Brief regering : Evaluatie Project Mainportontwikkeling Rotterdam
24 691 Ruimtetekort in mainport Rotterdam
Nr. 133
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2020
Hierbij zend ik u de evaluatie Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)1. U heeft mij als coördinerend Minister voor PMR om deze evaluatie verzocht in het
kader van de Regeling Grote Projecten, teneinde te kunnen bepalen of de status Groot
Project voor PMR kan worden beëindigd. Ecorys heeft als onafhankelijke partij in mijn
opdracht de evaluatie uitgevoerd en de conclusies en aanbevelingen opgesteld. In deze
brief geef ik, mede namens de bij PMR betrokken Ministers van LNV en BZK, mijn reactie
op dit evaluatierapport aan en hoe opvolging zal worden geven aan de aanbevelingen.
Deze brief is afgestemd met de overige PMR overheidspartners provincie Zuid-Holland
en gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR). Daarnaast heb ik de
maatschappelijke partijen2 in de Tafel van Borging PMR om advies op de evaluatie gevraagd. Dit advies is bijgevoegd3.
Leeswijzer
Deze brief bestaat uit twee delen. In het algemene deel 1 wordt beschreven wat PMR
op hoofdlijnen inhoudt. De scope van de door Ecorys opgestelde evaluatie en de samenvattende
overall conclusie van Ecorys volgt hierna. Ook wordt ingegaan op het belang van de
factor samenwerking voor PMR, zowel die tussen de PMR- partners als met de maatschappelijke
partijen. Tot slot van deel 1 komt het advies van de maatschappelijke organisaties
op de evaluatie van Ecorys aan bod en hoe zich dat verhoudt tot de Ecorys aanbevelingen.
In deel 2 wordt ingegaan op de conclusies en aanbevelingen van Ecorys. Daarin wordt
beschreven hoe aan deze aanbevelingen door de PMR partners gevolg wordt gegeven, hoe
de nog resterende opgaven voor PMR door de verantwoordelijke PMR (overheids)partners
worden geborgd, wat de (nationale) stikstofproblematiek voor de ontwikkeling van Maasvlakte
2 (MV2) betekent en hoe de doelstelling voor de modal shift voor MV2 zich ontwikkelt.
Daarna volgt een korte beschouwing over de lessen van PMR voor andere projecten. Tot
slot volgt een voorstel voor een adequate financiële verantwoording en rapportage
over voortgang van PMR aan de Tweede Kamer na de eventuele beëindiging van de grootprojectstatus.
DEEL 1
Wat is PMR?
Het maatschappelijk overleg over uitbreiding van de zeehaven Rotterdam is al gestart
in de jaren «90 van de vorige eeuw. In 1999 heeft de Tweede Kamer de status Groot
Project aan PMR gegeven. De uitvoering van PMR kent dus al een lange geschiedenis
waarin veel stappen zijn gezet: van planvoorbereiding tot realisatie met de PKB 2006,
de MER, tal van vergunningen en besluiten. PMR bevat ook diverse monitoringprogramma’s,
bestuurs- en private overeenkomsten en convenanten.
De realisatie van PMR is een samenwerking tussen Rijk (nu IenW, LNV, BZK), provincie
Zuid-Holland, gemeente Rotterdam en HbR. PMR gaat om de ontwikkeling van de mainportfunctie
van de haven van Rotterdam, gekoppeld aan een gelijktijdige verbetering van de leefomgevingskwaliteit.
Er is daarom gewerkt met een dubbeldoelstelling. Het project PMR bestaat aldus uit
drie onlosmakelijk gekoppelde deelprojecten:
1. Aanleg, inrichting en verdere ontwikkeling van MV2 onder primaire verantwoordelijkheid
HbR en de daarvoor vereiste natuurcompensatie in de Voordelta en in het nabij gelegen
duingebied.
Er is een nieuw havengebied gerealiseerd, waarvan de uitgeefbare terreinen inmiddels
voor ruim 600 ha zijn aangelegd en deels in bedrijf zijn. MV2 draagt in belangrijke
mate bij aan het gunstige vestigingsklimaat en de economische groei van de Mainport
Rotterdam van de afgelopen jaren. De resterende 400 ha haventerrein wordt naar klantbehoefte
aangelegd in de komende jaren. Naast containeroverslag, distributie en industrie biedt
MV2 ook ruimte voor bedrijvigheid op gebied van duurzame energie. Voor het verlies
aan zeegebied door de landaanwinning is een natuurcompensatie in de Voordelta voorzien
en voor de compensatie van verwachte effecten van stikstofemissies door aanleg en
gebruik van MV2 in een duincompensatie.
2. Ontwikkeling van 750 ha natuur-en recreatiegebied ten zuiden en ten noorden van Rotterdam
(Buijtenland van Rhoon (600 ha), Vlinderstrik (100 ha) en Schiezone (50 ha)) onder
primaire verantwoordelijkheid Provincie Zuid-Holland.
Dit gaat om 3 projecten, waarvan er 2 vrijwel volledig gerealiseerd (150 ha) zijn
en voor het resterende deel (Buijtenland van Rhoon; 600 ha) de uitvoering van het
(inmiddels herijkte) streefbeeld is ondergebracht in een voor dit doel opgerichte
gebiedscorporatie.
3. Verbetering van Bestaand Rotterdams Gebied (ruim 100 projecten die de leefbaarheid
in de regio een positieve impuls moeten geven) onder primaire verantwoordelijkheid
gemeente Rotterdam.
Er zijn sinds 2006 110 projecten in het programma Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)
in uitvoering genomen (looptijd tot 2021, budget € 80 mln). Deze hebben tot doel een
betere (intensievere) of andere (transformatie) benutting van het bestaande havengebied
én een betere leefomgeving. Een groot deel van de projecten (80%) is inmiddels met
succes afgerond en wordt door belanghebbenden overwegend positief beoordeeld. De resterende
projecten worden dit jaar afgerond.
Scope van de evaluatie
In 2013 is een eerste evaluatie uitgevoerd door Berenschot (Bijlage bij Kamerstuk
24 691, nr. 119) waarin de organisatie en uitvoering van PMR en de op dat moment gerealiseerde PMR-onderdelen
zijn geëvalueerd. De huidige evaluatie door Ecorys heeft die evaluatie als vertrekpunt
genomen en heeft zich gericht op de sindsdien opgetreden ontwikkelingen, gerealiseerde PMR-onderdelen en de thans resterende risico’s. Naast de evaluatie volgens
de Regeling Grote Projecten is ook de PKB PMR geëvalueerd omdat die in 2021 vervalt.
De realisatie van de zogeheten Beslissingen van Wezenlijk Belang uit de PKB PMR is
daarvoor beschouwd.
Overall conclusie over PMR van Ecorys
De landaanwinning en inrichting (de basisinfrastructuur) van MV2 zijn inmiddels binnen
scope, tijd en budget gerealiseerd. Deze dragen volgens de evaluatie in belangrijke
mate bij aan de groei van de Rotterdamse haven van de afgelopen jaren. Dit betreft
een unieke prestatie. De groei van de haven is gekoppeld aan een gelijktijdige verbetering
van de leefomgevingskwaliteit in de Rotterdamse regio, de zogeheten dubbeldoelstelling.
De meeste projecten op het gebied van leefbaarheid en natuurcompensatie zijn inmiddels
uitgevoerd. Op dit vlak resteren echter nog een viertal belangrijke opgaven (natuurcompensatie
Voordelta en duinen, Buijtenland van Rhoon en de stikstofproblematiek). Dit zijn belangrijke
opgaven, waarvoor de benodigde besluiten al wel zijn genomen en de maatregelen zijn
uitgevoerd of de organisatie daarvoor verankerd is, maar waarvan het eindresultaat
nog niet is bereikt. PMR is dus nog niet klaar.
Samenwerking tussen overheden, Havenbedrijf Rotterdam en maatschappelijke organisaties
De aanpak van PMR heeft goed gewerkt en de uitvoering is op heel veel onderdelen goed
verlopen, aldus Ecorys. Alle betrokken partijen (de overheidspartners, HbR en de maatschappelijke
organisaties) geven aan trots zijn op PMR en wat er bereikt is. Niet in de laatste
plaats is dat het resultaat van de goede samenwerking tussen alle betrokken partijen
in de vele jaren achter ons.
Er is nog steeds belangrijk werk te doen die de continuering van inzet en goede samenwerking
voor de komende jaren vraagt.
Advies Tafel van Borging vs advies Ecorys
De natuur- en milieuorganisaties in de Tafel van Borging PMR beklemtonen in hun advies
het belang van de doelrealisatie voor de natuurcompensatie Voordelta en het natuur-
en recreatiegebied Buijtenland van Rhoon. De balans tussen resultaat op economie en
leefbaarheid is volgens hen nog niet volledig bereikt. Dat brengt hen tot de afweging
om de status Groot Project nog te willen continueren.
De reeds gestarte dialoog met alle betrokken partijen om de natuurcompensatiedoelen
te bereiken en de relatief beperkte financiële risico’s van aanpassingen in de natuurcompensatie,
brengt Ecorys daarentegen tot het advies dat afgezien kan worden van de grootprojectstatus.
Ook de wijze waarop de uitvoering van het in 2018 vastgestelde streefbeeld voor het
Buijtenland van Rhoon nu ter hand is genomen is in lijn met hetgeen Ecorys hiervoor
aanbeveelt.
De uitvoering en monitoring van de nog resterende PMR-opgaven is volgens Ecorys goed
verankerd, het gesprek over eventuele vervolgstappen voor de natuurcompensatie Voordelta
is in gang gezet en de uitvoering en afstemming binnen PMR en met de Tafel van Borging
blijft gecontinueerd. Over de voortgang wordt op basis van de Integrale Rapportage
open en constructief gesproken in het maatschappelijk overleg in de Tafel van Borging.
Ik kan de redenering en argumentatie van Ecorys volgen waarom de grootprojectstatus
zou kunnen worden beëindigd. Echter, gelet op uitgesproken behoefte aan continuering
ervan door de maatschappelijke organisaties in de Tafel van Borging – welke argumenten
ik ook begrijp – en het belang dat ik hecht aan de goede samenwerking in de Tafel
van Borging, heb ik er geen bezwaar tegen als de Kamer zou besluiten om de grootprojectstatus
nog voor 5 jaar te laten bestaan.
DEEL 2
Conclusies en aanbevelingen van Ecorys
Onderstaand wordt nader ingaan op de conclusies en de aanbevelingen van de evaluatie
zoals Ecorys die geformuleerd heeft.
PMR is in belangrijke mate gerealiseerd, maar het is nog niet af. Er resteren een
aantal wezenlijke opgaven waarvan Ecorys in de evaluatie ook concludeert dat nu nog
niet met zekerheid kan worden gesteld dat de doelstelling daarvoor wordt bereikt.
De evaluatie geeft daarom ook aanbevelingen voor de borging van de verdere uitvoering
en monitoring van de nog resterende opgaven.
Natuurcompensatie Voordelta (NCV)
Resterend risico
De aanleg van MV2 leidt tot het verlies van maximaal 2.450 ha zeegebied. Daarvoor
moet op grond van de Natuurbeschermingswetvergunning worden gecompenseerd. In 2008
zijn daarvoor het in de Natuurbeschermingswetvergunning voorgeschreven 24.500 ha groot
bodembeschermingsgebied en de inliggende rustgebieden voor vogels ingesteld. De formele
instelling is tijdig gebeurd in de voorgeschreven omvang en binnen het gebied zoals
dat in de PKB PMR is aangewezen. In het bodembeschermingsgebied is bodemberoerende
boomkorvisserij met een motorvermogen >260 pk niet meer toegestaan. Door daarmee binnen
het bodembeschermingsgebied een ecologische winst van 10% te realiseren worden de
in het Natura 2000-gebied Voordelta optredende significante effecten op habitattype
1110B gecompenseerd. De rustgebieden verbeteren de foerageercondities voor vogels.
De huidige toestand en draagkracht van de gehele Voordelta is in de afgelopen jaren
op veel onderdelen verbeterd. De landaanwinning heeft geen waarneembaar negatief effect
op de draagkracht van het gebied gehad. De uitgebreide, langjarig uitgevoerde monitoring
heeft echter nog niet een eenduidige relatie met de instelling van het bodembeschermingsgebied
kunnen vaststellen. Mogelijke oorzaken zijn de grote natuurlijke dynamiek, interacties
binnen het voedselweb en de sterk toegenomen garnalenvisserij. Bruikbare referentiemetingen
ontbreken omdat de boomkorvisserij buiten het bodembeschermingsgebied autonoom eveneens
is afgenomen. De vereiste maatregelen zijn dus getroffen, het effect is echter nog
niet vastgesteld en mogelijk niet via monitoring vast te stellen.
Beheermaatregelen
De realisatie en monitoring van de natuurcompensatie is de verantwoordelijkheid van
HbR, op grond van haar vergunning Wet natuurbescherming. De benodigde besluiten (aanwijzingsbesluit en toegangsbeperkingsbesluiten) zijn
genomen door het Ministerie van LNV en de uitvoering van de monitoring wordt verzorgd
door Rijkswaterstaat op grond van een privaatrechtelijke uitwerkingsovereenkomst.
Omdat het positief effect van de natuurcompensatie nog niet met de monitoring is vastgesteld
zijn de betrokken PMR-partijen4 met de bij de NCV betrokken belanghebbenden in 2019 een traject ingegaan om mogelijk
zinvolle vervolgstappen te verkennen, met als doel voor eind 2020 tot een afweging te komen. Realisatie van een adequate natuurcompensatie staat voor het Rijk niet
ter discussie. Inmiddels wordt met de natuurorganisaties en de garnalen- en schelpdiervisserij
gesproken over mogelijk noodzakelijke aanvullende of alternatieve maatregelen om de
natuurcompensatie, dan wel de meetbaarheid daarvan te verbeteren. Waar nodig zal dit
in nieuwe besluiten van het Ministerie van LNV resulteren. Dit is in navolging van
de aanbeveling van Ecorys in de evaluatie om de aanpak te herijken. Hierover wordt
de Kamer eind 2020 geïnformeerd.
Het geschetste traject valt buiten de gemaakte afspraken over natuur en visserij in
het tussen de onderhandelaars overeengekomen Noordzee-akkoord. Het wordt wel met de
deelnemers aan het Noordzee-akkoord afgestemd.
Ontwikkeling natuur- en recreatiegebied Buijtenland van Rhoon
Resterend risico
De ontwikkeling van het 600 ha omvattende natuur- en recreatiegebied Buijtenland van
Rhoon is onderdeel van de leefbaarheidsdoelstelling van PMR. Omwille van het maatschappelijk
draagvlak zijn de oorspronkelijk in PMR vastgestelde doelstellingen voor natte natuur
aangepast naar agrarisch-recreatieve natuur. Een daartoe nader uitgewerkt Streefbeeld
Buijtenland van Rhoon is in 2018 door alle betrokken partijen onderschreven en door
de provincie Zuid-Holland bestuurlijk als doelstelling vastgesteld. Dit proces heeft
er toe geleid dat het oorspronkelijke tijdpad voor realisatie niet is gerealiseerd.
Over de voortgang en samenhang van de verdere uitvoering hebben de natuur- en milieuorganisaties
in hun advies bij de evaluatie van Ecorys hun zorg uitgesproken.
Beheermaatregelen
De verantwoordelijkheid voor realisatie van het Buijtenland van Rhoon ligt primair
bij de provincie Zuid-Holland. Het herijkte streefbeeld vormt nu het kader voor de
door de provincie ingestelde gebiedscoöperatie om dit tot uitvoering te brengen. De
verplichting daartoe ligt vast in een tussen provincie en coöperatie gesloten uitvoeringsovereenkomst.
De coöperatie is inmiddels concreet van start gegaan met de uitvoering. Alle inspanningen
van de coöperatie zijn er op gericht om het overgrote deel van de doelen binnen een
termijn van 10 jaar te bereiken, zo staat in het Streefbeeld vermeld (i.c. 2028). De uitvoering wordt vanuit PMR nauwlettend gevolgd en bewaakt
om het vertrouwen te behouden in de realisatie van het streefbeeld. Dit is in lijn
met de aanbeveling van Ecorys.
De coöperatie en de daarin samenwerkende gebiedspartners krijgen nu bewust de ruimte
om de uitvoering op te pakken en in te vullen conform het streefbeeld. Op basis van
de voor PMR afgesloten Uitvoeringsovereenkomsten is en blijft de provincie Zuid-Holland
primair aanspreekbaar op de bewaking van het uitvoeringstraject en realisatie van
de afgesproken doelstellingen.
Natuurcompensatie Duinen (Spanjaards Duin)
Resterend risico
Om de verwachte effecten van stikstofdeposities op Natura 2000 duingebieden ten gevolge van de aanleg en met name het gebruik van MV2 te compenseren
moet op grond van de Natuurbeschermingswetvergunning worden gecompenseerd met duincompensatie.
Deze duincompensatie is in opdracht van RWS als een 42 ha groot nieuw duingebied aangelegd.
Dit heeft de naam Spanjaards Duin gekregen en is inmiddels onderdeel van het Natura
2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Het duincompensatiegebied is tijdig en met
voldoende oppervlak (hectares) aangelegd. Voor de verdere ontwikkeling was volgens
het beheerplan een traject van vele jaren voorzien. De te compenseren vegetatie was
op het moment van oplevering van de landaanwinning nog niet gereed omdat de ontwikkeling
van deze vegetatie tijd nodig heeft. Dat was aanvaardbaar omdat de bedrijvigheid op
MV2 zich ook geleidelijk ontwikkelt.
Er is zoveel mogelijk via natuurlijke processen van winderosie en zandinvang een natuurgebied
ontstaan met geschikte fysieke condities, waar de beoogde vegetatie zich langs natuurlijke
weg moet kunnen vestigen. Echter, de ontwikkeling van de beoogde natte duinvallei
kwam in de laatste jaren toch in onvoldoende omvang op gang. Daarom is in 2018 ingegrepen
en is de bodem over een deel van de vallei additioneel verlaagd. Er is daardoor nu
voldoende potentieel fysiek geschikt areaal waarbinnen de beoogde vegetatie zich alsnog
kan gaan ontwikkelen. Mogelijke verstoring door bestaande en nieuwe recreatieve bebouwing
op het strand wordt met monitoring gevolgd en zo nodig beperkt. Omdat de eindsituatie
nu nog niet is bereikt, kan nog niet met zekerheid gesteld dat de duincompensatie
volledig is of wordt gerealiseerd.
Beheermaatregelen
De realisatie en monitoring van de natuurcompensatie is primair de verantwoordelijkheid
van HbR, op grond van haar vergunning Wet natuurbescherming. De voor de aanleg benodigde
besluiten zijn genomen door de provincie Zuid-Holland. De uitvoering en monitoring
wordt verzorgd door Rijkswaterstaat op grond van een privaatrechtelijke uitwerkingsovereenkomst.
Spanjaards Duin is onderdeel van het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen
en is door Rijkswaterstaat in beheer gebracht bij het Zuid-Hollands Landschap. Het
Aanwijzingsbesluit borgt de compensatiedoelstellingen en het inmiddels vastgestelde
Natura 2000-beheerplan Solleveld en Kapittelduinen voorziet in het noodzakelijk beheerkader
om de doelen te realiseren.
Inmiddels is er voldoende fysiek geschikt areaal voor grijs duin en natte duinvallei
en moet – volgens plan – de karakteristieke vegetatie zich primair langs natuurlijke
weg ontwikkelen. Waar nodig wordt er bijsturing gepleegd, het beheerplan bevat daarvoor
de noodzakelijke instrumenten. De verdere ontwikkeling van het duingebied wordt met
monitoring gevolgd en het beheer door het Zuid-Hollands Landschap wordt begeleid door
een commissie van deskundigen en betrokken partijen. De verwachting is dat de ontwikkeling zich in de goede richting voortzet en het doelbereik door
het beheer in voldoende mate is geborgd. De wettelijk voorgeschreven periodieke evaluatie
van het beheerplan door de provincie Zuid-Holland ziet daarop toe. Ecorys concludeert
in de evaluatie dan ook dat de natuurcompensatie voor de duinen goed op weg is.
Stikstofproblematiek
Resterend risico
Naar toenmalig inzicht (2008) wordt met de duincompensatie volledig gecompenseerd
voor de verwachte effecten van stikstofdeposities als gevolg van de aanleg en van
met name de voorziene bedrijvigheid op MV2. Ecorys stelt dat de aanpak van MV2 op
het gebied van stikstofdepositie als een goed voorbeeld kan worden gezien. Er is in
ruime mate gecompenseerd voor de mogelijke effecten van stikstofdepositie om te voorkomen
dat dit op termijn een probleem zou vormen bij de invulling van de MV2. Desondanks
is de vergunbaarheid van nieuwe bedrijvigheid op MV2 steeds complex gebleken. Bij
de eerste vestiging van de containerterminals in 2012 bleek dat de duincompensatie
niet de beoogde zekerheid bood voor vergunbaarheid en zijn in diverse natuurgebieden
aanvullende maatregelen getroffen. Ook onder de PAS bleek de ontwikkelingsruimte voor
MV2 onzeker, ondanks de daarvoor toegekende prioritaire status. Met de PAS uitspraak
van de Raad van State in 2019 is de onzekerheid over vergunbaarheid van nieuwe bedrijven
nog steeds aan de orde. De duincompensatie biedt op dit moment dan ook niet de daarmee
beoogde zekerheid voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsactiviteiten op MV2. HbR
spreekt dan ook zijn bezorgdheid hierover uit en constateert dat dit kan leiden tot
een stagnerende ontwikkeling van MV2 en voor het in de PKB beoogde vernieuwingsproces
in het bestaande havengebied.
Beheermaatregelen
De verantwoordelijkheid voor de inrichting en exploitatie van MV2, inclusief de consequenties
van gewijzigde regelgeving, ligt primair bij HbR. De stikstofproblematiek is niet
exclusief voor PMR, maar speelt overal. Het Rijk, onder regie van het Ministerie van
LNV, zoekt naar oplossingen voor de stikstofproblematiek voor heel Nederland. Via
een aantal maatregelen wordt op korte termijn ruimte gecreëerd voor de urgente projecten
(woningbouw en infrastructuurprojecten). De in de kamerbrief van 19 februari jl. aangekondigde
natuurbank moet ervoor gaan zorgen dat projecten die noodzakelijk zijn voor de nationale
(water)veiligheid, inclusief die van (vaar)wegen, doorgang kunnen vinden (Kamerstuk
35 334, nr. 48). De landelijke aanpak voorziet in natuurherstel enerzijds en vermindering van de
stikstofdepositie via bronmaatregelen anderzijds. Dit betreft de zeer recent aangekondigde
investeringen in natuurherstel, uitkoop van landbouwbedrijven en maatregelen om de
stikstofuitstoot bij industrie en transport te reduceren (Kamerstuk 35 334, nr. 82). Projecten die stikstofdepositie veroorzaken met significante effecten op en Natura
2000-gebied kunnen gebruikmaken van de bestaande mogelijkheden voor vergunningverlening,
zoals intern en extern salderen of de ADC-toets. Het kabinet werkt de komende periode
aan de uitwerking van aanvullende mogelijkheden voor toestemmingverlening, zoals verleasen,
een regionale drempelwaarde of een programma voor duurzame energieprojecten.
Het Rijk werkt onder regie van LNV ten slotte samen met de provincies aan een gebiedsgerichte
aanpak. Samen met provincie Zuid-Holland en HbR zal gezocht worden naar oplossingen
voor de situatie in de Rotterdamse haven als geheel en MV2 in het bijzonder5. Dat zal voldoende zekerheid en perspectief moeten leveren dat MV2, mede gezien de
daarvoor reeds uitgevoerde duincompensatie, zoals bedoeld met het project PMR verder
in gebruik kan worden genomen.
Modal shift
Tenslotte vraag ik aandacht voor de modal shift, een van de hoofddoelstellingen in
het Afsprakenkader Borging PMR. Deze afspraak beoogt de modal split in het transport
van containers van en naar MV2 te verschuiven van weg naar spoor en water. Daarmee wordt de bereikbaarheid over de weg (A15)
verbeterd én het milieu minder belast. De ambitie is om voor 2033 het achterlandtransport
van containers voor hooguit 35% met vrachtwagens te laten plaatsvinden.
Hiervoor zijn geen tussentijdse mijlpalen opgenomen. Maar de monitoring ervan wijst
uit dat de afgelopen jaren er maar een geringe verschuiving in de modal split te zien
is en juist het aandeel over de weg stabiel blijft (48–50%). Hoewel de doelstelling
voor het wegvervoer ambitieus is, moet de komende jaren een dalende lijn voor het
containervervoer over de weg gaan inzetten. De verwachting is dat met inspanning van
alle betrokkenen de gewenste ontwikkeling ook daadwerkelijk zichtbaar wordt6.
De inzet van het kabinet is gericht op een meer integraal mobiliteitsbeleid voor goederenvervoer
en logistiek en de bijdrage die binnenvaart en spoorwegen kunnen leveren aan het beperken
van het toenemend goederenvervoer over de weg. De Goederenvervoeragenda die u in juli
2019 hebt ontvangen, ontwikkelt een extra inzet op een multimodaal gebruik van de
infrastructuurnetwerken.
Financiële verantwoording via begrotingscyclus
Voor het Rijk is het financiële risico inmiddels beperkt tot de ontwikkeling van de
natuurcompensatie. Het Rijk voert op grond van de afspraken in de privaatrechtelijke
uitwerkingsovereenkomst Landaanwinning (UWO) de realisatie en monitoring van die compensatie
uit. Indien het ingezette traject tot nadere afweging over mogelijk zinvolle vervolgstappen
en maatregelen tot de slotsom leidt dat daarvoor additionele financiële middelen nodig
zijn, dan is daarvoor de beschikbare risicoreservering PMR in te zetten. Dit is in
lijn met de conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie: «De verantwoording van de
besteding van de middelen kan worden afgeschaald door gebruik te maken van de begroting
en jaarverslagen van de betrokken partijen. Voor de overheden valt dat onder de reguliere
democratische controle. In dat licht kan voor het vervolgtraject afgezien worden van
de grootprojectstatus.»
Lessen voor andere projecten
Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam heeft volgens Ecorys goed laten zien dat
in Nederland grote ruimtelijke projecten in gezamenlijkheid met de verschillende belanghebbende
partijen uitgevoerd kunnen worden. Het model van langdurige samenwerking tussen overheden,
bedrijfsleven en andere belanghebbende partijen, en de dubbeldoelstelling van economie
en leefomgeving zijn twee belangrijke succesfactoren gebleken. Dat is een bruikbare
ervaring voor nieuwe ruimtelijke projecten. Zo is de voorgestane aanpak en ontwikkeling
van ruimtelijke projecten in de Omgevingsvisies en Omgevingsagenda’s op nationaal,
provinciaal en gemeentelijk niveau op een vergelijkbare gezamenlijkheid van belanghebbenden
gebaseerd.
Daarnaast kan volgens Ecorys als les worden getrokken voor andere projecten dat gedurende
de uitvoering voldoende flexibiliteit in inzet van middelen nodig is om de doelen
op een hoger abstractieniveau te halen. Veranderende regelgeving en het (te) strak
vastleggen van afspraken over hoe de doelen bereikt worden, kunnen bij onvoorziene
ontwikkelingen belemmerend werken op het behalen daarvan. De realisatie van grote
ruimtelijke projecten vraagt immers meestal om een lange doorlooptijd met alle onzekerheden
van dien.
Het succes van PMR is ook gelegen in de betrokkenheid van verschillende belanghebbende
partijen. Ecorys noemt in dit verband de Tafel van Borging een «gouden greep»»: het
periodiek overleg tussen maatschappelijke partijen met de overheidspartijen en HbR.
De Tafel van Borging functioneert sinds 2008 als ontmoetingsplaats waar het gesprek
tussen partijen plaatsvindt. Volgens Ecorys heeft juist deze goede samenwerking er
daadwerkelijk aan bijgedragen dat formele gerechtelijke procedures zich niet hebben
voorgedaan. Naast dit brede overleg met belanghebbenden heeft HbR zelfstandig met
verschillende stakeholders nog overeenkomsten gesloten om de ontwikkeling van MV2
mogelijk te maken.
Voortgangsbrief of integrale rapportage
Eind 2015 heeft de Tweede Kamer reeds ingestemd met een vereenvoudigde rapportageplicht
voor PMR. Daarvoor is sindsdien de Integrale rapportage »Visie en Vertrouwen»» benut.
Die rapportage is primair bedoeld als voortgangsinformatie naar de maatschappelijke
partners in het gelijknamige convenant.
De aanbeveling van Ecorys in de evaluatie is om voor de Tweede Kamer over te gaan
naar een jaarlijkse voortgangsbrief toegespitst op de nog niet afgeronde onderwerpen
die nog aandacht vragen: de natuurcompensatie Voordelta, de duincompensatie, het natuur-
en recreatiegebied Buijtenland van Rhoon en de verdere ingebruikname van MV2 in relatie
tot de stikstofproblematiek. Daarmee wordt een meer gefocuste informatievoorziening gerealiseerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.