Brief regering : COVID-19 Update stand van zaken
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 249
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2020
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport
                  (MZS), de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV), en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport (VWS), over de situatie rondom de COVID-19-uitbraak. Op veel plaatsen
                  wordt keihard gewerkt om deze pandemie te bestrijden en kwetsbare mensen te beschermen.
                  Dankzij de inspanningen van velen is het gelukt om de capaciteit op de intensive care
                  (IC) meer dan te verdubbelen, de testcapaciteit uit te breiden, cohortafdelingen in
                  te richten en zorghotels op te zetten. Ook in instellingen waar kwetsbare mensen wonen
                  – zoals ouderen of mensen met een beperking – worden enorme krachtinspanningen gevraagd.
                  Zorgprofessionals leveren ongekende prestaties.
               
Ik ga in deze brief onder andere in op de laatste stand van zaken met betrekking tot
                  het testbeleid, de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen en medicijnen,
                  de zorg voor kwetsbare mensen en internationale samenwerking om deze crisis het hoofd
                  te bieden.
               
1. Maatregelen en adviezen
               
In mijn vorige brieven1
                  ,
                  2 heb ik u al laten weten dat de maatregelen die tot en met 6 april waren afgekondigd,
                  in ieder geval van kracht blijven tot en met 28 april. Het RIVM en het Outbreak Management
                  Team (OMT) monitoren de situatie doorlopend en adviseren het kabinet over de stappen
                  die genomen moeten worden om de uitbraak van het coronavirus, ook na 28 april, maximaal
                  te kunnen controleren. In dit kader is het OMT op 14 april jl. opnieuw bijeengekomen
                  om te adviseren over de huidige situatie. Het OMT-advies is bijgevoegd3.
               
Het OMT laat weten dat ons huidige pakket aan maatregelen op basis van de modellen
                  effectief lijkt. In het volgende advies zal het OMT in ieder geval aandacht besteden
                  aan het onderzoek naar besmetting bij kinderen en voorstellen doen met betrekking
                  tot de volgende fase. Het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) heeft aangegeven graag
                  mee te willen denken over de stappen binnen deze volgende fase, maar dat dit natuurlijk
                  ook een politieke en maatschappelijke afweging blijft.
               
Er zijn drie ankerpunten die een rol spelen bij de volgende fase. De eerste is een
                  acceptabele belastbaarheid van de zorg. Het aantal IC-opnames vlakt weliswaar af,
                  maar de druk op onze ziekenhuizen is nog steeds hoog. Zij moeten ook straks goede
                  zorg aan zowel COVID-19 patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg kunnen
                  leveren.
               
Het tweede ankerpunt is het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving. We
                  zien in onze verpleeghuizen hoe ingewikkeld dat soms is. Ook het OMT heeft stilgestaan
                  bij de situatie in verpleeghuizen en daarvoor aanvullende maatregelen geadviseerd
                  die uitgewerkt worden. Het OMT beveelt in ieder geval aan dat zorgmedewerkers met
                  klachten – als zij getest worden – in afwachting van de test en de testuitslag in
                  principe thuis dienen te blijven. Alleen in uitzonderingsgevallen mogen essentiële
                  zorgmedewerkers die niet vervangen kunnen worden en lichte klachten hebben in afwachting
                  van de testuitslag werken met persoonlijke beschermingsmiddelen. Overleg met de werkgever
                  is hierbij van belang. Hiermee doe ik ook mijn toezegging aan het lid Asscher (PvdA)
                  uit het plenaire debat van vorige week (d.d. 8 april 2020) gestand (Handelingen II
                  2019/20, nr. 67, debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus).
               
Het derde ankerpunt is het zicht houden op en het inzicht hebben in de ontwikkeling
                  van de verspreiding van het virus.
               
Het is mogelijk dat in de volgende fase enkele maatregelen versoepeld kunnen worden,
                  al kan dat ook betekenen dat we soms ook weer extra maatregelen moeten nemen om het
                  virus maximaal te kunnen controleren. Een balans vinden tussen de maatregelen nemen
                  die nodig zijn en het gewone leven zoveel mogelijk door laten gaan blijft ook in de
                  komende maanden passen en meten.
               
Opvolging maatregelen en handhaving
Mensen zijn zich bewust van de maatregelen en houden zich er over het algemeen goed
                  aan. De handhaving verloopt op enkele incidenten na nog steeds goed: de aanwijzingen
                  van handhavers worden door vrijwel iedereen goed opgevolgd. Ook het Paasweekend is
                  op enkele incidenten na goed verlopen. Op sommige plekken was het drukker vanwege
                  het mooie weer en het langere weekend, maar over het algemeen heeft dit niet tot grote
                  problemen geleid. In sommige regio’s was het afgelopen weekend drukker bij meubelboulevards,
                  tuincentra of bouwmarkten. In de meeste gevallen was dit goed beheersbaar, onder meer
                  dankzij de maatregelen die de ondernemers zelf uit voorzorg al getroffen hadden.
               
In veel Veiligheidsregio’s waren net als vorige week preventief maatregelen getroffen
                  om mensen te ontmoedigen naar recreatiegebieden te komen (o.a. publiekscommunicatie
                  en sluiting parkeerterreinen of toegangswegen). In het Paasweekend zijn er door de
                  politie ongeveer 1800 boetes uitgeschreven. Er is ook veel gehandhaafd door mensen
                  te waarschuwen en wijzen op de maatregelen. Vaak had dit voldoende effect. In totaal
                  zijn er door de politie ongeveer 4000 bekeuringen uitgeschreven sinds het begin van
                  de handhaving van de coronamaatregelen.
               
2. Testen, traceren en rapporteren
               
Vanaf 6 april is het testbeleid verruimd. Kort gezegd betekent dit dat zorgmedewerkers
                  en patiënten uit risicogroepen met klachten in alle zorgsectoren getest kunnen worden.
                  De richtlijnen voor het testen van professionals buiten het ziekenhuis zijn aangepast
                  aan dit landelijke testbeleid (huisartsenpraktijk, gehandicaptenzorg, verpleeghuizen,
                  woonzorgcentra en kleinschalige woonvormen, wijkverpleging en huishoudelijke hulp,
                  ambulancedienst, verloskundigen en kraamzorg, geestelijke gezondheidzorg en jeugdzorg)4. In sommige sectoren of zorginstellingen kan thuis werken of tijdelijke aanpassing
                  van het werk een oplossing zijn om het besmettingsrisico te beheersen.
               
Testbeleid: afname van testen
De GGD’en zijn vanaf 6 april gestart met het afnemen van testen bij zorgverleners
                     die werkzaam zijn buiten het ziekenhuis. Ik begrijp van de GGD’en dat het aantal afgenomen
                     testen iedere dag toeneemt. Dat is mooi nieuws. Ik heb de GGD’en gevraagd maximaal
                     te doen wat nodig is om aan de vraag naar testen te kunnen voldoen. Vorige week heb
                     ik de instellingen in de langdurige zorg hier per brief over geïnformeerd. Ik vind
                     het namelijk van groot belang dat er geen belemmeringen worden ervaren voor zorgmedewerkers
                     om zich te laten testen bij klachten. Ook zijn met politie en justitie afspraken gemaakt
                     over het testen van agenten en DJI-medewerkers na spuugincidenten. Dit kan in overleg
                     met de bedrijfsarts en als ze klachten hebben die gerelateerd zijn aan COVID-19.
                  
Testen worden ook afgenomen in ziekenhuizen, bij huisartsen en in andere zorginstellingen.
                     Omdat zij ook een rol hebben bij het testen van patiënten met klachten ben ik in gesprek
                     met huisartsen en GGD’en om te komen tot algemene uitgangspunten over wie welke patiënten
                     test.
                  
Het testbeleid wordt enerzijds afgestemd op de rol die het kan spelen in de verschillende
                     fases van de uitbraak, anderzijds op de beschikbare testcapaciteit. Het aantal gevalideerde
                     laboratoria was in het begin van de uitbraak nog in opbouw en er was veel onzekerheid
                     over levering van testmaterialen. Er is van het begin af aan ingezet op het vergroten
                     van de hoeveelheid gevalideerde COVID-19 laboratoria (van initieel 2 centrale en 13
                     opschalingslaboratoria naar een 40-tal additionele laboratoria die stapsgewijs gevalideerd
                     zijn of worden). Daarnaast hebben fabrikanten wereldwijd hun productie van materialen
                     voor diagnostiek fors opgeschaald. Met de instelling van de Landelijke Coördinatiestructuur
                     Testcapaciteit, de opdracht aan de Taskforce Diagnostiek en de aanstelling van de
                     Speciaal Gezant ben ik steviger gaan sturen op de testcapaciteit en de beschikbare
                     testen. Met bovenstaande reageer ik op de Kamervragen van het lid Asscher van 14 april
                     jl.5 Het verruimde testbeleid leidde afgelopen weken tot een geleidelijke stijging van
                     het aantal tests per dag. Begin april werden ca. 4000 tests per dag uitgevoerd, afgelopen
                     week lag de piek op 6800 tests per dag (virologische dagstaten RIVM).
                  
Testen op immuniteit
Het wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen de antistoffen tegen COVID-19
                     in het lichaam en de mate van immuniteit die een persoon heeft opgebouwd loopt wereldwijd
                     door. Daarnaast zijn in Nederland bevolkingsonderzoeken gestart naar de verspreiding
                     van het virus en de opbouw van immuniteit onder de bevolking. Ik verwacht de uitkomsten
                     van deze bevolkingsonderzoeken binnen enkele weken.
                  
In het kader van de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) is de Taskforce
                     Serologie van start gegaan. Deze Taskforce werkt aan een plan van aanpak voor de inzet
                     van serologische testen. Ook is de testcapaciteit en testmaterialen als het gaat om
                     serologische testen in kaart gebracht. Er is voldoende laboratoriumcapaciteit voor
                     meer dan 30.000 serologische testen per dag, echter de inzet hiervan is afhankelijk
                     van de beschikbaarheid van tests. Ik bereid me voor op besluitvorming over de inzet
                     van serologische testen in de volgende fase.
                  
Testcapaciteit en testmaterialen
De LCT zorgt voor een meer centrale sturing op de testcapaciteit om te kunnen voldoen
                  aan de behoefte aan tests die voortvloeit uit het landelijk testbeleid. Er zijn inmiddels
                  meer dan 40 laboratoria medische microbiologie en enkele niet-medische laboratoria
                  gevalideerd, of in het proces van validatie. Samen vormen zij het «labnetwerk COVID-19».
                  Met de apparatuur van deze laboratoria zijn we in staat om 17.500 tests per dag (bij
                  normale uren) tot 29.000 tests per dag (bij uitbreiding van de uren) uit te voeren.
                  Ik benadruk echter opnieuw dat het afhangt van de levering van testmaterialen of we
                  deze tests daadwerkelijk kunnen uitvoeren. In opdracht van de LCT wordt momenteel
                  een capaciteitsmodel ontwikkeld. Dit model zal op wekelijkse basis inzicht geven in
                  de gebruikte testcapaciteit en de beschikbare voorraden per laboratorium. Het model
                  moet het mogelijk maken om de beschikbare capaciteit in de betrokken laboratoria zo
                  goed mogelijk te benutten en indien nodig te herverdelen. Daarnaast moet het model
                  tijdig inzicht bieden in dreigende tekorten, zodat er hierop snel geacteerd kan worden.
                  Zoals eerder aangegeven kijkt de LCT bij dreigende tekorten naar oplossingen via herverdeling,
                  inkoop en eigen productie. In sommige laboratoria is snel aanvulling van voorraden
                  nodig. Bij een geleidelijk oplopende vraag naar testen verwacht ik landelijk gezien
                  geen acute tekorten, maar het vergt komende weken grote inspanningen om de beschikbaarheid
                  van de testmaterialen op orde te houden. Ook het inregelen van de hele keten tussen
                  monsterafname, uitvoering van de tests en terugrapporteren van de resultaten vergt
                  continue aandacht.
               
Aanvullend hierop kan ik melden dat het inzetten van andere testplatforms een deel
                  van de oplossing kan bieden. Hierdoor wordt de afhankelijkheid van testmaterialen
                  gespreid over meerdere leveranciers. Ik hecht eraan dat leveranciers van testmaterialen
                  op de hoogte zijn van het nieuwe testbeleid. Diagned, de koepelorganisatie van fabrikanten
                  en importeurs van testmaterialen voor diagnostiek, heeft de leveranciers van testmaterialen
                  geïnformeerd over het nieuwe testbeleid. Daarnaast heeft het Ministerie van VWS een
                  brief aan leveranciers van afnamemateriaal gestuurd met een toelichting op het testbeleid
                  per 6 april. Ten slotte heeft ook de Speciaal Gezant dit signaal de afgelopen twee
                  weken via zijn kanalen verspreid.
               
Dankzij inspanningen van de Speciaal Gezant heeft een aantal fabrikanten toegezegd
                  om de levering van testkits te verhogen. Daarnaast heeft de Taskforce Diagnostiek
                  in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) centraal offertes
                  opgevraagd voor extra levering van testmaterialen. Met dank aan deze inspanningen
                  worden deze week nieuwe contracten afgesloten voor de centrale inkoop van testkits.
                  Als deze conform toezeggingen daadwerkelijk worden geleverd, kunnen vanaf medio mei
                  voldoende testen per dag worden uitgevoerd voor de te verwachten vraag.
               
We zetten ook in op productie van testmaterialen in eigen land. Sanquin is in opdracht
                  van het Ministerie van VWS gestart met de productie van lysisbuffer. Daarbij maken
                  zij gebruik van de receptuur die Roche beschikbaar heeft gesteld. Dit product kan
                  gebruikt worden voor de RNA-extractie van het virus. Daarnaast wordt de fabricage
                  van well plates ingericht in Nederland en zijn de grondstoffen besteld. De verwachting is dat de
                  productie binnen een paar weken opgestart kan worden.
               
Naast de testkits om afgenomen testen te analyseren, zijn ook materialen nodig om
                  testen af te nemen. Het afnamemateriaal bestaat uit swabs en buisjes met medium (vloeistof).
                  Wat betreft swabs blijkt productie via 3D-printen kansrijk. Als de RIVM-validatie
                  van de 3D-geprinte swabs succesvol verloopt, kunnen er vanaf volgende week 10.000
                  per dag worden geproduceerd, oplopend tot 30.000 swabs per dag eind april. Andere
                  (aanvullende) alternatieven worden eveneens gevalideerd en bij positief resultaat
                  eveneens binnen een paar weken in productie worden genomen. De Speciaal Gezant en
                  het LCH hebben zich ook ingezet voor een meer zekere levering van buisjes medium.
                  We verwachten dat binnen twee weken medium kan worden geproduceerd voor 21.000 testen
                  per dag ten behoeve van Nederland. De productie kan binnen een maand worden opgeschaald
                  naar 42.000 buisjes medium per dag. Ik blijf me inzetten voor het vergroten van de
                  beschikbaarheid van testmaterialen en streef ernaar dat deze beschikbaarheid geen
                  belemmerende factor is in de overwegingen rond het Nederlandse testbeleid.
               
Voorbereidingen beleid «testen, traceren en thuis rapporteren»
Zoals ik in mijn brief van vorige week meldde, bereid ik me voor op het beleid van
                  testen, traceren en thuis rapporteren. Dit is een belangrijke pijler in de volgende
                  fase. Vooruitlopend hierop werk ik aan een aantal scenario’s waarbij stapsgewijs nieuwe
                  doelgroepen toegang kunnen krijgen tot testen op besmetting. Hiertoe is inzicht in
                  de reeds beschikbare en potentiële testcapaciteit essentieel. Het gaat daarbij om
                  groepen die vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt prioriteit krijgen om bij
                  klachten uitsluitsel te krijgen of zij wel of niet besmet zijn, zodat zij niet onnodig
                  verplicht thuis hoeven te blijven. Het testen van deze groepen moet uitvoerbaar zijn,
                  waarvoor het van belang is dat er inzicht is in de vraag naar testen in de praktijk
                  in relatie tot de omvang van potentiele doelgroepen.
               
Traceren
Zoals vorige week aangegeven ben ik voornemens om het bron- en contactonderzoek te
                  ondersteunen met de inzet van apps. Ik let hierbij op de relatie met de inzet van
                  tests: of iemand die een signaal krijgt dat hij of zij in de nabijheid is geweest
                  van een besmet persoon, ook getest kan worden, hangt ervan af of hij/zij tot één van
                  de doelgroepen behoort voor wie testen op besmetting mogelijk is geworden.
               
Slimme digitale oplossingen ter ondersteuning voor de volgende fase
Het OMT heeft mij op 6 april geadviseerd om de mogelijkheden voor ondersteuning van
                     bron- en contactopsporing met behulp van mobiele applicaties te onderzoeken. Dit om
                     contacten sneller te kunnen informeren, het bereik van het contactonderzoek te vergroten
                     en belasting van de GGD te reduceren. Ik heb daarom op 7 april aangekondigd dit te
                     gaan verkennen.
                  
Sinds die aankondiging heb ik veel adviezen en aanbiedingen ontvangen. Er zijn ook
                     kritische geluiden, bijvoorbeeld als het gaat om voldoende aandacht voor privacy,
                     voor mogelijk misbruik door bijvoorbeeld werkgevers en voor informatiebeveiliging.
                     Ik ben blij met alle adviezen. Snelheid mag zorgvuldigheid niet in de weg staan. Digitale
                     oplossingen kunnen alleen worden ingezet als alle waarborgen adequaat zijn ingevuld.
                     En net zo belangrijk: de inzet van digitale oplossingen moet noodzakelijk en zinvol
                     zijn in de bestrijding van het COVID-19 virus.
                  
Daarom betrek ik zo veel mogelijk experts op alle relevante expertisegebieden en betracht
                  de grootst mogelijke transparantie in het proces om te komen tot digitale hulpmiddelen.
                  Hieronder neem ik u mee in het doel van de apps en het proces om op korte termijn
                  te komen tot goed functionerende apps die voldoen aan de benodigde waarborgen. Ik
                  voldoe hiermee aan motie van het lid Jetten c.s.6 over «het geven van duidelijkheid aan het parlement over de inzet van apps, waarbij
                  het uitgangspunt is dat de inzet proportioneel is en de apps voldoen aan bestaande
                  wetgeving, zoals de AVG, en de Autoriteit Persoonsgegevens betrokken zal worden bij
                  de uitwerking». Ik beschouw hiermee tevens de vragen van het lid Verhoeven7 als beantwoord.
               
Het doel van de beoogde «tracking en tracing» app is het terugbrengen van de tijd
                  tussen een bewezen besmetting en de signalering van mogelijke andere door betrokkene
                  geïnfecteerde personen. De GGD blijft het «reguliere» contactonderzoek gewoon uitvoeren
                  en dit proces is leidend. Apps zijn hier alleen ondersteunend aan en kunnen naar verwachting
                  bijdragen aan het terugbrengen van de tijd die nodig is voor het onderzoek en leiden
                  tot vollediger inzicht. In de bijlage is gevisualiseerd hoe die ondersteuning eruit
                  zou kunnen zien8.
               
De GGD verwacht met de inzet van apps eerder en meer mensen te bereiken. Met het vergroten
                     van het bereik neemt de totale inzet van de GGD dan ook niet af. De GGD heeft een
                     aantal uitgangspunten meegegeven waaraan een tracking en tracing app moet voldoen.
                     Het gaat hier om uitgangspunten als het alleen waarschuwen na objectieve bevestiging
                     van een COVID-19 infectie om misbruik te voorkomen, het bieden van het juiste handelingsperspectief
                     aan mensen die in contact zijn geweest met een geïnfecteerde persoon en het aanpasbaar
                     zijn van de gekozen app aan nieuwe wetenschappelijke of praktische inzichten.
                  
Hoewel er op meerdere plekken in de wereld apps in gebruik zijn genomen is er op dit
                     moment nog weinig (wetenschappelijk) bewijs voor hun effectiviteit. Simulatiemodellen
                     en eerste wetenschappelijke inzichten suggereren wel dat, zelfs bij beperkt gebruik,
                     een app kan bijdragen aan het reduceren van de tijd tussen besmetting en aan signalering
                     van andere geïnfecteerden9. Tijdens de ingebruikname van de apps zal ik onderzoek laten doen naar hun effectiviteit
                     en volg ook de buitenlandse ontwikkelingen. Nieuwe inzichten kunnen verwerkt worden
                     of eventueel leiden tot het staken van het gebruik.
                  
Afgelopen zaterdag 11 april heb ik een uitnodiging gedaan aan leveranciers en experts
                     om te komen met voorstellen voor werkende oplossingen. De consultatie liep tot dinsdag
                     14 april en heeft 750 reacties opgeleverd, waarvan 660 daadwerkelijke voorstellen
                     die in selectie zijn gebracht. Ik heb uitgangspunten meegegeven die niet ter discussie
                     staan en die ook door onder meer de coalitie «veiligtegencorona.nl» en een grote coalitie
                     van wetenschappers zijn ingebracht10. Zo dienen de oplossingen puur en alleen ter ondersteuning van het reguliere werk
                     van de GGD, mogen gegevens niet tot individuen herleidbaar zijn en is de inzet per
                     definitie tijdelijk.
                  
Op dit moment wordt bekeken welk ingediende voorstellen voldoen aan de uitgangspunten
                  van de GGD én invulling geven aan de eisen ten aanzien van bijvoorbeeld informatie-
                  en dataveiligheid, privacy en nationale veiligheid, die op basis van de uitgangspunten
                  zijn geformuleerd en in de tabel hieronder zijn opgenomen. Ik heb mij hierbij laten
                  adviseren door deskundigen van binnen en buiten de overheid. Voor de functionele criteria
                  heb ik de GGD, het RIVM en andere vertegenwoordigers uit de medische wereld betrokken.
                  Voor de niet-functionele eisen heb ik mij onder andere laten adviseren door de NCTV,
                  het NCSC, het College voor de Rechten van de Mens, de Autoriteit Persoonsgegevens
                  en door de coalitie «veiligtegencorona.nl».11
Eisen aan digitale oplossingen
1. Herleiding naar een persoon is onmogelijk.
2. Broncode en ontwerp van de app zijn beschikbaar.
3. De app moet makkelijk en veilig te downloaden zijn.
4. Alle communicatie is bewijsbaar veilig.
5. De match van ziektemeldingen met recente contacten gebeurt op de eigen telefoon of
                           elders volledig anoniem.
                        
6. De app is tenminste in het Nederlands en het Engels beschikbaar.
7. Er is geen centrale opslag van persoons- of locatiegegevens.
8. De app communiceert op basis van gangbare en open standaarden.
9. De gebruiker kan de applicatie verwijderen en dan worden ook alle gegevens verwijderd.
10. De leverancier van de applicatie biedt de mogelijkheid om updates uit te voeren.
11. De aanbieder verklaart dat de app voldoet aan geldende wet- en regelgeving (Avg, etc).
Na de beoordeling van de voorstellen op 15 en 16 april blijft er naar verwachting
                  een shortlist over van ongeveer 5 apps die het meest geschikt lijken. Om die geschiktheid
                  te bevestigen zal in het weekend van 18 en 19 april een «publieke beproeving» (in
                  de vorm van een appathon) plaatsvinden. De resterende leveranciers (en hun werkende
                  prototypes) zullen gedurende het hele weekend door experts vanuit verschillende invalshoeken
                  worden beproefd en bevraagd. De broncode van de producten zal beschikbaar zijn voor
                  toetsing. Iedereen die wil kan komend weekend digitaal meekijken en mee adviseren.
                  De Autoriteit Persoonsgegevens zal de deelnemende inzendingen beoordelen en stuurt
                  deze beoordelingen maandag 20 april naar het Ministerie van VWS. Het expertadvies,
                  het publieksoordeel en het oordeel van de AP overwegende, zal – zo is nu de verwachting
                  – het kabinet op 21 april een besluit kunnen nemen over de volgende stappen.
               
De publieke beproeving van het aankomende weekeinde ziet niet op apps die thuis rapporteren
                  ondersteunen omdat het mijn eis is dat deze er al zijn en al in de zorg gebruikt worden.
                  In mijn brief van volgende week zal ik u nader informeren over de selectie van oplossingen
                  voor thuis rapporteren.
               
Europese ontwikkelingen omtrent apps
De Europese Commissie heeft op 8 april jl. een Aanbeveling gepubliceerd waarin zij
                  oproept tot een Pan-Europese aanpak voor het gebruik van apps bij de bestrijding van
                  COVID-19 en als onderdeel van een exit-strategie. Daartoe heeft de Europese Commissie
                  gezamenlijk met de EU-Lidstaten in het eHealth Netwerk een zogenaamde Toolbox opgesteld
                  waarvan voornemens is dat vandaag (15 april) een eerste versie is afgerond. De Toolbox
                  is een handleiding met overeengekomen principes die landen (vrijwillig) kunnen gebruiken
                  bij de ontwikkeling en selectie van potentiële apps. Belangrijk aspecten daarin zijn
                  de waarborg voor privacy en informatiebeveiliging en de mogelijkheid voor grensoverschrijdende
                  interoperabiliteit. Ondanks het feit dat de ontwikkeling van de Europese Toolbox en
                  de nationale ontwikkelingen parallel plaatsvinden, heb ik reeds maximaal rekening
                  gehouden met de principes uit de Europese concept Toolbox in de Uitnodiging en de
                  randvoorwaarden. Dat heb ik ook gedaan door intensief bij te dragen aan de totstandkoming
                  van deze Toolbox en in gesprekken met andere lidstaten.
               
Met bovenstaande tekst ben ik ook ingegaan op een deel van de vragen van de leden
                  Verhoeven (D66), Wilders (PVV), Buitenweg (GroenLinks), Futselaar (SP), Kuiken (PvdA).
                  Van der Graaf (CU), Ouwehand (PvdD), Van Otterloo (50Plus), Azarkan (DENK), Stoffer
                  (SGP), Baudet (FVD), Van Kooten-Arissen en Van Haga12. Ik zal de resterende antwoorden nog separaat doen toekomen.
               
Rapportage overledenen
De cijfers die RIVM dagelijks om 14:00 uur rapporteert zijn afkomstig van de registratie
                     van meldingsplichtige ziekten. COVID-19 is zo’n meldingsplichtige ziekte, dus deze
                     cijfers geven een compleet beeld van alle laboratorium bevestigde besmettingen met
                     het coronavirus in Nederland. Deze kunnen worden uitgesplitst naar in het ziekenhuis
                     opgenomen en overleden patiënten. Ook is het mogelijk een inschatting te geven van
                     het aantal COVID-19-patiënten dat in een instelling woont.
                  
Verdenkingen van COVID-19 die niet zijn bevestigd door laboratoriumonderzoek, zijn
                     niet in deze registratie meegenomen. Door het Consortium Huisartsgeneeskunde (de 8
                     universitaire vakgroepen huisartsgeneeskunde) is een initiatief genomen om deze verdenkingen
                     door huisartsen te laten registreren. Dit betreft dan patiënten die intensieve en
                     palliatieve COVID-19-zorg van huisartsen hebben ontvangen buiten het ziekenhuis. Het
                     consortium verwacht in de week van 20 april de eerste landelijke resultaten te kunnen
                     delen. Het RIVM is blij met deze registratie door de huisartsen en zal komende periode
                     in overleg met de koepels van de huisartsen en het NIVEL bezien hoe de registratie
                     representatief en betrouwbaar op nationale schaal wordt. In de verpleeghuiszorg worden
                     verdenkingen op COVID-19 ook geregistreerd in het elektronisch cliënten dossier (ECD).
                     Ook deze cijfers zullen binnenkort beschikbaar komen op landelijk niveau.
                  
Hiermee doe ik ook mijn toezegging aan de PVV gestand dat ik terug zou komen op de
                  aangehouden motie van het lid Wilders die de regering verzoekt te bewerkstelligen
                  dat artsen met terugwerkende kracht mensen die vermoedelijk aan het coronavirus zijn
                  overleden als «vermoedelijk coronavirus» te registreren.13
3. Onderzoek
               
Er zijn veel initiatieven die op zoek gaan naar een behandeling voor COVID-19. Dat
                  varieert van inzet van bestaande geneesmiddelen, studies naar nieuwe middelen, andere
                  behandelingen en uiteraard vaccins. We vinden het belangrijk dat er tempo gemaakt
                  kan worden met dit soort onderzoeken. Hier dragen we aan bij door enerzijds door internationale
                  samenwerking en het snel delen van informatie en wetenschappelijke inzichten. We kijken
                  actief waar we internationale activiteiten kunnen ondersteunen, ook in samenwerking
                  met de Europese Unie of andere landen. Anderzijds door in Nederland initiatieven en
                  studies verder te helpen. Ik heb grote waardering voor alle energie en creativiteit
                  die we bij onderzoekers aantreffen. Natuurlijk moeten klinische studies, zogenaamde
                  «clinical trials», volgens de spelregels en zorgvuldig verlopen (goede toetsing op
                  studieopzet en medisch-ethische toetsing), maar we ontvangen signalen dat alle actoren
                  in de meewerkstand staan om processen en besluitvorming snel te laten plaatsvinden.
                  Een specifiek punt hierbij is dat we niet alleen aandacht hebben voor de klassieke
                  studies in de curatieve sector (veelal uitgevoerd in en door ziekenhuizen), maar dat
                  er ook aandacht is voor studies die ook de populatie van de verpleeghuizen includeren.
                  Het kabinet stelt € 42 miljoen beschikbaar (VWS/ZonMw € 20 miljoen, OCW/NWO € 15 miljoen,
                  EZK/TNO € 2 miljoen en Topsector Life Science and Health € 5 miljoen) voor onderzoek
                  naar voorspellende diagnostiek en behandeling, patiënt en zorg, en maatschappelijke
                  dynamiek. De eerste € 5,5 miljoen is inmiddels ingezet voor onderzoeken die mogelijk
                  een direct effect hebben op de volksgezondheid. Deze maand nog zal op mijn verzoek
                  ZonMw samen met NWO duidelijkheid geven over het onderzoeksprogramma COVID-19.
               
Vaccinontwikkeling
Het zo snel mogelijk ontwikkelen van veilige en effectieve vaccins tegen COVID-19
                  heeft de hoogste prioriteit. Een vaccin is immers een absolute voorwaarde om het virus
                  de wereld uit te krijgen. Alleen door de krachten internationaal te bundelen, kunnen
                  we het proces versnellen. Hierin is open science en open acces ook van groot belang.
                  Nederland blijft actief bijdragen aan alle initiatieven van onder meer de WHO en de
                  EU, die van belang zijn voor de ontwikkeling van een dergelijk vaccin. De WHO inventariseert
                  de initiatieven op het gebied van COVID-19 -vaccinontwikkeling. Op 11 april jl. telde
                  de WHO wereldwijd 70 initiatieven waarbij er van drie de eerste fase van klinisch
                  onderzoek is gestart.14 Voor een vierde vaccin zal deze fase spoedig van start gaan. Het ontwikkeltraject
                  van een vaccin duurt normaal gesproken tussen de 10 en 20 jaar. Voor een COVID-19
                  vaccin gaat men nu uit van een traject van 12 tot 18 maanden door onder andere onderzoeksstappen
                  in het proces te verkorten, gelijktijdig uit te voeren en procedures te bespoedigen.
                  Hierbij kan gedacht worden aan het starten van klinisch onderzoek voordat alle preklinische
                  data beschikbaar zijn en starten met het opschalen van productie tijdens uitvoering
                  klinische studies. Dit brengt overigens financiële risico’s met zich mee, omdat niet
                  alle vaccins uiteindelijk op de markt gaan komen. Er zijn verschillende typen kandidaat-vaccins
                  die worden onderzocht, waarbij onderzoekers soms van nieuwe, nog niet vaak in vaccins
                  toegepaste technologieën gebruik maken. Andere vaccins die worden ontwikkeld zijn
                  meer traditioneel van aard. Welke vaccins het meest kansrijk zullen zijn, is niet
                  op voorhand duidelijk. Mogelijk komen er verschillende typen vaccins op de markt,
                  zoals een calamiteitenvaccin dat op de korte termijn gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld
                  medewerkers in de gezondheidszorg. Andere typen vaccins zijn meer geschikt voor inzet
                  op grote schaal en op de langere termijn. Waar mogelijk worden – ook in Nederland
                  – procedures verkort. Zo is er sinds 31 maart jl. een snellere vergunningsprocedure
                  voor bedrijven en laboratoria die medicijnen en vaccins met genetisch gemodificeerde
                  organismen willen testen. In Nederland worden verschillende onderzoeken naar diverse
                  typen vaccins uitgevoerd, zoals door het Erasmus MC, het UMC Utrecht, Intravacc en
                  Janssen Vaccines & Prevention in Leiden. Ik bezie of er naast de internationaal beschikbare
                  onderzoeksgelden noodzaak is om veelbelovende Nederlandse initiatieven rond vaccinontwikkeling
                  in Nederland te ondersteunen.
               
In het debat van 8 april jl. heb ik laten weten dat er breder vanuit de EU geïnvesteerd
                  wordt in de ontwikkeling van een vaccin tegen COVID-19. Uw Kamer heeft mij gevraagd
                  dit in deze brief nader toe te lichten. U bent eerder geïnformeerd over de bijdrage
                  van Nederland aan vaccinonderzoek via de Coalition on Epidemic Preparedness Innovations (CEPI), een innovatief wereldwijd partnerschap tussen openbare, particuliere, filantropische
                  en maatschappelijke organisaties. Inmiddels kan ik u melden dat Nederland hier € 50
                  miljoen aan bij zal dragen.
               
Ook via de Europese Commissie (EC) draagt Nederland indirect bij aan vaccinontwikkeling.
                     De EC heeft de volgende bedragen beschikbaar gesteld:
                  
– € 93,5 miljoen investering in vaccinonderzoek vanuit het Horizon 2020 programma, dit
                           gaat buiten CEPI om. Het gaat om een call van € 48,5 miljoen. voor 18 projecten waarbij
                           voor 9 projecten Nederlandse partijen mee doen. Daarnaast heeft de EC € 45 miljoen
                           bijgedragen aan het Innovative Medicines Initiative, waarbij ook € 45 miljoen wordt
                           verwacht van de industrie.
                        
– € 80 miljoen voor een lening aan CureVac, een biofarmaceutisch bedrijf15;
– € 50 miljoen reguliere bijdragen aan CEPI in 2020.
Hiermee geef ik ook invulling mijn toezegging aan het lid Pieter Heerma (CDA) uit
                  het plenaire debat van vorige week (d.d. 8 april jl.) met betrekking tot de bijdrage
                  aan vaccinontwikkeling.
               
Vanuit diverse andere EU-lidstaten wordt ook bijgedragen aan CEPI. In mijn brief van
                  31 maart jl. noemde ik 430 miljoen dollar.16 Daar is sindsdien € 0,8 miljoen vanuit Luxemburg en € 5 miljoen vanuit België bijgekomen.
                  Hiermee had CEPI op 6 april 2020 690 miljoen dollar binnen (hier is de Nederlandse
                  € 50 miljoen nog niet in meegeteld), wat circa 80% is van de 875 miljoen dollar aan
                  onderzoeksgelden die CEPI nodig acht voor 2020. Voor 2021 is nogmaals een bedrag nodig
                  van 750 miljoen tot 1 miljard dollar. Dat betekent dat er totaal tussen de 1,5 tot
                  2 miljard dollar beschikbaar moet komen voor vaccinontwikkeling. Ook in de volgende
                  onderzoeksfase zal Nederland gaan investeren. De hoogte hiervan wordt mede bepaald
                  door de invulling van het virtuele pledging event voor onder meer onderzoek naar diagnostiek, behandeling en vaccinontwikkeling dat
                  de voorzitter van de Europese Commissie en de voorzitter van de Europese Raad hebben
                  aangekondigd.17 Zodra hier meer duidelijkheid over komt vanuit de EC, informeer ik uw Kamer hierover.
               
De ontwikkeling van vaccins is een aanzienlijke uitdaging, maar het opschalen van
                  de productie, de distributie en het toedienen van de vaccins vergt evenzeer een enorme
                  inspanning. Er is mondiaal geen mechanisme om de productie van vaccins en de toegankelijkheid
                  daarvan te regelen. CEPI roept wereldleiders op om dit op te pakken.18 Vanuit dat perspectief noem ik ook graag de miljardeninvestering van de Bill & Melinda
                  Gates Foundation voor de bouw van zeven fabrieken om de productie van de meest veelbelovende
                  vaccins mogelijk te maken. Zij zetten in op zeven fabrieken, omdat, zoals al eerder
                  in deze brief is genoemd, niet te voorspellen is welk type vaccin tegen COVID-19 uiteindelijk
                  wordt goedgekeurd. In de EU vinden informele verkennende gesprekken plaats over wat
                  er moet en kan gebeuren nadat een werkend vaccin is gevonden en hoe de toegankelijkheid
                  en betaalbaarheid van het vaccin kan worden geborgd. Ik ondersteun deze Europese aanpak
                  volledig. Dat sluit een Nederlandse bijdrage echter niet uit. In Nederland hebben
                  we enkele faciliteiten voor de productie van vaccins. Ik zal nagaan of deze faciliteiten
                  voldoende zijn toegerust, om te voldoen aan een eventuele vraag om het vaccin grootschalig
                  te produceren. Waar nodig en mogelijk zal ik de randvoorwaarden voor deze productie
                  van een COVID-19- vaccin faciliteren.
               
Het ontwikkelen, produceren en distribueren van vaccins is een complex internationaal
                  traject met vele spelers vanuit de onderzoekswereld, de farmaceutische industrie,
                  overheden, filantropische partijen en internationale organisaties. Ik zet hier niettemin
                  ten volle op in. Om de Nederlandse kennis, ervaring en faciliteiten zo doelmatig mogelijk
                  in te zetten en het Nederlandse belang internationaal te verzekeren, heb ik Feike
                  Sijbesma gevraagd om zich in zijn rol als Speciaal Gezant ook in te zetten voor vaccinontwikkeling
                  tegen COVID-19.
               
4. Persoonlijke beschermingsmiddelen
               
a) Beschikbaarheid van beschermingsmiddelen in de zorg
Het LCH heeft mij vandaag, woensdag 15 april jl. laten weten dat zij sinds de start
                  van het LCH op 27 maart jl. substantiële aantallen van producten heeft uitgeleverd
                  aan de ziekenhuizen, huisartsen, ambulances, GGD-en en via de ROAZ aan langdurige
                  zorginstellingen. Het LCH heeft onder andere bijna 20 miljoen chirurgische mondmaskers,
                  bijna 3 miljoen FFP2/FFP3 maskers, bijna 9,5 miljoen handschoenen en meer dan 1 miljoen
                  jassen en schorten uitgeleverd. Met de start van het nieuwe verdeelmodel levert het
                  LCH hulp- en beschermingsmiddelen conform het nieuwe verdeelmodel.
               
Stand van zaken inkoop
Ook heeft het LCH de Minister voor MZS laten weten inmiddels grote bestellingen te
                  hebben geplaatst voor verschillende beschermingsmiddelen: in totaal meer dan 75 miljoen
                  chirurgische maskers en bijna 75 miljoen adembeschermingsmaskers (FFP1, FFP2, FFP3),
                  12,5 miljoen jassen en schorten en bijna 75 miljoen handschoenen.
               
Met deze bestellingen zijn de tekorten nog niet opgelost, maar worden in combinatie
                  met initiatieven om productie in Nederland op te starten, de vooruitzichten beter.
                  Het is evenwel belangrijk om te beseffen dat levering van beschermingsmiddelen nog
                  steeds met onzekerheid is omgeven. Ten eerste moeten de bestelde beschermingsmiddelen
                  in voorkomende gevallen worden geproduceerd, daarna worden opgeleverd en vervolgens
                  moeten ze, vaak uit Azië via een luchtbrug naar Nederland worden vervoerd, wat gepaard
                  met meerdere logistieke schakels die tijd en inzet vergen. Daarnaast worden alle leveringen
                  ook aan een kwaliteitscontrole onderworpen in het opslagcentrum van het LCH, voordat
                  ze kunnen worden verspreid onder de zorginstellingen. Deze kwaliteitscontrole wordt
                  uitgevoerd op de dag van binnenkomst in het opslagcentrum van het LCH.
               
Het LCH heeft als hoofdtaak het inkopen van hulp- en beschermingsmiddelen voor de
                  Nederlandse gezondheidszorg. De internationale markt van hulp- en beschermingsmiddelen
                  wordt op dit moment gekenmerkt door een enorme mondiale vraag, waardoor schaarste
                  is ontstaan. Door de schaarste zijn de prijzen gestegen ten opzichte van de situatie
                  van voor de uitbraak van het Covid-19 virus. De vele aanbiedingen die het LCH ontvangt
                  worden zorgvuldig gecontroleerd op onder meer de kwaliteit, hoeveelheid, beschikbaarheid
                  en locatie. Het LCH opereert zonder winstoogmerk en probeert zo veel mogelijk reguliere
                  leveranciers te gebruiken.
               
Daar waar er geen schaarste is aan producten, maar een zorgaanbieder op zoek is naar
                  nieuwe leveranciers, kan het LCH hierin adviseren. In het geval van beademingsapparaten
                  zorgt het LCH ervoor dat de apparaten die door VWS zijn ingekocht, worden geleverd
                  aan de ziekenhuizen die door het LCPS zijn aangewezen.
               
In het Kamerdebat van 8 april jl. werd aandacht gevraagd voor de beschikbaarheid van
                  beschermingsmiddelen bij de industrie. Er zijn door bedrijven en instellingen de afgelopen
                  weken al veel hulpmiddelen gedoneerd, danwel centraal danwel decentraal aan zorginstellingen.
                  VNO-NCW en MKB-Nederland zullen een oproep doen aan andere bedrijven die dit nog niet
                  gedaan hebben dit voorbeeld te volgen. Evenwel geldt voor sommige vitale industrie
                  dat zij zelf ook beschermingsmiddelen nodig hebben. Ook om essentiële producten voor
                  de zorgsector te maken.
               
Met bovenstaande acht ik ook Kamervragen van het lid Jansen (PVV) van 14 april 2020
                  ook voldaan.19
b) Verdeelmodel
Alle mensen die werken in de zorg, binnen en buiten het ziekenhuis, moeten erop kunnen
                  rekenen dat zij hun werk veilig kunnen doen met voldoende beschermingsmiddelen. Dit
                  heeft de Minister voor MZS ook benadrukt in zijn gesprek met de vakbonden van 14 april
                  jl. Er is nog steeds sprake van een mondiale schaarste aan beschermingsmateriaal.
                  Het is daarom belangrijk dat nieuwe voorraden beschermingsmiddelen daar terecht komen
                  waar ze het meest nodig zijn, en dat alle zorgmedewerkers het beschermingsmiddel gebruiken
                  dat past bij de handelingen die zij uitvoeren. Hieronder ga ik in op het verdeelmodel,
                  de beschikbaarheid van beschermingsmiddelen in de zorg, de kwaliteit, mogelijkheden
                  tot hergebruik, en de productie in Nederland
               
De Minister voor MZS heeft om die reden, in overleg met zorgpartijen, een nieuw verdeelmodel
                  opgesteld voor een betere verdeling van beschermingsmiddelen over en binnen alle regio’s.
                  Tot nu toe was de verdeling van middelen sterk gebaseerd op het uitgangspunt dat patiënten
                  vooral in de acute zorg terecht zouden komen, waarbij een deel van de middelen voor
                  andere sectoren, waaronder de langdurige zorg, en voor noodsituaties, beschikbaar
                  was. Deze insteek past niet meer bij de actuele situatie, waarin steeds meer instellingen
                  in de langdurige zorg hebben moeten besluiten om COVID-19- patiënten te isoleren,
                  of aparte cohortafdelingen in te richten waar deze patiënten behandeld kunnen worden.
                  Daarnaast lopen medewerkers uit de verpleeghuizen, huisartsenzorg, wijkverpleging,
                  thuiszorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg, verloskunde
                  en maatschappelijke opvang risico’s als zij gevraagd worden om zorg te verlenen bij
                  (mogelijke) COVID-19-patiënten. Dat vraagt om een betere verdeling van de beperkte
                  middelen.
               
In de nieuwe systematiek gaat het niet zo zeer om een verdeling over sectoren, maar
                  om een verdeling op basis van besmettingsrisico’s in bepaalde behandelsituaties. Voor
                  de besmettingsrisico’s voor personeel en cliënten maakt het immers uit hoe risicovol
                  de behandeling is en hoeveel contact er is. Uitgangspunt is dat waar dezelfde risico’s
                  zijn ook dezelfde bescherming nodig is en beschikbaar moet zijn. Deze inzichten worden
                  gecombineerd met gegevens van het aantal besmette personen op wie die handeling betrekking
                  heeft en de behoefte aan materialen zoals die in regionaal verband worden verzameld.
                  De expertise van de GGD-GHOR, het RIVM, het Landelijke Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en
                  deskundigen uit de verschillende zorgsectoren is hierbij gebundeld. Dit model zal
                  de komende weken worden doorontwikkeld op basis van de praktische ervaring en inzichten
                  van experts. Daarbij worden ook de feitelijke ontwikkelingen in het aantal en de spreiding
                  van COVID-19 patiënten in de verdeling betrokken.
               
Dit nieuwe verdeelmodel moet helderheid bieden voor veldpartijen en is sinds maandag
                  13 april jl. doorgevoerd. Het gaat allereerst om mondmaskers, maar zal ook worden
                  benut voor andere materialen. Gelet op bijvoorbeeld het dreigende tekort aan isolatiejassen
                  heeft de Minister voor MZS het RIVM inmiddels verzocht ook een richtlijn op te stellen
                  voor het gebruik van jassen en schorten. Voor een verdeling naar behoefte is het ook
                  belangrijk dat de verschillende middelen in de praktijk op een gepaste manier gebruikt
                  worden, conform RIVM-richtlijnen. Daarvoor zijn inmiddels diverse factsheets voor de zorgsector ontwikkeld en gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.
                  De sterk vergrote testcapaciteit en het verruimde testbeleid dragen ook bij aan een
                  gepast gebruik van beschermingsmiddelen.
               
Als zorgaanbieders beschermingsmiddelen nodig hebben, kunnen zij hiervoor een bestelling
                  plaatsen bij hun regionale ROAZ-coördinator. Hiervoor is een portaal ingericht voor
                  aanvragen en uitgifte van hulpmiddelen, die dit weekend van start is gegaan. De verdeling
                  vindt plaats per ROAZ-regio. Daarbij wordt gekeken naar de behoefte en de beschikbare
                  voorraad. Op basis hiervan maken de ROAZ-coördinatoren een regionale toedeling per
                  dag. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) zorgt vervolgens dat de middelen
                  worden geleverd aan de zorgaanbieders. Zorginstellingen kopen in voorkomende gevallen
                  ook nog zelf schaarse persoonlijke beschermingsmiddelen in via eigen leveranciers.
                  Dat past binnen de huidige afspraken, mits zorginstellingen de inkoop via hun eigen
                  kanalen ook betrekken bij wat ze daarbovenop nog aanvragen bij het centrale verdeelsysteem,
                  en niet meer bestellen dan ze nodig hebben. De schaarse middelen moeten immers zo
                  zorgvuldig mogelijk worden verdeeld.
               
Hiermee geef ik invulling aan de motie van 8 april jl. van het lid Asscher (PvdA)20 over het op de kortst mogelijke termijn instellen van een landelijke regie voor alle
                  zorgsectoren buiten het ziekenhuis en zo de regie te nemen voor het maken van duidelijke
                  richtlijnen voor de zorg voor COVID-19-patiënten voor beschermende middelen en overige
                  noodzakelijke materialen en de spreiding hiervan en samen met organisaties in de zorg
                  de bekendheid en duidelijkheid van richtlijnen voor zorgmedewerkers te vergroten.
                  Tevens geef ik invulling aan mijn toezegging uit het debat van 8 april jl. om voor
                  Pasen te komen met een model ten aanzien van de verdeling van schaarste aan persoonlijke
                  beschermingsmiddelen over de verschillende zorgsectoren, en mijn toezegging om met
                  de Minister voor MZS en betrokken partijen (zoals LNAZ, LCH en GGD-GHOR NL) een praktische
                  handleiding op te stellen voor een evenwichtige verdeling van maskers. Tot slot geef
                  ik hiermee ook invulling aan de motie van het lid Wilders (PVV) over voldoende beschermingsmaterialen
                  voor alle zorgmedewerkers op de korts mogelijke termijn.21
In het gesprek van de Minister voor MZS met de vakbonden van 14 april jl. is ook aan
                  de orde gekomen dat het van belang is dat, als er volgens de RIVM-richtlijnen zorg
                  moet worden verleend maar geen passende beschermingsmiddelen voorhanden zijn, zorgverleners
                  in gesprek gaan met hun werkgever over alternatieven. Als dit geen oplossing biedt,
                  is het belangrijk melding te maken bij de Inspectie SZW en/of de Inspectie Gezondheidszorg
                  en Jeugd (IGJ).
               
Met bovenstaande acht ik ook de Kamervragen van het lid Kerstens (PvdA) van 14 april
                  2020 beantwoord.22
c) Kwaliteit persoonlijke beschermingsmiddelen
De bescherming van de gezondheid van werknemers is een groot goed. Werknemers in zorginstellingen
                  zijn ongerust over de kwaliteit van persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij de beschikbaarheid
                  van persoonlijke beschermingsmiddelen staat de veiligheid voorop.
               
Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten een conformiteitsbeoordelingsprocedure doorlopen.
                  Dit kost tijd. Die tijd is er nu niet. Daarom heeft de Europese Commissie recentelijk
                  een aanbeveling uit laten gaan (EU 2020/403) op grond waarvan tijdelijk niet-CE-gemarkeerde
                  persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen (en andere persoonlijke beschermingsmiddelen)
                  op de markt kunnen worden toegelaten, indien aan een aantal criteria is voldaan en
                  in afwachting van de latere conformiteitsprocedure. Om te voorkomen dat er onveilige
                  beschermingsmiddelen op de markt worden aangeboden, heeft de Commissie bepaald dat
                  de markttoezichthouder, in casu de Inspectie SZW, moet vaststellen of deze middelen
                  voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. Het betreffen hier alleen
                  persoonlijke beschermingsmiddelen die tijdelijk zijn toegelaten voor uitsluitend het
                  professionele gebruik door gezondheidswerkers.
               
De inspectie SZW werkt daartoe samen met het LCH om extra doorlooptijd te voorkomen.
                  Om te voorkomen dat er doublures ontstaan en omdat het RIVM een testfaciliteit heeft
                  ingericht, voert het RIVM de voorgeschreven tests uit ten aanzien van de ademhalingsbeschermingsmiddelen
                  die door het LCH geleverd worden. Hierbij testen wij zowel de pasvorm als de kwaliteit
                  van het filtermateriaal.
               
In de afgelopen weken is gebleken dat een deel van de aangeschafte ademhalingsbeschermingsmiddelen
                  (FFP2) niet volledig blijkt te voldoen aan de prestatie-eisen die zij claimen. Het
                  RIVM heeft van een aantal mondneusmaskers geconstateerd dat deze met een aanvullende
                  gebruikersinstructie om het masker passend te maken op het gezicht wel te gebruiken
                  zijn. Daarnaast zijn bepaalde mondneusmaskers niet te gebruiken in de setting met
                  de hoogste bescherming omdat het filtermateriaal niet aan deze hoge eisen voldoet
                  waar ze normaal voor bedoeld zijn, maar wel in een setting waar, conform de richtlijnen
                  van het RIVM, met een lager beschermingsniveau gewerkt kan worden omdat het blootstellingsrisico
                  daar lager is.
               
Ondanks het feit dat deze procedure (waaronder testen door RIVM en aanvullende RIVM-richtlijnen
                  voor een aangepast gebruik van deze middelen) niet geheel conform de wettelijke vereisten
                  is, heeft de Staatssecretaris van SZW, gelet op de uitzonderlijke situatie, ermee
                  ingestemd dat deze handelwijze wordt gevolgd en dat de Inspectie SZW tijdelijk de
                  door het RIVM gehanteerde normen en instructies voor gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
                  als uitgangspunt hanteert bij de invulling van haar toezichtstaken. Dit geldt ook
                  voor het hergebruik van mondneusmaskers en beschermende disposable isolatiekleding
                  (isolatiejassen, pakken, schorten en coveralls). De Minister voor MZS richt het proces
                  in, mede op basis van de richtlijnen van het RIVM, zodat aan een verantwoord beschermingsniveau
                  wordt voldaan.
               
d) Hergebruik mondmaskers en isolatiejassen
Hergebruik mondmaskers
Zoals ik in mijn vorige Kamerbrief heb gemeld, is het RIVM op verzoek van de Minister
                  voor MZS bezig om de verschillende initiatieven met betrekking tot hergebruik van
                  mondmaskers in kaart te brengen. Hierbij ligt in eerste instantie de focus op FFP2
                  maskers. Het RIVM heeft afgelopen week een expertbijeenkomst georganiseerd om kansrijke
                  methodes voor hergebruik aan te wijzen. Zowel stoomsterilisatie bij 121 graden als
                  sterilisatie met waterstofperoxide kwamen daarbij naar voren als processen die bekend
                  en beschikbaar zijn in veel zorginstellingen. Volgens het RIVM kan hergebruik via
                  stoomsterilisatie ertoe leiden dat per ziekenhuis per dag enkele duizenden mondmaskers
                  behandeld kunnen worden. Bij sterilisatie met waterstofperoxide kunnen per ziekenhuis
                  per dag enkele honderden maskers behandeld worden, aldus het RIVM. Dit is in lijn
                  met de resultaten uit eerder onderzoek van het RIVM.
               
De Minister voor MZS heeft het RIVM gevraagd om het onderzoek uit te breiden naar
                  overige FFP maskers en chirurgische mondmaskers. Hiermee is het RIVM direct aan de
                  slag gegaan, en de resultaten volgen in de komende weken. In overleg met zorginstellingen
                  wordt bezien of het mogelijk is om hergebruik verder op te schalen. Ook komt het RIVM
                  deze week nog met een advies voor het hergebruik van brillen.
               
Hergebruik isolatiejassen
Er is in overleg met het Ministerie van VWS, het RIVM en GGD GHOR Nederland gezocht
                  naar een mogelijkheid om gebruikte isolatiekleding op grote schaal te kunnen steriliseren.
                  Uiteindelijk bleek er in Nederland een bedrijf te zijn die dit op grote schaal toe
                  kan passen en per direct capaciteit beschikbaar heeft. Samen met drie grote wasserijen
                  in Nederland, die gezamenlijk voor bijna alle ziekenhuizen ook al de was verzorgen,
                  zijn vervolgens afspraken gemaakt om de gebruikte isolatiekleding heen en terug van
                  het ziekenhuis naar dit bedrijf te krijgen. Ziekenhuizen bieden hiervoor de gebruikte
                  isolatiekleding op de gebruikelijk manier, zoals ook bij vuil wasgoed, aan bij de
                  wasserijleverancier. Vervolgens zorgt de wasserij voor het transport van en naar de
                  sterilisatielocatie. Met dit proces kunnen 24/7 gebruikte isolatiejassen worden gesteriliseerd,
                  met een maximum van 15.000 jassen per dag. Op dit moment worden de laatste logistieke
                  stappen afgerond, waarna de service deze week beschikbaar zal zijn voor ziekenhuizen.
                  Hierover zal ik de betrokken koepels in de komende dagen informeren. De verantwoordelijkheid
                  voor het wel of niet hergebruiken van disposable isolatiejassen, en daarbij gebruik
                  te maken van sterilisatie via bijvoorbeeld gammastraling, ligt bij de zorginstelling.
                  Ik roep de zorginstellingen op deze service te gebruiken om zo een bijdrage te leveren
                  aan het oplossen van de landelijke tekorten. Ik ga met dezelfde partijen in gesprek
                  om te kijken of deze service ook voor andere zorginstellingen beschikbaar kan worden
                  gesteld.
               
e) Productie in Nederland
Productie van mondmaskers
In mijn vorige Kamerbrief heb ik u gemeld dat naar schatting de komende weken 7 miljoen
                  mondmaskers worden geproduceerd. Met verschillende bedrijven worden nu contracten
                  afgesloten, waaronder het bedrijf L-Mesitran en een consortium bestaande uit de bedrijven
                  Afpro, Auping en DSM. De productie start binnenkort. Ik verwacht dat vanaf begin mei
                  ongeveer 1,2 miljoen FFP2 maskers per week kunnen worden geproduceerd. Waarschijnlijk
                  kan deze productie verder worden opgeschaald naar 1,5 miljoen stuks per week. Voorwaarde
                  is steeds dat de mondmaskers voldoende veilig zijn. Er is op dit moment grondstof
                  beschikbaar voor de productie van 12 miljoen mondmaskers (FFP2) en er wordt komende
                  tijd gezocht naar grondstoffen om de productie verder uit te bouwen.
               
Om de afhankelijkheid van productie en import van beschermingsmiddelen uit niet-EU
                  landen nog verder te verminderen, ondersteunt het Ministerie van VWS – in nauwe samenwerking
                  met de Minister van EZK – verschillende nieuwe initiatieven om de nationale productie
                  van beschermingsmiddelen op te starten voor zowel chirurgische maskers als FFP2 maskers,
                  als de opstart van productie van isolatiejassen en andere beschermingsmiddelen zoals
                  «faceshields» (gezichtsmaskers) en spatbrillen. Waar nodig is er bereidheid om afnamegaranties
                  te bieden voor een vooraf bepaalde periode, opdat de bedrijven in kwestie de kosten
                  voor de opstart terug kunnen verdienen. Alle afnamegaranties zijn op voorwaarde dat
                  de kwaliteit van de producten voldoet aan de wettelijke kwaliteits- en beschermingsnormen
                  in Europa.
               
Met bovenstaande acht ik ook Kamervragen van de leden Hijink en Marijnissen (beiden
                  SP) van 14 april 2020 beantwoord.23
Productie van geneesmiddelen in Nederland
De IGJ brengt de mogelijkheden van productie van geneesmiddelen in Nederland in kaart.
                  De IGJ kijkt hierbij naar de bedrijven die een fabrikantenvergunning hebben voor de
                  productie van geneesmiddelen voor mensen of dieren die steriel moeten zijn (steriel
                  = vrij van micro-organismen). Dit zijn geneesmiddelen die via een infuus of injectie
                  worden toegediend. Op dit moment is sprake van een bovengemiddeld verbruik van steriele
                  geneesmiddelen vanwege de behandeling van COVID-19-patiënten.
               
Het gaat om ongeveer vijftien fabrikanten waarvan ongeveer tien fabrikanten voor humane
                  geneesmiddelen en vijf van veterinaire geneesmiddelen. Een aantal van deze fabrikanten
                  heeft aangegeven bereid te zijn om een deel van hun productiecapaciteit in te zetten
                  voor de productie van geneesmiddelen waarvoor tekorten dreigen. Het is wel goed om
                  te beseffen dat deze fabrikanten niet van de ene op de andere dag in staat zijn om
                  geneesmiddelen te produceren die ze nog niet eerder gemaakt hebben. Ze dienen bijvoorbeeld
                  te beschikken over de juiste bereidingsvoorschriften, apparatuur en testmethodes.
                  Ook dienen de benodigde grondstoffen verkrijgbaar te zijn.
               
Om deze inschatting te kunnen maken voor de IC-medicatie, brengt de IGJ de fabrikanten
                  in contact met het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG). Samen beoordelen
                  zij of de mogelijkheid bestaat tot productie van de gevraagde geneesmiddelen, voorbeelden
                  hiervan zijn propofol en midazolam. Ook een aantal belangrijke grondstofleveranciers
                  in Nederland is inmiddels benaderd, en medewerking is waar nodig geboden. Ook onderzoekt
                  de IGJ de mogelijkheden voor productie van andere geneesmiddelen waarvan het gebruik
                  toeneemt, zoals antibiotica en heeft hiervoor al enkele bedrijven benaderd. Het is
                  van belang dat de geproduceerde geneesmiddelen veilig en kwalitatief goed zijn.
               
5. Zorg voor patiënten in de curatieve sector
               
De COVID-19-epidemie en de gezondheidszorg die benodigd is om patiënten op te vangen,
                  heeft al enkele weken onze volle aandacht. De epidemie heeft effect op de zorgverlening
                  in alle sectoren. In de eerste en tweedelijns curatieve zorg is er in grote getalen
                  afgeschaald om zorg te kunnen leveren aan COVID-19-patiënten en om het risico op besmetting
                  tegen te gaan.
               
Zoals ik eerder in deze brief heb aangegeven, blijkt uit het OMT-advies dat het aantal
                  ziekenhuis- en IC-opnames op basis van de eerste ziektedag afvlakt c.q. een daling
                  laat zien die naar verwachting zal doorzetten. Een IC-bezetting van circa 1200 IC-bedden
                  (700 COVID- en 500 non-COVID-bedden) waarbij er kwalitatief goede IC-zorg kan worden
                  gegeven binnen de reguliere IC-afdelingen wordt naar verwachting rond 1 mei bereikt.
                  Dat geeft ruimte om na te denken over het weer opschalen van de zorg, te beginnen
                  met de urgente planbare zorg die nu is uitgesteld. En dat is ook noodzakelijk, om
                  ervoor te zorgen dat mensen weer de zorg ontvangen die ze nodig hebben en om te voorkomen
                  dat er meer gezondheidsschade ontstaat door uitstel.
               
We zien dat mensen als gevolg van de omgangsregels in de samenleving zoveel mogelijk
                  thuisblijven en proberen de zorg zo min mogelijk te belasten. We merken dat Nederlanders
                  terughoudend zijn geworden om vragen over hun gezondheid aan hun huisarts of behandelend
                  arts te stellen. Het is belangrijk dat mensen weten dat ze, ook tijdens de coronacrisis,
                  contact moeten blijven opnemen met hun zorgverlener.
               
Dit kan zowel de huisarts zijn als een andere behandelaar. Ook tijdens de coronacrisis
                     geldt:
                  
– Bent u of uw naaste bezorgd over uw gezondheid? Twijfelt u of iets kwaad kan? Of worden
                           uw klachten erger? Bel uw (huis)arts over uw klachten of zoek contact via internet
                           of e-mail.
                        
– De (huis)arts bekijkt samen met u wat in uw situatie het beste is.
Vorige week heeft de Minister voor MZS de NZa gevraagd om regie te voeren op het weer
                  opschalen van de zorg. Er vindt nu ook non-COVID-19 zorg plaats, maar minder dan voorheen.
                  Ik vind het belangrijk dat zo snel als mogelijk en verantwoord is, weer verder wordt
                  opgeschaald, zodat ook deze patiënten de zorg ontvangen die ze nodig hebben. Het oppakken
                  van de reguliere zorg moet wel zorgvuldig en veilig gebeuren. Natuurlijk moet hierbij
                  ook rekening worden gehouden met het beschikbaar blijven van voldoende COVID-19 capaciteit
                  (zowel IC als buiten de IC) en voldoende IC-capaciteit in den brede. Of zorg weer
                  kan worden opgeschaald hangt ook van andere factoren af. Dit moeten we op een gestructureerde
                  manier aanpakken om te voorkomen dat de druk op de zorg in termen van mensen, middelen
                  en capaciteit te hoog oploopt. Het is belangrijk om in beeld te brengen op welke manier
                  dit op een gestructureerde manier kan worden aangepakt. Daarbij gaat het om de volgende
                  zaken die hiervoor noodzakelijk zijn en waarover ik u in de komende brieven op de
                  hoogte houd.
               
a) Aandacht voor een goede balans
Er is in de laatste weken terecht veel aandacht geweest voor de belasting van het
                  zorgpersoneel als gevolg van de COVID-19-epidemie. Ik vind het belangrijk dat we hier
                  zowel nu als straks, bij het weer opschalen van de zorg, expliciet aandacht voorhebben.
                  Het is van groot belang dat we rekening houden met de draagkracht van het personeel
                  waarop nu zo’n zwaar beroep wordt gedaan. Opschalen doen we dus met respect voor de
                  grenzen die er zijn aan de inzet van de zorgverleners, die in de afgelopen periode
                  al een topprestatie hebben geleverd en die hun inzet ook weer naar een normaal niveau
                  moeten kunnen terugbrengen. Hun inzetbaarheid na zo’n zware periode zal mede bepalend
                  zijn voor de snelheid waarmee kan worden opgeschaald en wordt nadrukkelijk meegenomen
                  in de plannen. We leggen daarbij ook de verbinding met extrahandenvoordezorg.nl waar
                  heel veel aanmeldingen zijn om als zorgprofessional te helpen.
               
Daarnaast is het belangrijk dat zij hun werk veilig kunnen doen, met inachtneming
                  van de beschikbare middelen en testcapaciteit en waar mogelijk gebruik makend van
                  nieuwe digitale mogelijkheden en zorg op afstand. Want vanzelfsprekend maakt de zorg
                  ook onderdeel uit van de 1,5 metersamenleving. We bespreken met het veld hoe zij hier
                  in de praktijk vorm aan gaan geven.
               
b) Inzicht in de omvang van het vraagstuk
De NZa brengt het vraagstuk in kaart in overleg met de relevante veld- en overheidspartijen.
                  De NZa kijkt naar alle delen van de curatieve zorg en geeft inzicht in de (bovenregionale
                  of landelijke) knelpunten om de reguliere zorg doorgang te laten vinden en welke stappen
                  hiervoor nodig zijn. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de afgeschaalde capaciteit
                  in zorginstellingen, maar ook de afname van het aantal consulten en verwijzingen bij
                  de huisarts. Daarbij richt zij zich in eerste instantie op de huisartsenzorg en de
                  medisch-specialistische zorg, maar ook andere sectoren (onder meer eerstelijns zorg,
                  paramedische zorg, mondzorg, revalidatiezorg en ggz) worden meegenomen. Ook de IGJ,
                  het Zorginstituut Nederland en het RIVM zijn bij dit traject betrokken.
               
Op dit moment maakt de NZa met partijen aan de hand van data inzichtelijk hoeveel
                  reguliere zorg gebruikelijk in deze periode geleverd wordt en hoeveel er op dit moment
                  geleverd wordt. Dit biedt een indicatie van de zorgterugval. Daarbij gaat het om harde
                  cijfers, zoals de terugval in het aantal verwijzingen en inzicht in minder handelingen
                  in het ziekenhuis. De NZa heeft afspraken gemaakt met verschillende ziekenhuizen om
                  inzichtelijk te maken wat zij aan uitgestelde zorg verwachten en hoe en in welke volgorde
                  zij de zorg weer kunnen opstarten.
               
Ook is de NZa in samenwerking met het Zorginstituut en medisch professionals bezig
                  met het indelen van de verschillende typen zorg naar het tijdsbestek waarbinnen deze
                  moeten plaatsvinden. Bijvoorbeeld zorg die binnen een aantal weken moet worden geleverd
                  en zorg waarbij uitstel geen direct effect heeft. Ook is hierbij aandacht voor ook
                  de nazorg (na COVID-19).
               
c) Wat gebeurt landelijk en wat gebeurt regionaal?
Om de zorg zo effectief mogelijk doorgang te laten vinden heeft de NZa vorige week
                  aangegeven dat zij zoveel mogelijk gebruik wil maken van bestaande landelijke en regionale
                  structuren en initiatieven. De NZa brengt deze landelijke en regionale structuren
                  en initiatieven in kaart en vraagt zorgverzekeraars, medisch professionals en zorgaanbieders
                  om hun initiatief te delen. Dit gebeurt onder andere via het meldpunt bij de NZa en
                  via uitvragen bij relevante partijen. Het is belangrijk om te differentiëren tussen
                  wat regionaal en lokaal kan en wat landelijk nodig is. Dit is belangrijk omdat de
                  uitwerking per regio om een andere oplossing kan vragen. Een element van een regionale
                  aanpak kan bijvoorbeeld zijn dat ziekenhuizen aan huisartsen in hun adherentiegebied
                  laten weten welke planbare zorg wanneer weer wordt opgestart. Goede samenwerking met
                  de ketenpartners, bijvoorbeeld binnen het ROAZ en de primaire zorgverzekeraar in een
                  regio, zijn hierbij essentieel. Tegelijkertijd moet worden gekeken naar de prioritering
                  in de te verlenen zorg, waarbij ook landelijke afstemming- en coördinatievraagstukken
                  zoals we dat nu zien bij het Landelijk Coördinatiecentrum Patiëntenspreiding (LCPS)
                  aan de orde kunnen zijn. Een goede balans tussen beide niveaus en samenwerking van
                  bestaande en nieuwe initiatieven draagt bij aan het effectief doorgang laten vinden
                  van de zorg.
               
d) Communicatie
Ten slotte heeft de NZa aangegeven dat zij samen met alle partijen zo snel als mogelijk
                  de communicatie richting patiënten en burgers wil opzetten. Het is daarbij belangrijk
                  dat het een gezamenlijke boodschap is zodat het voor patiënten snel duidelijk wordt
                  waar zij met hun zorgvraag terecht kunnen.
               
6. Zorgcapaciteit buiten het ziekenhuis
               
De directeuren publieke gezondheid (DPG-en) van de GGD-regio’s zijn samen met de zorgpartijen
                  in de regio de afgelopen weken voortvarend aan de slag gegaan om voldoende plekken
                  te realiseren voor kwetsbare patiënten buiten het ziekenhuis, de vraag en het aanbod
                  voor deze plekken op elkaar af te stemmen en een coördinatiepunt te doen in te richten
                  voor de toeleiding van kwetsbare patiënten naar een passende plek. In veel regio’s
                  zijn initiatieven gestart om de capaciteit te verhogen en opvang te bieden aan kwetsbare
                  patiënten. Dit gebeurt deels in bestaande instellingen door het inzetten van bestaande
                  (of onbenutte) capaciteit (Corona-units), deels door het realiseren van extra capaciteit
                  (Coronacentra) in (tijdelijke) locaties. Zo heb ik begin deze week een bezoek gebracht
                  aan een zorghotel voor coronapatiënten in Zuid-Limburg. Ik heb bewondering voor het
                  werk dat daar in korte tijd is opgezet om zorg voor kwetsbaren in een hotel te bieden,
                  waarbij wordt samengewerkt door verschillende organisaties en disciplines.
               
Duidelijkheid over de financiering van (tijdelijke) zorglocaties (waaronder o.a. project-
                  en inrichtingskosten) en de geleverde zorgverlening is nodig om de voortgang bij het
                  realiseren van voldoende capaciteit te waarborgen. Met Zorgverzekeraars Nederland,
                  de NZa, de directeuren Publieke Gezondheid en ActiZ zijn op 9 april afspraken gemaakt
                  met als doel deze duidelijkheid te geven. Het betreft afspraken over de wijze van
                  besluitvorming, financiering en het inrichten van een werkbaar proces. Samen met DPG-en
                  bezie ik de noodzaak voor afspraken met gemeenten.
               
Op dit moment is er landelijk voldoende capaciteit gerealiseerd. Op dit moment zijn
                  volgens opgave van GGD-GHOR 4.930 bedden gerealiseerd en kan verder worden opgeschaald
                  met nog eens 3.283 bedden (peildatum 10–4, update 15–4). DPG-en werken daarbij toe
                  naar een slim opschaalbaar systeem van regionale capaciteit dat meebeweegt met de
                  feitelijke vraag zoals deze zich regionaal en landelijk ontwikkelt. Op 14 april heb
                  ik opnieuw overleg met de DPG-en gevoerd en heb ik geconstateerd dat de regionale
                  coördinatie voortvarend is opgepakt. De DPG-en werken met ondersteuning van het landelijke
                  bureau GGD GHOR en het LOT-c aan een informatievoorzieningssysteem over regionale
                  prognoses van de vraag naar – en het beschikbare aanbod van plekken buiten het ziekenhuis.
                  Op 15 april is een eerste versie gerealiseerd. Dit systeem zal de komende weken verfijnd
                  worden om vraag en aanbod regionaal goed op elkaar aan te blijven sluiten.
               
Ik verwacht dat de voorziene capaciteit en coördinatie de komende twee weken tot volledige
                  implementatie zal komen.
               
7. Beschikbaarheid geneesmiddelen
               
De Minister voor MZS zet alles op alles om geneesmiddelentekorten te voorkomen. De
                  uitgangspunten daarbij zijn een actueel inzicht creëren in vraag en aanbod (voorraden),
                  het in staat stellen van marktpartijen om de acties te nemen die zij nodig achten
                  en het maximaal inzetten van passende overheidsmaatregelen.
               
Geneesmiddelen voor patiënten met COVID-19
De rapportages van het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) geven inzicht
                  in de huidige voorraad van vier categorieën essentiële IC-medicatie (sedativa, pijnbestrijding,
                  spierrelaxantia en «overig»), maar ook in de toevoer die groothandels, fabrikanten
                  en bereiders verwachten op termijn. Dit biedt mogelijkheden om tijdig maatregelen
                  te treffen om tekorten te voorkomen.
               
Op basis van de laatste rapportage van het LCPS stelt het LCG dat voor alle vier de
                  categorieën essentiële IC-medicatie op dit moment gemiddeld voldoende voorraden zijn
                  (meer dan 14 dagen). Dit beeld wordt dagelijks geactualiseerd, waarbij ook de bezettingsgraad
                  van de IC bedden wordt meegenomen.
               
Het LCG coördineert ook de aankoop van geneesmiddelen of grondstoffen uit het buitenland,
                  om zo ook de toekomstige voorraad te borgen. Vorige week meldde ik u dat bij een stijging
                  van de bezettingsgraad van IC bedden naar 1800 er mogelijk een beperkte voorraad noradrenaline
                  zou zijn. Inmiddels heeft het LCG initiatieven ondernomen om de eigen bereidingen
                  door Nederlandse ziekenhuisapotheken te vergroten. Dat heeft ertoe geleid dat de voorraad
                  van noradrenaline sterk gestegen is. Ook is er additionele voorraad aan grondstof
                  beschikbaar gekomen. Ook brengt de IGJ potentiele fabrikanten van geneesmiddelen in
                  contact met het LCG.
               
Het LCG kijkt op dit moment met bijzondere aandacht naar propofol. De reden daarvoor
                  is dat zowel de aanvoer van propofol op middellange termijn (>3–4 weken) als de omvang
                  van gebruik in ziekenhuizen nog onvoldoende zekerheden kent. Propofol is geen reguliere
                  bereiding van de producerende ziekenhuisapotheken. Het LCG onderzoekt de mogelijkheden
                  om de voorraad aan propofol verder aan te sterken.
               
De Minister voor MZS neemt met maatwerk voorzorgsmaatregelen zodat ook in de huidige
                  marktomstandigheden Nederland een aantrekkelijke afzetmarkt blijft voor relevante
                  geneesmiddelen. Daarom wordt de wettelijke maximumprijs voor het geneesmiddel midazolam
                  losgelaten. Midazolam is een belangrijk geneesmiddel bij de behandeling van patiënten
                  met COVID-19. Het Meldpunt Geneesmiddelentekorten en -defecten heeft eerder aangegeven
                  dat er een risico is op tekorten voor dit middel, onder meer door de sterk toegenomen
                  vraag. Ook zijn er signalen over een verwachte stijging in de (internationale) inkoopprijzen
                  door deze toegenomen vraag. Gegeven deze ontwikkelingen en de noodzaak tot toegang
                  tot dit middel voor de behandeling van COVID-19, is het van belang dat de wettelijke
                  maximumprijs geen belemmering vormt voor de inkoop en het aanleggen van voorraden.
                  Daarom wordt tijdelijk afgezien van de vaststelling van een wettelijke maximumprijs
                  voor dit specifieke middel. Het LCG is ook actief bezig met het opschalen van de productie
                  van midazolam in Nederland
               
Midazolam wordt, net als enkele andere IC-middelen, ook gebruikt buiten de ziekenhuizen,
                  bijvoorbeeld bij behandeling in de thuissituatie of in verpleeghuizen. Het is belangrijk
                  om de beschikbaarheid van midazolam en andere geneesmiddelen voor alle patiënten –
                  binnen en buiten de ziekenhuizen – te borgen. Hier is, in overleg met onder andere
                  het LCG en de KNMP, aandacht voor. Op basis van de huidige informatie is er op dit
                  moment voldoende midazolam beschikbaar voor gebruik in de thuissituatie en in verpleeghuizen.
               
Ook in Europees verband worden maatregelen genomen om tekorten te voorkomen. Eerder
                  heeft de Europese Commissie een inventarisatie uitgevoerd bij de lidstaten voor welke
                  geneesmiddelen er tekorten zijn of worden verwacht. Geneesmiddelentekorten worden
                  ook bijgehouden door het Europese industry-SPOC systeem. De Europese aanpak is gericht
                  op samenwerking. De Europese Commissie heeft op 8 april 2020 richtsnoeren24 gepubliceerd waarin de lidstaten worden aangespoord – vanuit oogpunt van solidariteit
                  – de onderlinge exportbeperkingen voor medicijnen op te heffen en (disproportionele)
                  voorraadvorming tegen te gaan om een tekort aan geneesmiddelen elders in Europa te
                  voorkomen. Hierbij wordt ook aangegeven dat exportbeperkingen de werking van de interne
                  markt belemmeren. Daarnaast is de Europese Commissie is een gezamenlijke inkoopprocedure
                  gestart voor een aantal geneesmiddelen ter behandeling van COVID-19. Nederland heeft
                  hier in beginsel positief op gereageerd en ingeschreven op remdesivir.
               
Onderzoek en (experimentele) behandeling patiënten met COVID-19
Er wordt op veel vlakken gezocht naar een behandeling voor COVID-19. Dat varieert
                  van inzet van bestaande geneesmiddelen, tot studies naar nieuwe middelen, andere behandelingen
                  en uiteraard vaccins. Er is veel waardering voor alle energie en creativiteit die
                  we bij de onderzoekers aantreffen. Samenwerking is hierbij van groot belang. Een mooi
                  voorbeeld is het versnelde onderzoeksprogramma binnen Horizon 2020 waarin 18 projecten
                  zijn geselecteerd met 151 partners uit verschillende landen. Nederlandse partijen
                  doen actief mee in deze projecten. Ook op nationaal niveau wordt er samengewerkt.
                  In Nederland wordt het COVID-19 onderzoek gecoördineerd door ZonMW, in samenwerking
                  met bijvoorbeeld NWO en het Ministerie van VWS.
               
We vinden het belangrijk dat veelbelovende onderzoeken versneld vertaald worden naar
                  de kliniek, bijvoorbeeld in de vorm van klinische studies. Deze studies moeten veilig
                  en verantwoord worden ingericht, in lijn met de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
                  Er wordt getracht deze procedures zo snel, maar zorgvuldig, mogelijk te laten verlopen.
                  We zijn alle instanties dan ook erkentelijk voor het harde werk wat ze hierin verrichten.
                  Hierbij willen we ook aandacht hebben voor studies die patiënten uit verpleeghuizen
                  includeren, zodat bij succesvolle uitkomsten van dergelijke studies ook direct gekeken
                  kan worden waar mogelijkheden voor toepassingen in verpleeghuizen. Zo wordt kostbare
                  tijd gewonnen en tegelijkertijd wel de noodzakelijke zorgvuldigheid betracht In Nederland
                  zijn er inmiddels de nodige klinische studies opgestart. Hieronder lichten we toe
                  wat er nu op dit vlak in Nederland gebeurt.
               
De Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) geeft behandelopties met medicijnen
                     bij patiënten met COVID-19 en draagt zorg voor het steeds actualiseren van deze behandelopties
                     naar de laatste stand der wetenschap en praktijk. Er zijn op dit moment drie middelen
                     bekend waarvoor op basis van laboratoriumonderzoek (in-vitro data) gezegd kan worden
                     dat dat zij mogelijk iets zouden kunnen betekenen tegen SARS-CoV-2 (het coronavirus).
                     Dat zijn chloroquine, hydroxychloroquine en remdesivir.
                  
Inmiddels lopen in Nederland elf goedgekeurde klinische onderzoeken naar middelen
                     die mogelijk kunnen worden gebruikt bij de behandeling van COVID-19. Naast onderzoek
                     naar chloroquine, hydroxychloroquine en remdesivir wordt er onderzoek gedaan naar
                     de middelen tocilizumab, imatinib en IFX-1. Ook worden COVID-19 patiënten meegenomen
                     in een onderzoek dat verschillende behandelopties voor longontstekingen onderzoekt.
                     In twee andere studies wordt de inzet van Bacillus Calmette-Guérin vaccinatie onderzocht.
                     Verder wordt de inzet van plasma van genezen COVID-19 patiënten en het gebruik van
                     specifieke neutraliserende antilichamen onderzocht. Nederlandse ziekenhuizen leveren
                     ook gegevens aan de Europese DisCoVeRy trial waarin vijf behandelstrategieën onderzocht
                     op effectiviteit en veiligheid.
                  
Ten slotte, op 8 april jl. vroeg het lid Wilders (PVV) mij navraag te doen over de
                  casus waarin een huisarts aangaf patiënten te hebben genezen door ze experimenteel
                  te behandelen met een combinatie van geneesmiddelen. Ik heb, zoals toegezegd tijdens
                  het debat, hierover navraag gedaan bij de IGJ. Op woensdag 8 april 2020 heeft de inspectie
                  inderdaad de betrokken huisarts en apotheker telefonisch benaderd en met hen gesproken
                  over de door hen voorgeschreven en verstrekte geneesmiddelen. In deze gaat het om
                  de middelen hydroxychloroquine, azithromycine en zinkorotaat.
               
De inspectie hanteert als lijn dat zorgaanbieders in deze crisissituatie de ruimte
                  hebben om de zorg op afwijkende manieren te organiseren, mits hierbij het bieden van
                  veilige en verantwoorde zorg voorop staat. In deze zaak geldt dat voor de inspectie
                  de veiligheid voorop staat. Als een arts een middel voorschrijft voor een andere indicatie
                  dan waarvoor het door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is geregistreerd,
                  dan betreft het een off-label toepassing. Dit is in de Geneesmiddelenwet apart benoemd
                  en alleen toegestaan als er een richtlijn bestaat die is opgesteld door deskundigen.
                  Het betreft hier potentieel risicovolle behandelingen met een combinatie van geneesmiddelen.
                  De beroepsverenigingen hebben daarom een richtlijn opgesteld waarin aangegeven wordt
                  dat (hydroxy)chloroquine bij Covid-19 alleen gebruikt dient te worden bij bepaalde
                  patiënten met een ziekenhuisindicatie. De betreffende huisarts moet zich houden aan
                  deze behandelrichtlijn. De inspectie heeft hem hierop gewezen en ook aangegeven dat
                  het verboden is om door aanprijzende uitingen via (sociale) media reclame te maken
                  voor een – voor deze indicatie – ongeregistreerd geneesmiddel. Wanneer chloroquine
                  niet volgens de richtlijnen wordt voorgeschreven, dreigt er tevens een tekort voor
                  de mensen die het middel echt nodig hebben.
               
Ook in tijden van crisis is het nodig dat er een wetenschappelijke basis is voor het
                  toepassen van geneesmiddelen. Zoals benoemd in deze brief, lopen er op dit moment
                  verschillende studies die de werkzaamheid en veiligheid van verschillende geneesmiddelen
                  op patiënten met COVID-19 onderzoeken. Ondanks de goede bedoeling, moeten de arts
                  en apotheker uit Limburg wachten op de resultaten van dit onderzoek, voordat op eigen
                  initiatief wordt gestart met de behandeling van COVID19-patiënten.
               
8. Zorg voor kwetsbare mensen
               
De maatregelen die we nemen zijn erop gericht om kwetsbare mensen buiten het ziekenhuis
                  te beschermen. Bij deze aanpak hanteer ik steevast de volgende concrete uitgangspunten:
                  beperken fysieke en sociale contacten ter bescherming van kwetsbare mensen; zorgcontinuïteit
                  en voldoende opvang van kwetsbare mensen; maatregelen voor personeel en kwetsbare
                  mensen; sociale initiatieven stimuleren: omzien naar elkaar. In het onderstaande ga
                  ik in op de aanpak per sector en waar nodig wordt verwezen naar voorgaande paragrafen.
               
a) Verpleeghuiszorg
Ik besef dat het volhouden van het beperkte contact enorm veel vergt, zowel voor bewoners
                  als hun naasten. Je partner, kind, vader of ouder niet kunnen bezoeken valt in een
                  moeilijke tijd als deze extra zwaar. Juist in deze situatie en in de laatste levensfase
                  waarin mensen in het verpleeghuis verkeren, is er een diepe behoefte aan zingeving
                  en betekenisvolle relaties. Dat geldt ook voor mensen met (vergevorderde) dementie
                  voor wie de situatie extra verwarrend is. De zorgmedewerkers die dag en nacht klaar
                  staan voor de bewoners verdienen alle waardering voor hun werk in deze moeilijke en
                  psychisch belastende omstandigheden.
               
In het navolgende ga ik in op i) de huidige maatregelen, ii) zicht op de ontwikkelingen,
                  iii) ondersteuning aan aanbieders en zorgmedewerkers, en iv) de volgende fase.
               
i. Huidige maatregelen
Verpleeghuizen worden hard geraakt door de verspreiding van COVID-19. In verpleeghuizen
                  is sprake van een toenemend aantal besmettingen onder bewoners en hun zorgverleners.
                  Het gaat om een groep uiterst kwetsbare personen die meestal in groepsverband met
                  elkaar in het verpleeghuis wonen. Deze groep mensen is helaas gevoelig voor besmettingen,
                  ook treedt hier sterkte op die veel hoger ligt dan anders het geval is.
               
Het kabinet heeft eerder maatregelen genomen om bewoners en zorgmedewerkers te beschermen.
                     Deze zijn de afgelopen weken op onderdelen aangepast. Zoals ik eerder in deze brief
                     heb aangegeven, benadrukt het OMT in zijn advies van 14 april jl. het belang van goede
                     infectiepreventiemaatregelen in verpleeghuizen met naast adequaat gebruik van persoonlijke
                     beschermingsmiddelen ook aandacht voor algemene hygiënemaatregelen. De volgende maatregelen
                     zijn nu van toepassing:
                  
– Algemene hygiëne maatregelen volgens de richtlijnen van het RIVM.
– Bezoekregeling: wij hebben moeten besluiten dat de bewoners vooralsnog geen bezoek mogen ontvangen.
                           Dat was een moeilijk besluit, omdat het hard ingrijpt in het leven van de mensen.
                           In de laatste (palliatieve) fase is het wel mogelijk om afscheid te nemen en er is
                           een uitzondering opgenomen voor vrijwilligers die structureel helpen in verpleeghuizen.
                        
– Testbeleid: de sectoren buiten het ziekenhuis, waaronder de verpleeghuizen, sluiten aan bij het
                           algemene beleid. Het testbeleid voor medewerkers is vanaf 6 april verruimd en medewerkers
                           met klachten en direct patiëntencontact kunnen zich melden. Hiertoe hebben de GGD’en
                           testfaciliteiten ingericht en opgeschaald. Ook is het testbeleid voor bewoners verruimd.
                           In de richtlijn van Verenso geldt nu als uitgangspunt dat iedere patiënt met een verdenking
                           op COVID-19 wordt getest, ook na 1 à 2 positief geteste bewoners per afdeling, unit,
                           of woongroep om de behandeling en bescherming daarop zo goed af te stemmen.
                        
– Persoonlijke beschermingsmiddelen: in het nieuwe verdeelmodel is het uitgangspunt dat bij gelijke handelingen en risico’s
                           gelijke bescherming nodig is. Ook zorgmedewerkers in verpleeghuizen moeten veilig
                           hun werk kunnen doen met de juiste beschermingsmiddelen, of het nu gaat om aerosolvormende
                           handelingen, cohortverpleging of bij verpleging, verzorging en begeleiding van individuele
                           COVID-19 patiënten. Het OMT stelt dat het uit voorzorg gebruiken van persoonlijke
                           beschermingsmiddelen bij bewoners zonder (verdenking op) COVID-19 niet nodig is en
                           gelet op de aanhoudende schaarste van persoonlijke beschermingsmiddelen ook niet gewenst.
                        
– Verpleging van COVID-19 patiënten (volgens het behandeladvies van Verenso): bewoners bij wie de ziekte is geconstateerd, of van wie de artsen vermoeden dat zij
                           de ziekte hebben, worden geïsoleerd verpleegd. Dit gebeurt op een 1-persoonskamer
                           of afhankelijk van de situatie via cohortverpleging. Dit bevordert een goede verpleging
                           en goed gebruik van beschermingsmiddelen. Het OMT adviseert voorts dat medewerkers
                           bij voorkeur niet op verschillende locaties dienen te werken om zo het risico op overdracht
                           te verminderen.
                        
– Er is extra capaciteit buiten het ziekenhuis georganiseerd in de regio. In paragraaf 6 ben ik ingegaan op de stand van zaken.
Bovengenoemde maatregelen zijn in nauwe samenspraak met de koepelorganisaties, beroepsgroepen,
                  het RIVM, IGJ en GGD GHOR Nederland ontwikkeld en uitgevoerd. Met deze partijen heb
                  ik vanaf het begin van deze crisis structureel dagelijks overleg over: wat er speelt,
                  wat er nodig is, wat we moeten doen en waar bijstelling nodig is. Daarnaast is er
                  ook vanuit VWS periodiek en direct contact met zorgaanbieders om van hen te vernemen
                  wat de uitvoeringspraktijk is, goede voorbeelden en zorgen die zij hebben. Het gaat
                  dan om de volgende vragen: i) ervaring testbeleid, ii) ervaring bpm, iii) uitvoering
                  van adviezen/richtlijnen, iv) ervaring bezoekersregeling, v) goede praktijken van
                  liefdevolle zorg.
               
De IGJ onderhoudt telefonisch contact met de zorgaanbieders van verpleegzorg. Het
                  streven is dat de IGJ periodiek met alle zorgaanbieders belt en vraagt naar de uitvoeringspraktijk.
                  Als er signalen zijn, dan informeert de inspectie of de zorginstelling de zorg die
                  nodig is nog georganiseerd krijgt, of er voldoende beschermingsmiddelen zijn en of
                  de organisatie is aangesloten bij de regionale structuren. Als er bij de zorgverlening
                  risico’s ontstaan voor de veiligheid van cliënten en patiënten, dan verwacht de inspectie
                  dat zorgaanbieders dat melden bij de inspectie.
               
ii. Zicht op de ontwikkelingen
In de vorige brief heb ik uw Kamer toegezegd om een beeld te geven van het aantal
                     COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. Het huidige beeld ziet
                     er als volgt uit25:
                  
– Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 worden in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde
                           geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs
                           melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
                        
– Het RIVM (peildatum 14 april) schat dat tot nu toe bij zo’n 4.000 bewoners van verpleeghuizen
                           een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan 967 mensen als overleden zijn gemeld.
                           Het is een schatting, omdat de verblijfplaats niet altijd goed geregistreerd wordt.
                        
– Doordat tot april 6 niet na 1 à 2 positief geteste patiënten per afdeling/unit/woongroep
                           niet breder getest werd, is er waarschijnlijk een aanzienlijke onderrapportage ten
                           opzichte van het werkelijke aantal personen met bevestigde COVID-19.
                        
– De cijfers van het RIVM laten ook zien dat bij circa 900 locaties een bevestigde besmetting
                           van 1 of meer personen is vastgesteld.26
                           Dit is ongeveer 40% van het totaal aantal verpleeghuislocaties in Nederland.
                        
– Het aantal meldingen van bevestigde COVID-19 besmettingen door «nieuwe» verpleeghuislocaties neemt overigens sinds de week 13 (24-29 maart), een week na de start van bezoekregeling,
                           af. Daarbij is wel sprake van een divers beeld; uitzondering op deze trend zijn de
                           regio’s Zuid-Holland en Overijssel. Ook zien we dat het aantal besmettingen per locatie
                           in de afgelopen periode toeneemt.
                        
– Naast de cijfers van het RIVM biedt informatie uit de Elektronische Patiënt Dossiers
                           (EPD’s) inzicht in het aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in een verpleeghuis. Op 14 april bedroeg het aantal verdenkingen
                           van een COVID-19-besmetting 3.024 patiënten. Ook is waarschijnlijk sprake van onderrapportage,
                           omdat de registratie van COVID-19 vooralsnog in ongeveer 2/3 van alle EPD’s plaatsvindt.
                        
– Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens
                           uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM
                           samen.
                        
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door
                  COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere
                  verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we
                  inzetten zodanig werken dat het aantal meldingen per dag van nieuwe verpleeghuislocaties
                  afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen
                  effect te sorteren.
               
Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben en zullen hebben.
                  Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen
                  zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
               
iii. Ondersteuning van zorgaanbieders en zorgmedewerkers
Delen van kennis
Bestuurders en zorgmedewerkers ervaren de richtlijnen van het RIVM en Verenso veelal
                  als behulpzaam bij de aanpak van COVID-19 in eigen organisatie. Ook het delen van
                  kennis door onder andere de brancheorganisaties Actiz en Zorgthuisnl wordt als waardevol
                  ervaren. Ook via Vilans en het bestaande actieprogramma «Waardigheid en Trots op locatie»
                  (WOL) wordt hulp geboden. Dat gebeurt door vragen van zorgaanbieders te beantwoorden,
                  het maken van een handboek en delen van voorbeelden. Bij de deelnemers is geïnventariseerd
                  waaraan zij in deze fase behoefte hebben. Een aantal van hen heeft aangegeven de ondersteuning
                  van de «WOL»-coaches te kunnen benutten bij het organiseren van een goede corona-aanpak
                  in de eigen organisatie. Ook zorgaanbieders die nog niet aan WOL deelnemen, maken
                  hiervan gebruik.
               
Vilans, kennisorganisatie voor de langdurende zorg, heeft sinds de start van de COVID-19
                  crisis, beschikbare kanalen – kennispleinen, programma’s, projecten en producten –
                  ingezet om zorgprofessionals en overige betrokkenen in de langdurige zorg van goede
                  kennis te voorzien. Vilans vertaalt kennis en informatie van het RIVM voor professionals
                  en verbindt dit met kennisdossiers over hygiëne en veiligheid. Zij bundelt informatie
                  en kennis van partners zoals beroeps- en brancheverenigingen, academische netwerken
                  en andere kennisorganisaties om professionals in het veld toe te rusten om de uitdagingen
                  van het coronavirus veilig en doelmatig aan te kunnen gaan. De informatiebehoefte
                  van het veld blijkt uit de sterk gestegen bezoekcijfers van de websites. Op peildatum
                  10 april is het aantal gestegen naar gemiddeld 720.000 per maand.
               
Helpdesks voor aanbieders en zorgmedewerkers
Actiz heeft een telefonische helpdesk ingericht voor aanbieders. Hun leden ontvangen
                  dagelijks updates over de laatste ontwikkelingen. Daarnaast organiseren ze Webinars
                  over specifieke thema’s die op dat moment spelen. Naast het delen van kennis en ondersteuning
                  via Actiz, Vilans en het actieprogramma «Waardigheid en Trots op locatie» kan het
                  voor kleinere zorgaanbieders die niet zijn aangesloten bij bijvoorbeeld Actiz behulpzaam
                  zijn om vragen te kunnen stellen aan een «helpdesk». Zij beschikken immers niet over
                  voldoende stafcapaciteit. Ik zal met koepelorganisaties bespreken of en hoe de helpdeskfunctie
                  kan worden versterkt en de GGD’s daarbij betrekken. In de praktijk blijkt bij verpleeghuizen
                  ook behoefte te zijn aan kennis van infectieziekten.
               
Telefonische supporthelpdesk ouderengeneeskunde: Verenso en Actiz zijn bezig met de
                     opzet van een supporthelpdesk ouderengeneeskunde voor medische teams in verpleeghuizen. Zij
                  kunnen 24 uur per dag naar deze supportdesk bellen om de kennis en expertise van de
                  specialist ouderengeneeskunde in te schakelen. Het kan ook gaan om het tijdelijk overnemen
                  van supervisie en achterwacht en zo nodig mentale coaching.
               
«Sterk in je werk – Extra coaching voor de zorg» is een initiatief van werkgeversvereniging
                  Regioplus en vakbond CNV. Zorgprofessionals kunnen zich melden op de site www.sterkinjewerk.nl/extra-coaching. Professionele coaches bieden op vrijwillige basis een luisterend
                  oor en laagdrempelige mentale ondersteuning.
               
Het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP:
                  Zorgmedewerkers kunnen ook terecht bij het voor complexe psychische hulpvragen zoals
                  traumaverwerking en PTSS-klachten. Dit contactpunt wordt bemenst door gespecialiseerde
                  psychologen en is 7 dagen per week bereikbaar tussen 8:30 en 21:30 uur op telefoonnummer
                  088 – 3305500.
               
Goede voorbeelden van liefdevolle zorg in verpleeghuizen
In het plenaire debat d.d. 8 april 2020 heeft het lid Krol (50PLUS) per motie27 het kabinet verzocht te bevorderen dat zoveel mogelijk zorginstellingen een soortgelijke
                  voorziening (bezoekershuisje) realiseren als het voorbeeld van een Wassenaarse zorginstelling.
                  Die heeft een bezoekershuisje geplaatst zodat bewoners en familie elkaar kunnen zien
                  en spreken, conform de richtlijnen van het RIVM. Ik vind dit een sympathieke manier
                  om bewoners en familie met elkaar in contact te brengen en zal dit voorbeeld actief
                  onder de aandacht van de sector brengen. Elke dag zie ik opnieuw hoe zorgmedewerkers
                  toegewijd liefdevolle zorg blijven bieden ondanks de noodzakelijke COVID-19 maatregelen.
                  In de verpleeghuizen zijn allerlei initiatieven ontwikkeld om bewoners in contact
                  te brengen met hun naasten. In de bijlage doe ik u een overzicht toekomen van een
                  aantal voorbeelden hiervan28. Op de website Vilans en www.waardigheidentrots.nl worden dagelijks nieuwe initiatieven belicht en opgenomen. Ook is er een dagelijks
                  Ouderenjournaal van Omroep MAX. Het programma geeft tips voor afleiding en vermaak.
                  Hiermee kom ik ook tegemoet aan mijn toezegging aan het lid Heerma (CDA) om goede
                  voorbeelden in verpleeghuiszorg te benoemen die bedoeld zijn om eenzaamheid tegen
                  te gaan en contact te bevorderen.
               
iv. De volgende fase
In de komende weken verken ik aanpassingen van de maatregelen, waarbij ik rekening
                  blijf houden met enerzijds de noodzakelijke bescherming van kwetsbare mensen en anderzijds
                  liefdevolle zorg en de kwaliteit van leven. Beide aspecten zijn belangrijk in de afwegingen
                  over hoe we de volgende fase verder invulling geven. Ik zal met bestuurders van zorgorganisaties,
                  zorgprofessionals, experts en cliëntenorganisaties verkennen welke aanvullende initiatieven
                  een plek kunnen krijgen in een vervolgaanpak en betrek daarbij ook de reeds opgedane
                  ervaringen.
               
Verder adviseert het OMT om het voorstel van vertegenwoordigers van de ouderenzorg
                     verder uit te werken en aan te vullen. Het voorstel bestaat uit drie onderdelen:
                  
1. Adequate toepassing van persoonlijke beschermingsmiddelen in een cohortsetting als
                           er een besmetting gemeld is.
                        
2. Een breed testbeleid voor medewerkers al bij de eerste lichte symptomen.
3. Een breed en laagdrempelig testbeleid bij verpleeghuisbewoners i.v.m. een vaak atypisch
                           ziektebeeld bij deze personen.
                        
De uitwerking verwacht ik spoedig te ontvangen. Over de eerste twee adviezen kan ik
                  u reeds melden dat ik die heb opgepakt met de betrokken partijen (zie kopje huidige
                  maatregelen). Ik kom in mijn volgende stand van zaken brief terug op de uitwerking.
               
b) Gehandicaptenzorg
i. Huidige maatregelen
Ook de gehandicaptenzorg ziet zich geconfronteerd met de gevolgen van de voortdurende
                  COVID-19 crisissituatie. Cliënten (en naasten) zijn verdrietig omdat er al enkele
                  weken geen bezoek mogelijk is en in veel gevallen is de dagbesteding gesloten. Dagbesteding
                  die zo cruciaal is voor cliënten vanwege de structuur en plezier die het cliënten
                  biedt. Geen bezoek en geen dagbesteding betekent weinig sociale contacten en dat heeft
                  een grote impact op de emotionele en psychische gesteldheid van mensen. Tegelijkertijd
                  werken alle artsen verstandelijk gehandicapten, begeleiders, verzorgers, verpleegkundigen,
                  bestuurders en ondersteunend personeel er hard aan om het dagelijks leven van cliënten
                  zo goed mogelijk door te laten lopen en degenen die ziek zijn vanwege COVID-19 te
                  begeleiden, verzorgen en verplegen. Zij verdienen onze waardering.
               
De bewoners van deze instellingen wonen meestal ook in groepsverband bij elkaar, wat
                  betekent dat ook hier de benodigde maatregelen worden genomen om besmetting te voorkomen.
               
Door het kabinet en de gehandicaptensector zelf zijn verschillende maatregelen genomen
                  om bewoners en zorgmedewerkers te beschermen:
               
– Bezoekersregeling: de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft haar leden geadviseerd dat
                        bewoners van zorginstellingen vooralsnog geen bezoek mogen ontvangen, tenzij het contact
                        met de familie of vrijwilliger van essentieel belang is voor de bewoner. Voor cliënten
                        in de gehandicaptenzorg is contact met hun naasten van groot belang voor hun psychische
                        en sociale gesteldheid. Dan is zeer beperkt bezoek door één persoon per dag mogelijk.
                        Als in een instelling of locatie COVID-19 wordt geconstateerd, geldt een volledig
                        bezoekverbod. Het bezoekersverbod grijpt hard in op het leven van de mensen.
                     
– Testbeleid: de gehandicaptenzorg sluit aan bij het testbeleid voor zorgmedewerkers in sectoren
                        buiten het ziekenhuis, dat vanaf 6 april jl. is verruimd conform de richtlijnen van
                        het RIVM.
                     
– Persoonlijke beschermingsmiddelen: de gehandicaptenzorg is meegenomen in de nieuwe prioritering van beschermingsmiddelen
                        zoals eerder in deze brief is aangegeven. Dit betekent dat medewerkers in aanmerking
                        komen voor mondmaskers op het moment dat zij handelingen uitvoeren bij besmette personen
                        waarvoor deze middelen noodzakelijk zijn. Dit is zowel bij aerosolvormende handelingen
                        als bij cohortverpleging als bij verpleging, verzorging en begeleiding van individuele
                        COVID-19 patiënten.
                     
ii. Zicht op de ontwikkelingen
Ik wil de komende tijd ook beter zicht krijgen op de effecten van de maatregelen in
                  de gehandicaptenzorg, met het oog op verdere besluitvorming en aanvullende acties.
                  Kwaliteit van leven van bewoners is daarbij een belangrijk onderdeel. Om dat zicht
                  te verkrijgen vindt het volgende plaats:
               
– Het RIVM krijgt informatie van de GGD’en over de mensen die zijn overleden aan COVID-19.
                        De Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (Radboud) heeft in overleg met de
                        VGN en de Nederlandse Vereniging van Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAGV) een
                        corona registratie opzet voor de gehandicaptenzorg. In deze registratie leggen de
                        AVG artsen gegevens over COVID-19-besmettingen in de gehandicaptenzorg vast. Inmiddels
                        gebruiken de AVG artsen van 58 zorgaanbieders deze registratie. Bezien wordt nog hoe
                        het RIVM deze informatie kan gaan benutten.
                     
– De IGJ onderhoudt telefonisch contact met de zorgaanbieders van gehandicaptenzorg.
                        Het streven is dat de IGJ periodiek met alle zorgaanbieders belt en vraagt naar de
                        uitvoeringspraktijk.
                     
– De VGN verzamelt kennis over de uitvoeringspraktijk en mogelijke verbeterpunten en
                        deelt deze kennis onder haar leden.
                     
– Ook vanuit VWS is bijna dagelijks contact met de zorgaanbieders om zicht te krijgen
                        op de uitvoeringspraktijk, goede voorbeelden en zorgen die er leven.
                     
Aantal besmettingen in instellingen voor gehandicaptenzorg
Uit het cijfers van het RIVM (peildatum 14 april), gebaseerd op GGD-meldingen, blijkt
                  dat bij 564 cliënten sprake is van een bevestigde besmetting. Ondertussen zijn 94
                  cliënten met een bevestigde besmetting overleden. De cijfers van het RIVM laten ook
                  zien dat bij 287 (ongeveer 11%) gehandicaptenzorglocaties sprake is van ten minste
                  één bevestigde COVID-19 besmetting.
               
Uit de onlinedatabase van het Radboud UMC, waaraan 58 organisaties deelnemen, blijkt
                  dat AVG-artsen 600 verdenkingen hebben gemeld en dat bij 189 patiënten COVID-19 met
                  een test is vastgesteld. Van de positief geteste patiënten zijn er ondertussen 18
                  overleden. Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen worden afspraken gemaakt
                  of registraties over een (verdenking van) COVID-19 besmetting uit de Elektronische
                  Cliënt Dossiers (ECD’s) aan het RIVM verstrekt kunnen worden.
               
iii. Ondersteuning van zorgaanbieders en zorgmedewerkers
Delen van kennis
Bij de instellingen voor de gehandicaptenzorg vinden vele inspanningen plaats om bewoners
                  en hun familie met elkaar in contact te brengen. Zorgaanbieders én zorgverleners blijven
                  manieren vinden om bewoners een zinvolle dag te kunnen laten beleven. Bijvoorbeeld
                  de VGInnovators hebben het digitale platform DigiDagbesteding.nl gelanceerd om begeleiders,
                  cliënten en familie en vrienden te helpen. Zij kunnen op het Platform zoeken naar
                  activiteiten voor cliënten tijdens de sluiting van de dagbestedingslocaties. Het platform
                  kent inmiddels 1500 unieke bezoekers per dag en wordt gevuld door medewerkers van
                  de verschillende zorgorganisaties. Ook is extra aandacht voor manieren om het gesprek
                  te voeren met mensen met een verstandelijke beperking. De VGN verzamelt deze goede
                  voorbeelden en maakt deze via haar website toegankelijk.
               
Voor de gehandicaptenzorg werkt Vilans op dit moment aan «quick wins» voor het thema
                  Zorg en contact op afstand. Bestaande kennis over zorg en contact op afstand is gebundeld
                  en geactualiseerd. Daarnaast worden voortdurend goede voorbeelden verzameld van organisaties
                  die actief werken met beeldbellen.
               
Helpdesk en nieuwsbrief
De VGN heeft haar telefonische helpdesk voor aanbieders uitgebreid voor Covid 19-gerelateerde
                  vragen. Daarnaast is er een speciaal e-mailadres opengesteld voor dergelijke vragen.
                  De VGN stuurt haar leden verder dagelijks een digitale nieuwsbrief en maakt dagelijkse
                  updates van de Q&A’s op haar website.
               
«Sterk in je werk – Extra coaching voor de zorg» is een initiatief van werkgeversvereniging
                  Regioplus en vakbond CNV. Zorgprofessionals kunnen zich melden op de site www.sterkinjewerk.nl/extra-coaching. Professionele coaches bieden op vrijwillige basis een luisterend
                  oor en laagdrempelige mentale ondersteuning.
               
Het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP:
                  Zorgmedewerkers kunnen ook terecht bij het voor complexe psychische hulpvragen zoals
                  traumaverwerking en PTSS-klachten. Dit contactpunt wordt bemenst door gespecialiseerde
                  psychologen en is 7 dagen per week bereikbaar tussen 8:30 en 21:30 uur op telefoonnummer
                  088 – 3305500.
               
iv. De volgende fase
Ook in de gehandicaptenzorg zal ik de komende weken inventariseren welke aanvullende
                  initiatieven een plek kunnen krijgen om goede en veilige zorg te verlenen in deze
                  COVID-19 crisistijd in combinatie met mogelijk meer ruimte voor de kwaliteit van leven
                  van bewoners te bieden. De voorbeelden bij zorgaanbieders worden daarvoor in beeld
                  gebracht. Ook kan worden gedacht aan nieuwe initiatieven voor de bescherming van bewoners
                  tegen de ziekte. Ik zal de zorgaanbieders in mijn dagelijkse contacten vragen hun
                  inzichten, ervaringen en ideeën hieromtrent met mij te delen, zodat er een netwerk
                  vol kennis en ervaring kan ontstaan dat de komende periode helpt bij het voorbereiden
                  van volgende fase.
               
c) Geestelijke gezondheidszorg
Bij het debat over de ontwikkelingen rond het coronavirus van 8 april jl. heeft uw
                  Kamer de motie van het lid Segers c.s. aangaande preventieve maatregelen voor mentaal
                  welzijn aangenomen29. De motie verzoekt de regering, samen met relevante veldpartijen op korte termijn
                  preventieve maatregelen te nemen om de negatieve gevolgen voor het mentaal welzijn
                  te beperken, en daarnaast verschillende scenario's uit te werken voor opvang van een
                  toenemende vraag naar ggz en geestelijke verzorging, waarbij aandacht is voor specifieke
                  doelgroepen zoals zorgpersoneel, patiënten en huidige ggz-cliënten.
               
Hieronder meld ik namens de Staatssecretaris van VWS hoe gewerkt wordt aan de uitvoering
                  van deze motie. Voor goede voorbeelden van geestelijke verzorging verwijs ik u naar
                  de betreffende paragraaf in deze brief.
               
i. Reeds ingezette preventieve maatregelen en initiatieven
Het is in deze moeilijke periode van belang dat we oog houden voor de mentale gezondheid
                     van alle mensen in onze samenleving en in het bijzonder ons zorgpersoneel, de patiënten
                     (die met corona te maken kregen) en de ggz-cliënten. Gelukkig zijn veel mensen en
                     organisaties bereid om elkaar te helpen en is er reeds een aantal preventieve maatregelen
                     en initiatieven ingezet. Zo bieden professionele coaches via het initiatief «Sterk
                     in je werk» op vrijwillige basis hulp aan zorgprofessionals die het zwaar hebben in
                     deze periode. Diverse ggz instellingen hebben voor deze periode zelfinitiatief genomen
                     voor aanvullende hulpaanbod aan hun werknemers. Voor gespecialiseerde hulp aan zorgprofessionals
                     zal worden doorverwezen naar ARQ IVC, onderdeel van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum
                     (ARQ IVC is 7 dagen per week tussen 08:30 en 21:30 uur bereikbaar op 088 – 330 5500).
                  
Om het zorgpersoneel te ondersteunen, zijn er onder andere vanuit het Ministerie van
                     Defensie en het Nederlands Instituut van Psychologen webinars beschikbaar gesteld die zorgprofessionals handvatten bieden voor het werk in bijzonder
                     stressvolle situaties. Voor ons allemaal grijpt deze crisis in op ons dagelijks leven.
                     Dit kan als stressvol worden ervaren. Bestaande hulplijnen zoals bijvoorbeeld de Luisterlijn,
                     de Kindertelefoon, MIND Korrelatie, en 113 zelfmoordpreventie hebben daarom hun diensten
                     en openingstijden uitgebreid. Daarnaast zijn er verschillende (anonieme) e-mental
                     health mogelijkheden beschikbaar.
                  
Veel mensen die op dit moment zorg ontvangen in de ggz zijn extra kwetsbaar door de
                  situatie waarin ze verkeren. De zorgaanbieders en professionals maken zich sterk om
                  de noodzakelijke behandeling en begeleiding zoveel mogelijk doorgang te laten vinden.
                  De richtlijn «GGZ en COVID-19» geeft hen hierbij de noodzakelijke handvatten. Bovendien
                  delen koepels, aanbieders en professionals, onder meer via websites en sociale media,
                  veelvuldig goede voorbeelden die relevant zijn voor behandelvormen in de ggz gedurende
                  deze coronacrisis. Deze opsomming is niet uitputtend, maar toont aan dat partijen
                  bezig zijn preventieve maatregelen te ontwikkelen en in te zetten om de negatieve
                  gevolgen voor het mentale welzijn van uiteenlopende doelgroepen te beperken.
               
i. Scenario’s
De Staatssecretaris en ik zijn met u van oordeel dat het goed is om naast het inzetten
                  van maatregelen en delen van goede initiatieven meer inzicht te krijgen in de gevolgen
                  van de coronacrisis op het mentale welzijn, en ons handelingsperspectief om dit welzijn
                  positief te beïnvloeden. Dan gaat het zowel om de invloed van mensen die zich reeds
                  in een kwetsbare positie bevinden als om de samenleving als geheel. De Staatssecretaris
                  van VWS zet hiertoe op korte termijn onderzoek uit naar psychisch welzijn, in relatie
                  tot de corona-crisis. De voorbereidingen hiertoe zijn reeds gaande, onder andere in
                  afstemming met het Trimbos-instituut en via ZonMw. We maken zoveel mogelijk gebruik
                  van bestaande kennisnetwerken. Resultaten die we hieruit willen ophalen moeten enerzijds
                  handvatten bieden voor de korte termijn, zoals het type benodigde psychosociale ondersteuning
                  op dit moment. Anderzijds kan het handelingsperspectief bieden voor hoe we de mentale
                  gezondheid in de periode direct na de crisis bevorderen, bijvoorbeeld door in kaart
                  te krijgen welk type mentale klachten op langere termijn tijdige nazorg vereisen.
                  Zowel de gestarte initiatieven als het onderzoek gebruikt de Staatssecretaris van
                  VWS voor het laten ontwikkelen van scenario’s voor de wijze waarop we de ggz kunnen
                  inzetten voor het mentale welzijn van de samenleving. Voorlopig gaan we uit van vier
                  doelgroepen binnen deze scenario’s: iedere Nederlander die wordt geraakt door de crisis,
                  bijvoorbeeld door baanverlies of eenzaamheid, de zorgprofessionals en mantelzorgers
                  en zorgvrijwilligers die betrokken zijn bij de zorg aan mensen met het coronavirus,
                  patiënten die in het ziekenhuis zijn behandeld vanwege een coronabesmetting, en patiënten
                  in de ggz die al een mentale kwetsbaarheid kenden.
               
d) Maatschappelijke opvang
De richtlijn «opvang van dak- en thuisloze mensen» – die de Staatssecretaris van VWS
                     in samenwerking met RIVM, IGJ, VNG, Valente en COMO heeft opgesteld – geeft gemeenten
                     en aanbieders duidelijkheid over wat minimaal geregeld moet worden voor deze groep.
                     Het beeld is dat gemeenten en aanbieders hier op een goede manier invulling aan geven.
                     Naast het zo goed mogelijk helpen van dak- en thuisloze mensen neemt de overheid in
                     deze tijd extra maatregelen om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk te voorkomen:
                  
– Gemeenten krijgen de ruimte tijdelijk af te wijken van de regels rond de verplichte
                           zoektermijn van vier weken, waardoor zij jongeren van 18 tot 27 jaar versneld een
                           bijstandsuitkering kunnen toekennen.30
– Het kabinet heeft met verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen (Aedes, Vastgoed
                           Belang, IVBN, Kences, VLBN, de Woonbond en LSVb) afgesproken tijdens de crisisperiode
                           geen huisuitzettingen te doen, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten
                           of extreme overlast.31
– De Minister voor Milieu en Wonen, hypotheekverstrekkers en woonpartijen (Nederlandse
                           Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, Nationale Hypotheekgarantie en
                           Vereniging Eigen Huis) hebben afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat huiseigenaren
                           niet op straat komen te staan ten tijde van de coronacrisis. Hypotheekverstrekkers
                           zoeken met huiseigenaren naar oplossingen zoals het uitstellen van betaling van de
                           hypotheeklasten en gaan in ieder geval tot 1 juli niet over tot gedwongen verkopen
                           van woningen.
                        
– De Minister van BZK heeft gemeenten opgeroepen te kijken naar nut en noodzaak van
                           het nu handhaven op permanente bewoning van vakantieparken. Als er geen onveilige
                           situatie bestaat en bewoners gebruik maken van een recreatieobject met eigen keuken
                           en badkamer, ziet zij geen reden om deze mensen op straat te zetten.32
De afgelopen periode ontving VWS steeds meer signalen dat medewerkers van opvanginstellingen
                  bang waren om tijdens hun werk besmet te raken met het coronavirus. Dit leidde tot
                  een verhoging van het ziekteverzuim. Inmiddels zijn er ook voor deze sector mondmaskers
                  beschikbaar gekomen, waardoor medewerkers zich beter kunnen beschermen tegen een besmetting.
               
e) Kwetsbare mensen thuis
Bij kwetsbare mensen die thuis wonen kunnen de problemen toenemen door corona en kunnen
                  crisissituaties ontstaan. Dit kan door uiteenlopende redenen: mensen worden kwetsbaarder
                  door ziekte (bv een besmetting met COVID-19), door een ongeval of hebben (groeiende)
                  psychische problemen. Ook kan de mantelzorg overbelast raken of wegvallen zodat er
                  thuis onvoldoende zorg en ondersteuning over blijft. Uitgangspunt is om zo lang als
                  mogelijk in te zetten op goede ondersteuning in de thuissituatie. Hierdoor wordt de
                  druk op de medische zorg niet verder vergroot. Tijdig signaleren van het versterken
                  van ondersteuning is daarbij cruciaal. Het is dus van groot belang dat de wijkteams,
                  buurtteams en de aanbieders goed en regelmatig vinger aan de pols houden bij deze
                  kwetsbare mensen. Voor kwetsbare ouderen thuis zijn vier richtlijnen opgesteld: voor
                  dagbesteding, mantelzorg, hulp bij het huishouden, en verstrekking van hulpmiddelen.
                  Het is belangrijk dat de continuïteit van ondersteuning op deze gebieden zoveel mogelijk
                  doorgang vindt en waar dit niet kan alternatieven worden gezocht. Deze laatste twee
                  richtlijnen zijn breder van toepassing en gelden ook voor andere kwetsbare groepen.
                  De richtlijnen, getoetst door het RIVM, worden op donderdag 16 april gepubliceerd
                  op rijksoverheid.nl.
               
Het grootste deel van kwetsbare mensen zit thuis. Het is mogelijk dat bij deze (kwetsbare)
                  personen, zonder dat sprake is van (verdenking van) COVID-19 vanwege de coronacrisis,
                  een noodzaak tot verblijf elders dan thuis of bijvoorbeeld binnen de maatschappelijke
                  opvang, moet worden geregeld. Het kan gaan om de spreidingsopgave voor zeer kwetsbare
                  daklozen of extra respijtzorg vanwege crisis in de thuissituatie. Vanwege de integrale
                  aanpak of omwille van doelmatigheid kan het logisch zijn extra capaciteit voor die
                  groep te combineren met de doelgroepen zoals bepaald in de regionale aanpak voor zorg
                  voor kwetsbare patiënten in verband met COVID-19. Gemeenten kunnen zich hiervoor melden
                  bij de Directeuren Publieke Gezondheid (DPG) en/of zorgaanbieders die extra tijdelijke
                  capaciteit organiseren.
               
f) Jeugdzorg
Het is van belang dat dagbesteding voor kinderen en jongeren in kwetsbare situaties
                     zoveel mogelijk doorgaat, waar nodig in alternatieve vorm. In alle gevallen moet er
                     contact blijven met deze jeugdigen en hun gezin. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi)
                     en zorgprofessionals maken gezamenlijk antwoorden op veel gestelde vragen over dagbesteding.
                  
Het nieuwe verdeelmodel voor persoonlijke beschermingsmiddelen van 13 april 2020 is
                     ook van toepassing op de jeugdzorg. Professionals met het hoogste risico op besmetting
                     door een cliënt komen het eerst in aanmerking voor beschermingsmiddelen. Vuistregels
                     voor het gebruik zijn opgenomen op de website van het NJi.33 Op deze website kunnen ouders en professionals ook terecht over bezoekregelingen.
                     Uitgangspunt is dat het contact van kinderen met hun ouders/opvoeders gewoon doorgaat,
                     ook als zij niet in één huis blijven. Uiteraard moeten daarbij de richtlijnen van
                     het RIVM in acht worden genomen. Als contact in levenden lijve niet kan, zijn andere
                     communicatievormen behulpzaam. Bij de opvang van jonge kinderen, bij de verzorging
                     van kinderen met een beperking en in de dagelijkse opvang of in woonvoorzieningen
                     is fysiek contact onvermijdelijk. Wel is van belang de gebruikelijke gang van zaken
                     aan te passen en de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen.34 Om snel inzicht te krijgen in de gevolgen van de coronacrisis voor instellingen die
                     cruciale jeugdhulp bieden heeft de Jeugdautoriteit tussen 23 en 26 maart jl. een quickscan
                     uitgevoerd.35
Ook voor grote jeugdhulpaanbieders is de crisis hectisch. Toch probeert men de zorg
                  zo goed mogelijk te organiseren en wordt ambulante zorg zoveel mogelijk op afstand
                  geleverd. Zorgen zijn er over crisissituaties door oplopende spanningen in gezinnen
                  en over de beschikbaarheid van beschermingsmaatregelen voor jeugdhulpmedewerkers.
                  Géén van de 62 instellingen uit het onderzoek verkeert in acute nood, maar er zijn
                  wel risico’s met betrekking tot financiën en personeel. De Jeugdautoriteit houdt de
                  vingers aan de pols, zodat aanbieders, gemeenten en Rijk zo nodig maatregelen kunnen
                  treffen. De quickscan is een momentopname. Circa 80% van de 62 instellingen heeft
                  de vragenlijst beantwoord vóór de bekendmaking van de uitkomsten van het overleg van
                  Rijk en VNG over de financiële duidelijkheid voor jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning.36
g) Geestelijke verzorging
Ik heb uw Kamer ook toegezegd goede voorbeelden te verzamelen van geestelijke verzorging
                  in tijden van COVID-19. Een uitvraag in het veld leverde tientallen voorbeelden op
                  in diverse werkvelden (o.a. ziekenhuizen, ouderenzorg, mensen met een beperking, geestelijke
                  verzorging thuis) en ten behoeve van de diverse doelgroepen (o.a. patiënten, bewoners
                  ouderenzorg, zorgmedewerkers, stervenden, burgers en naasten, daklozen).
               
Zo zijn er teams opgezet van geestelijk verzorgers, maatschappelijk werkers en medisch
                  psychologen om ondersteuning te bieden aan IC-medewerkers. Er is extra inzet op advisering
                  bij ethische dilemma’s. We zien veel gebruik van digitale middelen en de telefoon
                  om mensen bij te staan en om nieuwe rituelen vorm te geven. Bestaande of nieuwe samenwerking
                  wordt benut, zoals met huisartsen, GGD, Slachtofferhulp Nederland, welzijns- en levensbeschouwelijke
                  organisaties. Ook is er aandacht voor geestelijke verzorging op tijdelijke zorglocaties.
               
Ook voor de zorgverleners die werken in de verpleeghuizen kan geestelijke verzorging
                  belangrijk zijn. Immers, ook deze mensen moeten hun werk onder ongewone omstandigheden
                  en stress doen. Om ook voor de wat langere termijn onder deze omstandigheden liefdevolle
                  zorg te kunnen blijven leveren kan geestelijke verzorging noodzakelijk zijn. Ik zie
                  ook dat diverse zorgaanbieders dit reeds vormgeven.
               
In de bijlage bij deze brief toon ik u een tiental voorbeelden37. Maar er zijn er veel meer. Om ook inspiratie en navolging van de tientallen andere
                  verzamelde initiatieven te laten uitgaan, ben ik in gesprek met veldpartijen over
                  de verspreiding daarvan. Vorige week heb ik de koepels van zorgaanbieders reeds gevraagd
                  aandacht te hebben voor het intramurale aanbod geestelijke verzorging, voor de mogelijkheden
                  die er zijn om dat aanbod aan te vullen met extern aanbod en voor de fysieke toegang
                  tot gebouwen en afdelingen. Ik zal hen de aanvullende informatie meegeven. Ik zal
                  ook informatie delen via rijksoverheid.nl/COVID-19.
               
Graag merk ik nog op dat de initiatieven mede kunnen gedijen dankzij de professie
                  van de specialisten geestelijke verzorging, zoals geestelijk verzorgers en vertegenwoordigers
                  van levensbeschouwelijke organisaties. En dankzij de scholing die zij geven aan en
                  samenwerking met andere zorgprofessionals en vrijwilligers. Daarnaast plukken wij
                  nu de vruchten van het pionierswerk van geestelijk verzorgers die extramuraal werken
                  met subsidie van VWS (gestart 2019), en allen die daarbij betrokken zijn vanuit de
                  netwerken Palliatieve Zorg en Centra voor Levensvragen. Steeds meer geestelijk verzorgers
                  werken in verschillende sectoren, waardoor de dwarsverbanden die nu nodig zijn, makkelijker
                  kunnen worden gelegd.
               
h) Stimuleringsregeling E-health Thuis – noodregeling
Continuïteit van zorg en ondersteuning van kwetsbare personen staat voorop. Daar waar
                  fysiek contact niet noodzakelijk is, wordt de hulp op afstand doorgezet. Digitale
                  hulpmiddelen zijn niet bij alle zorgorganisaties direct voor handen. Daarom heb ik
                  met spoed een noodsubsidieregeling opgezet om e-health versneld mogelijk te maken.
                  Deze noodregeling, de SET Covid-19 is vormgegeven binnen de Stimuleringsregeling E-health
                  Thuis (verder: SET) en opengesteld op 25 maart jl. Het subsidieplafond van de tijdelijke
                  noodregeling bedraagt € 23 miljoen, dit zijn middelen die beschikbaar zijn voor de
                  SET na 2020 en die vervroegd zijn vrijgemaakt. De regeling heeft maar enkele dagen
                  open kunnen staan voor het subsidieplafond was bereikt. In die korte tijd zijn ruim
                  1700 aanvragen ingediend. De RVO beoordeelt op dit moment de ingediende aanvragen.
                  Zodra de resultaten van de beoordeling bekend zijn informeer ik uw Kamer hierover.
                  Om zorgaanbieders te ondersteunen bij de implementatie van beeldschermzorg is parallel
                  aan de noodregeling een «Fasttrack beeldschermzorg» ingericht. Dit is een stappenplan,
                  toolkit en leernetwerk voor het snel en toekomstbestendig implementeren van beeldschermzorg.
               
i) Continuïteit zorg- en doelgroepenvervoer
Zorgvervoer is een zeer essentiële schakel voor de continuïteit van zorg en ondersteuning.
                  Om de gezondheid van zowel chauffeurs als reizigers te waarborgen zijn er in samenspraak
                  met het RIVM, Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en Zorgverzekeraars Nederland twee
                  protocollen opgesteld voor veilig en verantwoord taxi- en zorgvervoer. Een protocol
                  kan gebruikt worden voor regulier taxi- en zorgvervoer. Het tweede protocol geeft
                  zeer specifieke richtlijnen voor het vervoer van personen met (klachten passend bij)
                  COVID-19. Met naleving van deze richtlijnen kunnen taxichauffeurs hun belangrijke
                  werk op veilige en verantwoorde wijze blijven doen en kunnen passagiers veilig worden
                  vervoerd. De richtlijn in het protocol voor het vervoer van personen met (klachten
                  passend bij) COVID-19 is dat maximaal één patiënt tegelijkertijd wordt vervoerd. Ik
                  heb geen signalen ontvangen over het vervoeren van meer dan één patiënt met (klachten
                  passend bij) COVID-19 tegelijkertijd. KNV geeft aan dat bij regulier ziekenvervoer,
                  dus waar geen sprake is van (vermoeden van) COVID-19 besmetting, kan voorkomen dat
                  meer dan één persoon tegelijkertijd vervoerd wordt, zo lang de richtlijnen in het
                  protocol opgevolgd worden. Dat kan bijvoorbeeld in een personenbus waar 1,5 meter
                  afstand gehouden kan worden of er een fysieke afscheiding geplaatst is. Ook als passagiers
                  uit één huishouden komen dan is samen vervoeren met minder dan 1,5 meter afstand tussen
                  deze twee personen geen bezwaar. Voor de vervoerder geldt dan nog steeds 1,5 meter
                  afstand of als dit niet mogelijk is een fysieke afscheiding tussen de chauffeur en
                  de passagiers. Momenteel maken de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen, KNV en andere
                  relevante partijen afspraken over de beschermingsmiddelen die nodig zijn om conform
                  het protocol personen te vervoeren met (klachten passend bij) COVID-19.
               
De maatregelen die we als land tegen de uitbraak van het coronavirus nemen hebben
                     grote impact op werknemers, zzp-ers en bedrijven, inclusief de zorgvervoersector.
                     Het Rijk neemt de zorgen over het overeind houden van bedrijven zeer serieus. Daarom
                     wordt er alles aan gedaan om te voorkomen dat zorgaanbieders, en in het verlengde
                     daarvan zorgvervoerders, als gevolg van de maatregelen genomen om de uitbraak van
                     COVID-19 te bestrijden, omvallen. Het Rijk heeft afspraken met VNG, ZN en Zorgkantoren
                     gemaakt gericht op continuïteit van zorg en ondersteuning, waaronder begrepen het
                     zorgvervoer. De afspraken betreffen de continuïteit van de voorziening en de als gevolg
                     daarvan direct met COVID-19 verband houdende eventuele meerkosten. De afspraken betreffen
                     ook de continuïteit van aanbieders in de periode dat er sprake is van een terugval
                     van vraag. Uitgangspunt is het bieden van omzetgarantie voor de periode tot 1 juni.
                     Hiermee wordt ook gehoor gegeven aan de oproep van de sector om zorgvervoerders voor
                     niet gereden ritten te betalen en meerkosten als gevolg van het naleven van coronaprotocollen
                     te vergoeden. Partijen zijn deze afspraken op landelijk niveau verder aan het uitwerken
                     als handreiking aan de verschillende verstrekkers en aanbieders, waaronder de vervoerders.
                  
Met bovenstaande acht ik ook de Kamervragen van het lid Kerstens (PvdA) van 7 april
                     jl. beantwoord38.
                  
j) Zorgcontinuïteit hulpmiddelen thuis
Het Rijk, gemeenten en aanbieders van hulpmiddelen hebben een richtlijn opgesteld
                  over hulpmiddelenverstrekking in het kader van de Wmo2015 in tijden van corona. De
                  richtlijn is gepubliceerd op rijksoverheid.nl. Met deze richtlijn wordt de zorgcontinuïteit
                  voor thuiswonende cliënten met hulpmiddelen geregeld alsook de hygiëne voorschriften
                  voor medewerkers. Het is belangrijk te benadrukken dat cliënten, maar ook hun zorgverleners
                  niet terughoudend moeten zijn bij het aanvragen van noodzakelijke nieuwe hulpmiddelen
                  of reparaties.
               
k) Aandacht voor huiselijk geweld
Juist in deze tijd moet er meer aandacht zijn voor huiselijk geweld. Slachtoffers
                  en omstanders moeten weten wat ze kunnen doen bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
                  Mijn extra inzet bestaat daarom uit een gerichte voorlichtingscampagne voor slachtoffers
                  en omstanders. Deze zal zo spoedig mogelijk van start gaan. Aanvullend zijn ook kanalen
                  beschikbaar wanneer de spanningen oplopen: de Kindertelefoon en de Luisterlijn om
                  stoom af te blazen of vragen stellen aan professionals van Mind Korrelatie voor laagdrempelig
                  advies bij spanningen tussen partners of opvoedvragen. Bij acuut gevaar kunnen mensen
                  altijd bellen naar 112 en bij onveiligheid naar Veilig Thuis.
               
Ook heb ik ingezet op aanvullende acties voor professionals. Het is belangrijk dat
                  professionals die zicht hebben op kinderen of spanningen tussen volwassenen extra
                  alert zijn op huiselijk geweld en kindermishandeling en hierop handelen. Ik maak samen
                  met het NJI en het RIVM een instructie/factsheet voor professionals over het opvolgen
                  van de meldcode in deze crisis. Er is deze week een app voor het onderwijs over de
                  meldcode gelanceerd, dit helpt onderwijsprofessionals juist in deze tijd bij het signaleren
                  van problemen en maakt het makkelijker en laagdrempeliger om advies te vragen bij
                  Veilig Thuis. Daarnaast bespreek ik met het bredere jeugdveld, lokale teams, Veilig
                  Thuis, de jeugdbescherming, onderwijs en de jeugdgezondheidzorg hoe te komen tot eenduidigheid
                  in handelen tussen de professionals om kwetsbare gezinnen goed in beeld te krijgen
                  en te houden. Samen met betrokken partijen ga ik de toepassing van deze acties monitoren.
               
Het lid Asscher (PvdA) vroeg in het debat van woensdag 8 april jl. om voorbeelden
                  uit het buitenland mee te nemen bij extra maatregelen voor slachtoffers die thuis
                  zodanig klem zitten dat zij niet kunnen of durven bellen. Er is bij Veilig Thuis landelijk
                  momenteel geen stijging te zien in het aantal meldingen en de capaciteit van de vrouwen
                  is op dit moment voldoende. Maar dat stelt ons niet gerust want uit ervaring en onderzoek
                  weten we dat huiselijk geweld in tijden van spanning aanzienlijk toeneemt. Ik ben
                  op dit moment extra maatregelen aan het uitwerken en neem hierin ook verschillende
                  initiatieven uit het buitenland mee die mogelijk ook in Nederland zouden kunnen helpen:
                  een laagdrempelige app voor huiselijk geweld en kindermishandeling in Italië en een
                  codewoord bij de apotheek in Frankrijk en Spanje. Daarnaast vindt een verkenning plaats
                  met Veilig Thuis voor een laagdrempelige landelijke chatfunctie. Over het codewoord,
                  zoals nu wordt gebruikt in België, Frankrijk en Spanje, ben ik in gesprek met partijen
                  inclusief de Apothekersorganisatie KNMP. De apothekers zijn bereid om een rol te spelen
                  bij het signaleren van huiselijk geweld en ik ben in gesprek over de mogelijkheden
                  van hoe een codewoord verwerkt kan worden in bijvoorbeeld een sectorspecifieke meldcode
                  huiselijk geweld en kindermishandeling.
               
Ik heb hiermee ook antwoord gegeven op een aantal van de schriftelijke Kamervragen
                  die het lid Van den Hul (PvdA) op 2 april jl. stelde (2020Z06029) over de effecten van de coronamaatregelen op geweld achter de voordeur. Ik wil daarbij
                  nog ingaan op de vraag over kinderen die ziekteverschijnselen krijgen en tegelijkertijd
                  in een kwetsbare positie verkeren. Kinderen die zelf verkoudheids-, benauwdheidsklachten
                  en/of koorts hebben, blijven thuis of kinderen met een gezinslid met koorts en/of
                  benauwdheid blijven thuis. Bij kinderen in een kwetsbare situatie is het extra van
                  belang om een vinger aan de pols te houden en na te gaan wanneer het kind wel (weer)
                  naar de (nood)opvang kan. Gemeenten hebben hierin de regie, in samenspraak met de
                  andere betrokkenen. Als er sprake is van een onveilige situatie, zal er vanuit de
                  hulpverlening, lokaal wijkteam, Veilig Thuis en jeugdbescherming altijd contact zijn
                  met het kind en het gezin om afspraken te maken hoe de veiligheid te borgen. De manier
                  waarop kan verschillen en is van verschillende factoren afhankelijk. Indien een ouder
                  en/of kind ziekteverschijnselen heeft, kan in overleg met de GGD gekeken worden of
                  aanvullende maatregelen nodig zijn en of face-to-face contact mogelijk is. Uiteindelijk
                  toetst de rechter na onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een kind
                  veilig thuis is. Als een kind vanwege de onveiligheid uithuisgeplaatst moet worden,
                  zal er door jeugdzorg in samenspraak met gemeente opvang moeten worden geregeld.
               
l) Sociale initiatieven stimuleren: omzien naar elkaar
In de voorgaande Kamerbrieven informeerde ik uw Kamer over het enorme, diverse aanbod
                  aan maatschappelijke initiatieven om elkaar te ondersteunen bij hulpvragen en invulling
                  te geven aan de dag. Het sociale leven wordt op een nieuwe manier ingevuld en belangrijk
                  is dat daarbij in het bijzonder oog en aandacht blijft voor kwetsbare personen. Ik
                  zie dat steeds meer partijen een aandeel willen leveren, elkaar vinden en de samenwerking
                  aangaan. Zo kwam bijvoorbeeld het Nederlands Elftal in actie deze week, waarbij zij
                  via NLvoorElkaar ook bijdragen aan het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Ook
                  worden steeds meer (digitale) contactmomenten tussen verschillende doelgroepen gerealiseerd,
                  waaronder het voorbeeld van studenten gebarentaal aan de Hogeschool Utrecht die hun
                  niveau op peil houden door te videobellen met doven en slechthorenden die behoefte
                  hebben aan een praatje.
               
Ook tijdens de Paasdagen, een tijd die voor velen in het teken staat van samenzijn,
                  werd er (op afstand) naar elkaar omgekeken. Zo vonden verschillende paaslunches op
                  creatieve wijze plaats, al videobellend of door plaats te nemen op het grasveld voor
                  het balkon van de grootouders, om zo toch elkaar te kunnen zien en samen te zijn.
                  Bij verschillende zorginstellingen werden paaspakketten bezorgd en bloemen langsgebracht
                  door verschillende initiatieven.
               
9. Caribisch Nederland
               
De laatste gegevens van het Caribisch deel van het Koninkrijk laten het volgende beeld
                  zien: Aruba (92, waarvan er momenteel 3 op de IC zijn opgenomen), Curaçao (14, momenteel
                  1 persoon op de IC) en Sint Maarten (52, waarvan 3 patiënten op de IC liggen), Sint
                  Eustatius (2) en nu ook op Saba (2). Op Bonaire zijn vooralsnog geen besmettingen
                  vastgesteld. Op Sint Maarten zijn er 9 patiënten overleden, en op Curaçao 1.
               
Publieke gezondheid
Op 14 april 2020 is er een verpleegkundige vanuit het RIVM en een WASH-specialist
                  (water, sanitatie en hygiëne) van het Rode Kruis naar St. Maarten gestuurd. De verpleegkundige
                  versterkt het team van de afdeling publieke gezondheid van de overheid van St. Maarten.
                  Dit is in aanvulling op de arts-epidemioloog die vorige week naar St. Maarten is gestuurd.
                  De WASH-specialist zal het lokale Rode Kruis ondersteunen onder andere door een bijdrage
                  te leveren aan het beter bereiken van de groep ongedocumenteerden in de samenleving.
               
Vergroten IC-capaciteit
Het Ministerie van VWS werkt aan het vergroten van de beperkte IC-capaciteit in de
                     ziekenhuizen in het Caribisch deel van het Koninkrijk met 42 extra IC-beademingsplekken.
                     Op 5 april jl. is daartoe medische apparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen en
                     medicatie naar St. Maarten gevlogen waarmee 12 extra IC-beademingsplekken zijn geoperationaliseerd.
                     Het hiervoor benodigde personeel is via een internationaal medisch uitzendbureau ingehuurd
                     en inmiddels ook aangekomen op St. Maarten.
                  
Afgelopen vrijdag zijn de resterende 30 beademingsapparaten met KLM naar Curaçao gevlogen,
                     inclusief medicatie en persoonlijke beschermingsmiddelen. Met deze spullen kunnen
                     er op Aruba 12, op Curaçao 12 en op Bonaire 6 extra IC-beademingsplekken gerealiseerd
                     worden. Met de ziekenhuizen wordt bekeken hoeveel personeel er nodig is in aanvulling
                     op het beschikbare personeel, om de extra IC-bedden te bemensen. Dit extra personeel
                     zal ook via een internationaal medisch uitzendbureau ingehuurd worden.
                  
De 42 extra plekken zijn bedoeld voor alle inwoners van het Caribisch deel van het
                     Koninkrijk. Er zijn air ambulances beschikbaar om patiënten tussen de eilanden te vervoeren.
                  
Waarborgen non-COVID-19-zorg
Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor de gezondheidszorg in Caribisch Nederland.
                  De inperkende maatregelen om de introductie of verspreiding van het COVID-19-virus
                  te beperken, hebben natuurlijk invloed op de continuïteit van die gezondheidszorg.
                  Met inachtneming van de genomen maatregelen bieden de huisartsen- en fysiotherapiepraktijken
                  nog wel zorg, bijvoorbeeld via telefonische afspraken of videobellen. Ook is het nog
                  mogelijk om recepten bij de apotheken op te halen. De tandartsenzorg is daarentegen
                  alleen nog voor spoedgevallen beschikbaar. Electieve zorg is in de ziekenhuizen van
                  Caribisch Nederland stopgezet. Essentiële en acute zorg, zoals oncologische behandelingen
                  of zorg bij een gecompliceerde bevalling, vinden uiteraard nog wel doorgang. De patiënten
                  van Saba en St. Eustatius gaan hiervoor nu naar het ziekenhuis op Bonaire of naar
                  Curaçao (als het betreffende specialisme alleen hier beschikbaar is). Ook dialyse-behandelingen
                  gaan door. De dialyse-patiënten van Saba en St. Eustatius die voor hun behandeling
                  naar St. Maarten vlogen, verblijven nu voorlopig op St. Maarten.
               
Psychologische en psychiatrische behandelingen gaan ook nog door, met inachtneming
                  van de social distancing maatregelen. Dat betekent dat sommige gesprekken nu telefonisch gaan, terwijl zwaardere
                  gevallen nog wel thuis worden bezocht.
               
10. Personeel in de zorg
               
Met het platform www.extrahandenvoordezorg.nl wordt het aanbod van mensen die willen helpen in de zorg, gekoppeld aan organisaties
                  die op zoek zijn naar extra handen. In de eerste drie weken hebben bijna 21 duizend
                  mensen met een zorgachtergrond aangeboden om te helpen. Er wordt keihard gewerkt om
                  het hulpaanbod zo snel mogelijk te matchen aan de vraag van zorgorganisaties. In de
                  eerste drie weken (t/m 9 april) zijn er ongeveer ruim 13,7 duizend mensen gebeld.
                  Ongeveer 4900 mensen zijn voorgesteld aan 285 zorgorganisaties. Meer dan 1500 mensen
                  zijn ook al daadwerkelijk aan de slag gegaan.
               
Zorgen voor het personeel: mentale ondersteuning, arbeidsomstandigheden, hotelovernachtingen
Zorgverleners werken dag en nacht om goede zorg te kunnen blijven bieden, soms onder
                  moeilijke omstandigheden. Ik heb hier grote bewondering voor. Ik vind het belangrijk
                  hen daarbij te ondersteunen. Dat doe ik door middel van laagdrempelige preventieve
                  coaching via www.sterkinjewerk.nl/extra-coaching en via de gespecialiseerde zorg van ARQ/IVP. Hiermee geef ik ook invulling aan de
                  motie van de leden Asscher (PvdA) en Klaver (GL).39
In het debat vorige week vroeg het lid van der Staaij (SGP) naar huisvesting voor
                  zorgpersoneel en eventuele kwetsbare familieleden. Naar aanleiding daarvan heb ik
                  navraag gedaan bij Actiz, RegioPlus en de vakbonden naar de behoefte onder zorgmedewerkers
                  voor hotelovernachtingen voor hen of hun kwetsbare familieleden. Het beeld dat daaruit
                  naar voren komt is dat de behoefte herkenbaar is, maar dat dit op lokaal niveau vaak
                  op een goede manier geregeld wordt tussen werkgevers en werknemers. Er zijn ook diverse
                  initiatieven van hotels en accommodaties die gratis overnachtingen aanbieden voor
                  zorgmedewerkers, zoals bijvoorbeeld www.hotelshelpen.nl en www.airbnb.nl/openhomes/covid19relief. Deze initiatieven zal ik expliciet onder de aandacht brengen via www.extrahandenvoordezorg.nl.
               
In reactie op het voorstel van het lid Asscher (PvdA) om te komen tot een fonds om
                  ter dekking van financiële ondersteuning van zorgprofessionals dat blijvende gezondheidsschade
                  of bijvoorbeeld financiële schade ondervindt, kan ik melden dat er intussen een particulier
                  initiatief is gekomen voor een privaat fonds; de Stichting ZWiC (Zorg na Werk in Coronazorg).
                  Ik ben graag bereid om dit particuliere initiatief financieel te ondersteunen tot
                  een verdubbeling van maximaal 10 miljoen. Ik ga ervan uit dat ik daarmee in lijn handel
                  van de motie van het lid Asscher40. Overigens wil ik vermelden dat de werkgever in eerste instantie verantwoordelijk
                  is voor de financiële gevolgen van zorgprofessionals die helaas ziek zijn geworden
                  tijdens hun werk. Omdat niet valt uit te sluiten dat er ondanks deze hoofdregel individuele
                  zorgprofessionals tussen wal en schip raken, ben ik blij met het particuliere initiatief
                  van de Stichting ZWIC.
               
Vooruitblik en acties
De effecten van de coronacrisis op het personeel en de arbeidsmarkt in de zorg zullen
                  naar verwachting nog lang merkbaar zijn. Tegelijkertijd is voldoende (regulier) personeel
                  cruciaal voor het weer opstarten van de reguliere zorg. Dat vraagt om drie acties.
                  Ten eerste zetten we met Extra Handen voor de Zorg in op het versnellen/automatiseren
                  van de matching en waar mogelijk ook na de coronacrisis voor de zorg behouden van
                  het extra personeel dat zich nu heeft gemeld41. Ten tweede zetten we met de Nationale Zorgklas in op het snel mobiliseren en inzetbaar
                  maken van extra personeel (door middel van taakherschikking) van buiten de zorg voor
                  de tijdelijke zorg- en herstelcapaciteit zoals bijvoorbeeld de zorghotels en de tijdelijke
                  corona-units in verpleeghuizen. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie van het lid
                  Krol (50PLUS)42. Ten derde wil ik beter zicht krijgen op de verwachte en gewenste ontwikkelingen
                  op de arbeidsmarkt op korte en middellange termijn (tot een half jaar). Dit doe ik
                  op basis van:
               
– De capaciteitsplanning en regioscenario’s van de ROAZ/GHOR-regio’s via het LOT-C en
                        LCPS rond de tijdelijke zorg- en herstelcapaciteit.
                     
– De scenario’s en planning van de NZa rond het opstarten van de reguliere zorg.
– De kwalitatieve duiding vanuit de brancheorganisaties en RegioPlus. Waar hebben zorgorganisaties
                        behoefte aan? Wat verwachten zij voor komende periode? Hoe gaat het straks met vakantie-uren
                        die opgenomen worden?
                     
– De kwantitatieve ontwikkeling van het verzuim in de zorg via het verzuimnetwerk Vernet.
Op basis van de informatie uit in ieder geval deze bronnen bekijk ik samen met onder
                  andere de NZa wat nodig en haalbaar is in de transitie gericht op het opstarten van
                  de reguliere zorg.
               
11. Publiekscommunicatie
               
We gebruiken eenduidige communicatie om bij te dragen aan de aanpak van het coronavirus.
                  Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan op de (informatie)behoeften en gevoelens die
                  er leven in de samenleving. De communicatiemiddelen worden daarom continu bijgewerkt
                  naar aanleiding van actuele maatregelen en ontwikkelingen.
               
Publiekscampagne Alleen samen krijgen we corona onder controle
Op Goede Vrijdag zijn in het kader van de publiekscampagne twee nieuwe tv-spotjes,
                  een radiospot en online middelen verschenen. In het eerste tv-spotje staat de 1,5
                  meter afstand-maatregel centraal. Zo willen we mensen stimuleren om 1,5 meter afstand
                  te houden en hen aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid in de bestrijding van
                  het coronavirus. Het tweede tv-spotje heeft als centraal thema «houd vol». Het doel
                  hiervan is mensen te stimuleren om afstand te houden en social distancing vol te houden.
                  Ook hier wordt de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het onder controle
                  krijgen van het coronavirus benadrukt.
               
Effectmeting
Sinds 31 maart jl. wordt er dagelijks een meting uitgevoerd onder 150 Nederlanders
                  van 12 jaar en ouder over de campagne «Alleen samen krijgen we corona onder controle».
                  Hierin wordt onderzocht in hoeverre de campagne de doelstellingen behaalt en wat de
                  communicatieve werking ervan is. Uit het onderzoek blijkt dat de campagne zeer goed
                  wordt herkend en gewaardeerd. Het onderzoek laat onder andere zien dat veruit de meeste
                  mensen de genomen maatregelen «effectief» achten in het afremmen van de verspreiding
                  van het virus. Men vindt het belangrijk en leeft de regels na, ook al wordt vooral
                  het thuis blijven als minder prettig ervaren. De grote meerderheid van de respondenten
                  heeft het gevoel heeft dat zijn omgeving zich (over het algemeen) ook aan de huidige
                  maatregelen houdt. Tot slot geven de resultaten over de waardering van de communicatie
                  en het handelen van de rijksoverheid een positief beeld.
               
Intensivering publiekscampagne
In het verlengde van de algemene publiekscampagne worden er twee deelcampagnes ontwikkeld:
Een deelcampagne voor jongeren, waarin we aansluiten op hun leefwereld door antwoord
                     te geven op de vragen die bij hen leven. We zien bij jongeren regelmatig onverschillig
                     gedrag. We willen dat ze de maatregelen serieus nemen en zich eraan houden. Daarom
                     achterhalen we de vragen die hen bezighouden. Door hier antwoord op te geven, kunnen
                     we hen er beter van overtuigen om zich aan de maatregelen te houden. Daarbij maken
                     we gebruik van rolmodellen omdat jongeren deze meer vertrouwen en van hen eerder een
                     boodschap aannemen.
                  
De andere deelcampagne is gericht op mentale gezondheid. In deze campagne laten we
                     mensen zien dat ze niet de enige zijn in hun situatie. Dat het niet gek is als zij
                     zich nu meer gespannen en angstig voelen. Tegelijkertijd willen we oplossingen aandragen,
                     met als belangrijkste middel: praten. Met een partner, vrienden, familie of professionals.
                  
Mentale gezondheid
Naast de deelcampagne gericht op mentale gezondheid, wordt er gewerkt aan een Informatie
                  en Verwijs Centrum waar mensen terecht kunnen met problemen en vragen over dit onderwerp.
                  Een landelijk coördinatieteam start de komende dagen met de concrete uitwerking van
                  een digitaal loket voor informatie over de psychosociale aspecten van de COVID-19
                  pandemie.
               
Huiselijk geweld
Door het coronavirus blijven mensen meer binnen wat kan leiden tot extra spanningen
                  in de thuisomgeving. Dit is voor iedereen lastig, maar in sommige gevallen kunnen
                  spanningen en extra irritatie uitmonden in verschillende vormen van geweld. Dit raakt
                  onder meer de onderwerpen kindermishandeling, partnergeweld en ouderenmishandeling.
                  Wij hebben een factsheet gemaakt waarin staat beschreven wat mensen kunnen doen als
                  de spanningen thuis oplopen. Daarnaast starten wij op korte termijn een overkoepelende
                  campagne waarmee wij slachtoffers en omstanders van huiselijke geweld willen aansporen
                  om actie te ondernemen. Voorbeelden hiervan zijn het checken van signalen op de campagnewebsite,
                  het in gesprek gaan met directbetrokkenen, professionals of anderen in de omgeving
                  en het vragen van advies aan Veilig Thuis.
               
Mensen met een verstandelijke beperking
Er is een brochure ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking met informatie
                  in eenvoudige taal over de bezoekregeling in de gehandicaptenzorg. Deze is beschikbaar
                  op rijksoverheid.nl/coronavirus. Daar is ook een brochure in eenvoudige taal beschikbaar met algemene informatie
                  over het Coronavirus.
               
Blijf zoveel mogelijk thuis
In aanloop naar het paasweekend is er opnieuw extra communicatie ingezet met de oproep
                  om zoveel mogelijk thuis te blijven. In de (online) berichten was hierbij specifieke
                  aandacht voor (groeps-)activiteiten zoals motorrijden, wielrennen en winkelen en voor
                  toeristen aan de grens.
               
Algemene publiekscommunicatie
De website rijksoverheid.nl/coronavirus had in de week van 6 april meer dan 2 miljoen
                  bezoekers. Het informatienummer 0800–1351 is dagelijks bereikbaar op de reguliere
                  tijden, van 08:00–20:00 uur, en beantwoordde in week 15 31.179 telefoontjes. In diezelfde
                  week zijn vanuit de overheid gezamenlijke social mediaberichten geplaatst over maatregelen
                  voor Caribisch Nederland, de nieuwe campagnespotjes en de oproep om ook in het paasweekend
                  thuis te blijven.
               
12. Internationale samenwerking
               
Afgelopen week hebben we de WHO en Costa Rica benaderd om te vragen hoe ver de ontwikkeling
                  van de patent pool is en op welke manier Nederland hieraan zou kunnen bijdragen. Beiden hebben hierop
                  positief gereageerd. Komende week zullen wij hierover nader contact hebben om dit
                  verder uit te werken.
               
13. Financiën in de zorg
               
Zorgverzekeringswet (Zvw)
In mijn vorige brief over COVID-19 (d.d. 7 april jl.) heb ik aangegeven op de kortst
                  mogelijke termijn een aanwijzing aan de NZa voor te bereiden, zodat de juiste prestatiebeschrijvingen
                  en daarmee de betaaltitels beschikbaar komen zowel voor de meerkosten als voor de
                  continuïteit van Zvw-zorg in verband met COVID-19. Voor een uitgebreide toelichting
                  op deze prestatiebeschrijvingen mag ik u verwijzen naar de aparte brief (naar ik verwacht
                  ontvangt u die vandaag), waarmee de zakelijke inhoud van deze aanwijzing wordt voorgehangen.
                  In verband met het spoedeisende karakter en de noodzakelijke vaststelling van de beleidsregels
                  en nadere regels van de NZa op zeer korte termijn, uiterlijk 1 mei 2020, verzoek ik
                  u vanwege deze specifieke, zeer uitzonderlijke situatie in te stemmen met een verkorte
                  voorhangtermijn van vijf dagen (in plaats van de voorgeschreven termijn van 30 dagen).
               
In mijn brief van 7 april jl. gaf ik ook aan in gesprek te zijn met de banken. In
                  deze gesprekken is gebleken dat zorgaanbieders ook terecht kunnen bij hun bank. Banken
                  bieden (zorg)ondernemers de mogelijkheid om aflossingsverplichtingen op hun leningen
                  voor zes maanden op te schorten. Ook wanneer een zorgaanbieder tijdelijk extra liquiditeit
                  nodig heeft kan hij zich melden bij zijn bank. Wanneer zicht is op een continuïteitsbijdrage
                  zal de bank overwegen of een kredietuitbreiding, bijvoorbeeld via een tijdelijke overstand
                  op de rekening, verantwoord is.
               
In genoemde brief van 7 april heb ik aan uw Kamer gemeld dat zorgverzekeraars op 5 april
                  jl. de verschillende brancheverenigingen in de curatieve zorg hebben geïnformeerd
                  over de wijze waarop zij de continuïteit van zorg gaan borgen op korte en langere
                  termijn.43 Daarbij vermeldde ik bovendien dat een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te
                  komen voor de continuïteitsbijdrage-regeling is dat de zorgaanbieder in principe geen
                  aanspraak maakt op relevante rijksregelingen in het kader van de coronacrisis. Om
                  zorgaanbieders te helpen bij de vraag over bij wie, voor wat en waar zij terecht kunnen
                  om een beroep te kunnen doen op genoemde regelingen, heb ik in samenwerking met de
                  NZa, ZN en de Nederlandse Vereniging van Banken een stroomschema op laten stellen.44
Wet langdurige zorg (Wlz)
Voor wat betreft de financiële zekerheid in de langdurige zorg heb ik u eerder geïnformeerd
                  over de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt tussen het Ministerie van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport (VWS), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), Zorgverzekeraars Nederland
                  (ZN) en Zorginstituut Nederland (ZiNL). Deze afspraken zijn geland in de brief die
                  Zorgverzekeraars Nederland op 23 maart jl. aan alle aanbieders in de langdurige zorg
                  heeft toegestuurd.45 De afspraken zien toe op tijdelijke maatregelen die gericht zijn op: 1) het op peil
                  houden van de liquiditeit; 2) het compenseren van omzetderving; 3) het vergoeden van
                  extra kosten als gevolg van de coronacrisis; 4) het versoepelen van de verantwoordingseisen.
                  Er is toegezegd deze maatregelen op de kortst mogelijke termijn nader uit te werken.
               
Ik stuur deze week de formele opdrachtbrief aan de NZa, waarin ik de NZa verzoek de
                  compensatie omzetderving en vergoeding extra kosten nader uit te werken, in consultatie
                  met de betrokken partijen uit de bestuurlijke afspraken en de zorgaanbieders. In de
                  opdrachtbrief zijn uitgangspunten en kaders opgenomen die bijdragen aan een pragmatische
                  en rechtmatige verantwoording, met minimale administratieve lasten. De brief wordt
                  door de NZa op haar website gepubliceerd, zodat zorgaanbieders meer duidelijkheid
                  hebben over de uitwerking van de maatregelen.
               
Over het op peil houden van liquiditeit heeft ZiNL op 31 maart 2020 een brief verzonden
                  aan de zorgkantoren en het CAK. Hierin is bevestigd dat tot nader aankondiging de
                  bevoorschotting op het huidige niveau gehandhaafd blijft en dus niet zoals gebruikelijk
                  zal worden aangepast op basis van de werkelijke productie. Ook is in de brief van
                  ZiNL opgenomen dat zorgkantoren de bevoorschotting kunnen ophogen voor gemaakte extra
                  kosten als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Hiermee worden liquiditeitsproblemen
                  als gevolg van de uitbraak van het coronavirus voorkomen en kunnen zorgaanbieders
                  in de langdurige zorg zich focussen op de zorgverlening.
               
14. Beschikbaarheid medische informatie
               
In mijn brieven van 25 maart jl.46 en 8 april jl. heb ik u geïnformeerd over de twee tijdelijke noodmaatregelen die
                  de afgelopen weken zijn genomen om bij te dragen aan het beschikbaar zijn van meer
                  gegevens ten behoeve van de juiste zorg op de juiste plek en op het juiste moment.
                  Hiermee wil ik de druk op de zorg verlichten en de kwaliteit van de zorg zo goed mogelijk
                  borgen. Ik geef u in deze brief een update van de twee tijdelijke noodmaatregelen.
               
Update tijdelijke Corona Opt-in
Vorige week heb ik u geïnformeerd over het van kracht worden van een beleidslijn,
                  ondersteund door IGJ en afgestemd met de AP en het OM, waarmee het mogelijk wordt
                  om met een tijdelijke maatregel (Corona-opt-in) op de huisartsenpost (HAP) en de spoedeisende
                  hulp (SEH) huisartsinformatie te kunnen raadplegen.
               
Met het beschikbaar komen van de beleidslijn zijn de benodigde technische stappen
                  gezet voor realisatie. Dit leidt ertoe dat donderdagavond 16 april gestart kan worden
                  met het aanmelden van de eerste burgers op basis van de zogenaamde «Corona-opt in».
                  Dit houdt in dat vanaf donderdagavond de gegevens van Nederlanders die nog geen keuze
                  kenbaar gemaakt hebben, beschikbaar zullen komen voor raadpleging op de HAP en de
                  SEH. De zorgverlener dient nog steeds de mondelinge toestemming van de patiënt te
                  vragen wanneer de noodzakelijke medische informatie bij de huisarts dient te worden
                  geraadpleegd, tenzij de patiënt niet meer in staat is zijn wil te uiten. In dat laatste
                  geval mag de zorgverlener toestemming voor de raadpleging veronderstellen als dat
                  voor de zorgverlening noodzakelijk is. Hiermee wordt de intake en triage op HAP en
                  SEH beter ondersteund.
               
Zoals eerder is aangegeven, blijft eventueel eerdere geweigerde toestemming van kracht
                  en blijft het mogelijk om via de huisarts of via volgjezorg.nl aan te geven niet te
                  willen dat huisartsinformatie beschikbaar is voor HAP en SEH. Voor de route via volgjezorg.nl
                  moet rekening worden gehouden met enkele dagen verwerkingstijd.
               
Update tijdelijke noodvoorziening van Philips voor het overdragen van patiëntgegevens
                     bij overplaatsing
In totaal 75 ziekenhuizen hebben een rol in de spreiding van patiënten als verzender
                  en ontvanger. Van deze groep heeft zich d.d. 14 april ruim 95% van de ziekenhuizen
                  aangemeld bij Philips voor het gebruik van de tijdelijke oplossing van het COVID-19
                  portaal. Hiervan gebruikt twee derde het portaal al daadwerkelijk. De anderen zijn
                  nog bezig met de ingebruikname van het portaal of wisselen gegevens uit via bestaande
                  netwerken en systemen.
               
Tot slot
Het effect van de maatregelen begint zich voorzichtig af te tekenen. Ik ben enorm
                  trots op, en dankbaar voor de prestaties die alle mensen in de zorg leveren om deze
                  uitbraak te bestrijden. We zijn er echter nog niet. Mochten we in de toekomst de maatregelen
                  gaan versoepelen dan zal dat behoedzaam moeten gebeuren. Het coronavirus verspreidt
                  zichzelf namelijk niet, dat doen wij. Alleen samen – door deze maatregelen met elkaar
                  vol te houden en elkaar te helpen waar mogelijk – krijgen we het coronavirus onder
                  controle.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
- 
              
                  Indiener
 H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
