Brief regering : Uitvoering van de moties over kweekvlees
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 252 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2020
Hierbij informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie van de leden De Groot
(D66) Weverling (VVD) over een goed vestigingsklimaat en experimenteerruimte voor
kweekvleesondernemers (Kamerstuk 31 532, nr. 237), de motie van het lid Moorlag (PvdA) over het stimuleren van alternatieven voor
vlees (Kamerstuk 31 532, nr. 238) en de motie van het lid Weverling (VVD) c.s. over het tonen van ambitie en regie
op het kweekvleesdossier (Kamerstuk 31 532, nr. 241), mede namens Minister van Rijn voor Medische Zorg en Sport.
Het kabinet streeft een duurzaam en gezond voedselpatroon na, met een goede balans
tussen dierlijke en plantaardige eiwitten en een productie en consumptie van voedsel
die houdbaar is voor de aarde. De aandacht voor het ontwikkelen van geschikte nieuwe
eiwitbronnen voor voedsel past binnen de doelstelling om te streven naar een duurzamer
voedselpatroon. Kweekvlees is een interessante innovatie die een aanvulling zou kunnen
worden op het palet van eiwitten waaruit de consument kan kiezen.
De motie van het lid Weverling c.s. (Kamerstuk 31 532, nr. 241) vraagt in overleg met de sector te verkennen welke aanpassingen in wet- en regelgeving
nodig zijn om de kweekvleesinnovatie te stimuleren.
Toelating van nieuwe voedingsmiddelen
Bij kweekvlees gaat het om een zogeheten nieuw voedingsmiddel, een «novel food». Net als voor ieder ander voedingsmiddel geldt, is de producent van kweekvlees verantwoordelijk
voor de veiligheid van het product dat hij of zij op de markt brengt. Voordat een
nieuw voedingsmiddel op de Europese markt kan worden toegelaten, moet een volledige
veiligheidsbeoordeling worden gedaan. Dit gebeurt op grond van de Europese verordening
betreffende nieuwe voedingsmiddelen1. Een initiatiefnemer moet een veiligheidsonderzoek (laten) uitvoeren van zijn product
en hiervoor een dossier indienen bij de Europese Commissie. Die stuurt dit vervolgens
naar de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA). EFSA beoordeelt de resultaten/uitkomsten
van dit onderzoek. In het geval van een positief oordeel over de voedselveiligheid,
stemmen de EU-lidstaten over een eventuele toelating voor de gehele EU-markt.
Er is op dit moment nog geen aanvraag ingediend voor toelating van kweekvlees als
nieuw voedingsmiddel bij de Europese Commissie. Daarom is het op dit moment lastig
om eventuele knelpunten bij de toelatingsprocedure te identificeren. Bij mij of bij
mijn collega Minister van Rijn zijn ook geen knelpunten gemeld. Vanzelfsprekend zijn
wij er alert op of zich knelpunten in wetgeving voordoen op het moment dat initiatiefnemers
aanvragen indienen. Ik zal hierover contact onderhouden met de kweekvleessector. Indien
zich knelpunten voordoen zal Minister van Rijn die op Europees niveau aan de orde
stellen. Ondertussen kunnen de ontwikkelaars van kweekvlees terecht bij het Ministerie
van VWS en het CBG voor uitleg van het bestaande regelgevingskader voor de voedselveiligheid
van nieuwe voedingsmiddelen. Op de websites van de NVWA (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/nieuwe-voedingsmiddelen-op-de-markt-bre…) en het CBG (https://www.cbg-meb.nl/onderwerpen/nv-statusbepaling-nieuw-voedingsmidd…) is tevens informatie te raadplegen over nieuwe voedingsmiddelen en de procedure
van markttoelating.
Actieagenda
Ik heb in lijn met de motie van het lid Weverling c.s. een eerste verkenning gedaan
naar verdere acties die kweekvlees kunnen stimuleren. Met de twee kweekvleesbedrijven
in Nederland heb ik gesproken over hun behoeftes. Op dit moment ervaren de kweekvleesbedrijven
geen grote problemen. In gesprek blijven met de overheid wordt door hen als nuttig
ervaren om ook in de toekomst met elkaar te kunnen blijven volgen waar mogelijkheden
en eventuele knelpunten liggen. Het gesprek met de bedrijven en andere betrokkenen
zal ik blijven voeren. Zodra de COVID-19-situatie het weer toelaat, zal ik daarnaast
expertmeetings en ronde-tafel-bijeenkomsten organiseren.
Ik steun verdere ontwikkelingen op het terrein van kweekvlees. Dat doe ik onder meer
door in communicatie-uitingen het belang te benadrukken van ontwikkelingen op dit
terrein.
Ook wil ik investeren in vervolgonderzoek naar kweekvlees. Ik zal in overleg treden
met onder meer de groene hogescholen om te bezien of we komend jaar een call openen
op het gebied van kweekvlees binnen het programma voor praktijkgericht onderzoek dat
LNV en Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht onderzoek SIA samen uitvoeren. Er zijn
nu al studenten die onderzoek doen naar mogelijke toekomstscenario’s op het terrein
van kweekvlees, mogelijkheden en onmogelijkheden van kweekvlees en consumentenacceptatie.
Via de Nationale Eiwitstrategie (NES) waar ik momenteel aan werk zal ik kweekvlees
eveneens verder stimuleren. Kweekvlees past uitstekend in de NES als alternatief geproduceerd
eiwit. De NES heeft als doel de productie van plantaardige eiwitten en de benutting
van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten, voor zowel voedsel als
diervoeder. Eén van de sporen binnen de NES betreft de ontwikkeling van alternatieve
eiwitbronnen waar ook kweekvlees onder kan worden geschaard. Er zal worden gekeken
welke acties die ontwikkeling het beste stimuleren. Ik zal uw Kamer via een voortgangsrapportage
hierover informeren voor het zomerreces.
Uw Kamer heeft gevraagd om experimenteerruimte voor kweekvlees en kweekvleesproducenten
om bij te dragen aan veilige en gezonde marktintroductie(s) van kweekvlees. Een nog
niet op grond van de Europese wetgeving voor nieuwe voedingsmiddelen geautoriseerd
nieuw voedingsmiddel kan nu al worden getest en geproefd, bijvoorbeeld als onderdeel
van de dossiervorming voor een autorisatieprocedure. Verdere informatie is te vinden
in de EFSA richtsnoeren voor het indienen van een veiligheidsdossier van een novel food2. Testen en proeven moet echter altijd onder gecontroleerde experimentele omstandigheden,
net zoals bij klinisch onderzoek voor geneesmiddelen of andere voedingsmiddelen. Bij
een dergelijk onderzoek beoordeelt een onafhankelijke medisch-ethische commissie vooraf
of er genoeg informatie wordt verstrekt aan proefpersonen over wat de risico’s zijn
en wat het wetenschappelijk belang is van de test. Deze gecontroleerde omstandigheden
zijn essentieel om bij te dragen aan een veilige en gezonde testomgeving. Proefsessies
zijn dus reeds mogelijk. Kweekvleesbedrijven onderzoeken op dit moment de mogelijkheden
die deze experimenteerruimte biedt, uiteraard binnen de wettelijke kaders. Met het
voorgaande geef ik opvolging aan de motie van de leden De Groot en Weverling (Kamerstuk
31 532, nr. 237).
Voor wat betreft mijn toezegging om, met het oog op dierenwelzijn, te onderzoeken
of – indien kweekvlees is toegelaten op de markt – er mogelijkheden zijn om beperkingen
op te leggen ten aanzien van de productie en het gebruik van het foetaal kalfsserum
hierbij, wil ik wijzen op het volgende. Uit de verkenning met de kweekvleesbedrijven
blijkt dat deze foetaal kalfsserum niet (meer) gebruiken voor de voeding van de kweekvleescellen.
Er wordt plantaardige voeding voor de cellen gebruikt. De bedrijven ontwikkelen kweekvlees
(onder meer) ter voorkoming van dierenleed. Het gebruik van foetaal kalfsserum voor
voeding van de cellen past daar niet bij. Consumenten zouden het ook niet accepteren
als dit gebruikt zou worden, zo geven de bedrijven aan, dus het is in hun eigen belang
dat ze uitsluitend grondstoffen van niet dierlijke oorsprong gebruiken.
De Universiteit Utrecht heeft een databank opgezet met alternatieven voor de voeding
van kweekvleescellen: fcs-free.org. Dit juich ik toe.
Een wettelijk verbod op het gebruik van foetaal kalfsserum ligt, gegeven het bovenstaande,
niet in de rede. Ik bezie momenteel hoe ik een verbod op foetaal kalfsserum als groeimedium
kan vormgeven. En ik zal in de overleggen met de kweekvleesbedrijven blijven benadrukken
dat ze zelf volledig transparant zijn over alle ingrediënten van hun producten. Dit
komt de consumentenacceptatie naar verwachting ten goede en is ook wettelijk verplicht.
In de motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 31 532, nr. 238) wordt het kabinet verzocht om de innovatie, ontwikkeling en productie van alternatieven
voor vlees te stimuleren. Een verdere ontwikkeling van voedzame, veilige, smakelijke
en betaalbare alternatieven voor vlees draagt bij aan een duurzaam voedselpatroon.
Hieronder schets ik een overzicht van de manieren waarop alternatieven voor vlees
door het kabinet worden gestimuleerd.
– In 2009 heeft LNV het meerjarige innovatie- en onderzoeksprogramma Innovaties Eiwitketens
(PIEK) opgestart – met een focus op fundamenteel en toegepast onderzoek naar kweekvlees,
insecten, algen, plantaardig voedsel voor kweekvis en vleesvervangers. Hieraan is
€ 7 miljoen euro besteed.
– Het instrument SBIR (Small Business Innovation and Research)is een instrument om ondernemers
uit te dagen om innovatieve ideeën te ontwikkelen tot marktrijpe producten. LNV heeft
in 2008 het SBIR-programma «Nieuwe eiwitten op het menu» geïntroduceerd en in 2017
startte de SBIR «New Food Challenge». Beide SBIR’s richtten zich op ontwikkeling van nieuwe aantrekkelijke voedingsmiddelen
of ingrediënten gebaseerd op plantaardige eiwitten. Hiervoor was ongeveer € 3 miljoen
beschikbaar. Het SBIR-programma «New Food Challenge» zou begin maart dit jaarafgesloten worden met een proeverij van plantaardige voedingsmiddelen
(geen kweekvlees) voor potentiële inkopers. Vanwege COVID-19 is die bijeenkomst geannuleerd.
Afhankelijk van de situatie rondom COVID-19 is het voornemen om in september van dit
jaar een proeverij of een webinar over het onderwerp te organiseren. Tijdens de proeverij
of het webinar kunnen potentiële inkopers kennismaken met de ondernemers en de nieuwe
voedingsmiddelen.
– Andere resultaten van de SBIR zijn de opstart van het insectenkweekbedrijf Protix
dat in 2019 de grootste en meest geavanceerde insectenkwekerij ter wereld heeft geopend;
de Vegetarische Slager die vlees op basis van plantaardige eiwitten ontwikkeld heeft
en bedrijven die met SBIR-ondersteuning werken aan onder andere vleesvangers op basis
van aardappeleiwit, hypoallergeen eiwitconcentraat op basis van plantaardige eiwitten
als ingrediënt voor vleesvervangers en ontwikkeling van snacks op basis van lupine
en zeewier.
– In de afgelopen jaren is op verzoek van de topsectoren een aantal publiek-private
samenwerkingsprogramma’s opgenomen in de WR-onderzoeksprogrammering. Zie een overzicht
hiervan in bijlage 1. Het betreft diverse onderzoeken naar nieuwe en verbeterde plantaardige
alternatieven voor dierlijk eiwit en de geschiktheid van grondstoffen en procestechnologie
hiervoor. Hiermee is circa € 2–3 miljoen op jaarbasis gemoeid.
– LNV heeft € 4,2 miljoen beschikbaar gesteld voor een vijfjarig kennis- en innovatieproject
voor de ontwikkeling van zeewierteelt: Proseaweed, seaweed for food and feed. Dit meerjarig missiegedreven innovatieprogramma
(MMIP) is binnen de Topsectoren samen met bedrijfsleven opgepakt en loopt nog door
tot en met 2021.
– Daarnaast is er in 2019 een vierjarig WR kennisbasisprogramma «The protein transition»
gestart met een budget van € 0,8 miljoen per jaar. In het programma wordt gewerkt
aan een eiwittransitie door te investeren in alternatieve eiwitbronnen en producten,
alternatieve consumptiepatronen en het zoeken naar mogelijke alternatieve beleidsmaatregelen.
Het onderzoeksteam werkt nauw samen met LNV, onder meer in de Nationale Eiwitstrategie.
– Vanuit NWO is er programma PULSE (Protein Utilisation from Legumes for a Sustainable European crop) waarin een impuls wordt gegeven aan de eiwittransitie met eiwitingrediënten uit peulvruchten
(erwt, veldboon, lupine).
– Vanuit de Kennis & Innovatieagenda Landbouw Water Voedsel is een MMIP opgesteld met
betrekking tot eiwitvoorziening voor humane consumptie uit (nieuwe) plantaardige bronnen.
In april dit jaar is een call opengesteld voor toegepast onderzoek op dit gebied,
met subsidieverlening door mijn ministerie. Deze call stond open tot en met 31 mei
2020.
– Uiteraard zijn er ook instrumenten als bijvoorbeeld de Vroege fase financiering en
Seed capital, die openstaan voor ondernemers.
Er zijn ook instrumenten als de Vroege fase financiering en Seed capital, die openstaan
voor ondernemers die alternatieven voor vlees ontwikkelen. Ten slotte staat de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland alle, dus ook startende en innovatieve, bedrijven bij met
hulp bij het aanvragen van subsidies of regelingen. Ook vragen of knelpunten kunnen
hier gemeld worden.
In deze brief heb ik aangegeven wat er nu reeds gebeurt en wat de initiatieven en
ideeën zijn voor de toekomstige stimulering van kweekvlees en meer in het algemeen
alternatieve eiwitbronnen. Het gaat hier om een interessante innovatie die ik ondersteun
en waarvan ik de ontwikkeling met belangstelling blijf volgen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
BIJLAGE 1
– Overzicht van eiwitprogramma's in de publiek-private programmering:
– Towards a next generation meat analogues
– Een breed consortium investeert in technologie voor de volgende generatie vleesvervangers.
Met een energiezuinige technologie wordt gezocht naar hiervoor geschikte eiwitrijke
plantaardige grondstoffen en ingrediënten. De ontwikkelde kennis en innovaties stelt
de partners in staat om betere en smakelijke vleesvervangers en innovatieve apparatuur
te produceren. Er zijn in de afgelopen jaren diverse inzichten uit het onderzoek gekomen
waarmee producten en apparatuur verder zijn ontwikkeld waarmee een groter deel van
de eiwitbehoefte in het dieet uit doorplantaardige bronnen kan worden vervangen.
– Towards a next generation analogues for animal protein based emulsions
– In dit programma wordt gewerkt aan de ontwikkeling van plantaardige alternatieven
voor kaas en hybride vleesproducten (producten met zowel dierlijke als plantaardige
eiwitten).
– Protein valorisation from brewers» spent grain
– In dit project wordt gezocht naar extractie- en zuiveringstechnologie die meervoudige
toepassing van eiwit uit bierborstel in voedingsconcepten mogelijk moet maken. Succesvolle
extractie en toepassing kunnen wereldwijd bijdragen aan een verhoogde eiwitvoorziening.
– Akkerbouwbouwplan onder klimaat verandering en eiwittransitie
– Brengt gevolgen op onder andere opbrengst, kwaliteit en bodemgezondheid in beeld van
huidige en alternatieve bouwplannen en teelsystemen (zoals verminderde aanvoer N kunstmest
en een hoger aandeel vlinderbloemigen).
– Replacing dairy with plant protein in cheese
– Een consortium werkt aan de ontwikkeling van een kaas-analoog op basis van plantaardig
eiwit. Het prototype moet goede sensorische en verwerkingseigenschappen hebben met
een kleinere totale koolstofvoetafdruk dan de momenteel beschikbare kazen.
Met de oproep voor publiek-private samenwerking van het afgelopen jaar zijn er 4 programma’s
die van start gaan in 2020. In twee onderzoeken wordt gewerkt aan verbetering van
kwaliteit en bewerking van eiwit uit oliegewassen en vlinderbloemigen. In twee PPS-en
wordt gekeken naar nieuwe en verbeterde kweekmethoden voor insecten.
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit