Brief regering : Groepsgrootte en leerling-leraarratio in het primair onderwijs in 2019
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 521
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2020
In deze brief bericht ik u over de groepsgrootte en de leerling-leraarratio(llr) in
het primair onderwijs in 20191. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft net als afgelopen jaren de steekproef
voor de groepsgrootte uitgevoerd.2 DUO heeft ook de cijfers over de leerling-leraarratio berekend.
De gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs in 2019
Tot 2013 was er sprake van een lichte stijging in de gemiddelde groepsgrootte. Tussen
2013 en 2016 is de gemiddelde groepsgrootte gestabiliseerd; er zaten gemiddeld 23,3
leerlingen in een groep. Dit jaar is de gemiddelde groepsgrootte weer licht gedaald,
tot 22,6 leerlingen. In figuur 1 is de gemiddelde groepsgrootte over de jaren weergegeven.
Daarin is te zien dat de groepsgrootte de afgelopen twee jaar licht is gedaald.
Figuur 1: gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs, bron: DUO
De ontwikkeling in tabelvorm is als volgt:
jaar
Gemiddelde groepsgrootte
2011
22,83
2013
23,31
2014
23,26
2015
23,30
2016
23,37
2017
23,10
2018
22,96
2019
22,62
Tabel 1: gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs, bron: DUO
Weer minder groepen boven 30 leerlingen
De diversiteit binnen en tussen scholen lijkt weinig anders dan voorgaande jaren.
De daling van het aantal groepen met meer dan 30 leerlingen heeft zich verder doorgezet.
In 2019 heeft nog 2% van de groepen meer dan 30 leerlingen. In 2018 was dat ruim 4%,in
2017 bijna 5% en in 2016 was dat bijna 7%.
In 2014 tot en met 2018 was ongeveer twee derde van de groepen kleiner dan 26; in
2019 is dat 70,9%. In 2014–18 had ongeveer de helft van de groepen 20 tot en met 26
leerlingen; in 2019 is dat 54.9%. Er is dus een lichte verschuiving naar meer kleinere
groepen.
Hieronder is de spreiding van de groepsgrootte per groep weergegeven in een figuur:
Figuur 2: spreiding groepsgrootte per groep, bron: DUO
Groepen op grote scholen gemiddeld groter
Naarmate scholen groter worden, zijn ook de groepen van die scholen groter; zie onderstaande
figuur en tabel.
Figuur 3: groepsgrootte in verschillende schoolgroottes, bron: DUO
categorieën van (school)vestigingsgrootte
Groepsgrootte 2019
25–50 leerlingen
12,4
51–100 leerlingen
19,0
101–150 leerlingen
21,3
151–200 leerlingen
22,0
201–400 leerlingen
22,9
meer dan 400 leerlingen
24,1
gemiddeld
22,6
Tabel 2: groepsgrootte in verschillende schoolgroottes, bron: DUO
Groepen in het noorden zijn kleiner
In het noorden van het land zijn de groepen kleiner dan in de rest van Nederland.
De scholen in regio Noord hebben gemiddeld 1,7 leerlingen minder per groep. Zie onderstaande
grafiek en tabel. Groepen in het midden, westen en zuiden van het land lijken in gemiddelde
grootte meer op elkaar.
regio
Groepsgrootte 2019
Noord
21,1
Midden
22,8
West
22,8
Zuid
22,7
gemiddeld
22,6
Tabel 3: groepsgrootte per regio, bron: DUO
De groepsgrootte in de G5 (inclusief Almere) was in 2019 als volgt:
Gemeente
Groepsgrootte
Almere
23,0
Amsterdam
22,0
Rotterdam
21,5
Den Haag
22,6
Utrecht
22,9
Total
22,3
Tabel 4: groepsgrootte in de G5, bron: DUO.
Scholen met meer achterstand hebben kleinere groepen
Naarmate scholen meer achterstand hebben, zijn groepen kleiner. Dit is conform verwachting:
naarmate scholen een populatie met meer achterstand hebben, krijgen zij meer geld
om deze kinderen gelijke kansen te bieden. Er is dus meer geld voor personeel bij
scholen met meer achterstandsgroepen. Hieronder staan groepsgroottes van scholen met
verschillende mate van achterstandspopulatie.
In 2019 is de gewichtenregeling die werd gebruikt om scholen te compenseren voor achterstandsleerlingen
vervangen door de achterstandsscore.3
Figuur 4: groepsgrootte in verschillende categorieën van schoolachterstand, bron:
DUO
De tabel die het meerjarig perspectief van de groepsgrootte in verschillende categorieën
van schoolachterstand weergeeft, is als volgt:
Categorieën van schoolachterstand
Groepsgr.
2014
Groepsgr.
2015
Groepsgr. 2016
Groepsgr. 2017
Groepsgr. 2018
Groepsgr. 2019
0
24,0
24,0
24,1
23,6
23,6
23,2
>0 tot 0,5
23,1
22,8
22,7
22,8
22,4
22,4
>= 0,5 tot 2
20,2
20,4
20,5
20,3
20,6
21,6
>2
19,1
19,2
20,4
19,5
18,7
20,1
gemiddeld
23,3
23,3
23,4
23,1
23,0
22,6
Tabel 5: meerjarig perspectief groepsgrootte in verschillende categorieën van schoolachterstand,
bron: DUO
De leerling-leraarratio in het basisonderwijs in 2019
Op basis van de nieuwe 1–oktober cijfers over de aantallen leerlingen en de formatieomvang
van leraren zijn de nieuwe leerling–leraarratio’s berekend door DUO. De leerling-leraarratio
is het aantal fte leraren gedeeld door het aantal leerlingen. De resultaten van deze
deling zijn als volgt:
Figuur 6: leerling-leraarratio’s in het PO, bron: DUO
Hieruit blijkt dat de llr in het po voor bijna alle sectoren vrijwel gelijk is gebleven;
in het sbo is deze na twee jaar (2017 en 2018) toegenomen te zijn licht gedaald.
De leerling-leraarratio in het sbo
De llr in het speciaal basisonderwijs steeg licht in zowel 2017 als 2018 terwijl de
leerling-leraarratio in die jaren daalde in het bao. In mijn brief over de groepsgrootte
en leerling-leraarratio van 2019 (Kamerstuk 31 293, nr. 470) heb ik toegezegd te zullen onderzoeken waar deze tegengestelde beweging ten opzichte
van de rest van het basisonderwijs vandaan komt. Het onderzoek is inmiddels afgerond
en is bijgesloten bij deze brief (Regioplan, 2020)4. Bij 11 samenwerkingsverbanden en 12 sbo-scholen, waarvan de meeste te maken hadden
met een sterke stijging van de ll-ratio, zijn mogelijke oorzaken voor de stijging
onderzocht. Ook is een analyse uitgevoerd op de landelijke cijfers.
Het blijkt dat er niet een enkele oorzaak is aan te wijzen voor de stijging in de
ll-ratio. Wettelijke kaders rondom het stichten van nieuwe scholen en regionale afspraken
in het samenwerkingsverband kunnen een rol spelen bij de toelating en instroom van
leerlingen in het sbo, maar er is geen directe relatie met de ontwikkeling van de
ll-ratio. Dit geldt ook voor de onderwijskundige keuzes die op school worden gemaakt,
zoals de inzet van ICT of andere vormen van lesgeven.
Wat wel van invloed lijkt te zijn, is de toename van het aantal jongere kinderen in
het sbo (kleuterleeftijd)5, in combinatie met een nog achterblijvend aantal fte aan onderwijzend personeel.
Dit sluit aan bij de krappere arbeidsmarkt waar scholen mee te maken hebben en waardoor
het vinden van leraren moeilijker is geworden. Omdat voldoende en goed onderwijspersoneel
essentieel is voor de kwaliteit van onderwijs, is de aanpak van de tekorten een prioriteit
van dit kabinet. Ook komende jaren blijf ik de ontwikkeling van de llr volgen.
Ten slotte
De cijfers van 2019 laten zien dat de gemiddelde groepsgrootte en de leerling-leraarratio
in het primair onderwijs zijn gedaald en dat het aantal grote groepen kleiner wordt.
Dit kan als positief gezien worden, maar ik wil graag benadrukken dat er geen ideale
groepsgrootte is. Vanuit een onderwijsvisie wordt, samen met leerkrachten en ouders,
gekeken hoe het beste onderwijs aan leerlingen gegeven kan worden. De groepsindeling
is onderdeel van die visie. De ruimte voor dit maatwerk vind ik belangrijk. Daarom
werk ik vooralsnog toe naar een adviesrecht voor medezeggenschapsraad in het primair
onderwijs op de groepsgrootte. Ik hoop dat dit adviesrecht de dialoog en de besluitvorming
ten aanzien van de groepsgrootte in het primair onderwijs, en daarmee de onderwijskundige
visievorming op scholen, zal versterken.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.