Brief regering : KPMG-pakket kostentoerekening en doelmatigheid NVWA
33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Nr. 160 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2020
In het regeerakkoord1 staat de afspraak dat ik een onderzoek laat uitvoeren naar de kosteneffectiviteit
en efficiëntie van de NVWA. Ik heb dit onderzoek in overleg met uw Kamer uitgebreid
met een onderzoek naar de kostenopbouw van de tarieven van de NVWA. Op 15 april 2019
heeft uw Kamer de beide rapporten van de Auditdienst Rijk ontvangen2. Bij de aanbieding van deze rapporten heb ik aangegeven dat deze rapporten nog niet
voldoende helderheid geven op alle vragen van uw Kamer en mijzelf en dat ik daarom
een vervolgonderzoek instel. Bij het formuleren van de vragen voor het vervolgonderzoek
heb ik expliciet gevraagd in te gaan op de motie om tot voorstellen te komen waarbij
de NVWA een (financiële) prikkel krijgt om de kosten laag te houden en zo efficiënt
mogelijk te werken3. In het AO NVWA van 14 juni 20184 heb ik toegezegd tot een overzicht te komen waar het uitbesteden van taken mogelijk
zou kunnen. Ook heb ik laten onderzoeken hoe de toezicht- en inspectietarieven in
Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld in lijn met het advies van de Raad
van State5.
Begeleiding door stuurgroep en aanbieding KPMG-pakket
Zowel bij de opzet als de uitvoering van het vervolgtraject heb ik nauw opgetrokken
met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Daartoe is in juni 2019 een stuurgroep
van start gegaan onder onafhankelijk voorzitterschap van Elbert Dijkgraaf. In de stuurgroep
waren zowel deelnemers vanuit de overheid als vanuit het bedrijfsleven vertegenwoordigd.
De stuurgroep heeft gezorgd voor de opdrachtformulering, de selectie van het bureau
dat het onderzoek ging uitvoeren en de begeleiding van het proces van de totstandkoming
van het KPMG-pakket «Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA». Bijgaand bied
ik uw Kamer dit pakket aan mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport6. Het bestaat uit een samenvattend beeld van KPMG, het onderzoeksrapport van KPMG
en de aanbiedingsbrief van de stuurgroep. Ik onderschrijf de aanbevelingen en ga deze
de komende periode nader uitwerken.
Doelmatigheid
KPMG stelt op basis van een benchmark met zeven met de NVWA vergelijkbare toezichthoudende
organisaties in Nederland vast dat de NVWA op hoofdlijnen binnen de bandbreedte van
bedrijfsvoeringskosten beweegt en vergelijkbaar efficiënt is. Dit laat onverlet dat
KPMG op onderdelen aanknopingspunten ziet voor verbeteringen. Zo kan de NVWA een efficiëntieverbetering
doorvoeren door gerichter te sturen op het terugdringen van het ziekteverzuim. Om
het draagvlak en vertrouwen in een organisatie te vergroten is communicatie een belangrijke
factor. Een aanbeveling voor de NVWA daarbij is het betrekken van ervaringen van andere
toezichthouders. Een algemene verbeteroptie is dat de NVWA de door KPMG opgezette
benchmark voortzet om samen met andere organisaties te blijven leren. De NVWA is al
een actief deelnemer aan de Rijksbrede Benchmark Groep.
Zowel de beide eerdere ADR-onderzoeken als het KPMG-onderzoek geven geen aanleiding
om verder te onderzoeken of meer uitbesteding van taken leidt tot hogere doelmatigheid.
Dit laat onverlet dat de brede analyse van het keuringslandschap die ik momenteel
laat uitvoeren tot nieuwe inzichten kan leiden over verschuivingen van taken van of
naar de NVWA.
Kostentoerekening
De kostentoerekening bestaat uit twee delen. Enerzijds zorgt het kostprijsmodel voor
de toerekening van de kosten naar overheid en bedrijfsleven. Anderzijds verdeelt het
retributiestelsel de kosten voor het bedrijfsleven naar verschillende sectoren. Voor
wat betreft de kostenverdeling tussen bedrijfsleven en overheid volgen uit het rapport
aanknopingspunten om enerzijds meer en anderzijds minder bij het bedrijfsleven in
rekening te brengen. De Europese regelgeving schrijft veelal het in rekening brengen
van «werkelijke kosten» voor en staat in sommige gevallen ook afwijkingen hierop toe
(bijvoorbeeld het in rekening brengen van standaardtarieven).
Bij de vorige stelselwijziging in 20147 is in overleg met het bedrijfsleven gekozen voor een retributiestelsel dat KPMG kenschetst
als grofmazig. Grofmazigheid bemoeilijkt de huidige wens van het bedrijfsleven om
verder te differentiëren tussen sectoren. In lijn met de aanbevelingen van KPMG zal
ik elementen uit het kostprijsmodel heroverwegen. Ik hanteer hierbij twee uitgangspunten.
Het eerste uitgangspunt is dat sprake moet zijn van een integrale kostentoerekening
van de werkelijke kosten naar de producten en diensten van de NVWA. Het tweede uitgangspunt
is dat eventuele aanpassingen moeten leiden tot meer transparantie, een gerichtere
kostenverdeling tussen overheid en bedrijfsleven en/of tussen sectoren en/of tussen
verschillende bedrijfstypen. Op basis van de uit te werken opties en met input van
alle stakeholders maak ik keuzes voor aanpassingen in het kostprijsmodel. Ik hecht
eraan dat zo breed mogelijk wordt gekeken en geen opties op voorhand worden uitgesloten.
Retributies
KPMG maakt transparant dat het huidige niveau van de retributies van de NVWA past
binnen de geldende kaders. Van de huidige retributies van de NVWA wordt 75% verplicht
in rekening gebracht op basis van Europese regelgeving en 25% volgt uit de toepassing
van het Kabinetsbeleid «Maat houden» in Nederland. Op dit moment zijn de retributies
slechts gedeeltelijk gebaseerd op werkelijke kosten, aangezien de overheid een deel
van de kosten voor haar rekening neemt. KPMG geeft verder aan dat de overheid op basis
van de Europese regelgeving op specifieke gebieden ook kan kiezen voor doorberekening
van standaardtarieven. Ik houd vast aan het huidige principe van werkelijke kosten,
dit sluit aan op het Nederlandse beleid binnen «Maat houden».
Uit het KPMG-onderzoek blijkt dat het opvolgen van het advies van de Raad van State
betreffende het niet doorrekenen van kosten voor «toezicht op naleving» binnen «Maat
houden» voor de NVWA-retributies leidt tot een mogelijke reductie van de kosten voor
het bedrijfsleven8. Deze bijstelling zou een (vrijwillige) tegemoetkoming betreffen voor een deel van
de categorie erkende bedrijven en voor de categorie levende dieren. Deze bijstelling
is niet noodzakelijk om aan wet- en regelgeving te (blijven) voldoen. Daarnaast stelt
KPMG vast dat om te voldoen aan het basisuitgangspunt van het doorrekenen van werkelijke
kosten, de huidige NVWA-retributies voor het gehele bedrijfsleven aanzienlijk9 naar boven bijgesteld zouden moeten worden.
Ik heb het voornemen om de weg naar het doorbelasten van werkelijke kosten voort te
zetten. Als ik de kosten die KPMG identificeert om potentieel in rekening te brengen
opnieuw tegen het licht houd, dan tekent zich een aantal categorieën af die ik, nu
alles duidelijk in kaart is gebracht, niet vanuit de overheid voor het bedrijfsleven
kan blijven financieren. Mijn inzet is dat ik op basis van het KPMG-onderzoek tot
een ingroeimodel zal komen waarbij binnen enkele jaren de tarieven kostendekkend zullen
zijn. Concreet betekent dit dat ik van plan ben om per 2021 een eerste stap te zetten
en vanuit de overheid € 6 mln. minder bij te dragen ter verlichting van de retributies
van het bedrijfsleven.
Vervolg op stuurgroep – strategische NVWA-tafel bedrijfsleven en departementen
De prioritering en concretisering van de aanbevelingen wordt aan de strategische NVWA-tafel
vormgegeven onder voorzitterschap van de eigenaar (SG LNV). Aan deze tafel zitten
deelnemers vanuit zowel de overheid als het bedrijfsleven en deze tafel is inmiddels
van start gegaan. Het streven is in deze nieuwe overlegvorm meer dan voorheen zaken
in gezamenlijkheid op te pakken, waardoor gesignaleerde mogelijkheden tot verbetering
sneller en effectiever benut worden. In dit overleg wordt specifiek aandacht gegeven
aan (financiële) prikkels op de juiste plaats in de hele keten om efficiënter(er)
te werken. Hierbij wordt dus bewust verder gekeken dan alleen efficiëntie bij de NVWA
en worden ook de interacties tussen de NVWA en het bedrijfsleven betrokken.
Alle keuzes rondom de inrichting van de retributies en de hoogte daarvan geef ik zoveel
mogelijk gezamenlijk met het bedrijfsleven vorm. In ieder geval licht ik via deze
strategische tafel wijzigingen goed toe. Dit draagt bij aan transparantie en begrip.
Ik heb er vertrouwen in dat de in de stuurgroep door de voorzitter begeleidde open
houding en dialoog tussen partijen in de toekomst tot vruchtbare samenwerking zal
blijven leiden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.