Brief regering : Reactie op moties en vragen uit het notaoverleg, gehouden op 29 april 2020, over onderwijs en corona
35 300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 178
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2020
Het besluit om het centraal examen in schooljaar 2019–2020 niet door te laten gaan
is een ingrijpende beslissing geweest voor alle leerlingen. Dit besluit is op basis
van een zeer zorgvuldige afweging genomen waarbij het belang van alle examenleerlingen
voorop stond. Hierbij heb ik bijzondere aandacht besteed aan de belangen van leerlingen
in het vso, gelet op de eigen route die zij afleggen bij het doen van het (staats)examen.
Mijn doel is daarbij steeds geweest dat alle leerlingen een volwaardig diploma krijgen,
dat gelijkwaardige toegang biedt tot het vervolgonderwijs. Ik vind dat ook leerlingen
in het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso) daar recht op hebben.
Vanwege het vervallen van het centraal examen wordt het diploma dit schooljaar gebaseerd
op het schoolexamen en, in het geval van staatsexamenkandidaten, op het college-examen.
Ik realiseer mij dat dit (voornamelijk) mondelinge college-examen een spannend moment
is. Voor een deel van de leerlingen, waaronder in het vso, kan dit de ervaren examendruk
verhogen. Ik realiseer mij ook dat de voorbereiding op het examen voor deze groep
leerlingen, net als leerlingen in het reguliere onderwijs, heel anders verloopt dan
onder reguliere omstandigheden. Ik heb daarom onderzocht welke mogelijkheden er waren
om voor vso-leerlingen, gegeven de bijzondere omstandigheden als gevolg van het Corona-virus,
tot een zo goed mogelijke oplossing te komen. Daarbij bleek niet alles mogelijk. Zoals
uw Kamer weet is ervoor gekozen de college-examens door te laten gaan. Daarbij span
ik mij tot het uiterste in om de staatsexamenkandidaten tegemoet te komen. Bij de
veelal mondelinge afname van deze examens wordt maximaal maatwerk geleverd, waaronder
de mogelijkheid om pen en papier te gebruiken voor communicatief zwakkere leerlingen.
Ook wordt er een extra herkansingsmogelijkheid geboden. Op die manier heb ik een maximale
inspanning gedaan om leerlingen in het vso een eerlijke en ruime kans op een volwaardig
diploma te bieden. In deze brief licht ik deze maatregelen toe.
Tijdens het debat op 29 april jongstleden over de maatregelen in het onderwijs naar
aanleiding van de coronacrisis, heb ik met uw Kamer hierover gesproken. (Kamerstuk
35 300 VIII, nr. 177) Ook is tijdens het debat de gewijzigde motie van de leden Van Meenen en Rog1 ingediend om diplomering door een vso-school zonder examenlicentie, op basis van
school-eigen toetsen mogelijk te maken. Ik heb deze motie ontraden en uw Kamer toegezegd
om met de vertegenwoordigers van de vso-scholen te bespreken hoe over de genoemde
motie wordt gedacht. Inmiddels heb ik gesprekken gevoerd met de vertegenwoordigers
van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (PO-raad, Lecso, Simea en Visis),
het bredere vo-veld (VO-raad), de vertegenwoordigers van ouders van kinderen in de
schoolgaande leeftijd (Ouders & Onderwijs), het vervolgonderwijs (MBO-Raad, Vereniging
Hogescholen en VSNU), het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en de Inspectie van
het Onderwijs (inspectie). Alle partijen hebben aangegeven geen voorstander te zijn
van het schrappen van het college-examen en niets te zien in het alternatief zoals
geschetst in de motie waarbij leerlingen in het vso worden gediplomeerd op basis van
school-eigen resultaten. Voor de meeste vso-scholen is de uitvoering van dit alternatief
ook niet mogelijk en er hebben zich ook geen vso-scholen bij mij gemeld die dit een
goede oplossing vinden. In deze brief licht ik u toe waarom de motie van de leden
Van Meenen en Rog de facto niet uitvoerbaar en hoe ik op een andere manier vso-leerlingen
verder tegemoet wil komen.
In deze brief ga ik tevens in op de vragen die tijdens het debat zijn gesteld ten
aanzien van de testcapaciteit en de motie van het lid Rog2 over een handelingsprotocol bij (vermoede) besmettingen.
Het staatsexamen in schooljaar 2019–2020
Net als voor reguliere leerlingen zijn, ook voor leerlingen die opgaan voor het staatsexamen,
de centrale examens geschrapt. Hierdoor worden in beide gevallen de schoolexamens
– in het geval van staatsexamens de college-examens – bepalend voor het behalen van
het diploma. Vanwege het niet voorziene karakter van het schrappen van de centrale
examens zijn er voor zowel reguliere leerlingen als staatsexamenkandidaten extra herkansingen
gecreëerd. Dit is eerder met uw Kamer gecommuniceerd. Alle leerlingen, ook die uit
het vso, worden dus op dezelfde manier behandeld.
Examen doen is voor iedere leerling spannend, en dat geldt in het bijzonder voor het
college-examen. Via het LAKS heb ik signalen gekregen van leerlingen die zich zorgen
maken over het afleggen van het college-examen dit jaar. Voor sommige leerlingen is
een mondeling college-examen, bijvoorbeeld vanwege een communicatiestoornis, extra
ingewikkeld. Daarom mag deze groep leerlingen hun antwoorden op papier of een laptop
schrijven. Voor andere leerlingen biedt het college-examen juist een uitkomst, omdat
er eenvoudig aanpassingen kunnen worden gedaan die tegemoet komen aan de behoeften
van de leerling. Om tegemoet te komen aan de bijzondere omstandigheden waaronder staatsexamenkandidaten
dit jaar examen moeten doen, worden daarom onderstaande aanpassingen gedaan aan het
staatsexamen in schooljaar 2019–2020. Bij de totstandkoming hiervan is overeenstemming
bereikt met verschillende partijen uit het onderwijsveld, waaronder de vertegenwoordiging
van het vso.
Maatwerk bij college-examen
De meeste college-examens worden mondeling afgenomen, in sommige gevallen aangevuld
met een schriftelijk of praktisch examen. Vanwege de bijzondere omstandigheden tijdens
de voorbereiding en het examen zelf, attendeert het CvTE de staatsexaminatoren er
dit jaar op om bij de afname van het (mondelinge) college-examen extra attent te zijn
op het leveren van maximaal maatwerk per individuele kandidaat. Zo kan elke kandidaat
het beste van zichzelf laten zien. Ook wordt in overleg tussen de vso-school en de
organisatie van het staatsexamen in voorbereiding op het examen per individuele leerling
besproken welke aanpassingen in de afname nodig zijn om de afname zo goed mogelijk
te laten verlopen. Daarbij kan gedacht worden aan een langere introductie of de nabijheid
van een eigen docent of mentor bij het examen om de leerling op zijn gemak te stellen,
maar ook de mogelijkheid om tijdens het mondeling pen en papier te gebruiken om antwoorden
op te schrijven als de leerling communicatief niet sterk is.
De vorm van een mondeling examen en de training van de examinatoren maakt dat het
mogelijk is om bij een leerling goed te achterhalen welke kennis aanwezig is. Er kan
worden doorgevraagd op bepaalde onderwerpen zodat een breed beeld ontstaat van de
aanwezige kennis en er geen situatie kan ontstaan waarin de leerling net de antwoorden
niet weet op een aantal vragen en daarmee een laag cijfer haalt terwijl hij of zij
wel veel andere kennis van het betreffende vak in huis heeft. De examinatoren worden
door het CvTE getraind om mondelinge examens af te nemen en daarbij met verschillende
soorten leerlingen om te gaan en te kijken wat een leerling wél weet, in plaats van
de focus te leggen op wat de leerling niet weet. Vanuit cluster 2 wordt hierover bijvoorbeeld
gezegd dat leerlingen in het gesprek steun hebben aan onder andere context, doorvragen,
het de tijd kunnen nemen voor antwoorden en deze kunnen aanvullen als het antwoord
niet begrepen wordt. Naast deze training gelden er ook nog aanvullende kwaliteitseisen
voor examinatoren. Zo moet de examinator recente ervaring hebben met het lesgeven
aan een examenklas zodat hij of zij zeer goed op de hoogte is van de exameninhoud
voor een vak. Dit zorgt ervoor dat leerlingen deskundige examinatoren hebben die een
goede beoordeling kunnen geven van het kennen en kunnen van de leerling.
Rol docent bij afname college-examen
Het lid Kwint c.s. (SP) heeft in het debat met zijn motie aandacht gevraagd voor een
grotere rol van de eigen docent bij het mondelinge examen.(Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 167) Ik heb veel sympathie voor deze gedachte en ben dan ook gaan kijken welke mogelijkheden
hiervoor zijn. Als een leerling vanwege specifieke ondersteuningsbehoeften (bijvoorbeeld
een zwaar autistische stoornis) baat heeft bij de aanwezigheid van de eigen docent
of mentor bij de afname van het mondeling college-examen, is dit reeds mogelijk. Het
CvTE heeft aangegeven dat deze mogelijkheid, vanwege de unieke omstandigheden waarin
we ons nu bevinden, dit schooljaar kan worden uitgebreid voor individuele leerlingen
die hierbij gebaat zijn. In de gevallen waar de docent aanwezig is mag de docent de
vraag die de examinator stelt herhalen zodat de leerling de vraag gesteld krijgt door
een vertrouwd persoon en ook zijn antwoord kan richten aan de eigen docent. Ik denk
dat dit een belangrijke stress-verlagende bijdrage kan leveren aan een meer ontspannen
examenafname voor die leerlingen die het echt nodig hebben.
Verder uitbreiding van herkansingsmogelijkheid
De herkansingsmogelijkheid voor staatsexamenkandidaten is dit schooljaar uitgebreid
ten opzichte van voorgaande jaren. Eerder had ik al aangekondigd dat kandidaten die
dit jaar opgaan voor het diploma alle onderdelen van de college-examens van maximaal
twee vakken kunnen herkansen om daarmee alsnog het diploma te kunnen behalen. Daarmee
kunnen kandidaten maximaal vier examens van twee vakken herkansen aangezien sommige
college-examens uit enkel een mondeling of praktisch examen bestaan en andere college-examens
bestaan uit zowel een mondeling als een schriftelijk examen.
Mede naar aanleiding van signalen via verschillende kanalen, waaronder een brief van
twee vso-scholen, het debat in de Kamer en de vragen van het lid van den Hul over
examinering in het vso heb ik met het CvTE afgesproken dat hier een extra herkansingsmogelijkheid
aan toegevoegd wordt. Er kan een extra herkansingsmogelijkheid worden geboden aan
kandidaten die dit schooljaar opgaan voor het diploma en zakken. Als kandidaten na
deelname aan beide herkansingen niet geslaagd zijn, kunnen zij het mondeling college-examen
van één vak (van een derde vak of een vak waarvoor al een herkansing is afgelegd)
herkansen om dit jaar alsnog een diploma te behalen.
De beschreven mogelijkheid tot herkansing heeft betrekking op kandidaten die dit jaar
opgaan voor het diploma. Dat zijn zowel kandidaten die in één jaar het volledige examen
hebben afgelegd, als kandidaten die verspreid over meerdere jaren vakken hebben afgesloten
en dit jaar in aanmerking komen voor het diploma. Het CvTE heeft aangegeven dat het
bieden van een herkansing aan kandidaten die dit jaar niet opgaan voor een diploma
niet uitvoerbaar is, omdat er onvoldoende staatsexaminatoren beschikbaar zijn en het
zowel organisatorisch als logistiek een zeer complex proces betreft. Gezien de eisen
die worden gesteld aan staatsexaminatoren – en het belang daarvan voor zowel de leerling
als voor kwalitatief goede afnames – acht het CvTE het niet mogelijk om op korte termijn
de pool van examinatoren aanzienlijk en afdoende te vergroten.
Diplomeren op basis van schooleigen resultaten
In de gewijzigde motie van de leden Van Meenen en Rog (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 177) wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat eindexamenkandidaten in het
vso op basis van tot nu toe behaalde, of eventueel nog te behalen eigen schoolresultaten,
het diploma kunnen verkrijgen. Voor mij staat voorop dat alle eindexamenleerlingen,
in het reguliere onderwijs, het vavo en staatsexamenkandidaten, dit jaar een volwaardig
en gelijkwaardig diploma ontvangen dat toegang geeft tot het vervolgonderwijs. Vandaar
dat ik het belangrijk vind dat, als vso-leerlingen door de eigen school gediplomeerd
zouden worden en niet deelnemen aan het staatsexamen, ze ook moeten voldoen aan de
(inhoudelijke) eisen die gelden voor leerlingen aan alle andere scholen. De belangrijkste
eis hierbij is dat alle verplichte eindtermen van het schoolexamen zoals vermeld in
de examenprogramma’s van de verschillende vakken aantoonbaar moeten zijn afgerond.
Daarnaast moet ook de kwaliteit van de examinering conform de geldende regels geborgd
zijn. Ook in het huidige examenjaar worden alle scholen aan deze eisen gehouden. Dit
is ingegeven om de waarde van het diploma, zo ook die van vso-leerlingen, te borgen.
Ik zou het zeer onwenselijk vinden als er twijfel zou ontstaan over de waarde van
bepaalde diploma’s die dit jaar worden uitgegeven. Dat is in niemands belang en dat
wil ik voorkomen.
Uit de gesprekken met de vso-sector blijkt dat het voldoen aan deze inhoudelijke eis
voor de meeste scholen niet te realiseren is. Hoewel er uiteraard toetsen worden afgenomen
door vso-scholen zonder examenlicentie, zijn er grote verschillen tussen scholen in
hoe er naar het eindexamen wordt toegewerkt. Sommige scholen monitoren vooral de voortgang
van leerlingen door middel van (formatieve) toetsing. De ene school geeft cijfers,
de andere niet. Andere scholen werken met een programma van toetsing waarin zij aandacht
besteden aan de verschillende eindtermen. Deze toetsen hebben echter gemeen dat zij
er niet op gericht zijn om tot een dekkende examinering van de eindtermen te komen
zoals in het reguliere voortgezet onderwijs (vo). Dat is ook logisch, omdat vso-scholen
zonder examenlicentie hier immers niet aan hoeven te voldoen. De eindtermen worden
afgesloten in het college-examen van het staatsexamen. Lecso en de PO-raad ondersteunen
dit beeld en geven aan dat er niet altijd opgebouwde cijferlijsten beschikbaar zijn.
Ook de inspectie schat in dat het niet haalbaar is dat vso-scholen die normaal gesproken
geen examenlicentie hebben, gaan examineren en diplomeren op basis van school-eigen
toetsen. Dit in verband met het ontbreken van (complete) PTA’s op deze scholen, waardoor
de verplichte eindtermen voor het schoolexamen niet volledig of helemaal niet dekkend
zijn getoetst. Ouders & Onderwijs benadrukt dat er ook leerlingen zijn die vanwege
bijvoorbeeld een (chronische) ziekte of aandoening thuis onderwijs volgen. Zij nemen
deel aan het staatsexamen om zo hun diploma te behalen. Voor deze leerlingen zijn
er uiteraard geen schoolresultaten om op terug te vallen, waarmee het voorgestelde
scenario in de motie geen mogelijkheid is voor hen.
Daarnaast speelt ook het ontbreken van de examenlicentie bij vso-scholen een rol.
Als scholen op basis van de eigen schoolresultaten een diploma moeten uitreiken dan
hebben zij hiervoor een licentie nodig. Aan het verkrijgen van een licentie zijn eisen
verbonden, die wettelijk zijn vastgelegd.3 Het gaat hierbij om een aantal basisvoorwaarden, namelijk bevoegde docenten, het
hebben van een schoolplan en de cursusduur moet overeen komen met die van een reguliere
school. Daarnaast moeten scholen zich, als ze de licentie hebben verkregen, uiteraard
houden aan alle eisen die voor reguliere scholen ook gelden, waaronder de naleving
van het Eindexamenbesluit VO. Deze vereisten borgen een goede aanloop naar en afname
van het eindexamen op een school. Het is onuitvoerbaar voor de meeste vso-scholen
om aan alle vereisten te voldoen, zeker gelet op de korte termijn waarop ze dit zouden
moeten realiseren. Het tijdelijk verstrekken van een dergelijke licentie lost dit
probleem niet op. Lecso geeft aan het alternatief uit de motie dan ook onwenselijk
te vinden. Daarnaast zou de hiervoor noodzakelijke spoedwet niet voor de zomervakantie
gereed kunnen zijn, waardoor het voor de vso-leerlingen langer onzeker blijft op welke
manier zij het examen kunnen afleggen.
Concluderend betekent het uitvoeren van de motie als gevolg kan hebben dat er diploma's
worden uitgegeven die niet aan dezelfde eisen voldoen als de diploma's die dit jaar
in het regulier onderwijs en het vavo worden uitgereikt. De inzet is dat een diploma
wordt uitgereikt als aan de inhoudelijke (onder andere de eindtermen) vereisten voor
dit jaar is voldaan. Met deze eisen wordt een basiskwaliteit gegarandeerd waardoor
het niet uitmaakt via welke weg (regulier onderwijs, het vavo of staatsexamen) een
diploma wordt behaald en de maatschappelijke waarde daarvan gelijk is. Met het oog
op een goede doorstroom naar het vervolgonderwijs hebben de MBO-Raad, VH en VSNU bij
mij aangegeven het noodzakelijk te vinden dat leerlingen een volwaardig diploma hebben.
Een leerling moet er ook op kunnen vertrouwen dat zij, na succesvol afleggen van het
examen, een volwaardig diploma ontvangt dat evenveel waard is als ieder ander diploma.
Daarom blijf ik bij mijn eerdere oordeel over de motie.
Testcapaciteit en duidelijkheid voor scholen
Een ander onderwerp dat tijdens het debat meermaals ter sprake is gekomen is het testen
van onderwijspersoneel en personeel in de kinderopvang. Voor de heropening van deze
sectoren is het van belang dat laagdrempelig testen mogelijk is. Via deze weg wil
ik u ervan verzekeren dat er voldoende testcapaciteit is. Het Ministerie van VWS heeft
laten weten dat momenteel zo’n 6.000 a 7.000 testen per dag worden afgenomen. Dat
past ruim binnen de beschikbare capaciteit van 17.500 tests per dag. Er is daarom
ruimte om de nieuwe doelgroepen ook te gaan testen. Het RIVM heeft berekend dat met
toevoeging van de nieuwe doelgroepen en het meewegen van het seizoenseffect het aantal
testen per dag in mei naar verwachting rond de 8.000 uitkomt. Er is voldoende testcapaciteit
en middelen beschikbaar om aan deze vraag te voldoen.
Ik hecht er vervolgens veel waarde aan dat het voor scholen en kinderopvang duidelijk
is wat zij bij ziektegevallen moeten doen. Eerder vandaag is door het RIVM het testbeleid
voor het onderwijs met toelichting gepubliceerd die deze helderheid biedt. Hierin
wordt onder andere omschreven wanneer een personeelslid zich kan laten testen, wat
een school of de kinderopvang moet doen bij ziektegevallen en wanneer melding gedaan
moet worden bij de GGD. Ook gaat dit beleid in op het proces rondom het testen van
kinderen en de rol van de GGD. Die bestaat er onder andere uit dat de GGD bij een
bevestigde corona-infectie, zowel bij personeel als bij kinderen, een bron- en contactonderzoek
doet. Tijdens het debat van afgelopen woensdag heeft het lid Rog een motie ingediend
met het verzoek een protocol met dezelfde strekking als ik hierboven omschrijf te
ontwikkelen. k heb die motie toen ontraden omdat ik me niet op het terrein van het
RIVM wil begeven. Inmiddels heeft het RIVM testbeleid opgesteld dat in lijn is met
wat er in de motie wordt verzocht.
Tot slot
De omstandigheden waarin we ons, en specifiek leerlingen en scholen, dit examenjaar
bevinden zijn behoorlijk anders dan normaal en vormen daarmee voor leerlingen een
extra uitdaging. Voorop staat dat alle leerlingen een eerlijke kans moeten krijgen
om ook in deze omstandigheden een volwaardig en waardevol diploma te behalen. Mijns
inziens doen we dat door ervoor te zorgen dat inhoudelijke eisen leidend zijn en dat
de kwaliteit van de examinering geborgd is. Om tegemoet te komen aan de zorgen die
er zijn over de druk die er dit jaar op het college-examen ligt, kom ik met een extra,
derde, herkansingsmogelijkheid voor diplomakandidaten en met extra mogelijkheden voor
aanpassing van de afname. Ik heb er vertrouwen in dat ik met de in deze brief beschreven
aanpassingen goede voorzieningen heb getroffen die recht doen aan de bijzondere situatie
waarin leerlingen dit jaar staatsexamen doen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media