Brief regering : Informatie over het asbestfonds en ontwikkelingen in de regelgeving voor asbest
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 169
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2020
Tijdens het Algemeen Overleg Leefomgeving van 20 februari 2020 heb ik uw Kamer toegezegd
dat ik u zo snel mogelijk informatie stuur over het in ontwikkeling zijnde fonds voor
particuliere eigenaren van asbestdaken (Kamerstuk 30 175, nr. 352).
Tijdens het genoemde Algemeen Overleg Leefomgeving is mij gevraagd wat de rolverdeling
is tussen de Staatssecretaris van SZW en mij en daarbij heb ik de leden Ziengs en
Von Martels toegezegd mijn collega van SZW te vragen de brief over het toepassen van
een schuimlaag1, ook naar de Vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat te sturen.
Ten slotte wil ik u met deze brief informeren over enkele ontwikkelingen in de regelgeving
voor asbest.
Rolverdeling op het asbestdossier
Met de Staatssecretaris van SZW heb ik, zoals toegezegd, besproken om de brief waarin
wordt gerapporteerd over de motie over het toepassen van een schuimlaag ook naar de
Vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat te sturen. Het gaat om de brief
van 16 december 2019 (Kamerstuk 25 834, nr. 166). Op pagina 5 en 6 van die brief wordt over de genoemde motie gerapporteerd. Het
leek ons beiden goed de rolverdeling te verduidelijken en het verder, zoals gebruikelijk,
aan uw Kamer te laten voor welke Vaste Kamercommissie een brief relevant is. Ik hoop
dat onderstaande toelichting daarbij behulpzaam kan zijn.
De bescherming tegen de risico’s van asbest heeft in grote lijnen twee invalshoeken:
de bescherming van de werknemer die tijdens het saneren van asbest of anderszins kan
worden blootgesteld en de bescherming van de leefomgeving. De bescherming van de werknemer
– met name via de Arbeidsomstandighedenregelgeving en het certificeringsstelsel –
valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van SZW. De bescherming
van de leefomgeving, en daarmee de burger, valt onder mijn verantwoordelijkheid. De
aanpak van de asbestdaken om te voorkomen dat asbestvezels zich van verweerde daken
verspreiden, is een voorbeeld van het beschermen van de leefomgeving. Het asbestdakendossier
illustreert hoe beide beleidsterreinen elkaar raken: ter bescherming van de leefomgeving
wordt het verwijderen van asbestdaken gestimuleerd, het verwijderen zelf moet worden
uitgevoerd volgens de eisen die de Arbeidsomstandighedenregelgeving stelt om de werknemer
te beschermen. Vereenvoudigingen in de eisen die vanuit de Arbeidsomstandighedenregelgeving
worden gesteld en innovaties in de saneringswijzen kunnen een positieve invloed hebben
op de uitvoerbaarheid van de aanpak van de asbestdaken. Vanwege de interactie tussen
beide beleidsterreinen is sprake van een intensieve samenwerking tussen de ministeries
van SZW en IenW.
Fonds voor particulieren
Om particuliere dakeigenaren te helpen bij het saneren van hun asbestdak, wordt een
«fonds» opgericht waaruit leningen verstrekt kunnen worden. Dit fonds betreft een
rekening-courant faciliteit van waaruit leningen verstrekt kunnen worden. Het fonds
stelt minder draagkrachtige particuliere dakeigenaren in staat een lening af te sluiten.
Daarmee kunnen zowel de kosten van de verwijdering van een asbestdak als de kosten
voor een nieuw dak worden gefinancierd. Ook asbestgevels zullen onder de reikwijdte
van het fonds vallen. Ik wil daarnaast kijken of het haalbaar is om verduurzaming
in combinatie met de asbestdaksanering, zoals het installeren van zonnepanelen of
het aanbrengen van betere isolatie, onder de reikwijdte van het fonds te brengen.
Daarvoor moet een eigenaar van een asbestdak weliswaar een hoger bedrag lenen, maar
daar staat tegenover dat de energiekosten voor de betreffende huishoudens zullen afnemen.
Het voornemen is om leningen uit dit fonds tot en met 2028 te verstrekken om realisatie
van vrijwillige sanering maximaal te stimuleren.
Het fonds zal worden beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn). Bijna
alle Nederlandse gemeenten zijn reeds deelnemer van SVn en bekend met de financiële
producten die SVn biedt. Het op deze wijze gebruik maken van de bestaande en bekende
infrastructuur zal naar verwachting drempelverlagend werken en bijdragen aan de snelheid
waarmee deelname door mede-overheden kan worden gerealiseerd.
De geschatte benodigde omvang van het fonds bedraagt 100 miljoen euro. De verwachting
is – op basis van een uitgewerkte businesscase – dat dit voldoende is om aan de verwachte
vraag te voldoen. I&W draagt maximaal 12 miljoen euro bij aan dit fonds voor de leningen
die minder draagkrachtige particuliere dakeigenaren in staat stelt een lening een
af te sluiten. Met de deelname van IenW wordt het eerste risico gedekt van eventuele
gevallen waarin een deel van de verstrekte leningen niet terugbetaald wordt. Het Rijk
stelt deze bijdrage landsdekkend beschikbaar aan alle provincies en gemeenten. Doordat
het Rijk financieel bijdraagt aan de leningen en het grootste financiële risico voor
haar rekening neemt, wordt het voor provincies en gemeenten aantrekkelijk hiervan
gebruik te maken. Hiermee wil ik bereiken dat het fonds zoveel mogelijk een landsdekkende
werking krijgt. Het is uiteraard aan provincies en gemeenten om daartoe te besluiten
en daarmee de financieringsfaciliteit voor hun burgers mogelijk te maken.
Provincies en gemeenten hebben na het daadwerkelijk oprichten van het fonds, 18 maanden
om zich in te tekenen en de eigen financiering rond te krijgen om in aanmerking te
komen voor de bijdrage van het Rijk. Deelnemende provincies en gemeenten vullen het
door hen benodigde bedrag aan. Vanuit de businesscase wordt geschat dat dit in totaal
maximaal 88 miljoen euro zal zijn. Aan de hand van de deelname zal duidelijk worden
wat de uiteindelijke omvang van het fonds wordt, hoewel geen sprake is van één totaal
fonds, maar van een faciliteit met op zichzelf staande lokale regelingen van deelnemende
gemeenten en provincies op grond waarvan leningen worden verstrekt.
De voorbereidingen voor het opzetten van het particuliere fonds zijn in volle gang.
Daarvoor zullen eerst nog enkele juridische en financiële aspecten verder moeten worden
uitgewerkt. Ik verwacht dat dit fonds voor particulieren volgens planning dit jaar
operationeel zal zijn en daarmee openstaat voor deelname door provincies en gemeenten.
Er zal gericht gecommuniceerd worden over het fonds om de mogelijkheden onder de aandacht
te brengen van de doelgroep.
Fonds voor bedrijven
Naast de praktische uitwerking van een fonds voor particuliere dakeigenaren voer ik
een verkenning uit naar de mogelijkheid voor de oprichting van een fonds voor bedrijven.
Enkele provincies hebben mij laten weten hier belang aan te hechten, met name om daarmee
de asbestdakensanering in het landelijk gebied te faciliteren. Ik onderschrijf dat
hier ook een grote opgave ligt. Deze verkenning naar zowel de financiële als de juridische
haalbaarheid, wordt voor de zomer uitgevoerd en ik zal de partners van de samenwerkingsverklaring
die werk willen maken van het fonds voor bedrijven hier zorgvuldig bij betrekken.
Productenbesluit asbest
Er is mij gebleken dat het vigerende Productenbesluit asbest niet goed is afgestemd
op de Europese REACH-verordening. De REACH-verordening, die een rechtstreekse werking
heeft en voorgaat op nationale regelgeving, voorziet in een verbod op het vervaardigen,
in de handel brengen en gebruiken2 van asbestvezels en voorwerpen en mengsels waaraan asbest opzettelijk is toegevoegd.
Nationale regelgeving kan uitsluitend blijven gelden of worden vastgesteld voor zover
REACH dat expliciet toestaat of hierin niet voorziet. Ik stel me op het standpunt
dat dit het geval is voor stoffen, voorwerpen en mengsels waaraan asbest niet opzettelijk
is toegevoegd, doordat dat van nature aanwezig is vanwege een natuurlijke geologische
oorsprong of door een verontreiniging in het verleden. Voor deze categorie zal het
Productenbesluit asbest een regeling bevatten. De bepalingen die overlappen met de
REACH-verordening zullen worden geschrapt.
Op dit moment werk ik aan de herziening van het Productenbesluit asbest om een goede
aansluiting op de REACH-verordening tot stand te brengen. Aangezien het voor de risico’s
van asbest niet uitmaakt of het opzettelijk of niet opzettelijk is toegevoegd, moeten
beide kaders het op de markt brengen en vervolgens gebruiken van asbesthoudende producten
tegengaan. Om deze bepalingen te kunnen vaststellen, zal het besluit technisch moeten
worden genotificeerd bij de Europese Commissie.
Ik verwacht uw Kamer dit jaar een concept-wijziging van het besluit te kunnen aanbieden.
Ik streef ernaar dat de nieuwe regelgeving op 1 juli 2021 in werking zal treden.
Caribisch Nederland
Behoudens het in 2019 in werking getreden Arbeidsveiligheidsbesluit IV Caribisch Nederland,
ontbreekt regelgeving voor asbest in Caribisch Nederland. Ik werk, mede op verzoek
van het lokale bestuur van Bonaire, aan een Besluit asbest Caribisch Nederland om
daarin te voorzien. Dit besluit zal een verbod gaan inhouden om asbest in te voeren,
te bewerken, te verwerken, voorhanden te hebben (tenzij eerder toegepast), aan een
ander ter beschikking te stellen, te vervoeren of zich ervan te ontdoen tenzij sprake
is van handelingen die zijn geregeld in de plaatselijke bouw- of arbeidsomstandighedenregelgeving.
Dit om het verbouwen en slopen van gebouwen waarin asbest is toegepast mogelijk te
maken, uiteraard dan met inachtneming van de voorwaarden die in genoemde regelgeving
zijn gesteld. Ik verwacht uw Kamer dit jaar een concept-wijziging van het besluit
te kunnen aanbieden en ik streef ernaar dat de nieuwe regelgeving op 1 juli 2021 in
werking zal treden.
Op met name Bonaire is sprake van de aanwezigheid van asbest, vooral in de vorm van
asbestdaken die merendeels in redelijke staat verkeren. In de afgelopen periode is
vanuit Europees Nederland hulp geboden, bijvoorbeeld door op Bonaire bestaande asbestverontreinigingen
en enkele sterk verweerde daken te verwijderen. Een voorbeeld hiervan is de asbestsanering
van een oude garnalenkwekerij met omliggend terrein, dat werd gebruikt voor paintballactiviteiten.
Daarnaast is een implementatieproject asbest in uitvoering waarin tussen het Ministerie
van IenW en de ambtenaren van het openbaar lichaam Bonaire nauw wordt samengewerkt
bij de ontwikkeling van asbestbeleid en regelgeving en wordt gewerkt aan kennisopbouw
bij de betrokken uitvoeringsdiensten op Bonaire.
Olivijn
In mijn brief van 14 oktober 2019 (Kamerstuk 25 834, nr. 165) over de aanpak van asbestdaken heb ik aangegeven dat er geen dusdanige signalen
bekend zijn over hoge concentraties asbest in straalgrit, zoals olivijnzand dat onder
andere als straalmiddel wordt gebruikt, die aanvullende maatregelen rechtvaardigen.
Omdat de ILT recentelijk signalen heeft ontvangen over de mogelijke aanwezigheid van
asbest in olivijnzand en steenmeel dat wordt gebruikt voor bodemverbetering, voert
de ILT, onder het voorbehoud van de huidige omstandigheden, nader onderzoek uit om
na te gaan of hier sprake is van een asbestrisico.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat