Brief regering : Beleidsreactie Slachtoffermonitor 2014-2018
28 638 Mensenhandel
Nr. 179 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2020
Op 18 oktober 2019 heeft de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen
Kinderen (hierna: de Nationaal Rapporteur) zijn rapport Slachtoffermonitor mensenhandel 2014–2018 gepubliceerd. Hierin doet de Nationaal Rapporteur verschillende aanbevelingen op
basis van de bevindingen uit de monitor. Ik dank de Nationaal Rapporteur en zijn onderzoekers
voor de constructief kritische monitor. In de bijlage treft u de Slachtoffermonitor mensenhandel 2014–2018 aan1.
Zoals de Nationaal Rapporteur stelt in zijn monitor, staat dit complexe fenomeen hoog
op de politieke agenda. Na de aangekondigde versterking van de aanpak van mensenhandel
in het Regeerakkoord, is het programma Samen tegen Mensenhandel2 eind 2018 van start gegaan. De eventuele effecten van het programma zijn hierdoor
nog niet zichtbaar in deze monitor, die ziet op de periode voordat het programma daadwerkelijk
van start is gegaan. Over de voortgang op het programma en de aanpak is uw Kamer geïnformeerd
door middel van een voortgangsbrief3 op 13 november 2019.
In zijn rapport doet de Nationaal Rapporteur vijf aanbevelingen over de aanpak van
mensenhandel. Hieronder wordt ingegaan op elk van deze aanbevelingen.
Aanbeveling 1. Zorg voor structurele programmacoördinatie en monitoring van het programma
Samen tegen mensenhandel (p. 159)
De Nationaal Rapporteur vraagt met zijn eerste aanbeveling aandacht voor de coördinatie
en monitoring van het programma Samen tegen mensenhandel. Ook de komende periode blijft dit kabinet zich, samen met de vele betrokken organisaties,
inzetten voor een integrale aanpak van mensenhandel. Om het integrale karakter van
het programma te borgen is ook interdepartementale samenwerking cruciaal. Deze is
terug te zien in de organisatie van het programma waarin de verschillende betrokken
departementen vertegenwoordigd zijn. Vanuit het programmateam mensenhandel worden
de departementale opgaven en maatregelen opgepakt, onder coördinatie van het Ministerie
van JenV. Dit sluit aan bij de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur om de programmacoördinatie
goed te borgen.
Zoals aangekondigd in de voortgangsbrief zullen dit jaar een aantal acties in gang
gezet worden om de monitoring van het programma verder te borgen. Voor het monitoren
van de effecten van het programma is het van belang dat we voldoende zicht houden
op de aard en omvang van mensenhandel. Het WODC is daarom verzocht een tweede schatting
uit te voeren naar het aantal mogelijke slachtoffers van mensenhandel. Daarnaast wordt,
conform aanbeveling 2, aan de Nationaal Rapporteur om, in afstemming met het CBS,
nader te verkennen welke rol het CBS zou kunnen spelen bij de dataverzameling. Tot
slot zal dit jaar gestart worden met een traject om een programmamonitor te ontwikkelen.
U wordt door middel van de jaarlijkse voortgangsbrief van het programma geïnformeerd
over de voortgang op dit traject.
Aanbeveling 2. Completeer en verrijk het zicht op de slachtoffers van mensenhandel
die in Nederland in beeld komen en verken hierbij de rol van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (p. 161)
De Nationaal Rapporteur vraagt met zijn aanbeveling aandacht voor het belang van goede
dataverzameling voor het ontwikkelen en monitoren van beleid. Hierbij draagt de Nationaal
Rapporteur de implicaties van de AVG voor het registreren en delen van data aan als
knelpunt. Over dit onderwerp zijn eerder ook Kamervragen4 gesteld. Daarbij is het goed om oog te houden voor het onderscheid tussen twee type
AVG-vraagstukken. Enerzijds betreft het hier een vraagstuk waarbij bezien wordt in
hoeverre de gegevens van slachtoffers geregistreerd mogen worden ten behoeve van het
in kaart brengen van de aard en omvang van mensenhandel. Anderzijds speelt het vraagstuk
rondom het delen van informatie tussen ketenpartners, in het kader van de zorg- en
hulpverlening aan slachtoffers en het aanpakken van daders.
Dit laatste vraagstuk is complex en vraagt om nog verdere uitwerking en toetsing.
Ik moet daarom terugkomen op de toezegging5 die ik u tijdens het Algemeen Overleg van 5 december jl. deed. Om te voorkomen dat
ik op een later moment terug moet komen op de door de projectleider centraal gestelde
uitgangspunten heb ik een toets laten doen op de gestelde grondslagen voor gegevensdeling.
De uitkomsten hiervan zullen, in samenspraak met betrokken partijen, omgezet worden
in toegankelijke handvatten voor de praktijk door het CCV. Ik streef ernaar deze voor
het zomerreces met de Kamer te kunnen delen.
Met betrekking tot het eerste vraagstuk beveelt de Nationaal Rapporteur aan om de
rol die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) kan spelen bij de dataverzameling
te verkennen. De aanbeveling van de Nationaal Rapporteur wordt overgenomen, in die
zin dat het CBS is verzocht om binnen de huidige wet- en regelgeving met betrekking
tot de meldplicht slachtoffers mensenhandel bij CoMensha, de data-uitvraag met de
Nationaal Rapporteur verder uit te werken, in afstemming met alle dataleveranciers,
maar in het bijzonder met CoMensha als hoofdleverancier.
Aanbeveling 3. Geef prioriteit aan de integrale aanpak van binnenlandse seksuele uitbuiting
en focus daarbij op de jonge slachtoffer- en dadergroep (p. 162)
Jonge slachtoffergroepen
Uit de Slachtoffermonitor blijkt dat jonge slachtoffers van seksuele uitbuiting nog
te vaak buiten beeld blijven van de opsporings- en hulpverleningsorganisaties. De
aanbeveling pleit daarom voor een integrale aanpak van binnenlandse seksuele uitbuiting
te prioriteren en daarbij te focussen op jonge slachtoffer- en dadergroepen.
Ik deel met de Nationaal Rapporteur de zorg om jongeren en de noodzaak om dit integraal
aan te pakken. In lijn daarmee wordt al, waar het gaat om jonge slachtoffergroepen
een gevarieerd pakket aan maatregelen ingezet om dit punt te adresseren. Een groot
deel van deze maatregelen en de resultaten zijn al uitgebreid aan bod gekomen in de
voortgangsbrief van het programma Samen tegen mensenhandel.6 Daarnaast zijn de verschillende kernelementen van de Commissie Azough geborgd in
bestaande werkwijzen van betrokken jeugdzorgorganisaties. De kernelementen creëren
samen de beste voorwaarden om het hulpaanbod voor de jonge doelgroep te verbeteren.
Bij deze veelal onzichtbare groep is een outreachende benadering, het proactief benaderen van de doelgroep, van essentieel belang. Ik juich
daarom belangrijke initiatieven voor laagdrempelige hulpverlening toe. Zo heeft Lumens
recent een inloophuis voor jongens die seksueel zijn uitgebuit geopend en ondersteunt
het Team Outreach van de Tussenvoorziening mensen die hulp behoeven bij seksuele uitbuiting.
Er zijn daarnaast verschillende organisaties die digitale hulpverlening bieden door
middel van een chatfunctie, waaronder Fier en Slachtofferhulp Nederland. Op 12 februari
jl. is tijdens het VAO Zeden (Handelingen II 2019/20, nr. 53, item 3) ook een motie7 aangenomen die het kabinet oproept om in samenspraak met de ketenpartners te verkennen
hoe een online outreachprogramma kan worden ontwikkeld voor slachtoffers van seksueel
misbruik en seksuele uitbuiting. Momenteel vinden in het kader van deze motie de eerste
verkennende gesprekken plaats. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over
de uitkomsten van deze gesprekken.
Jonge dadergroepen
Er is nog weinig bekend over jonge dadergroepen en het effectief tegengaan van jonge
aanwas in het mensenhandel domein. CKM heeft recent, in opdracht van de politie, onderzoek
gedaan naar daders van binnenlandse seksuele uitbuiting. De bevindingen uit dit onderzoek
dienen onder meer om inzicht te krijgen in de achtergrond van de daders, de gebruikte
modus operandi en eventuele samenwerkingsverbanden. Door de politie worden de bevindingen
gedeeld met de eenheden in het kader van verhoren en strafrechtelijke onderzoeken.
De bevindingen uit dit rapport zullen worden meegenomen in de doorontwikkeling van
het programma Samen tegen mensenhandel, bijvoorbeeld door de uitkomsten te betrekken
in reeds lopende initiatieven in de verschillende actielijnen.
Aanbeveling 4. Zorg voor een effectieve aanpak van mensenhandel gepleegd ten aanzien
van buitenlandse slachtoffers met een Dublinstatus (p. 164)
In deze monitor uit de Nationaal Rapporteur ook zijn zorgen over het ontstaan van
ongelijkheid tussen buitenlandse slachtoffers zónder en buitenlandse slachtoffers
mét een Dublinstatus. Dit naar aanleiding van de aanpassing van de verblijfsregeling
mensenhandel, voor personen die onder de Dublinverordening vallen, die op 1 augustus
2019 in werking is getreden.
De aanpassing van de verblijfsregeling mensenhandel is onderdeel van een integraal
pakket aan maatregelen8. Zo is sinds 1 september 2019 ook het Landelijk Coördinatie Centrum (LCC) bij de
politie ingericht om de achterstanden in het opnemen van aangiften van mensenhandel
terug te dringen. Daarnaast is er in de grensoverschrijdende samenwerking aandacht
voor de onderliggende oorzaken van en de achterliggende mechanismen achter de toestroom
van (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel. Zo wordt het bestaand netwerk van liaisons
van de politie, KMar en openbare aanklagers dit jaar verstevigd.
Daarnaast zet het Ministerie van Buitenlandse Zaken in op intensivering van de aanpak
van mensenhandel in landen van herkomst. Tijdens de begrotingsbehandeling van BHOS
is tevens een motie van leden Kuik en Voordewind aangenomen die onder andere ziet
op het intensiveren van de aanpak van mensenhandel in samenspraak met bron- en transitielanden
(Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 34). Er wordt in kaart gebracht hoe verdere intensivering van de aanpak van mensenhandel
vormgegeven kan worden. Over de uitvoering hiervan zal worden gerapporteerd bij de
volgende voortgangsbrief van het programma Samen tegen Mensenhandel in november 2020.
Tot slot heeft het WODC recent de opdracht gekregen een verkenning, en indien nodig
een fenomeenonderzoek, te starten om meer duidelijkheid te krijgen over de achterliggende
mechanismen die hebben bijgedragen aan de verhoogde instroom van Dublinclaimanten
die aangifte doen van mensenhandel. Momenteel worden de mogelijkheden bekeken voor
de opzet van deze verkenning.9
Aanbeveling 5. Vergroot het presterend vermogen van de Nationale Politie in de aanpak
van mensenhandel (p. 166)
De Nationaal Rapporteur doet een aantal aanbevelingen om het presterend vermogen van
de Nationale Politie te vergroten.
De afgelopen jaren is, mede doordat het thema mensenhandel als prioriteit in de Veiligheidsagenda
is opgenomen, een versteviging van de aanpak ingezet. Hierover bent u reeds in verschillende
brieven geïnformeerd.10 Het is nu belangrijk de aandacht vast te houden en de urgentie nog nadrukkelijker
door te vertalen naar operationele keuzes. Momenteel wordt door de politie, het OM
en Ministerie van Justitie en Veiligheid een prioritering aangebracht in de reeds
ingezette maatregelen, zodat de maatregelen met het meeste te verwachten effect komende
periode meer prioriteit krijgen.
De aanpak van mensenhandel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van vele partijen,
de politie is daarbij een van de belangrijke partners die hier een rol in heeft. De
politie tracht op diverse wijzen zicht te krijgen op de factoren die de aanpak van
mensenhandel kunnen belemmeren. De politie is onder andere bezig met een verdere verscherping
van de aanpak van mensenhandel. Het doel daarvan is om op basis van ervaringen van
AVIM-medewerkers meer zicht te krijgen op wat er goed en minder goed gaat. Hierbij
wordt ook het Openbaar Ministerie betrokken. Daarnaast moet de uitwerking van motie
van de leden Segers en Asscher (Kamerstuk 35 300, nr. 25) bijdragen aan extra capaciteit en een verbeterde informatiepositie bij de AVIM.
Daarnaast zal een breed verantwoordelijkheidsgevoel en meer bewustwording ten aanzien
van mensenhandel binnen de verschillende onderdelen van de politie en het OM kunnen
bijdragen aan de aanpak. Hierbij is het van belang dat het bij het maken van keuzes
in de opsporing steeds meer zichtbaar wordt dat de opsporing van mensenhandel niet
enkel een zaak is van de AVIM, maar ook van de Regionale Recherche en sturing door
het OM.
De Nationaal Rapporteur verwijst in zijn Slachtoffermonitor naar de eerdere aanbeveling
om een extern onderzoek te laten doen naar de achtergrond van de verschillen in het
aantal slachtoffermeldingen bij CoMensha. De politie heeft naar aanleiding van deze
aanbeveling een intern onderzoek laten uitvoeren naar de verschillen in aantallen
slachtoffermeldingen met betrekking tot binnenlandse seksuele uitbuiting tussen politie-eenheden.
Hieruit volgden een aantal aanbevelingen waarmee aan de slag wordt gegaan. Een belangrijke
aanbeveling betreft de overeenkomende behoefte binnen de eenheden om de meldingen
aan CoMensha te automatiseren in de systemen. Deze automatisering krijgt momenteel
vorm in samenwerking met CoMensha.
Ten slotte
De Nationaal Rapporteur adresseert in zijn Slachtoffermonitor een aantal belangrijke
punten. In het voorgaande heb ik uiteengezet hoe wij hier als kabinet mee omgaan.
Als kabinet zullen we ons onverminderd inzetten voor het tegengaan en voorkomen van
mensenhandel en het beschermen van de kwetsbaren die hierdoor getroffen worden. Vanwege
de coronacrisis verkeren we momenteel in een bijzondere situatie. Op het moment van
schrijven zijn de eventuele gevolgen voor de aanpak van mensenhandel niet te voorzien
en daarom ook niet meegenomen in bovenstaande reactie op de aanbevelingen. Uw Kamer
wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang van het programma Samen tegen mensenhandel.
Eventuele gevolgen van de coronacrisis voor de aanpak van mensenhandel en het programma
zullen uiterlijk dan met uw Kamer gedeeld worden.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Indieners
-
Indiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.