Brief regering : Maatregelen in relatie tot COVID-19
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 828 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2020
Als gevolg van de beperkende maatregelen van het kabinet in relatie tot COVID-19 kunnen
mensen niet altijd voldoen aan de eisen die gesteld zijn voor het verlengen en behouden
van reeds afgegeven certificaten, bewijzen, (deel)examens en rijbewijzen waarvan de
geldigheidstermijn verstrijkt (of is verstreken). In de brief van 15 april jl. heb
ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, geïnformeerd
over de maatregelen die daarom vanuit mijn ministerie zijn getroffen om hiervoor een
tijdelijke oplossing te bieden.1 Daarnaast heb ik u bij brief van 17 april jl. geïnformeerd over de tijdelijke oplossing
voor verlopen rijbewijzen.2 De meeste van deze maatregelen lopen tot 1 juni 2020. Conform mijn toezegging in
de brief van 15 april, wordt uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, geïnformeerd over de situatie na 1 juni.
a. Certificaten, bewijzen, (deel)examens en rijbewijzen
Certificaten
Er is coulance geboden met betrekking tot de geldigheidstermijn voor reeds afgegeven
certificaten. Dit betekent dat de certificaten genoemd in de regelingen en besluiten
die in de bijlage bij de brief van 15 april jl. zijn opgenomen en waarvan de geldigheidsduur
vervalt (of is vervallen) in de periode van 16 maart tot 1 juni, als geldig worden
aangemerkt tot 1 juni. Een aangepaste bijlage is bij deze brief gevoegd. Deze periode
wordt verlengd tot 1 december voor certificaten waarvan de geldigheidsduur vervalt
(of is vervallen) in de periode van 16 maart tot 1 december, behalve als het certificaten
betreft waarover internationale of Europese afspraken zijn gemaakt.
De maatregel ten aanzien van het getuigschrift van vakbekwaamheid voor verantwoord
veetransport en verantwoord pluimveetransport (punt 6 uit de bijlage) is getroffen
met instemming van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Voor een deel van de betreffende certificaten op het beleidsterrein van het ministerie
zijn inmiddels in internationaal of Europees verband verder afspraken gemaakt. Deze
afspraken prevaleren in dit geval boven de nationale coulance. Relevant in dit verband
is dat op 27 mei de Verordening (EU) nr. 2020/698 is gepubliceerd tot vaststelling
van specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19
in verband met de geldigheid van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen,
en het uitstel van bepaalde periodieke controles en opleidingen waarin de vervoerswetgeving
voorziet. Deze wetgeving is op 28 mei in werking getreden en wordt zeven dagen daarna
daadwerkelijk van toepassing zodat burgers zich hierop kunnen beroepen.
Dat betekent onder meer voor personen met een code 95 op het rijbewijs dat wanneer
de geldigheid van deze code komt te vervallen (of is komen te vervallen) tussen 1 februari
en 1 september, deze code nog zeven maanden langer als geldig wordt beschouwd. Dit
geldt zowel in Nederland als in andere lidstaten. De Verordening ziet ook op andere
Europese aspecten van het wegvervoer. Daarvoor wordt verwezen naar onderdeel d van
deze brief.
Deze Europese verordening ziet eveneens op de binnenvaart. Evenwel is de Verordening
hier minder relevant omdat er in de binnenvaart vooral met CCR-keuringen en certificaten
gewerkt wordt. Overigens wordt er voor de verlenging van de geldigheidsduur van vaarbewijzen
al weer medisch gekeurd. De technische keuringen van binnenschepen hebben wel doorgang
kunnen vinden de afgelopen periode hoewel steeds meer schippers gebruik maken van
de huidige coulance regeling.
Met de Verordening worden ook de termijnen van veiligheidscertificaten, certificaten
voor spoorwegpersoneel en voor spoorwegvergunningen die aflopen in periode 1 maart
2020 tot en met 31 augustus 2020 met 6 maanden verlengd. De ILT had voor verlenging
van termijnen van keuringen en herinstructies al meer flexibiliteit geboden tot 30 juni
2020.
Verlenging geldigheidsduur resultaten (deel)examens
Wat betreft de geldigheidsduur van resultaten van (deel)examens genoemd in de regelingen
en besluiten die in de bijlage bij deze brief zijn opgenomen en waarvan de geldigheidsduur
vervalt (of is vervallen) in de periode tussen 16 maart en 1 juni, is eerder in de
hoger genoemde brief van 15 april jl. gemeld dat deze geldig blijven tot 1 december
2020. Hierdoor krijgt men de gelegenheid om de vervolghandelingen te spreiden in de
tijd. Daarmee wordt voorkomen dat iedereen zich tegelijk aanbiedt bij de opstart van
de dienstverlening. Met het oog daarop wordt de geldigheidsduur van resultaten van
(deel)examens genoemd in de regelingen en besluiten die in de bijlage bij deze brief
zijn opgenomen en waarvan de geldigheidsduur vervalt (of is vervallen) in de periode
tussen 1 juni en 1 oktober, verlengd tot 1 april 2021. Het voornemen is dit formeel
in regelgeving op te nemen.
Verlopen rijbewijzen
In mijn brief van 17 april jl. aan uw Kamer heb ik u geïnformeerd dat er een coulance
van kracht is voor rijbewijshouders van wie de geldigheidsduur van het rijbewijs verstrijkt
(of is verstreken) in de periode van 16 maart tot 1 juni 2020. Dit betekent dat deze
groep rijbewijshouders in Nederland met een verlopen rijbewijs kon blijven rijden
tot 1 juni 2020. Dit was ook van toepassing voor in Nederland verblijvende EU-onderdanen
met een verlopen rijbewijs van een andere lidstaat. Mensen met een verlopen rijbewijs
waarvan de geldigheidsduur korter was dan vijf jaar, werden evenwel uitgesloten van
deze coulance. Met het inwerkingtreden van de hoger genoemde Europese verordening
wordt deze coulance uitgebreid in die zin dat alle rijbewijshouders in aanmerking
komen voor de Europese regeling mits het rijbewijs verloopt (of is verlopen) tussen
1 februari en 1 september 2020. Is dat het geval, dan wordt het rijbewijs vanaf de
verloopdatum nog zeven maanden als geldig beschouwd. In tegenstelling tot bij de nationale
coulance geldt deze Europese Verordening dus ook voor mensen waarvan het rijbewijs
minder dan vijf jaar geldig is. Desondanks roep ik mensen met zo’n rijbewijs op om
goed na te denken of het wel verstandig is de weg op te gaan voordat hun medische
keuring en de beoordeling van de rijvaardigheid heeft plaatsgevonden.
Daarmee ligt er een Europese oplossing die alle rijbewijshouders in staat stelt om,
waar dat mogelijk is en veilig kan, met de auto te blijven rijden en ook naar het
buitenland te reizen. Deze Europese maatregel geldt niet voor rijbewijzen waarvoor
bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen zijn genomen, zoals een invordering
of schorsing van de geldigheid.
Deze Europese regeling vormt een vangnet voor het geval burgers er niet in slagen
om hun rijbewijs te laten verlengen alvorens de geldigheid daarvan is verlopen, bijvoorbeeld
in geval een medische keuring meer tijd kost. Sinds 11 mei jl. is het verbod op de
contactberoepen opgeheven en zijn medische keuringen in het kader van het rijbewijs
weer toegestaan met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. In welke mate artsen
nu ook meer gaan keuren, is evenwel niet te voorspellen. Het CBR geeft in haar meest
recente maandrapportage aan dat de instroom van keuringsrapporten en medische rapportages
eind april op 65% van de normale instroom ligt. Het advies blijft daarom – zoals dat
altijd al luidde – om 3 tot 4 maanden voor de verloopdatum van het rijbewijs de aanvraag
tot verlenging te starten.
Met het CBR wordt een verdere verlenging van de Europese verordening besproken. Dit
wordt, gelet op de impact van de maatregelen als COVID-19, nog nodig geacht. Bij brief
van 25 mei jl. is uw Kamer geïnformeerd over de opstart van de dienstverlening van
het CBR (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 826). De Europese Commissie dient toestemming te geven voor een dergelijke verlenging.
Wanneer Nederland hiervoor toestemming heeft gekregen, wordt dit vastgelegd in een
algemene maatregel van bestuur. Middels deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd dat
een dergelijke algemene maatregel van bestuur wordt voorbereid met toepassing van
artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, en dus zonder voorhang
bij uw Kamer, omdat het langer uitblijven van die regelgeving tot gevolg kan hebben
dat rijbewijzen (en daarop vermelde codes 95) ongeldig worden.
De Europese verordening geldt strikt genomen niet voor het T-rijbewijs, omdat dat
een nationale rijbewijscategorie is die niet door de derde rijbewijsrichtlijn is geregeld.
Desalniettemin zal daarvoor in Nederland hetzelfde regime worden gehanteerd: wanneer
het T-rijbewijs verloopt of is verlopen in de periode tussen 1 februari en 1 september
2020, wordt het rijbewijs vanaf de verloopdatum nog zeven maanden als geldig beschouwd.
Ook wanneer de werking van de Europese verordening wordt verlengd, zal dat op een
overeenkomstige wijze worden gedaan voor het T-rijbewijs. Dat wordt formeel geregeld
door middel van de hierboven genoemde algemene maatregel van bestuur.
Tot slot informeer ik u ook over een coulancemaatregel voor mensen met een rijbewijs
uit het buitenland. Ook deze groep kan problemen ondervinden met het tijdig verlengen
van een Nederlands rijbewijs. Personen met een rijbewijs uit een land buiten de EU,
de Europese Economische Ruimte of Zwitserland mogen daarmee nog 185 dagen in Nederland
blijven rijden nadat ze hier zijn komen wonen. Na die termijn is een Nederlands rijbewijs
nodig. Om een rijbewijs aan te vragen hebben ze een verklaring van geschiktheid nodig,
en in sommige gevallen een verklaring van rijvaardigheid, die ze kunnen halen door
het doen van examen bij het CBR. Daarom is besloten om personen waarvan de termijn
van 185 dagen is verstreken (of verstrijkt) tussen 1 februari en 1 september 2020,
coulance te bieden dat ze met hun buitenlands rijbewijs mogen blijven rijden in Nederland
tot 1 oktober 2020. Dat buitenlandse rijbewijs moet dan nog wel geldig zijn, of ongeldig
zijn geworden in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020 door het verstrijken
van de geldigheidsduur.
Ook houders van rijbewijs uit de EU, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland
moeten in sommige gevallen hun rijbewijs omwisselen. Die rijbewijzen blijven in beginsel
de gehele geldigheidsduur geldig, tenzij daarmee de maximale geldigheidsduur op grond
van de derde rijbewijsrichtlijn wordt overschreden (maximaal vijftien jaar voor rijbewijzen
van de categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 of BE en vijf jaar voor de categorieën C1,
C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE). De omwisseling moet dan binnen minimaal twee jaar gebeuren.
Als de omwisselingstermijn voor deze personen ook in de periode tussen 1 februari
en 1 september afloopt, geldt voor hen dezelfde coulance, waarbij dus ook het rijbewijs
in die periode verlopen mag zijn. Het voornemen is om deze coulance in de Wegenverkeerswet
1994 te verankeren.
b. Dienstverlening Algemene Periodieke Keuring (APK)
De APK-dienstverlening draait op dit moment nog steeds normaal. De mobiliteitssector
heeft met het oog daarop een gezamenlijk protocol opgesteld om veilig door te kunnen
werken met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Nu de APK-dienstverlenging
bestendig doorgaat, heeft Nederland ervoor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid
die de eerder genoemde Verordening (EU) nr. 2020/698 biedt om de termijn waarbinnen
de APK moet plaatsvinden te verlengen met 7 maanden als de APK-termijn verstrijkt
in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020.
Mensen met een vitaal beroep of mensen die door COVID-19 vastzitten in het buitenland
en die echt geen gelegenheid hebben om de APK te laten uitvoeren, kunnen nog steeds
contact opnemen met de RDW. Er wordt dan geprobeerd om in overleg tot een goede oplossing
te komen.
In mijn brief van 15 april jl. heb ik uw Kamer ook geïnformeerd dat de RDW in overleg
met het Openbaar Ministerie de registervergelijking op de APK-plicht bij lichte voertuigen
(APK-2) tijdelijk heeft opgeschort. Gelet op de versoepelingen van de maatregelen
in relatie tot COVID-19 is besloten de uitvoering van de registervergelijking vanaf
1 juli 2020 weer volledig te herstellen. Dat betekent dat de reguliere handhaving
op de APK-plicht weer zal worden opgestart.
Op de website van de RDW is nadere informatie te vinden over bovenstaande en de overige
maatregelen die door de RDW zijn getroffen als gevolg van COVID-19.3
c. Inspectie Leefomgeving en Transport
Eerder heb ik u gemeld dat ik de ILT op drie terreinen een aanwijzing heb gegeven
om uit coulance niet handhavend op te treden als gevolg van de beperkende maatregelen
van het kabinet. De aanwijzingen op het terrein van vrijgestelde biociden voor noodzakelijke
desinfectiemiddelen en het niet handhaven op de omschakeling van winter-naar zomerbenzine
zijn nog steeds van kracht. Ook heb ik de ILT middels een aanwijzingsbrief verzocht
niet te handhaven wanneer taxichauffeurs hun chauffeurskaart niet kunnen verlengen
wanneer zij hun documenten daarvoor niet kunnen regelen.
d. Rij- en rusttijden
Op 19 maart jl. heb ik bekend gemaakt op enkele onderdelen de rij- en rusttijden tijdelijk
te versoepelen tot en met in eerste instantie 6 april jl.4 Betreffende wijzigingen werden door mij daarna verlengd tot 1 juni a.s., waarmee
ik aansloot bij de verlengde maatregelen, zoals het kabinet die op 31 maart jl. uitdroeg.
Concreet omvatte dit een aanpassing voor met name de kritieke sectoren5 op de volgende onderdelen:
– een verhoging van de dagelijkse rijtijdlimiet van 9 naar 11 uur;
– een verhoging van de wekelijkse rijtijdlimiet van 56 uur naar 60 uur;
– een verhoging van de tweewekelijkse totale rijtijdlimiet van 90 naar 96 uur
– en een aanpassing van de wekelijkse rustperiode: normaal gesproken dient deze uiterlijk
zes dagen na het einde van de laatste wekelijkse rust te beginnen. Dit is verruimd
naar zeven dagen.
Bovengenoemde derogatie zal thans op 1 juni a.s. aflopen. De Europese Commissie heeft
hiertoe besloten. Vanaf deze datum zullen de rij- en rusttijden regels weer uniform
gelden voor alle EU lidstaten. De Commissie wil daarbij graag terug naar de reguliere
regelgeving op rij- rusttijden, omdat ze van mening is dat de versoepeling was gerechtvaardigd,
aangezien er in het begin van de COVID-19 crisis nog lange wachttijden waren aan de
grenzen tussen lidstaten. Inmiddels zouden vervoerders aan de situatie gewend moeten
zijn en kunnen zij in hun planning met betrekking tot onder meer routes, aantal ritten
en in te zetten chauffeurs rekening houden met de huidige omstandigheden. Daarnaast
wil de Commissie terug naar de reguliere regelgeving vanwege het respecteren van sociale
omstandigheden van de chauffeurs en het beter waarborgen van de verkeersveiligheid.
Voor Nederland speelde verder in dit verband de tijdige en voldoende bevoorrading
van cruciale en kritieke sectoren in eigen land, zoals apotheken en supermarkten.
Deze is echter inmiddels grotendeels op orde en verloopt thans veel beter.
e. Gehandicaptenparkeerkaart
Op grond van artikel 51 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
(BABW) is een gehandicaptenparkeerkaart (GPK), uitgegeven door de gemeente, geldig
voor de duur van vijf jaren. In twee gevallen kan de gehandicaptenparkeerkaart voor
een kortere duur worden afgegeven: als de beperking naar verwachting korter dan vijf
jaren zal blijven bestaan of als de aanvrager tijdelijk in Nederland verblijft. Alvorens
opnieuw een gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven kan een geneeskundig onderzoek
met betrekking tot de handicap van de aanvrager nodig zijn omdat het niet duidelijk
of de aanvrager nog steeds aan de criteria voor verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart
voldoet.
Door de huidige omstandigheden kan dit geneeskundig onderzoek niet altijd of niet
op de gebruikelijke wijze plaatsvinden. Vanuit gemeenten is het verzoek gekomen een
tijdelijke GPK uit te mogen geven, in afwachting van een geneeskundig onderzoek. Ik
zal in een brief aan de VNG melden dat in dit geval gemeenten tot 1 december coulant
om kunnen gaan met verlenging van de GPK, in lijn met de andere coulancemaatregelen
die in deze brief zijn neergelegd. Daarbij wordt geadviseerd een tijdelijke GPK uit
te geven met een geldigheidsduur van 6 maanden. Dit om de gemeenten de tijd te geven
om de keuringen alsnog te kunnen laten uitvoeren.
f. Tekort aan verpakkingen droog afval afkomstig van de verpleging van Covid-19 patiënten
Met een tijdelijke regeling van 27 maart 2020 heeft de ILT, in afwijking van de voorschriften
van het ADR, toegestaan dat droog afval dat afkomstig is van de verpleging van patiënten
die zijn besmet met Covid-19 te verpakken in goed gesloten zakken en onder voorwaarden
los gestort te vervoeren in een met dekzeil afgesloten container of bulkcontainer
naar de eindverwerker (de Zavin).
Deze regeling was wenselijk om te blijven voldoen aan het tekort aan verpakkingen
(speciale vaten) voor het natte ziekenhuisafval, zoals bloed, urine en afval dat afkomstig
is van de IC’s in ziekenhuizen. De formele wettelijke basis voor deze vrijstelling
is artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 10 is het kapstokartikel
voor de ILT om hierop te handhaven.
Door de afname van het aantal COVID-19 patiënten in ziekenhuizen is er echter op dit
moment geen tekort meer aan verpakkingen voor dit ziekenhuisafval. Niettemin is het
wenselijk dat de tijdelijke regeling blijft voortbestaan om de verzorgingstehuizen,
hospices, zorghotels e.d. die COVID-19 patiënten verzorgen op deze wijze het droge
afval van deze patiënten te verpakken, aan te bieden volgens de instructies van en
te laten vervoeren door de betreffende afvalinzamelaar naar de eindverwerker. Behalve
het kostenaspect dat meespeelt (zakken zijn goedkoper dan de vaten) en dat het praktischer
is om voor het droge afval zakken te gebruiken, ligt er ook duidelijk een veiligheidsoverweging
hieraan ten grondslag. Met deze tijdelijke regeling wordt namelijk voorkomen dat het
afval niet als bedrijfsafval wordt verpakt, vervoerd en verwerkt, maar moet worden
aangemerkt als gevaarlijk (infectueus) afval (conform het advies van het RIVM).
Aan deze regeling is vooralsnog geen geldigheidsduur vastgesteld. Het ligt in de rede
om deze regeling middels deze aanwijzing te laten voortbestaan tot en met 31 oktober
2020.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Bijlage: lijst van al afgegeven bewijzen, certificaten, vergunningen e.d. waarop de
coulance betrekking heeft. Daar waar een aanwijzing aan de ILT geldt, of zal worden
gegeven wordt dit vermeld.
1. Uitslagen van theorie- en praktijkexamens voor het verkrijgen van een verklaring van
rijvaardigheid voor alle rijbewijscategorieën op grond van het Reglement rijbewijzen.
2. Uitslagen van theorie- en praktijkexamens en toetsen voor het verkrijgen van een verklaring van
vakbekwaamheid (code 95) op grond van hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994, hoofdstuk VIIa, paragrafen 3,
4 en 5, van het Reglement rijbewijzen en de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012.
3. Certificaten van cursussen die zijn gevolgd in het kader van de nascholing voor het behalen van een
verklaring van nascholing (code 95) op grond van hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994 en hoofdstuk VIIa, paragraaf 7,
van het Reglement rijbewijzen.
4. Verklaringen van Vakbekwaamheid (code 95) op grond van hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet en hoofdstuk VIIa,
paragraaf 7, van het Reglement rijbewijzen.
5. Uitslagen van deelexamens voor het ondernemersexamen op grond van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad
van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de
voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te
oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEU 2009, L 300) en
Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober
2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale
markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006
(PbEU 2009, L 300).
6. Getuigschrift van vakbekwaamheid verantwoord veetransport en verantwoord pluimveetransport op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december
2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende
activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening
(EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3) en artikel 4.7 van de Regeling houders dieren.
7. Chauffeurskaart verleend voor een leer-werktraject voor taxivervoer voor het doen van het praktijkexamen taxi op grond van artikel 82, eerste lid, onderdeel
d, van het Besluit personenvervoer 2000 en artikel 2 van de Regeling taxibestuurders
2005.
8. Uitslagen van theorie- en praktijkexamens voor het behalen van een Chauffeursdiploma CCV Taxi Volledig
of Chauffeursdiploma CCV Taxi Beperkt op grond van artikel 82, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit personenvervoer
2000 en artikel 2 van de Regeling taxibestuurders 2005.
9. Chauffeurskaart voor de Boordcomputer Taxi (BCT-kaart). Taxichauffeurs hebben een geldig rijbewijs en een geneeskundige verklaring nodig
voor het verlengen van de chauffeurskaart voor de Boordcomputer Taxi (BCT-kaart).
Aspirant-chauffeurs hebben een vakdiploma nodig voor een BCT-kaart. Het is thans vanwege
de coronacrisis niet altijd mogelijk deze documenten te verkrijgen. De ILT heeft om
die reden een aanwijzing gekregen om tijdelijk niet handhavend op te treden als er
een overtreding van de artikelen 80, eerste lid, en 81, derde lid, van het Besluit
Personenvervoer 2000 wordt geconstateerd. De taxichauffeur die het betreft, zal van
de Inspectie een niet-handhavenbrief ontvangen.
10. Certificaten Directiechauffeur CCV-D1 en CCV-D2.
11. Geldigheidsduur van diploma’s van betroken personeel in het vervoer van gevaarlijke
stoffen op grond van bindende VN-regelgeving.
12. Geldigheidsduur van certificaten en keuringsbewijzen van vervoermiddelen en speciale verpakkingen van
gevaarlijke stoffen op grond van bindende VN-regelgeving, waarbij verladers en producenten extra veiligheidsmaatregelen
nemen bij het beladen van middelen met verlopen certificaten.
13. Certificaten Vervoer Behandeling Gevaarlijke Stoffen. De termijnen voor de aan vervoer van gevaarlijke stoffen gerelateerde worden internationaal
vastgesteld.
14. Uitslagen van
(deel)examens en (deel)examens die binnen een bepaalde termijn gehaald moeten worden
vanaf de start van de opleiding, vastgesteld in het Besluit tot goedkeuring van de examenreglementen en examenprogramma's
voor de binnenvaart 2020.
15. Certificaten, attesten, documenten en vergunningen voor de binnenvaart die op grond
van Europese, CCR of nationale wetgeving zijn afgegeven. Door de CCR werd tot nader
order en voor een periode die niet langer duurt dan tot en met 23 september 2020 al
geadviseerd om de overschrijding van de geldigheidsduur van de certificaten, verklaringen
en andere documenten afgegeven overeenkomstig Besluit 1984-I-3, het Reglement Onderzoek
schepen op de Rijn, het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn
alsook het Rijnvaartpolitiereglement, niet te bestraffen wanneer de veiligheid en
de goede orde van de Rijnvaart niet in het gedrang komen en de betrokken certificaten,
verklaringen en andere documenten op 15 maart 2020 nog geldig waren.
16. Geldigheidsduur van certificaten voor BOA-OV diploma (BOA EXcie) en opleidingen voor
treinmachinisten en ander personeel.
17. Geldigheidsduur van certificaten voor busvervoer en een geneeskundige verklaring, zoals bedoeld in artikel 74 van het Besluit personenvervoer
2000 en artikel 104 van de Wet personenvervoer 2000, eerste lid, onderdeel c.
18. Theorie-examens van verkeersregelaars ten behoeve van aanstellingspassen voor beroepsverkeersregelaars.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat