Brief regering : Resultaten Rijksministerraad 15 mei betreffende financiële ondersteuning Curaçao en Sint Maarten in verband met Covid-19
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 75
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2020
Woensdag jl. heeft u tijdens het Wetgevingsoverleg Wijziging van de begrotingsstaat
van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2020 over de incidentele suppletoire begroting
inzake liquiditeitssteun Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 35 443) uw steun uitgesproken voor de lijn die het kabinet heeft ingezet bij de financiële
ondersteuning van de Caribische landen in het Koninkrijk (Handelingen II 2019/20,
nr. 73, item 3). Tijdens dat debat was bekend dat Aruba had ingestemd met het voorstel van Nederland
voor aanvullende liquiditeitssteun voor het land voor de periode 15 mei tot 30 juni
2020 aan het land inclusief de daaraan verbonden voorwaarden. De regeringen van Curaçao en van Sint Maarten hebben op mijn verzoek
na het debat schriftelijk bevestigd dat hun brieven die tijdens het debat door mij
ontvangen waren, moesten worden gelezen als een onvoorwaardelijke instemming met het
voorstel dat voorlag in de RMR van 15 mei 2020. Dit betekent dat aan Curaçao en Sint
Maarten een tweede tranche liquiditeitssteun zal worden verstrekt.
Curaçao
Curaçao ontvangt voor de periode 15 mei tot 30 juni 2020 een renteloze lening van
in totaal ANG 204 miljoen (€ 104,7 miljoen). Hierbij geldt net als voor Aruba dat
het benodigde bedrag voor de uitvoering van de loonsubsidieregeling (ANG 63 miljoen)
pas ter beschikking wordt gesteld wanneer Curaçao een adequate invulling heeft gegeven
aan een eigen bijdrage van werknemers binnen deze regeling. De overige ANG 141 miljoen
wordt per omgaande aan Curaçao ter beschikking gesteld.
Specifiek voor Curaçao gelden voorts een aantal voorwaarden die zijn gericht op de
financiële sector. Curaçao en de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS)
dienen De Nederlandsche Bank (DNB) inzicht te verschaffen in de situatie in de financiële
sector in den brede. Curaçao wordt verzocht inzicht te geven in potentiële verliezen
en waar deze neerslaan, informatie te verstrekken over de voorgenomen oplossingen
voor de aanpak van probleeminstellingen én het bestuur van de CBCS weer te laten bestaan
uit ten minste drie bestuurders die allen zijn onderworpen aan de hoogste «fit & proper»-standaarden.
De benoeming zal in afstemming met DNB geschieden.
Sint Maarten
Sint Maarten zal voor de periode 15 mei tot 30 juni 2020 een renteloze lening ontvangen
van in totaal ANG 53 miljoen (€ 27,2 miljoen). Aan Sint Maarten wordt ANG 24 miljoen
per omgaande ter beschikking gesteld. De overige ANG 29 miljoen inzake de loonsubsidieregeling
wordt beschikbaar gesteld nadat Sint Maarten een adequate invulling heeft gegeven aan de gevraagde
eigen bijdrage van werknemers. Sint Maarten dient daarnaast aanpassingen door te voeren
in de staffel voor de loonsubsidieregeling, omdat de regeling in de door Sint Maarten
voorgestelde vorm leidt tot ongelijke behandeling van bedrijven.
Sint Maarten is al eerder verzocht om ook binnen de eigen begroting dekking te zoeken
voor het voorgenomen steunpakket. De regering van Sint Maarten heeft daar echter nog
geen invulling aan gegeven. Daarom heeft de RMR dit verzoek herhaald. Uiterlijk op
22 mei 2020 dienen plannen voor besparingen bij het Cft te worden aangeleverd.
Voorts heeft de RMR Sint Maarten verzocht om per 1 juli de pensioengerechtigde leeftijd
(AOV-leeftijd) te verhogen van 62 naar 65 jaar (voor personen die geboren zijn na
1959). Terwijl Aruba en Curaçao al een tijd geleden stappen hebben gezet om de pensioengerechtigde
leeftijd te verhogen naar 65 jaar en in Nederland deze leeftijd zelfs nog hoger ligt,
blijft Sint Maarten achter. Een wetsvoorstel voor het verhogen van de pensioengerechtigde
leeftijd ligt al enkele jaren bij de Staten van Sint Maarten, maar is nog niet goedgekeurd.
Nu besparingen nodig zijn moet hier echt verandering in komen.
Generieke voorwaarden ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden
Voor beiden landen geldt net als voor Aruba dat er voorwaarden zijn gesteld op het
gebied van een verlaging van het arbeidsvoorwaardenpakket in de (semi)publieke sector.
Hiertoe is besloten vanwege de hoge druk op de begroting van de personeelskosten van
de publieke en semipublieke sector van de landen en in het kader van solidariteit
met de werknemers buiten de (semi)publieke sector.
Concreet gaat het om een verlaging tot nader order van 25% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket
van Statenleden en Ministers, en een verlaging van 12,5% op het totale arbeidsvoorwaardenpakket van alle medewerkers in de (semi)publieke
sector. Hierbij geldt uiteraard voor wat betreft het bruto maandsalaris als ondergrens
het wettelijk minimumloon. Verder dienen Curaçao en Sint Maarten de arbeidsvoorwaarden
van topfunctionarissen binnen de (semi)publieke sector te verlagen tot maximaal 130%
van het nieuwe genormeerde salaris van de Minister-President van het betreffende land.
Deze maatregel geldt in beginsel ook voor bestaande arbeidscontracten en heeft een
gelijke doorwerking naar de tarieven voor consultants.
Vervolgproces en aanvullende steun
De voorgestelde steun stelt Curaçao en/of Sint Maarten in staat om tot eind juni 2020
te blijven functioneren. Begin juli spreekt de RMR over liquiditeitssteun voor de
periode vanaf juli. Dan zal ook worden getoetst of aan de nu gestelde voorwaarden
is voldaan. De uitkomst zal worden meegenomen in de besluitvorming over verdere steun.
Aanvullende leningen zullen vanaf juli niet rechtstreeks aan de overheid worden gegeven,
maar lopen via een nog op te richten entiteit. Zo kan Nederland sturen op resultaat.
Deze leningen zullen immers zoals ik al eerder heb aangekondigd afhankelijk gesteld
worden van een pakket aan maatregelen gericht op structurele hervormingen. Ook hierover
zullen begin juli afspraken worden gemaakt. Over deze afspraken zal de komende tijd
met de landen die hiertoe bereid zijn overleg worden gevoerd, waarbij het C(A)ft een
belangrijke rol zal blijven spelen. Het gesprek de komende periode is niet vrijblijvend.
Verdere steun is afhankelijk van concrete afspraken en geboekte resultaten over structurele
hervormingen die ten goede komen aan de weerbaarheid en het verdienvermogen van de
landen, voor zowel de huidige als de toekomstige generaties. Deze aanpak is op 12 mei
jl. door Minister-President Rutte toegelicht in een overleg met de Ministers-Presidenten
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en met uw Kamer op 20 mei besproken.
Tot slot
De budgettaire gevolgen van de tweede tranche liquiditeitssteun worden in een suppletoire
begrotingswet aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen
nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van
uitvoering van deze spoedeisende maatregel die in het belang van het Rijk is, niet
kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het
kabinet de uitvoering van de maatregel starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid
2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties