Brief regering : Reactie op vragen gedaan tijdens het algemeen overleg, gehouden op 17 april 2019, over Strafrechtelijke onderwerpen (Kamerstuk 29279-517)
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 595 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2020
Tijdens het Algemeen Overleg Strafrechtelijke Onderwerpen van 17 april 2019 (Kamerstuk
29 279, nr. 517) vroeg Uw Kamer naar de procedure in het geval een verdachte in eerste aanleg is
veroordeeld en tegen die uitspraak hoger beroep is ingesteld, waarbij in afwachting
van het hoger beroep de voorlopige hechtenis is geschorst en de voorwaarden die zijn
verbonden aan die schorsing worden overtreden. Ook heeft Uw Kamer gevraagd of in dit
kader (aanvullende) wetgeving nodig is.
Ik zal in deze brief kort ingaan op het algemeen juridisch kader van voorlopige hechtenis
en vervolgens meer specifiek op het door u aangedragen thema van schorsing en herroeping
van de voorlopige hechtenis (in afwachting van het hoger beroep).
Voorlopige hechtenis
Voorlopige hechtenis (voorarrest voorafgaand en tijdens de behandeling van een strafzaak)
kan worden bevolen ten aanzien van een verdachte. Dit geldt ook wanneer een verdachte
in eerste aanleg is veroordeeld en vervolgens hoger beroep heeft ingesteld tegen die
veroordeling. Over de strafzaak van een verdachte is dan nog niet onherroepelijk beslist.
In afwachting van het hoger beroep kan dan (opnieuw) de voorlopige hechtenis worden
bevolen of verlengd. De regels ten aanzien van de voorlopige hechtenis zijn opgenomen
in het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Voorlopige hechtenis is toegelaten in een aantal gevallen. Ten eerste in geval van
verdenking van een feit waarop een maximale gevangenisstraf van vier jaar of meer
is gesteld. Daarnaast is voorlopige hechtenis toegelaten in geval van verdenking van
een aantal specifiek in de wet benoemde misdrijven1 en wanneer van een verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats kan worden vastgesteld.2 In de gevallen waarin voorlopige hechtenis is toegelaten zullen, alvorens de voorlopige
hechtenis door de rechter kan worden bevolen, ook gronden en ernstige bezwaren aanwezig
moeten zijn ten aanzien van een verdachte. De gronden voor voorlopige hechtenis kunnen
bijvoorbeeld zijn vluchtgevaar of recidivegevaar. De ernstige bezwaren (een bepaalde
mate van verdenking dat een verdachte schuldig is aan het feit waarvan hij wordt verdacht)
moeten blijken uit feiten of omstandigheden uit het strafdossier. Tot slot moet bij
het bevelen van de voorlopige hechtenis ook rekening worden gehouden met de naar verwachting
op te leggen straf of maatregel: de voorlopige hechtenis mag de verwachte duur daarvan
niet overschrijden.
Wanneer het gaat om voorlopige hechtenis in afwachting van het hoger beroep, vormt
ook een in eerste aanleg opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel een grond
voor het geven of verlengen van een bevel tot voorlopige hechtenis. Nieuwe ernstige
bezwaren zijn in dat geval niet nodig.3
Schorsing
De voorlopige hechtenis kan, nadat deze is bevolen, worden geschorst. De procedure
aangaande de schorsing van de voorlopige hechtenis is in eerste aanleg en in hoger
beroep gelijk, met dien verstande dat in eerste aanleg de rechtbank de bevoegde instantie
is en in hoger beroep het gerechtshof. Vanuit het Openbaar Ministerie (hierna: OM)
is in eerste aanleg de officier van justitie betrokken en in hoger beroep de advocaat-generaal.
In Sv is bepaald dat de rechter de schorsing van de voorlopige hechtenis ambtshalve,
op vordering van het OM en op verzoek van een verdachte kan bevelen. Het beslissingskader
bij schorsing van de voorlopige hechtenis is een afweging van enerzijds het persoonlijke
belang van een verdachte om – onder bepaalde voorwaarden – in vrijheid te worden gesteld
en anderzijds het belang van strafvordering bij ononderbroken voorzetting van de vrijheidsbeneming.
Een in eerste aanleg opgelegde straf of maatregel vormt op zichzelf een strafvorderlijk
belang dat zich tegen schorsing kan verzetten. In beginsel zal een (algehele) schorsing
bij een langdurige gevangenisstraf niet voor de hand liggen, tenzij daarvoor zwaarwegende
redenen bestaan. Schorsing van de voorlopige hechtenis hangende het hoger beroep is
dus wel mogelijk. In die gevallen zijn er naar het oordeel van de rechter redenen
die maken dat het persoonlijk belang van een verdachte prevaleert boven het strafvorderlijk
belang. De rechter bepaalt vervolgens ook welke voorwaarden aan een schorsing zullen
worden verbonden en een verdachte moet zich bereid hebben verklaard die voorwaarden
na te zullen komen. Algemene voorwaarden zijn bij iedere schorsing van toepassing.4 Daarnaast kunnen aan een verdachte bij een schorsing bijzondere voorwaarden worden
opgelegd.5
Toezicht op naleving schorsingsvoorwaarden
Het toezicht op de naleving van de aan een schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden
algemene en/of bijzondere voorwaarden wordt in beginsel uitgeoefend door het OM. Dit
is anders in het geval de rechter die de schorsing heeft bevolen iets over het toezicht
heeft bepaald, zoals bijvoorbeeld toezicht door de reclassering.
Het niet nakomen van voorwaarden verbonden aan een schorsing wordt overigens vaak
niet als eerste door het OM, maar door bijvoorbeeld de politie of de reclassering
geconstateerd.6 Bij (herhaalde) constatering van het overtreden van de aan een schorsing verbonden
voorwaarden zal het OM in kennis worden gesteld.
Mogelijkheid opheffing schorsing
Wanneer het OM in kennis is gesteld van het door een verdachte overtreden van (een)
schorsende voorwaarde(n), of wanneer is gebleken van een gevaar voor vlucht, kan het
OM overgaan tot aanhouding van een verdachte. Daarna kan het OM een vordering tot
opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis indienen bij de rechter, die
op die vordering zal beslissen.7 Indien de rechter beslist dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte
wordt opgeheven, wordt een verdachte (opnieuw) van zijn vrijheid benomen in afwachting
van de behandeling van zijn strafzaak. De rechter kan een opheffing van een schorsing
van de voorlopige hechtenis overigens ook ambtshalve, zonder dat het OM daartoe een
vordering doet, bevelen.8
Aanvullende wetgeving die mogelijk maakt dat een verdachte na het overtreden van schorsende
voorwaarden weer in voorlopige hechtenis wordt genomen, is gelet op het voorgaande
niet nodig. De wet biedt die mogelijkheid reeds, ook in geval een verdachte in afwachting
is van het hoger beroep in een strafzaak.
Ik ga er vanuit Uw Kamer, met excuus voor de lange tijd dat u op beantwoording heeft
moeten wachten, hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming