Brief regering : Kinderopvang en Covid-19: update noodopvang en compensatie eigen bijdrage ouders
35 420 Noodpakket banen en economie
31 322 Kinderopvang
Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2020
Sinds maandag 16 maart is de reguliere kinderopvang gesloten. Deze situatie zal in
ieder geval tot en met dinsdag 28 april van kracht blijven. In deze brief geven wij
u een stand van zaken rondom de noodopvang voor kinderen in deze periode. Ook informeren
we u over de uitwerking van de compensatie van de eigen bijdrage van ouders.
Stand van zaken noodopvang
Kinderen van ouders in cruciale beroepen en vitale processen, alsmede kinderen die
zich in kwetsbare situaties bevinden, worden in deze periode opgevangen in de zogenoemde
noodopvang. We hebben de afgelopen tijd gezien dat kinderopvang en scholen zeer hard
werken om de noodopvang, waaronder opvang in de avond, weekend en in de nacht, te
verzorgen. De kinderopvangsector heeft hierbij bewezen een sterke, flexibele sector
te zijn, met een groot innovatief vermogen. De pedagogisch medewerkers hebben hart
voor de zaak en werken ook in deze uitdagende tijden hard door om kwalitatief goede
kinderopvang te bieden. De gemeenten spelen bij het aanbieden van de noodopvang een
coördinerende rol. Er is een goede samenwerking tussen rijksoverheid, gemeenten en
kinderopvangorganisaties op dit punt. Dit heeft ervoor gezorgd dat er – letterlijk
van de ene op de andere dag – in tijden van grote onzekerheid voor iedereen, een goed
draaiende noodopvang voor kinderen tot stand is gekomen. We blijven er de komende
tijd aan werken om dit goed draaiend te houden.
Op dit moment zien we dat de noodopvang ongeveer 10% van het aantal kinderen opvangt
ten opzichte van de reguliere situatie, met uitschieters naar 15%. Daarnaast wordt
er ook opvang geboden aan kinderen die normaliter geen gebruik maken van de kinderopvang.
Dit betreft grofweg 10% van de kinderen die aanwezig zijn op de noodopvang. De verwachting
is dat het aantal kinderen dat gebruik maakt van de noodopvang nog wat zal toenemen
naarmate de situatie langer duurt. De verwachting is dat het voor ouders dan mogelijk
moeilijker wordt de benodigde opvang op andere, informele manieren op te lossen.
Knelpunten noodopvang
In onze eerdere brief van 25 maart 2020 (Kamerstukken 35 420 en 31 322, nr. 10), schetsten we enkele knelpunten bij het aanbieden van noodopvang. Er waren in de
eerste periode signalen dat kinderopvangorganisaties de voorwaarden waaronder ouders
aanspraak konden maken op noodopvang te streng toepasten. Inmiddels is het beeld dat
kinderopvangorganisaties hier, samen met ouders, een goede weg in hebben gevonden.
De afgelopen weken waren er vragen over de mogelijkheid om kinderen in de leeftijd
van 0 tot 4 jaar in kwetsbare situaties op te vangen in de noodopvang. In de 7e aanwijzing aan veiligheidsregio’s van 3 april jl. hebben gemeenten de opdracht gekregen
om ook voor kinderen van 0–4 jaar in kwetsbare situaties maatwerk te bieden. Dit gebeurt
in overleg tussen de gemeenten, scholen, kinderopvangorganisaties en o.a. Veilig Thuis
en de Raad voor de Kinderbescherming. Ook hier is het beeld dat dit veelal goed wordt
opgepakt.
We merken dat de aankomende meivakantie leidt tot vragen over de organisatie van de
noodopvang. De vastgestelde meivakantie vanuit OCW is van 25 april–3 mei. Scholen
kunnen dit met een week uitbreiden, namelijk met de week ervoor (18 april–25 april)
of de week erna (3 mei–10 mei). Waar de meivakantie al start op 18 april, geldt dat
daar (net als in heel Nederland) de noodopvang voor kinderen van ouders in cruciale
beroepen doorgaat. Ook is er noodopvang voor kwetsbare kinderen die in een onveilige
thuissituatie verkeren. Op 21 april zal meer bekend worden over de maatregelen na
28 april. Ook indien de maatregelen na 28 april verlengd worden, zorgen gemeenten,
scholen en kinderopvangorganisaties er samen voor dat er voldoende noodopvang is.
Bij knelpunten zullen onderwijs en kinderopvang gezamenlijk zoeken naar oplossingen,
waarbij de gemeente coördineert. Dit kan maatwerk per regio zijn. Het belang van kinderen
en hun ouders staat hierbij voorop.
In de brief van 25 maart hebben we ook aangegeven dat er zorgen leven bij pedagogisch
medewerkers, gastouders en leerkrachten over besmettingsgevaar bij het opvangen van
kinderen. Die signalen ontvangen we nog steeds. We begrijpen de zorgen die leven.
Voor de noodopvang geldt de maatregel dat wanneer één van de gezinsleden luchtwegklachten
en koorts heeft, het hele gezin thuis blijft. Dit geldt voor alle kinderen in het
gezin, dus ook voor kinderen van ouders in cruciale beroepen of kwetsbare kinderen
die gebruik maken van de noodopvang. Ook willen we nogmaals onder de aandacht brengen
dat het RIVM heeft aangegeven dat kinderen nauwelijks lijken bij te dragen aan de
verspreiding van Covid-19. Het RIVM doet nu nader onderzoek naar de mogelijke verspreidingsrisico’s
door kinderen.
Eigen bijdrage ouders
De afgelopen tijd is nog duidelijker geworden dat kinderopvang een belangrijke randvoorwaarde
is in het goed kunnen combineren van arbeid en zorgtaken. Daarmee is het dus een belangrijke
randvoorwaarde voor het draaiend houden van de economie. Ook voor de ontwikkeling
van kinderen achten we het van groot belang de kinderopvangsector stabiel te houden
voor de toekomst. De kinderopvangsector is ook qua financiering een bijzondere sector.
Deze financiering, die voor een belangrijk deel bestaat uit overheidsgeld, loopt via
de ouders (kinderopvangtoeslag).
In deze bijzondere situatie heeft het kabinet ouders gevraagd de rekening van de kinderopvang
te blijven betalen. Het door laten lopen van de reguliere betaling heeft verschillende
voordelen. Ouders behouden op deze manier de plek voor hun kinderen op de kinderopvang
voor wanneer de kinderopvang weer regulier opengaat. De kinderopvangtoeslag blijft
gewoon doorlopen en er hoeft niet te worden ingegrepen in het lopende toeslagsysteem.
Een belangrijk voordeel is bovendien dat de kinderopvang op deze manier gefinancierd
blijft en zo in staat is goede noodopvang te verzorgen. De sector blijft op deze manier
ook zo veel mogelijk stabiel waardoor de terugkeer naar de reguliere situatie straks
gemakkelijker zal zijn.
Om te voorkomen dat ouders hierbij betalen voor een dienst die zij op dit moment niet
geleverd krijgen, heeft het kabinet in samenspraak met de kinderopvangsector besloten
ouders te compenseren voor de eigen bijdrage die zij betalen. Deze compensatie wordt
vormgegeven door een vergoeding te bieden voor de gemaakte kosten voor de eigen bijdrage,
gebaseerd op de informatie die bekend is bij de Belastingdienst/Toeslagen over het
aantal kinderen per huishouden dat gebruik maakt van kinderopvang, het aantal uren
dat wordt afgenomen en het verzamelinkomen, op peildatum 6 april 2020.
Ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, betalen altijd een eigen bijdrage. In ongeveer
de helft van de gevallen gaat dit om een bijdrage van minder dan 100 euro per maand.
Ongeveer een kwart van de mensen betaalt een eigen bijdrage tussen de 100 en 250 euro
per maand. Tot slot is er nog ongeveer een kwart van de mensen dat meer dan 250 euro
per maand betaalt. Deze eigen bijdrage zal dus worden vergoed. Dit geldt voor ouders
die kinderopvangtoeslag ontvangen voor gebruik van kinderdagopvang, buitenschoolse
opvang en gastouderopvang. De rijksoverheid zal daarbij het deel tot de maximum uurprijs
vergoeden en kinderopvangorganisaties zullen – wanneer hun tarief boven de maximum
uurprijs ligt – conform de intentieverklaring, zorgen voor een vergoeding voor dat
gedeelte van de eigen bijdrage.
Op dit moment zien we dat ouders breed gehoor geven aan de oproep om door te blijven
betalen. Uit inventarisaties van de branchepartijen volgt dat het aantal opzeggingen
van contracten en het aantal ouders dat verzuimt te betalen, niet veel afwijkt van
de cijfers in normale tijden. Uit cijfers van de Belastingdienst volgen ook geen afwijkingen
in het aantal stopzettingen van de kinderopvangtoeslag door ouders. Wij zijn verheugd
dat ouders gehoor geven aan de oproep en zo de sector ook in staat stellen tot het
verzorgen van de noodopvang.
Voortraject vormgeving vergoeding eigen bijdrage
De afgelopen tijd is met verschillende partijen hard gewerkt aan de uitwerking van
de vergoeding voor de eigen bijdrage. Daarbij is over verschillende varianten nagedacht,
die allemaal hun voor- en nadelen hebben.
Op 20 maart hebben we samen met de vertegenwoordigers van de branche en ouders Brancheorganisatie
Kinderopvang (BK), Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK), de Belangenvereniging
van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de Stichting Voor Werkende Ouders (VWO),
een intentieverklaring ondertekend waarin alle partijen het belang van compensatie
van de eigen bijdrage van ouders onderschrijven.
In deze intentieverklaring gingen we uit van een oplossing waarin een vergoeding tot
de maximum uurprijs zou worden overgemaakt aan de circa 3.500 kinderopvangorganisaties.
Deze zouden op hun beurt voor betaling van de vergoeding aan ouders zorgen. De oplossing
sloot aan bij het gegeven dat ouders en kinderopvangorganisaties in nauw contact staan
met elkaar. Kinderopvangorganisaties zijn voor ouders daardoor een makkelijk aanspreekpunt.
Groot voordeel van deze variant was verder dat het bedrag kon worden overgemaakt aan
circa 3.500 kinderopvangorganisaties, in plaats van aan circa 570.000 huishoudens.
De verwachting was dat dit de uitvoering zou verlichten. Ook kon de kinderopvangorganisatie
zo in één keer het verschil tussen het factuurbedrag en de ontvangen kinderopvangtoeslag
aan ouders vergoeden.
Bij verdere uitwerking van deze oplossing is gebleken dat deze variant vanuit het
oogpunt van privacy te grote nadelen had en daarnaast voor sommige kinderopvangorganisaties
te zware uitvoeringslasten met zich mee zou brengen. Ook voor ouders zou het de lasten
verzwaren, omdat zij de vergoeding actief zouden moeten aanvragen. De nu voorliggende
oplossing gaat daarom uit van directe uitbetaling aan ouders zonder dat er een aanvraag
moet worden gedaan. Kinderopvangorganisaties zijn daarbij verantwoordelijk voor de
vergoeding van de eigen bijdrage boven de maximum uurprijs (voor zover hiervan sprake
is).
Vormgeving van de vergoeding en rolverdeling
Qua uitvoering zijn verschillende opties overwogen. Het vergoeden van de eigen bijdrage
betreft een op zichzelf staande vergoeding, die wel gebruik maakt van de gegevens
van de kinderopvangtoeslag, maar niet interfereert met de toeslagensystematiek. Eenmalige
aanpassingen van tijdelijke aard in het massale systeem van de kinderopvangtoeslag
zijn foutgevoelig en kunnen de reguliere uitkering van de kinderopvangtoeslag onder
druk zetten. Dit is onwenselijk. Daarom kiezen we er voor om een op zichzelf staande
regeling uit te werken, los van de toeslagensystematiek. De diverse crisismaatregelen
vragen op dit moment veel van uitvoerders. Daarbij staat de Belastingdienst/Toeslagen
ook voor andere grote uitdagingen. Om die reden is in overleg met het Ministerie van
SZW door de Belastingdienst/Toeslagen een beroep gedaan op de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) om een deel van het uitvoeringsproces op zich te nemen, gebaseerd op de gegevenslevering
van de Belastingdienst/Toeslagen. De regeling zal door de SVB en Belastingdienst/Toeslagen
gezamenlijk worden uitgevoerd, waarbij de SVB op basis van vastgestelde gegevens door
Belastingdienst/Toeslagen, een beschikking zal versturen, de betaling zal doen en
het eerstelijns klantcontact zal verzorgen. We zijn erg blij dat de SVB bereid is
op deze korte termijn bij te dragen aan de oplossing en dat de Belastingdienst/Toeslagen
en de SVB zich in deze tijden zo in willen zetten om deze vergoeding voor ouders op
korte termijn mogelijk te maken.
De gekozen oplossing en rolverdeling komen er dan als volgt uit te zien: Ouders die
de kinderopvang door blijven betalen gedurende de sluitingsperiode tot en met 28 april,
krijgen een vergoeding voor de eigen bijdrage. De Belastingdienst/Toeslagen stelt
aan de hand van de gegevens van ouders die bij de Belastingdienst op peildatum 6 april
2020 bekend zijn, de vergoeding per huishouden ambtshalve vast. Dit betekent dat ouders
geen aparte aanvraag hoeven te doen. De datum van 6 april sluit voor de Belastingdienst/Toeslagen
aan op een vast maandelijks peilmoment en maakt het tegelijkertijd mogelijk zo veel
mogelijk aan te sluiten op de actuele situatie. De hoogte van de vergoeding wordt
berekend op basis van het aantal kinderen in een huishouden dat gebruik maakt van
kinderopvang, het aantal uren dat is doorgegeven, de hoogte van het inkomen en de
maximum uurprijs die geldt. De Belastingdienst/Toeslagen geeft de hoogte van de vergoeding
en betaalgegevens door aan de SVB. De SVB keert het bedrag rechtstreeks uit aan de
ouders en stuurt hen een beschikking.
De betaling willen we in het belang van zorgvuldigheid in één keer plaats laten vinden.
Hierbij zal het gaan om een eenmalige uitbetaling over de periode van 16 maart tot
en met 28 april. Op dit moment gaan we uit van uitbetaling in de maand juni of uiterlijk
juli. Het kan zijn dat deze maand besloten wordt de sluiting van de kinderopvang nog
met enkele weken te verlengen. Afhankelijk hiervan zal de eenmalige uitkering dan
betrekking hebben op deze langere periode en op een later moment plaatsvinden.
De gegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen op de gehanteerde peildatum zullen niet
altijd volledig aansluiten bij de gegevens in de actualiteit, en op de factuur. Voor
sommige ouders kan sprake zijn van een beperkte overcompensatie, dan wel een beperkte
ondercompensatie. Dit wordt veroorzaakt door een aantal versimpelingen in de regeling.
Een eerste versimpeling betreft de peildatum. Het kan zijn dat ouders voor die tijd
bepaalde wijzigingen nog niet hadden doorgevoerd. Zo kan een inkomensdaling ten opzichte
van de gehanteerde peildatum leiden tot een beperkte overcompensatie. De hoogte van
de kinderopvangtoeslag kan wel met terugwerkende kracht worden aangepast. Echter,
de vergoeding zal uitgaan van de peildatum, en zal hier niet met terugwerkende kracht
op worden aangepast. Ook kan het zijn dat de gegevens voor ouders op jaarbasis kloppen,
maar deze voor deelperioden niet aansluiten bij het daadwerkelijke gebruik door wisselende
uren, aangezien bij de kinderopvangtoeslag wordt uitgegaan van een jaarsystematiek.
Het gewerkte urencriterium wordt gedurende de periode van sluiting buiten beschouwing
gelaten. Verder zal bij de vergoeding voor alle ouders worden uitgegaan van de maximum
uurprijs. Dit sluit niet altijd aan bij de daadwerkelijke uurprijs. In de gevallen
waarin de werkelijke uurprijs lager ligt dan de maximum uurprijs zal dus sprake zijn
van overcompensatie. Voor het deel boven de maximum uurprijs is het – conform intentieverklaring –
aan de kinderopvangsector om dit te vergoeden aan ouders. Ouders worden via de regeling
dus bij benadering vergoed.
Om de vergoeding snel te kunnen organiseren, wordt ook hier, net als bij andere getroffen
noodmaatregelen, gekozen voor een versimpelde vorm, waarbij gebruik gemaakt wordt
van reeds beschikbare gegevens. Bij kleine afwijkingen vragen we ouders om begrip.
Voor substantiële afwijkingen wordt voor ouders een mogelijkheid vormgegeven om herziening
aan te vragen. Daarnaast staat voor ouders die het niet eens zijn met de hoogte van
de vergoeding en/of de gevolgde procedures, zoals gewoonlijk de mogelijkheid van bezwaar
en beroep open. De inhoudelijke beoordeling van herzieningen, bezwaar en beroepszaken
zal door de Belastingdienst/Toeslagen plaatsvinden.
Juridisch en financieel kader
De regeling wordt voorzien van een wettelijke grondslag. In dit uitzonderlijke geval
is daar geen passend bestaand wettelijk kader voor. Daarom wordt de vormgeving van
deze tijdelijke voorziening vastgelegd in een zelfstandige algemene maatregel van
bestuur (AMvB) die gebaseerd wordt op artikel 89 van de Grondwet. Bijkomend voordeel
hiervan is dat de AMvB in korte tijd tot stand kan komen. Dit maakt het mogelijk ouders
binnen enkele maanden een vergoeding uit te keren. We verwachten het ontwerp van een
AMvB half mei ter informatie aan de Kamer te kunnen toesturen.
Zoals gemeld in de tweede incidentele suppletoire begroting is voor de vergoeding
van de eigen bijdrage voor de periode van 16 maart tot en met 28 april een bedrag
van € 175 miljoen gereserveerd (Kamerstuk 35 430). Mocht deze periode verlengd worden dan kan de gekozen oplossing verlengd worden
en stijgen de kosten evenredig mee. Indien de kinderopvang voor een lange periode
gesloten blijft, dan moet de situatie opnieuw bezien worden.
Ouders zonder kinderopvangtoeslag
Veruit de meeste ouders betalen de kinderopvang met behulp van de kinderopvangtoeslag.
Het gaat om zo’n 570.000 huishoudens (825.000 kinderen). Er is ook een forse groep
van zo’n 50.000 kinderen die deelnemen aan kinderopvang via een gemeentelijke regeling.
Gemeenten subsidiëren dan vaak een plek en ouders betalen daardoor een lagere eigen
bijdrage aan de kinderopvang. Het gaat dan om kinderen die deelnemen aan voorschoolse
educatie, kinderen die gebruik maken van kortdurend peuteraanbod, en kinderen van
ouders met een sociaal-medische indicatie. Deze groepen ouders ontvangen via de gemeente
een vergoeding voor de eigen bijdrage. De gemeenten ontvangen hiervoor een bedrag
vanuit de rijksoverheid ter grootte van een kleine € 4,5 miljoen. Dit maakt onderdeel
uit van de bovengenoemde € 175 miljoen voor de periode tot en met 28 april.
Boven de maximum uurprijs
De vergoeding vanuit de overheid heeft betrekking op de eigen bijdrage van ouders
tot de maximum uurprijs. Dit past bij de systematiek die gehanteerd wordt binnen de
kinderopvangtoeslag en houdt de regeling bovendien uitvoerbaar en controleerbaar.
Voor uurtarieven die bóven de maximum uurprijs uitkomen, hebben sectorvertegenwoordigers
BK en BMK de intentie uitgesproken dat kinderopvangorganisaties dit deel vergoeden
aan ouders. Specifiek voor de gastouderbranche, zullen gastouders en gastouderbureaus
dit in onderling overleg moeten organiseren. Veel kinderopvangorganisaties vragen
een hogere uurprijs dan het maximum uurtarief. Meestal gaat het dan niet om grote
extra bedragen. Er zijn natuurlijk uitschieters, waarbij sommige organisaties een
hoger bedrag boven de maximum uurprijs vragen.
We beseffen dat vergoeding van dit deel van de eigen bijdrage door de branche voor
de ene organisatie makkelijker zal zijn om op te vangen dan voor de andere. Daar waar
de gevolgen voor de omzet groter zijn en de situatie langere tijd voortduurt, kan
dit mogelijk tot problemen leiden. Dan kunnen ondernemers mogelijk een beroep doen
op het algemene pakket aan noodmaatregelen dat het kabinet heeft samengesteld. Het
kabinet verzacht met de regeling de effecten van de crisis, maar kan niet alle scherpe
randen wegnemen. Toch denken we met deze regeling een passende oplossing te hebben
gevonden voor een sector die zo’n belangrijke dienst verleent aan ouders en kinderen
en daarnaast een belangrijke randvoorwaarde vormt voor het kunnen functioneren van
de economie.
Tot slot
De komende weken blijven we inzetten op een goede noodopvang voor kinderen van ouders
in cruciale beroepen en voor kwetsbare kinderen. Onze dank en waardering gaan uit
naar alle medewerkers in de kinderopvangsector die hun werk met zoveel inzet doen,
zeker in deze tijden.
De komende tijd wordt hard verder gewerkt aan de vormgeving van de zelfstandige AMvB
en de uitvoering van de vergoeding bij zowel Belastingdienst/Toeslagen als de SVB.
De AMvB ontvangt u zo snel mogelijk van mij. We willen benadrukken dat het van belang
blijft dat ook de komende tijd ouders hun rekening blijven betalen. We blijven inzetten
op snelle en heldere communicatie richting kinderopvangorganisaties en ouders. We
zijn ook blij met de rol die de branche- en ouderorganisaties vervullen in de communicatie.
De meest actuele informatie en antwoorden op specifieke veel gestelde vragen zijn
steeds terug te vinden via de website van de rijksoverheid, zie https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgeste….
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën