Brief regering : Onderzoek naar ongewenste omgangsvormen
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
28 684 Naar een veiliger samenleving
Nr. 41 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2020
Inleiding
Met deze brief informeer ik vanuit mijn coördinerende rol als werkgever voor de sector
Rijk uw Kamer over de onderzoeken naar seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen
die naar aanleiding van de motie van het lid Sjoerdsma c.s.1 zijn uitgevoerd.
De Minister van BZK heeft daarnaast tijdens het Algemeen Overleg Evaluatie Veilige
Publieke Taak d.d. 16 mei 20192 toegezegd u de resultaten van het WERKonderzoek te doen toekomen3. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. In het tweede deel van deze brief
zal ik in het verlengde hiervan ingaan op de projecten om (andere) overheidswerkgevers
te ondersteunen bij het creëren en behouden van een veilige werkomgeving in den brede.
Motie Sjoerdsma
In maart 2018 is de door het Kamerlid Sjoerdsma ingediende motie aangenomen in uw
Kamer (Handelingen II 2017/18, nr. 57, item 23). Met deze motie is het kabinet verzocht om binnen de ministeries onderzoek te doen
naar seksuele intimidatie op de werkvloer en indien nodig maatregelen te nemen om
de veiligheid op de werkvloer te waarborgen, en om de Tweede Kamer hierover te informeren.
Het WERKonderzoek en de motie Sjoerdsma
Om invulling te geven aan de hierboven genoemde motie is gebruik gemaakt van het WERKonderzoek
dat is uitgevoerd in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
en het programma Internetspiegel van ICTU.
In het onderzoek is aan medewerkers in de publieke sector gevraagd of en in welke
mate zij de afgelopen 12 maanden persoonlijk te maken hebben gehad met ongewenst gedrag,
zoals intimidatie, geweld, pesten, discriminatie en ongewenste seksuele aandacht.
Het aantal respondenten uit de sector Rijk bedroeg 6.387 (dat is 44%).
In opdracht van BZK is een analyse gemaakt van de resultaten van het onderzoek voor
de sector Rijk. In deze analyse is binnen de sector Rijk onderscheid gemaakt tussen
beleids- en uitvoeringsorganisaties. Hoewel de onderzoekers zich voornamelijk op de
sector Rijk hebben gericht, is er ook een vergelijking gemaakt met andere sectoren
van het openbaar bestuur (gemeenten, provincies en waterschappen). Het rapport van
deze analyse is als bijlage bijgevoegd bij deze brief. De belangrijkste resultaten
licht ik in deze brief verder toe.
De resultaten van het onderzoek schetsen een representatief beeld van sociale veiligheid
in de publieke sector en zijn geschikt om betrouwbare uitspraken te doen over de onderzoeksgroep,
de werknemers binnen de sector Rijk. Omdat het WERKonderzoek elke drie jaar wordt
afgenomen is dit onderzoek een geschikt instrument om ongewenste omgangsvormen waaronder
seksuele intimidatie te monitoren en indien nodig het beleid bij te sturen.
Medewerkeronderzoeken
Aanvullend zijn interdepartementaal afspraken gemaakt om seksuele intimidatie en andere
ongewenste omgangsvormen te betrekken bij de periodieke medewerkeronderzoeken (MO’s)
van de ministeries. Deze onderzoeken brengen de betrokkenheid en tevredenheid van
medewerkers binnen de betreffende organisaties gedetailleerd in beeld. Op basis van
de resultaten kunnen de afzonderlijke ministeries gerichte maatregelen treffen op
bijvoorbeeld afdelings- of directieniveau.
In de afgelopen periode hebben alle ministeries met behulp van deze MO’s bij een groot
deel van hun organisaties een nulmeting uitgevoerd naar ongewenste omgangsvormen.
Ondanks dat de MO’s deze organisaties binnen ministeries nauwkeurig in beeld brengen,
is niet vast te stellen dat de respondenten van dit onderzoek een representatieve
afspiegeling vormen van de gehele sector Rijk. Op basis van de resultaten van deze
onderzoeken is het niet mogelijk om betrouwbare uitspraken over de hele sector te
doen.
Wel kunnen organisaties op basis van de resultaten van de medewerkeronderzoeken naast
de rijksbrede maatregelen ook specifieke maatregelen op organisatieniveau nemen. Op
deze wijze kunnen ministeries rekening houden met de eigen cultuur en omstandigheden
bij het treffen van maatregelen. Zo kan recht worden gedaan aan de grote mate van
diversiteit binnen de sector Rijk. Hierbij valt te denken aan de aard van het werk
en de mate en de aard van het contact met collega’s, klanten en burgers. Om adequaat
op te kunnen treden en passende interventies te kunnen plegen tegen seksuele intimidatie
en ander ongewenst gedrag is soms maatwerk nodig.
Ongewenste seksuele aandacht
Uit het WERKonderzoek komt naar voren dat 3,4% van de medewerkers in de sector Rijk
in het afgelopen jaar te maken heeft gehad met ongewenste seksuele aandacht door collega’s
en/of leidinggevenden. Ongewenste seksuele aandacht is een breder begrip dan seksuele
intimidatie. Ondanks dat niet iedereen die te maken krijgt met ongewenste seksuele
aandacht zich geïntimideerd voelt, is er ook voor dit gedrag geen ruimte in een sociaal
veilige werkomgeving.
Het verschil tussen beleids- en uitvoeringsorganisaties ten aanzien van ongewenste
seksuele aandacht is beperkt. Medewerkers van uitvoeringsorganisaties hebben een half
procentpunt vaker aangegeven met ongewenste seksuele aandacht te maken hebben gehad.
Vrouwen worden vaker dan mannen geconfronteerd met dit gedrag. In de groep vrouwen
heeft de leeftijdsgroep tot en met 35 jaar het vaakst te maken met ongewenste seksuele
aandacht.
De resultaten binnen de sector Rijk zijn vergelijkbaar met de resultaten van de gemeenten.
De provincies en waterschappen doen het iets beter dan het Rijk en de gemeenten.
Ongewenste omgangsvormen
Zoals de Minister van BZK in de brief van 5 maart 20184 heeft aangegeven is er een belangrijk verband tussen ongewenste omgangsvormen en
de tevredenheid, binding en betrokkenheid van medewerkers bij het werk. Ongewenste
omgangsvormen hebben een sterk negatieve invloed op het welbevinden en werkplezier
van medewerkers. Dit onderstreept het belang van een zero tolerance beleid tegen ongewenste omgangsvormen op de werkvloer, zoals dat ook in de motie
van het lid Sjoerdsma en c.s. wordt overwogen.
Ministeries hebben elk voor zich op basis van maatwerk specifieke activiteiten en
interventies geïnitieerd en besteden daarmee aandacht aan preventie en bewustwording
met betrekking tot ongewenst gedrag en een veilige werkomgeving.
In de afgelopen periode is er op het gebied van het tegengaan van ongewenste omgangsvormen
ook een aantal rijksbrede concrete maatregelen genomen. Zo is via het rijksbrede intranet
gecommuniceerd over de mogelijkheden voor medewerkers om met een vertrouwenspersoon
te spreken.
Tevens worden er, verspreid over het land, workshops aangeboden voor zowel medewerkers
als leidinggevenden over bewustwording en het herkennen van ongewenste omgangsvormen.
Ongewenste omgangsvormen kunnen een ongemakkelijk onderwerp van gesprek zijn, desalniettemin
kan juist het gesprek hierover helpen bij het voorkomen en tegengaan van ongewenst
gedrag. In een open en veilige werkomgeving is het uitgangspunt dat medewerkers elkaar
hierop moeten kunnen aanspreken. Tijdens de workshop gaan de deelnemers aan de hand
van voorbeelden met elkaar in gesprek over ongewenst gedrag en bespreken ze hoe men
om kan gaan met ongewenst gedrag tussen medewerkers en/of leidinggevenden.
Leidinggevenden hebben een belangrijke rol bij het creëren van een open en veilige
werkomgeving. Daarom worden ook specifiek workshops voor leidinggevenden georganiseerd,
waarin dieper wordt ingegaan op de praktische handelingsperspectieven vanuit de leidinggevende
rol.
Aan deze workshops hebben tot op heden ruim 200 ambtenaren deelgenomen. Uit de evaluaties
van de workshops bleek dat ze voorzien in een behoefte om over dit lastige onderwerp
te spreken en om ervaringen hierover uit te wisselen. Het Ministerie van BZK zal deze
workshops blijven organiseren.
In het Interdepartementaal Platform Integriteitsmanagement (IPIM), bestaand uit vertegenwoordigers
belast met integriteitsbeleid van de ministeries en enkele grote uitvoeringsorganisaties,
worden rijksbrede afspraken gemaakt om ongewenste omgangsvormen te voorkomen, bijvoorbeeld
door middel van voorlichting, bewustwording en het bieden van handelingsperspectief.
Het is van belang dat als medewerkers te maken krijgen met ongewenst gedrag duidelijk
is waar zij terecht kunnen. Vanuit het IPIM is een interdepartementale werkgroep opgericht
om het meldproces te vereenvoudigen, te verbeteren en waar mogelijk te harmoniseren.
Voorts zijn er in de afgelopen periode verschillende maatregelen getroffen om de rol
en positie van de vertrouwenspersonen te verbeteren. Ik verwacht uw Kamer voor het
zomerreces hier verder over te kunnen informeren.
Discriminatie
Eén van de ongewenste omgangsvormen waarop de respondenten in het WERKonderzoek zijn
bevraagd is discriminatie. Ongeveer 9% van de respondenten heeft aangegeven het afgelopen
jaar te maken hebben gehad met discriminatie. Het kan bijvoorbeeld gaan over discriminatie
vanwege leeftijd, geslacht, seksuele oriëntatie, huidskleur of geloofsovertuiging.
Zoals de Minister van BZK eerder heeft aangegeven vereist het aanpakken van discriminatie
een lange adem, veel doorzettingsvermogen en een doordachte gezamenlijke inspanning.
Op dit vlak wordt veel gedaan, in de brief van 12 februari 20195 over de voortgang van de kabinetsaanpak discriminatie heeft de Minister van BZK uw
Kamer geïnformeerd over verschillende speerpunten en acties om discriminatie te voorkomen
en tegen te gaan. Ik verwacht uw Kamer voor de zomer te kunnen informeren over de
voortgang van de kabinetsaanpak discriminatie.
Afsluitend merk ik op dat, ondanks alle acties, procedures en aandacht voor ongewenste
omgangsvormen niet mag worden verwacht dat ongewenste omgangsvormen in het geheel
niet meer zullen voorkomen. Dit gedrag dient altijd passend beantwoord te worden door
de werkgever en de aanpak om ongewenste omgangsvormen te voorkomen of tegen te gaan,
dient constante aandacht te krijgen. Dat is en blijft de lijn binnen de sector Rijk.
Het WERKonderzoek en de aanpak veilig werken openbaar bestuur
Na afronding van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) in 2017 heeft de Minister
van BZK u bij brief van 19 december 20176 geïnformeerd over de wijze van borgen van het ontwikkelde materiaal en beleid en
de wijze van ondersteunen van overheidswerkgevers bij het creëren en behouden van
een veilige werkomgeving. Veilig werken is een randvoorwaarde voor een goed functionerend
openbaar bestuur waarop de burger kan vertrouwen. Daarom is het belangrijk het thema
blijvend op de kaart te zetten en in te bedden in de ambtelijke organisaties. In de
afgelopen jaren is vanuit BZK met name ingezet op het toegankelijk maken van het (in
de tijd van het programma VPT) ontwikkelde beleid voor alle overheidswerkgevers door
het organiseren van netwerkbijeenkomsten voor professionals op het gebied van VPT,
Arbo en veilig werken, het beschikbaar stellen van ontwikkeld beleid op www.agressievrijwerk.nl en het doorontwikkelen en het actualiseren van verouderd beleid. Deze inzet richtte
zich de afgelopen jaren met name op medeoverheden (professionals VPT/Arbo/veilig werken),
relevante koepels (zoals VNG, IPO, etc.) en netwerken (zoals Divosa) en regionale
samenwerkingsverbanden (zoals de Regionale Informatie- en Expertise Centra). In het
AO «Evaluatie Veilige Publieke Taak» van 16 mei 2019 is ook het belang van monitoring
besproken. In dat kader heeft de Minister van BZK u toen toegezegd om de uitkomsten
van het WERKonderzoek met u te delen. Een analyse van deze uitkomsten vindt u in de
bijlage bij deze Kamerbrief.
Versterken veilige werkomgeving
Naast de hiervoor beschreven aanpak om specifiek bij de sector Rijk ongewenste omgangsvormen
tegen te gaan, lopen er meer projecten om (andere) overheidswerkgevers te ondersteunen
bij het creëren en behouden van een veilige werkomgeving. Vanuit BZK wordt op verschillende
manieren invulling gegeven aan deze opgave: door het organiseren van pilots wordt
geëxperimenteerd met wat wel en wat niet werkt, er wordt beleid ontwikkeld en de uitkomsten
van pilots en het ontwikkelde beleid worden zo breed mogelijk toegankelijk gemaakt.
Voorbeelden van projecten die nu lopen of de komende tijd gestart zullen worden om
overheidswerkgevers te blijven ondersteunen zijn:
• Experimenteren en leren
Experimenteren en leren draagt bij aan het ontwikkelen van nieuwe inzichten en de
innovatie van beleid. Dit vraagt een organisatiecultuur waarin openheid, transparantie,
de mogelijkheid tot het maken van fouten en leren van elkaar voorop staan. Dit jaar
lopen er twee pilots om te kijken wat (deels) bij kan dragen aan het creëren en behouden
van een veilige werkomgeving. Eind 2019 is een pilot Integrale beveiliging gestart.
Hier neemt een tiental gemeenten aan deel. De gemeenten gaan de komende anderhalf
jaar aan de slag om diverse onderdelen van hun beveiligingsbeleid met elkaar te verbinden.
De veiligheid van objecten en personen, ambtenaren, bestuurders en bezoekers van het
gemeentehuis, veilig en integer werken en de continuïteit van bedrijfsvoering worden
doorgelicht. BZK en het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement COT ondersteunen
de gemeenten daarbij. BZK beoogt met deze brede aanpak niet alleen het bestuur, maar
de overheidsorganisatie als geheel weerbaarder te maken.
• Ontwikkeling van beleid
Gekwalificeerd en integer personeel draagt ook bij aan een veilige(re) werkomgeving.
Door integriteitsschendingen kunnen bedrijfsvoeringsprocessen onder druk komen te
staan en kan een onveilige cultuur binnen een organisatie gevoed worden. Eén van de
instrumenten die hiervoor ingezet kan worden is de screening van personeel in het
algemeen en het aanvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) in het bijzonder.
Bij verschillende overheidsorganisaties leeft de wens om niet uitsluitend voorafgaand
aan de dienstbetrekking een VOG aan te kunnen vragen, maar ook tijdens de dienstbetrekking.
In afstemming met JenV wordt bezien of en hoe hier in de praktijk invulling aan gegeven
kan worden. Gedacht wordt aan het opstellen van een handreiking voor overheidsorganisaties
die helpt bij het maken van een risico-afweging t.a.v. functies waarvoor het periodiek
aanvragen van een VOG raadzaam kan zijn.
Zoals al aangegeven kan screening van personeel bijdragen aan een integere en veilige
werkomgeving. Op dit moment wordt daarom voor gemeenten een handreiking screening
voor gemeenteambtenaren ontwikkeld in samenspraak met (o.a.) de VNG en het Ministerie
van JenV7.
Preventie is eveneens belangrijk in het creëren van een veilige werkomgeving. Het
programma VPT heeft acht maatregelen ontwikkeld om agressie en geweld tegen te gaan,
en in geval van incidenten adequaat te kunnen reageren. De acht maatregelen zien op:
– het stellen van een norm voor geaccepteerd en normoverschrijdend gedrag,
– het stimuleren van het melden van agressie en geweld,
– de registratie van incidenten,
– het trainen van medewerkers in het omgaan met agressie en geweld,
– het reageren naar dader op normoverschrijdend gedrag,
– het stimuleren van het doen van aangifte in geval van strafbare feiten,
– de schade verhalen op de dader, en
– het verlenen van nazorg aan slachtoffers van agressie en geweld.
Er is inmiddels een negende maatregel ontwikkeld die ziet op preventie. Deze maatregel
beschrijft hoe een open, dienstverlenende houding (m.b.t. procedures, regels en omgang
met, en maatwerk voor burgers/klanten) van de overheidsorganisatie en medewerkers
kan bijdragen aan het voorkomen van agressie en geweld. Sociale dienst Drechtsteden
is wat dat betreft een goed voorbeeld van hoe in de praktijk invulling gegeven kan
worden aan deze maatregel.8
• Toegankelijk maken van informatie
Hiervoor is een interactief platform weerbareoverheid.pleio.nl voor overheidswerkgevers
en – professionals ingesteld en wordt de website www.agressievrijwerk.nl continue geactualiseerd. Daarnaast worden in het kader van bijvoorbeeld de pilots
fysieke bijeenkomsten georganiseerd.
• Samenwerken en verbinden
Bestaande netwerken, partners en belanghebbenden worden bij elkaar gebracht om bovenstaande
sporen te ondersteunen/voeden. Om samenwerken op het onderwerp veilig werken te faciliteren
worden vanuit BZK dit jaar een vijftal regio-ambassadeurs veilig werken ondersteund.
Tot slot
Het hebben van een open, veilige cultuur waarin medewerkers elkaar en de organisatie
kunnen aanspreken op gedrag is essentieel voor een goed openbaar bestuur. Als coördinerend
werkgever voor de sector Rijk blijf ik me inzetten voor een veilige en integere werkomgeving
waar ongewenste omgangsvormen, van welke aard dan ook, niet worden getolereerd.
Het is van belang dat er blijvend aandacht is voor integriteit binnen de rijksoverheid.
Ik verwacht uw Kamer voor de zomer te kunnen informeren over de overige toezeggingen
van de Minister van BZK uit de brieven van 23 mei 20199 en 20 juni 201910.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties