook voor de korting op de stikstofgebruiksnorm van 65 kg per hectare
als gras gescheurd wordt voor maïs op zand en lössgronden.
Aanvullende voorwaarden
De beschikking voor 2020–2021 zal op een aantal punten afwijken van de beschikking
voor 2018–2019. Zoals hierboven aangegeven waren belangrijke onderwerpen van gesprek
met de EC het verbeteren van de naleving van de mestregelgeving, door middel van implementatie
van de versterkte handhavingsstrategie mest, en de samenhang met de stikstofproblematiek
(zie ook mijn brief van 18 mei jl., Kamerstuk 33 037, nr. 368). Ten aanzien van beide onderwerpen heeft de EC aanleiding gezien om in de verlengde
derogatiebeschikking aan Nederland aanvullende voorwaarden te stellen.
Verbeteren naleving mestregelgeving
De derogatiebeschikking is in 2018 voor twee in plaats van de gebruikelijke vier jaren
verleend als gevolg van de vragen die eind 2017 bij de EC zijn gerezen over naleving
van de mestregelgeving in Nederland. Daarbij is onder andere als voorwaarde gesteld
dat Nederland een versterkte handhavingsstrategie mest opstelt, die ik in september
2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 311) aan uw Kamer heb toegezonden en die ter kennis is gebracht bij de EC. Over de uitvoering
van de versterkte handhavingsstrategie mest heb ik uw Kamer op verschillende momenten
geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nrs. 358, 353, 360, 363, 365 en 366).
Met de handhavingsstrategie wordt sterk ingezet op een verbetering van de naleving
van de mestregelgeving, onder meer door de pakkans te vergroten. De strategie bevat
een pakket aan maatregelen die gedurende de periode 2018–2021 geïmplementeerd worden.
Intensivering van de samenwerking tussen verschillende toezichthouders, een risico-
en gebiedsgerichte aanpak en slimmer gebruik van moderne technologie zijn de kernelementen
van de versterkte handhavingsstrategie mest. Voor de realisatie van de handhavingsstrategie
is in de periode 2018–2021 additioneel € 40 miljoen vrijgemaakt voor RVO.nl en de
NVWA, de aangewezen diensten die belast zijn met de uitvoering, handhaving en toezicht
op het mestbeleid. Deze middelen worden ingezet ter vergroting en verbetering van
de capaciteit en voor het opzetten van moderne IT-systemen ten behoeve van verantwoording
en handhaving.
De EC hecht groot belang aan de voortvarende implementatie van de maatregelen uit
de versterkte handhavingsstrategie mest en aan de daarmee beoogde resultaten inzake
verbetering van de naleving van de mestregelgeving. In de derogatiebeschikking heeft
de EC nadere voorwaarden gesteld om dit te borgen. Dit houdt in dat de EC de belangrijkste
maatregelen uit de versterkte handhavingsstrategie mest heeft als voorwaarden heeft
opgenomen in de beschikking:
– De handhaving in de aangewezen risicogebieden, te weten De Peel, Gelderse Vallei en
Twente, is dit voorjaar volledig geïmplementeerd;
– Een nieuw systeem van «real time» digitale verantwoording van mesttransporten, ter
vervanging van de huidige verantwoording achteraf op papier, dient aan het einde van
dit jaar ingevoerd te zijn;
– Eind juni 2020 dient besluitvorming over de herziening van het sanctiebeleid plaats
te vinden;
– Tot slot is specifiek aangegeven dat in de handhaving meer aandacht dient te zijn
voor varkensbedrijven.
Verder zullen aanvullende rapportageverplichtingen in de beschikking worden opgenomen.
In aanvulling op de bestaande monitoringsverplichtingen wil de EC geïnformeerd worden
over de resultaten van fysieke controles per type bedrijf, de vermindering van de
niet-naleving, de administratieve sancties en de toegepaste strafrechtelijke vervolging.
Deze onderdelen zullen worden geadresseerd in de rapportage over 2020, die juni 2021
zal worden opgeleverd.
Deze voorwaarden komen overeen met mijn beleidsinzet op grond van de versterkte handhavingsstrategie
mest en brengen dus geen nieuwe maatregelen voor de sector met zich mee. Wel onderstrepen
deze voorwaarden het belang van voortvarende en tijdige implementatie van de versterkte
handhavingsstrategie mest. Het verbeteren van de naleving van de mestregelgeving langs
de maatregelen uit de versterkte handhavingsstrategie mest is en blijft een prioriteit
van het kabinet. De afgelopen twee jaren is er veel gerealiseerd en dat zal consequent
moeten worden doorgezet. Bijsturing van de strategie zal zonodig gedurende de uitvoering
plaatsvinden en zal ingeval dat nodig is leiden tot een herijking van de strategie.
Aanvullende voorwaarden in relatie tot de stikstofproblematiek
De EC volgt de milieuontwikkelingen in Nederland nauwgezet en plaatst deze in breder
perspectief. Zij heeft daarbij de vraag gesteld welke milieueffecten optreden als
gevolg van derogatie van de Nitraatrichtlijn. Op mijn verzoek heeft de Commissie Deskundigen
Meststoffenwet hierover advies uitgebracht (zie bijlage 1)1. Hieruit blijkt dat de derogatie positieve effecten heeft op de waterkwaliteit, het
klimaat en de agrobiodiversiteit. Daar staat tegenover dat een derogatie kan leiden
tot een hogere ammoniakemissie vanwege de hogere toegestane dierlijke mestgift. Dit
is voor de EC aanleiding geweest aanvullende bepalingen te stellen in de derogatiebeschikking
voor 2020 en 2021.
Ten eerste worden in de derogatiebeschikking verplichtingen opgenomen ter vermindering
van ammoniakemissie bij mestaanwending. Deze verplichtingen komen overeen met de reeds
bestaande verplichtingen in de Nederlandse regelgeving ten aanzien van emissiearme
aanwending en brengen dus geen nieuwe verplichtingen voor de sector met zich mee.
Een aanvullende bepaling die wel nieuw is ten opzichte van het bestaande Nederlandse
beleid, is dat de EC de voorwaarde stelt dat bij toepassing van de sleepvoetbemester
op klei- en veengronden mest alleen mag worden aangewend wanneer de buitentemperatuur
20 °C of lager is.
Deze bepalingen die de EC opneemt in de derogatiebeschikking brengen met zich mee
dat bedrijven die deelnemen aan de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden van
runderdrijfmest 2019–2023 niet aan de voorwaarden zoals gesteld in de beschikking
voldoen en dus geen gebruik meer kunnen maken van derogatie. Omdat het uitrijdseizoen
dit jaar inmiddels vergevorderd is en deelnemers aan de Vrijstellingsregeling bij
aanvang van het uitrijdseizoen niet konden voorzien dat dit gevolgen zou hebben voor
gebruikmaking van de derogatie, heb ik bij de EC bepleit dat 2020 gezien moet worden
als overgangsjaar. De EC is hierin meegegaan. Vanaf 2021 zullen boeren wel de keuze
moeten maken tussen ofwel deelname aan derogatie ofwel aan de Vrijstellingsregeling
bovengronds aanwenden van runderdrijfmest.
Tot slot wordt als voorwaarde opgenomen dat deelnemers aan derogatie voor het einde
van dit jaar gecoacht zullen worden over de stikstofmaatregelen van het Kabinet. Ik
ben voornemens deze bedrijven specifiek te informeren via een nieuwsbrief en ik zal
RVO.nl bij de uitvoering betrekken.
Herbezinning mestbeleid en zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn
Met de nieuwe derogatiebeschikking zal de sector dit jaar en volgend jaar vooruit
kunnen. Dat is goed nieuws, maar tegelijkertijd is het van belang nu ook al verder
naar de toekomst te kijken, zodat boeren een langjarig perspectief hebben, weten waar
zij aan toe zijn en daar hun bedrijfsvoering op kunnen afstemmen. Ik ben daar volop
mee bezig en verwacht uw Kamer voor het aankomende zomerreces de contouren voor het
toekomstig mestbeleid op grond van de herbezinning op het mestbeleid toe te sturen.
Vervolgens zal ik aan de slag gaan om te komen tot een ontwerp van het zevende actieprogramma
Nitraatrichtlijn. Ik streef ernaar het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn in
het najaar van 2021 definitief vast te kunnen stellen voor de periode 2022–2025. Dit
zevende actieprogramma zal als basis dienen voor de besprekingen met de EC voor een
derogatie vanaf 2022. Hierbij zal ik de inzet uit het Klimaatakkoord ten aanzien van
een derogatie voor gewassen die bijdragen aan de koolstofvastlegging betrekken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit