Brief regering : Benutting van het budgettaire kader Wlz voor 2020
34 104 Langdurige zorg
Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2020
Hierbij stuur ik u de Maartbrief van de NZa over de benutting van het budgettaire
kader Wlz voor 20201. Ook ontvangt u een afschrift van mijn reactie aan de NZa2.
De NZa heeft de Maartbrief opgesteld naar aanleiding van mijn verzoek om haar analyse
uit de Januaribrief te actualiseren, zodat de voorbereiding van de Voorjaarsnotabesluitvorming
op de meest actuele gegevens kon plaatsvinden.
De NZa geeft aan dat de verwachte tekorten op het Wlz-kader 2020 zijn toegenomen ten
opzichte van het beeld in de Januaribrief. Rekening houdend met de groeiende zorgvraag,
de inzet van extra middelen om de wachtlijsten te beheersen en de benodigde manoeuvreerruimte
om de zorginkoop soepel te laten verlopen verwacht de NZa een tekort van circa € 550
miljoen. Hiervan kan € 70 miljoen worden opgelost door de inzet van de herverdelingsmiddelen
die reeds waren gereserveerd bij de definitieve kaderbrief 2020. Daarmee resteerde
op grond van de Maartbrief een budgettair vraagstuk voor het kabinet van € 480 miljoen.
Ik vind het belangrijk om vroegtijdig comfort te geven aan de zorgkantoren en zorgaanbieders
dat er voldoende middelen beschikbaar zullen zijn om goede zorg in te kunnen zetten
voor de kwetsbare cliënten in de Wlz.
Het kabinet heeft besloten om vooruitlopend op de Voorjaarsnota op grond van de Maartbrief
het benodigde bedrag van € 480 miljoen vrij te maken voor het Wlz-kader 2020, zodat
het verwachte tekort volledig kan worden opgelost. Ik heb de NZa gevraagd om hiervan
zo snel mogelijk € 425 miljoen in overleg met de zorgkantoren te verdelen over de
regio’s. Daarmee is er eerder dan voorzien zekerheid over de beschikbaarheid van deze
middelen. Deze substantiële verhoging van het beschikbare Wlz-kader draagt eraan bij
dat zorgkantoren en zorgaanbieders het vertrouwen voelen om de benodigde zorg te blijven
leveren en bekostigen.
Daarnaast voeg ik een bedrag van € 55 miljoen toe aan de herverdelingsmiddelen. Deze
bedragen daarmee € 125 miljoen. Over de inzet daarvan zal ik zoals gebruikelijk een
besluit nemen op basis van het mei-advies (en/of eventueel ook augustusadvies) van
de NZa. De NZa beschikt op dat moment over meer realisatiegegevens, waardoor zij ook
scherper de (regionale) benutting van het Wlz-kader 2020 kan ramen. Daarbij vraag
ik de NZa ook in te gaan op de motie van uw Kamer bij de inzet van de herverdelingsmiddelen
rekening te houden met de verschillen in wachtlijstproblematiek3. Via de voorlopige kaderbrief Wlz zal ik de Kamer daarover informeren.
De vroegtijdige duidelijkheid die ik met deze brief kan bieden over de extra middelen
voor de Wlz is bij uitstek van belang nu (onder meer) de aanbieders van langdurige
zorg gevolgen ondervinden van het coronavirus. Het kader is daarmee ook toereikend
om zorgaanbieders in voorkomende gevallen te compenseren indien er sprake is van inkomstenderving
op hun Wlz-productie door de coronacrisis. De NZa werkt daarnaast samen met betrokken
partijen aan een regeling op grond waarvan extra kosten die samenhangen met de coronacrisis
kunnen worden vergoed. Over deze regeling zullen afzonderlijke financiële afspraken,
los van het reguliere Wlz-kader, worden gemaakt.
Zorgverleners moeten nu kunnen doen wat nodig is. Naar de toekomst willen we zeker
stellen dat een divers zorglandschap geborgd is en medewerkers voor de zorg behouden
blijven. Daarvoor is nodig dat we zorgaanbieders en zorgverleners nu maximaal comfort
bieden over de financiële gevolgen van de pandemie. De brief van Zorgverzekeraars
Nederland van 23 maart jl.4, met daarin samenhangende afspraken die tussen het Ministerie van VWS, de Nederlandse
Zorgautoriteit, Zorgverzekeraars Nederland en Zorginstituut Nederland zijn overeen
gekomen, is hierop gericht. Voorts heb ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 25 maart
jl.5 aangegeven daarover met betrokken partijen in gesprek te blijven.
Tot slot, in het debat over de wachtlijsten verpleeghuizen van 15 januari jl. heb
ik toegezegd om u in mei en juni te zullen informeren over de voortgang van de acties
(Handelingen II 2019/20, nr. 41, item 3). Gezien de huidige corona-situatie zal ik mij beperken tot één brief te versturen
op een nader te bepalen moment, zodanig dat we er vervolgens ook met elkaar over kunnen
spreken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport