Brief regering : Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 mei 2020
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de nadere invulling van de aanvullende
tegemoetkoming voor de sierteeltsector, delen van de voedingstuinbouw en de fritesaardappelsector,
zoals toegezegd in mijn brieven aan uw Kamer van 15 april en 7 mei jl. (Kamerstuk
35 420, nrs. 24 en 30). De regeling is vandaag opengesteld en is inmiddels gepubliceerd in de Staatscourant.
Vanaf 7 mei konden bedrijven al aanvragen indienen bij RVO.nl. De regeling is goedgekeurd
door de Europese Commissie. In deze brief schets ik de modaliteiten van de regeling.
De wettelijke basis1 voor de regeling vereist dat er een causaal en aantoonbaar verband bestaat tussen
de geleden schade en de getroffen overheidsmaatregelen ter bestrijding van COVID-19.
Boven op deze juridische voorwaarden heeft het kabinet ook aanvullende criteria gesteld,
zoals gemeld aan uw Kamer in de brief van 15 april jl.
Regeling sierteelt en onderdelen van de voedingstuinbouw
Ondernemingen komen voor de regeling in aanmerking als zij in de periode van 12 maart
tot en met 11 juni 2020 ten opzichte van de gemiddelde omzet in dezelfde periode in
de drie voorgaande jaren 2017–2019 te maken hebben met acute vraaguitval van bederfelijke
producten, terwijl de kosten doorlopen. Er is gekozen voor 12 maart omdat dat de datum
is dat de Italiaanse overheid als eerste maatregelen heeft afgekondigd om de verspreiding
van het Corona-virus tegen te gaan. Deze ondernemers komen in aanmerking voor een
financiële compensatie wanneer er sprake is van een omzetdaling van minimaal 30%,
om zo onder andere onvermijdelijke seizoensgebonden loonkosten te kunnen blijven betalen.
Uitgangspunt is dat 30% van de omzetderving onder het ondernemersrisico valt en dat
de Staat de resterende 70% van de schade voor een aanzienlijk deel compenseert.
Bovenstaande geldt voor primaire ondernemingen in de sierteelt en primaire ondernemingen
in de voedingstuinbouw die vrijwel volledig afhankelijk zijn van afzet aan de horeca.
Bij primaire ondernemers in de voedingstuinbouw geldt aanvullend op het bovenstaande
dat minimaal 75% van de omzet betrekking te hebben op directe of indirecte leveringen
aan de zogenoemde food-services (restaurants en andere horecabedrijven). Het kan ook
gaan om horeca in een andere lidstaat. De tegemoetkoming wordt voor telers gebaseerd
op de omzetderving die op deze leveringen betrekking heeft.
Voor groothandelsondernemingen in de voedingstuinbouw waarvan minimaal 75% van de
omzet betrekking heeft op leveringen aan de zogenoemde food-services, en bij groothandelsondernemingen
in de sierteelt geldt de regeling ook en wordt de tegemoetkoming gebaseerd op de gederfde
bruto winst.
Gespecialiseerde wegtransporteurs van bloembollen, sierplanten, perkplanten, potplanten,
snijbloemen, heesters en boomkwekerijgewassen die transporteren van telers naar veilingen
en groothandelaren vallen eveneens onder het bereik van de regeling. De tegemoetkoming
van deze groep wordt vastgesteld op basis van de gederfde omzet in bovengenoemde periode.
De tegemoetkoming voor de veilingen van sierteeltproducten wordt bepaald op basis
van gederfde provisies en gederfde opbrengst van relevante heffingen die de veiling
oplegt aan de aangesloten leden. Hierbij bij wordt eveneens gekeken naar de bovengenoemde
periode.
Om zeker te stellen dat alle ondernemingen die extra ondersteuning nodig hebben en
aanspraak maken op de regeling ook daadwerkelijk steun kunnen ontvangen is ervoor
gekozen om per onderneming een maximum te stellen aan de tegemoetkoming op basis van
omzetcategorieën. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de verwachte schade
van individuele bedrijven in de verschillende categorieën. Het uitgangspunt van de
regeling is ondernemers aanzienlijk tegemoet te komen voor de geleden schade, maar
beoogt geen volledige schadeloosstelling. De regeling kent de volgende plafonds per
onderneming:
Gemiddelde omzet / bruto winst1 van een onderneming over de periode 12 maart tot 11 juni in 2017, 2018, 2019
Plafond per onderneming
< € 200.000,–
€ 100.000,–
€ 200.000,– tot
€ 500.000,–
€ 250.000,–
€ 500.000,- tot € 3.000.000,–
€ 500.000,–
=> € 3.000.000,–
€ 1.000.000,–
X Noot
1
Gemiddelde omzet voor teelt- en vermeerderingsbedrijven en wegtransporteurs en brutowinst
voor groothandelsondernemingen.
Voorwaarde voor tegemoetkoming is verder dat de onderneming in de kern gezond is en
geen faillissement of surseance van betaling is aangevraagd. Ook mag er geen sprake
zijn van overcompensatie door accumulatie van compensatie uit andere regelingen.
Vanwege de urgentie om ondernemers zo snel mogelijk te ondersteunen, verstrekt RVO
binnen enkele dagen na een aanvraag een voorschot op de tegemoetkoming. Het voorschot
wordt achteraf verrekend met de definitieve tegemoetkoming. Indien het totale bedrag
van de aangevraagde tegemoetkomingen het beschikbare budget van € 600 mln overschrijdt,
wordt een procentuele verlaging toegepast op alle tegemoetkomingen.
Regeling fritesaardappelen
Telers die nog fritesaardappelen in opslag hebben liggen van seizoen 2019, die niet
meer verwerkt gaan worden tot frites of verkocht kunnen worden aan de groothandel
en detailhandel kunnen aanspraak maken op compensatie. Compensatie zal plaatsvinden
op basis van de kilo’s fritesaardappelen die telers laten afvoeren, waarbij weegbonnen,
vrachtbrieven en facturen als bewijslast dienen dat deze aardappelen niet tot frites
zijn verwerkt. De regeling is uitsluitend bedoeld voor telers die getroffen worden
door het wegvallen van de vraag naar fritesaardappelen, voor de aardappelen waarvan
de contracten worden nageleefd en nog wel frites van wordt gemaakt wordt geen compensatie
gegeven.
Wanneer telers de aanvraag hebben gedaan bij RVO, ontvangen zij binnen enkele dagen
een voorschot op basis van een bedrag per kilo van € 0,06. Dit bedrag is de maximale
compensatie per kilo. De uiteindelijke prijs per kilo zal worden vastgesteld nadat
de bewijslast is aangeleverd bij RVO voor alle aardappelen waarvoor compensatie wordt
aangevraagd. Telers hebben tot uiterlijk 15 september om deze bewijslast aan te leveren.
Daarbij geldt dat wanneer er voor meer dan 833.000 ton aardappelen compensatie wordt
aangevraagd de prijs per kilo naar beneden wordt bijgesteld. Naar verwachting zal
er voor 1 miljoen ton aardappelen compensatie worden aangevraagd, de compensatie zal
dan € 0,05 per kilo bedragen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit