Brief regering : Uitvoering SDE+ en hernieuwbare energie
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 315
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over een aantal onderwerpen in verband met de
stimulering van hernieuwbare energie. Ik sta eerst stil bij de realisatie van projecten
met een SDE+-beschikking in relatie tot onder andere de gevolgen van de COVID-19-uitbraak.
Vervolgens behandel ik het verloop van de voorjaarsronde 2020, de afhandeling van
aanvragen uit de najaarsronde 2019 en de voorbereidingen van de SDE++ in 2021. Vervolgens
ga ik in op het vereisen van de Wnb-vergunning voor bepaalde categorieën. Tot slot
wil ik uw Kamer informeren over gesprekken over statistische overdracht in verband
met het behalen van de doelstellingen voor hernieuwbare energie en de realisatie van
zon-PV op maatschappelijk vastgoed.
Een jaar ontheffing voor realisatie SDE+-projecten in 2020
Alle projecten met een SDE+-beschikking kennen een realisatietermijn. Dit is een uiterste
datum waarop het project moet zijn gerealiseerd. Er kunnen verschillende redenen zijn
waarom een project niet tijdig wordt gerealiseerd. Momenteel wordt de realisatie van
projecten beïnvloed door een aantal vraagstukken die buiten de invloedssfeer van de
initiatiefnemers ligt. Zo kan er in verband met de COVID-19-uitbraak sprake zijn van
een langere levertijd voor benodigde materialen of een gebrek aan arbeidskracht. Zo
hebben projecten in sommige gebieden te maken met een gebrek aan transportcapaciteit
op het elektriciteitsnet.
Bovenstaande is voor mij voldoende aanleiding om de bestaande mogelijkheid tot ontheffing
een meer generiek karakter te geven. Hierdoor zal ik alle projecten met een realisatietermijn
in 2020 met vertraging buiten hun invloedssfeer op aanvraag één jaar ontheffing geven.
Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Van der
Lee en Sienot (Kamerstuk 32 813, nr. 439). Een belangrijke voorwaarde voor deze ontheffing is dat projecten wel naar verwachting
binnen dat extra jaar kunnen worden gerealiseerd. Projecten moeten de ontheffing daarom
zelf bij RVO aanvragen en bij deze aanvraag verklaren dat realisatie binnen de ruimere
periode mogelijk is. Doordat projecten met de ontheffing meer tijd krijgen voor de
realisatie, kan een gebrek aan materiaal en mankracht in verband met de COVID-19-uitbraak
worden opgevangen. Voor wat betreft het gebrek aan transportcapaciteit worden een
aantal maatregelen getroffen die mogelijk op korte termijn ruimte op het net bieden,
in het bijzonder de AMvB N-1.
Verloop openstelling voorjaarsronde SDE+ 2020
De voorjaarsronde van de SDE+ 2020 is opengesteld van 17 maart 2020 tot 2 april 2020.
Dit was de extra openstellingsronde die eerder was aangekondigd als onderdeel van
een aanvullend maatregelenpakket om een extra impuls te geven aan de ontwikkeling
van het aandeel hernieuwbare energie (Kamerstuk 32 813, nr. 400). Ik heb uw Kamer ook geïnformeerd over de verdubbeling van het budget van 2 miljard
euro naar 4 miljard euro in verband met het grote aantal aanvragen in de najaarsronde
2019, de uitvoering van het Urgenda-vonnis en de doelstelling voor hernieuwbare energie.
Tabel 1 bevat een overzicht van alle aanvragen per categorie en figuur 1 geeft de
verdeling van deze aanvragen over de verschillende categorieën weer. Gedurende de
openstelling zijn 7.562 subsidieaanvragen voor hernieuwbare energieprojecten ingediend,
met een budgetclaim van in totaal ruim € 4,1 miljard en een gezamenlijke maximale
jaarproductie van 24,7 PJ.
Wederom is het overgrote deel van de aanvragen ingediend door Zon-PV projecten met
een totaal van 7.395 aanvragen. Hiervan zijn 7.335 zon-op-dak-projecten. Het aangevraagde
budget voor zon-op-dak was in deze ronde ca. vijf keer zo hoog als voor zon-op-veld.
In de SDE+ krijgen aanvragen met een lagere kostprijs (het zogenaamde «basisbedrag»)
voorrang, opdat ontwikkelaars worden gestimuleerd om hun projecten tegen de laagste
mogelijke kosten te realiseren. Met hetzelfde budget wordt zodoende meer hernieuwbare
energieopwekking mogelijk gemaakt. In de eerste fase (tot een basisbedrag van maximaal
7 cent/kWh) is er voor ruim € 2,0 miljard aangevraagd voor met name windenergie op
land en zon-PV. In de tweede fase (tot en met 8 cent/kWh) is het aangevraagd budget
opgelopen tot € 3,0 miljard. In deze fase zijn vooral zon-PV-aanvragen binnengekomen.
In de derde en laatste fase (tot en met 13 cent/kWh) is de budgetclaim opgelopen tot
ruim € 4,1 miljard.
Tabel 1: Overzicht aanvragen
Categorie
aantal aanvragen
aangevraagd budget (€ mln)
aangevraagd vermogen (MW)
maximale subsidiabele jaarproductie (PJ/jr)
Zon-PV
7.395
2.513
4.032
13,8
Biomassa gas
11
606
123
3,4
Geothermie
6
341
146
3,1
Waterkracht
3
280
53
0,7
Biomassa warmte en WKK
29
243
134
2,3
Windenergie
40
140
125
1,4
Zonthermie
78
15
37
0,1
Totaal
7.562
4.137
4.650
24,7
Figuur 1: Overzicht verdeling van de aanvragen over de categorieën
Met € 4,1 miljard liggen de aanvragen iets boven het beschikbaar gestelde verplichtingenbudget
van € 4 miljard. Een aantal projectaanvragen zal echter nog afvallen, omdat zij niet
voldoen aan de vergunningsvereisten of de vereisten van technische en financiële haalbaarheid.
Ik stel vast dat er door een aanzienlijk aantal projecten onder het maximale basisbedrag
is ingediend. Dit geldt met name voor zon-op-dak. Dat betekent dat de indieners het
aandurven om een aanzienlijk aantal zon-op-dak projecten te realiseren met minder
subsidie dan het maximumbedrag. De concurrentie heeft gezorgd voor aanvragen van lagere
subsidiebedragen, wat de kosteneffectiviteit van de energietransitie ten goede komt
en een bevestiging is van de kostenreductie voor zon-PV die al in de basisbedragen
was verwerkt. Tegelijkertijd zal ik monitoren wat de gevolgen van de lagere subsidiebedragen
zijn voor de uiteindelijke realisatie van deze projecten.
De voorjaarsronde 2020 was de tweede ronde waarbij een transportindicatie was vereist
voor projecten voor hernieuwbare elektriciteit. De regionale netbeheerders hebben
9.064 transportindicaties afgegeven. Dit is 92% van het totaal aangevraagde indicaties.
Net als in de najaarsronde 2019 is het aantal afgegeven transportindicaties is hoger
dan het aantal SDE+-aanvragen voor hernieuwbare elektriciteit.
De ingediende aanvragen zijn door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
in behandeling genomen en worden beoordeeld aan de hand van onder andere de vergunningsvereisten
en technische en financiële haalbaarheid.
Aanvragen voor projecten die aan alle voorwaarden voldoen komen in aanmerking voor
een subsidiebeschikking. Hoewel het nu dus nog niet te zeggen is welke projecten een
beschikking krijgen, zal het aandeel zon-op-dak substantieel zijn. Zo spoedig mogelijk
na afronding van dit proces zal ik uw Kamer informeren over de afgegeven beschikkingen.
Het streven is om binnen de reguliere termijn van 13 weken uitsluitsel te bieden aan
alle aanvragers.
Het beschikbare verplichtingenbudget is het maximale bedrag dat in totaal tijdens
de looptijd van projecten aan subsidie betaald kan worden. De werkelijke kasuitgaven
hangen af van de marktwaarde van energie en de daadwerkelijke energieproductie. De
SDE+-subsidie wordt immers pas uitgekeerd op basis van werkelijke energieproductie.
In het najaar van 2020 zal de eerste openstelling van de SDE++ zijn. Hierover heb
ik uw Kamer eerder geïnformeerd met mijn brief van 17 februari jl. (Kamerstuk 31 239, nr. 312).
Laatste aanvragen uit najaarsronde 2019 worden afgehandeld
RVO werkt momenteel ook nog aan de afhandeling van aanvragen uit de najaarsronde SDE+
2019. Dit duurt langer dan gebruikelijk, met name door het relatief grote aantal aanvragen
voor geothermieprojecten. De beoordeling van deze projecten is relatief ingewikkeld
en specifiek, waardoor de beoordelingscapaciteit beperkt is en de beoordeling meer
tijd vereist dan bij andere technieken. Ik zal uw Kamer over de resultaten van de
najaarsronde 2019 informeren op het moment dat alle vragen zijn afgehandeld.
Voorbereidingen SDE++ 2021
Momenteel wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gewerkt aan het advies
voor de basisbedragen voor de openstelling van de SDE++ in 2021. Ik heb uw Kamer reeds
geïnformeerd over de nieuwe technieken die het PBL hiervoor zal doorrekenen (Kamerstuk
31 239, nr. 312). Het advies van PBL voor de verschillende technieken zal begin mei openbaar worden
gemaakt voor de jaarlijkse marktconsultatie. Na verwerking van nieuwe informatie en
inzichten zal een definitief advies worden opgesteld, welke als basis zal dienen voor
mijn Kamerbrief over de openstelling van de SDE++ in 2021. Hierbij ga ik uit van één
openstellingsronde, die plaatsvindt kort na de zomer.
Wnb-vergunning verplicht voor biomassaprojecten in SDE++
Voor het realiseren van CO₂-reducerende projecten is in veel gevallen een vergunning
vereist voor de realisatie van deze projecten. Om de realisatie van SDE+-projecten
te borgen wordt een aantal van deze vergunningen al vereist bij het aanvragen van
subsidie. De afgelopen periode is gebleken dat de aanwezigheid van een vergunning
op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb) een steeds belangrijkere voorwaarde is
geworden voor de tijdige realisatie van hernieuwbare energieprojecten. Dit geldt met
name voor projecten met substantiële stikstofuitstoot in de exploitatiefase. Dit betreft
met name biomassaprojecten. Vandaar dat ik voornemens ben voor biomassaprojecten met
ingang van de SDE++ dit najaar een Wnb-vergunning als verplichte bijlage bij een aanvraag
op te nemen (mits van toepassing). Voor de andere technieken is gebleken dat deze
vergunning in de regel niet bepalend is voor de realisatie van projecten, waardoor
deze verplichting niet gaat gelden.
Gesprekken over halen doelstelling 2020 door statistische overdracht
In de kabinetsreactie op de Klimaat- en Energieverkenning 2019 (KEV2019) van 1 november
2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 400) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang ten aanzien van het aandeel hernieuwbare
energie in 2020. Dit jaar moet Nederland de doelstelling behalen van 14% hernieuwbare
energie. In de KEV2019 raamt het PBL dat het doel in 2020 ondanks alle aanvullende
inspanningen vooralsnog niet behaald wordt. Het PBL constateert ook dat de transitie
in volle gang is. In de aanvullende notitie van 26 november 2019 raamt het PBL o.b.v.
de middenwaarde van de KEV2019 dat Nederland bij realisatie van het Klimaatakkoord
in 2030 op een aandeel hernieuwbare energie van 30 tot 32% uitkomt. Hiermee wordt
de ambitie die Nederland zichzelf in Europees verband heeft gesteld, 27% hernieuwbare
energie, in 2030 naar verwachting ruimschoots gehaald. In mijn brief heb ik aanvullende
maatregelen aangekondigd om het doel voor 2020 dichterbij te brengen, zoals de extra
openstellingsronde voor de SDE+ die eerder in deze brief is beschreven.
Eveneens heb ik in mijn brief aangekondigd dat ik de ruimte verken voor statistische
overdracht als mogelijk noodzakelijk sluitstuk voor een eventueel resterend tekort
na het aanvullende maatregelenpakket. Deze verkenning heeft ertoe geleid dat ik momenteel
gesprekken voer met als doel een verstandige overeenkomst te kunnen sluiten met een
ander land, om het eventueel resterende tekort bovenop de nationale maatregelen te
dichten met statistische overdracht. De inzet van het kabinet is dat bij gebruik van
statistische overdracht de middelen die hiermee gemoeid zijn ten goede komen aan nieuwe
projecten die een additionele bijdrage leveren aan de klimaat- en energietransitie.
Over de uitkomst van de gesprekken verwacht ik uw Kamer binnen enkele maanden te kunnen
informeren.
Tot slot
Momenteel verken ik, zoals eerder toegezegd, interdepartementaal de knelpunten voor
zon-PV op maatschappelijk vastgoed en op welke manier de realisatie van zon op maatschappelijk
vastgoed kan worden ondersteund. Aangezien de knelpunten voor zon op maatschappelijk
vastgoed en MKB-panden gedeeltelijk overlappen en dus ook deels om soortgelijke oplossingen
vragen, ben ik voornemens om hierbij de uitvoering van het amendement van het lid
Agnes Mulder c.s. te betrekken. Met dit amendement wordt 100 miljoen euro aan het
budget van de ISDE toegevoegd (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16). Ik verwacht uw Kamer hierover voor de zomer te informeren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat