Brief regering : Maatregelen in relatie tot COVID-19 met betrekking tot het verlengen en behouden van reeds afgegeven certificaten, bewijzen, (deel)examens en rijbewijzen
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 817 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2020
Als gevolg van de beperkende maatregelen van het kabinet in relatie tot COVID-19 kunnen
mensen niet voldoen aan de eisen die gesteld zijn voor het verlengen en behouden van
reeds afgegeven certificaten, bewijzen, (deel)examens en rijbewijzen waarvan de geldigheidstermijn
verstrijkt (of dreigt te verstrijken). Het betreft bijvoorbeeld de geldigheidstermijn
van de theorie-examens voor rijbewijskandidaten, beroepschauffeurs of taxichauffeurs
of de geldigheid van de cursussen voor het behalen van de zogenaamde code 95 voor
beroepschauffeurs.
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, over de maatregelen die vanuit mijn ministerie zijn getroffen om hiervoor
een tijdelijke oplossing te bieden. Deze maatregelen zijn erop gericht om Nederland
zo veel mogelijk draaiend te houden, onder andere door ervoor te zorgen dat belemmeringen
om goederen van A naar B te kunnen transporten zoveel mogelijk worden weggenomen.
Het op gang houden van transport in deze tijd van crisis is vitaal voor de Nederlandse
samenleving. Ik heb deze maatregelen ook besproken met de Minister van Justitie en
Veiligheid. Gelet op de huidige situatie wordt een verlenging van deze tijdelijke
maatregelen niet uitgesloten. In de bijlage bij deze brief treft u een gedetailleerder
overzicht van de certificaten, bewijzen en (deel)examens waarop de maatregelen betrekking
hebben1. Daarnaast wordt u geïnformeerd over de (stand van zaken van de) maatregelen in relatie
tot het rijbewijs, de Algemene Periodieke Keuring (APK) en de maatregelen die de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) heeft getroffen. Tot slot informeer ik u over de maatregelen
in relatie tot de rij- en rusttijden.
a. Certificaten, bewijzen, (deel)examens en rijbewijzen
Certificaten
Er zal coulance worden geboden met betrekking tot de geldigheidstermijn voor reeds
afgegeven certificaten. Dit betekent dat de certificaten genoemd in de regelingen
en besluiten die in de bijlage bij deze brief zijn opgenomen en waarvan de geldigheidsduur
vervalt in de periode van 16 maart tot 1 juni, als geldig worden aangemerkt tot 1 juni.
Dit geldt niet voor certificaten afgegeven voor tram- en metropersoneel. Deze laatste
categorie valt onder de Wet Lokaal Spoor. Het bevoegd gezag hiervoor zijn de gedeputeerde
staten en het Dagelijks Bestuur van de Vervoersregio’s. Voor bestuurders van tram
en metro en de verkeersdienstleiders gaat het aldus om de Provincie Utrecht, Vervoersregio
Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. De ILT heeft als aangewezen toezichthoudend
orgaan onder de Wet Lokaal Spoor de bovenstaande decentrale overheden gewezen op hun
verantwoordelijkheid voor de (her)certificering van tram- en metropersoneel. Het is
aan de gedeputeerde staten van de Provincie Utrecht en het Dagelijks Bestuur van de
Vervoersregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam-Den Haag welke coulancemaatregelen
noodzakelijk zijn.
Voor zover het gaat om certificaten die gebaseerd zijn op Europees recht, zoals de
code 95 voor beroepschauffeurs sluit de beoogde coulance aan op de algemene richtsnoeren
voor maatregelen die Lidstaten zelf kunnen treffen die zijn verwoord in de brief van
de Europese Commissie van 26 maart jl. voor wat betreft deze doelgroep en de periode
waarvoor de coulance zal gelden.2 De coulance geldt in Nederland. Verschillende Europese lidstaten hebben reeds aangegeven
een soortgelijke coulance toe te passen in relatie tot de code 95, waarbij de termijnen
die worden gehanteerd nog wel verschillen.3 Bij de notificatie van de Nederlandse maatregelen zal richting de Europese Commissie
worden aangedrongen op harmonisering zodat het voor chauffeurs duidelijk is dat zij
ook in het buiteland mogen rekenen op dezelfde coulance. Mocht dat niet haalbaar zijn
dan is het in ieder geval van belang dat lidstaten over en weer bevestigen dat de
coulance die zij betrachten ook geldt voor buitenlandse chauffeurs. Nederland zal
dit ook inbrengen in de Euro Control Route (ECR) waarin de Europese inspecties zijn
verenigd.
Voor een deel van de certificaten op het beleidsterrein van het ministerie zijn daarnaast
al in internationaal of Europees verband afspraken gemaakt. Op het gebied van de binnenvaart
wordt vanwege het internationale karakter van de sector gestreefd naar een zo groot
mogelijke harmonisatie van de coulanceregelingen binnen de Centrale Commissie voor
de Rijnvaart (CCR) en de EU. Op grond van internationale verplichtingen zijn de in
de CCR of EU afgesproken coulancetermijnen voor Nederland bindend.
In de meeste gevallen biedt de wetgeving geen specifieke ruimte voor het bieden van
coulance. Deze coulance heeft daarom de vorm van het gedogen van verlopen bewijzen
of certificaten gedurende bovenstaande periode. De bevoegde uitvoerings- en handhavingsinstanties
die deze coulance vorm zullen geven, zijn hierover schriftelijk geïnformeerd. De uitvoerings-
en handhavingsinstanties zullen over de door hen getroffen maatregelen nader communiceren
via hun kanalen zodat die maatregelen helder zijn voor externe partijen.
Er heeft overleg plaatsgevonden met het Verbond van Verzekeraars omdat het hebben
van een geldig bewijs of certificaat is in sommige gevallen een voorwaarde is om aanspraak
te kunnen maken op een uitkering van een verzekering. Het Verbond heeft aangegeven
dat transporteurs en hun chauffeurs met een verlopen Code 95 en binnenvaartschippers
met verlopen vaarbewijzen of certificaten bij hun leden verzekerd blijven gedurende
de periode dat de coulancemaatregel van kracht is en binnen de geschetste condities
van de coulancemaatregel. Dit draagt bij aan het op gang houden van het transport
in Nederland. De uitvoerings- en handhavingsinstanties zullen in hun communicatie
uitdrukkelijk opnemen dat het raadzaam is in de andere gevallen dat de betrokkenen
contact opnemen met hun verzekeraars voor hun specifieke situatie.
Een verdere verlenging na 1 juni is afhankelijk van de besluiten omtrent de maatregelen
in relatie tot de aanpak van COVID-19. Daarnaast moet rekening worden gehouden met
het optreden van een na-ijleffect van de maatregelen, namelijk het feit dat veel mensen
zich tegelijk zullen aandienen om dan hun certificaten te halen. Dit geldt bij een
volledige opstart van de dienstverlening en wellicht ook bij een geleidelijke opstart
van de dienstverlening. Mijn inzet is erop gericht te voorkomen dat mensen in die
situatie alsnog in de knel komen en iedereen een redelijke termijn krijgt om de nodige
vervolghandelingen te verrichten. Afhankelijk van de duur van een verdere verlenging
wordt bezien of deze coulancemaatregelen in regelgeving moeten worden verankerd. Ik
zal uw Kamer daarover tijdig informeren tijdig voor 1 juni zodat voor iedereen die
nu onder deze coulance valt, duidelijk is waar men aan toe is na 1 juni.
Verlenging geldigheidsduur resultaten (deel)examens
Wat betreft de geldigheidsduur van resultaten van (deel)examens genoemd in de regelingen
en besluiten die in de bijlage bij deze brief zijn opgenomen en waarvan de geldigheidsduur
vervalt (of is vervallen) in de periode tussen 16 maart en 1 juni, is afgesproken
dat deze geldig blijven tot 1 december 2020. Hierdoor krijgt men de gelegenheid om
de vervolghandelingen te spreiden in de tijd en daarmee wordt voorkomen dat iedereen
zich tegelijk aanbiedt bij opstart van de dienstverlening. De groep waarvoor het uitstel
geldt, en de duur van de verlenging van de geldigheid van resultaten van (deel)examens,
kan verder worden aangepast, afhankelijk van de duur van de maatregelen ter bestrijding
van COVID-19 en de mate van opstart van de dienstverlening.
Verlopen rijbewijzen
In de periode dat de beperkende maatregelen van het kabinet in relatie tot COVID-19
van kracht zijn verloopt ook de geldigheid van een substantieel aantal rijbewijzen.
Voor een deel van de rijbewijshouders is het relatief eenvoudig om bij de gemeente
een nieuw rijbewijs aan te vragen. Echter, dit is niet altijd mogelijk voor mensen
die ziekteverschijnselen hebben of die in een huis wonen met iemand die ziekteverschijnselen
heeft. Ook wil men liever niet naar het gemeentehuis om de kans op besmetting met
COVID-19 zo klein mogelijk te houden. Bovendien heeft een groot deel van de rijbewijshouders
voor de aanvraag van een nieuw rijbewijs een verklaring van geschiktheid van het CBR
nodig. Medische keuringen ten behoeve van de afgifte van die verklaring en het aanvragen
van het rijbewijs zijn sinds 26 maart jl. in verband met de bestrijding van COVID-19 alleen op
afstand toegestaan. Hierdoor keuren artsen momenteel niet of veel minder. Ik ben in
gesprek met het Verbond van Verzekeraars over een mogelijke oplossing en verwacht
u hierover vrijdag aanstaande (17 april) te berichten.
Over het bezorgen van rijbewijzen wordt nog het volgende opgemerkt. Op dit moment
mogen gemeenten rijbewijzen niet bezorgen. Mensen moeten dus langs de gemeente om
hun rijbewijs op te halen. Ik begrijp de afweging van gemeenten om in deze dagen ervoor
te kiezen om een rijbewijs wel te bezorgen. Zo worden de contactmomenten tussen medewerkers
en inwoners van een gemeente beperkt. Voor de toekomst wil ik de mogelijkheid van
het opsturen van een rijbewijs onder bepaalde voorwaarden mogelijk maken, zodat de
regels voor rijbewijzen hetzelfde worden als die voor paspoorten en identiteitskaarten.
Voor nu is in ieder geval van belang dat het bezorgen van rijbewijzen op een zorgvuldige
manier gebeurt door het persoonlijk overhandigen van het rijbewijs aan de aanvrager,
met inname van het oude rijbewijs en verifiëring van de identiteit van de ontvanger.
Daarnaast dient de externe bezorgpartij voorafgaand aan de uitreiking via de gemeente
te controleren of er geen belemmeringen zijn en de uitreiking direct te melden aan
de gemeente.
b. Dienstverlening APK
De APK-dienstverlening draait op dit moment normaal. De meeste garages zijn nog open
en er worden op dit moment dagelijks meer APK’s uitgevoerd dan vorig jaar rond deze
tijd. Garages volgen de richtlijnen van het RIVM en hebben diverse maatregelen genomen
om auto’s te kunnen blijven keuren, zoals het halen en brengen van auto’s. De steekproeven
op de uitvoering van de APK door de Dienst Wegverkeer (RDW) gaan ook door, en ook
de RDW volgt daarbij de richtlijnen van het RIVM. Mensen werkzaam in de zorg of in
een ander vitaal beroep of mensen die door COVID-19 vast zitten in het buitenland
en die echt geen gelegenheid hebben om de APK-keuring te laten uitvoeren, kunnen contact
opnemen met de RDW. Er wordt dan geprobeerd om in overleg tot een goede oplossing
te komen. De RDW ontvangt daarnaast ook veel vragen van bezorgde burgers die hun APK
niet kunnen laten uitvoeren omdat zij niet naar de garage kunnen of durven. Om hieraan
tegemoet te komen, heeft de RDW in overleg met het Openbaar Ministerie de registervergelijking
op de APK-plicht bij lichte voertuigen (APK-2) tijdelijk opgeschort. Normaal gezien
mag een voertuig tot maximaal 2 maanden na het verlopen van de APK-vervaldatum op
de openbare weg stilstaan en mag er dus niet mee gereden worden. Daarna voert de RDW
een registercontrole uit om vast te stellen of een voertuig aan de keuringsplicht
voldoet. Is dat niet het geval, volgt er een boete. Door het tijdelijk opschorten
van de registervergelijking, ontvangen mensen van wie het voertuig de APK-vervaldatum
met twee maanden overschrijdt, nu geen boete. Het grootste gedeelte van de APK’s kan
dus gewoon blijven doorlopen, maar hiermee kan er ook coulance geboden worden aan
mensen die bijvoorbeeld in quarantaine zitten. Het niet tijdig laten uitvoeren van
de APK betekent wel dat mensen niet de weg op mogen met een verlopen APK. De enige
uitzondering hierop is de rit naar de garage voor de APK-keuring. Een voertuig met
een verlopen APK mag namelijk nog steeds niet deelnemen aan het verkeer. Voor de verzekering
blijft de APK ook onverminderd gelden als eis voor voertuigen die zich op de weg bevinden.
Op de website van de RDW is nadere informatie te vinden over bovenstaande en de overige
maatregelen die door de RDW zijn getroffen als gevolg van COVID-19.4
c. Inspectie Leefomgeving en Transport
De ILT heeft waar mogelijk gebruik gemaakt van haar bevoegdheden om de geldigheidsduur
van aflopende certificaten en andere documenten in bijvoorbeeld de lucht- en scheepvaart
ambtshalve te verlengen. Op de ILT website5 is informatie te vinden over de verschillende maatregelen per sector.
Op drie terreinen heeft de ILT een aanwijzing gekregen om niet te handhaven. Op 23 maart
jl. heeft de Minister voor Milieu en Wonen u geïnformeerd over het niet handhaven
wanneer een overtreding van artikel 95 van de Europese biocidenverordening wordt geconstateerd,
als deze overtreding verband houdt met de levering van vrijgestelde biociden voor
noodzakelijke desinfectiemiddelen door bedrijven die niet geregistreerd zijn om te
mogen leveren. Op 30 maart jl. heb ik u geïnformeerd over het niet handhaven op de
uitgifte van vouchers door luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannuleringen in het
licht van COVID-19.
De derde aanwijzing betreft het tijdelijk niet handhaven op de omschakeling van winter-
naar zomerbenzine. Hiertoe heeft de Minister van Milieu en Wonen besloten op verzoek
van de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI). Tankstations verkopen in
de wintermaanden benzine die meer vluchtige stoffen bevat. Dat zorgt ervoor dat benzine
ook bij lage temperaturen goed ontbrandt. Tankstations zijn normaal gesproken verplicht
uiterlijk 1 mei over te schakelen op zomerbrandstof, die minder vluchtige stoffen
bevat. Brandstofleveranciers en tankstations hebben door de dalende vraag naar brandstof
nog veel winterbenzine op voorraad, en krijgen nu een maand extra de ruimte de overgang naar zomerbrandstof te realiseren.
Omdat er veel minder wordt gereden en er niet meer winterbenzine dan normaal (zonder
COVID-19) wordt ingezet, leidt dit besluit naar verwachting niet tot hogere emissies
van vluchtige organische stoffen.
d. Rij- en rusttijden
Op 19 maart heb ik bekend gemaakt op enkele onderdelen de rij- en rusttijden tijdelijk
te versoepelen tot en met 6 april.6 Concreet betrof dit een aanpassing van de volgende onderdelen:
− een verhoging van de dagelijkse rijtijdlimiet van 9 naar 11 uur;
− een verhoging van de wekelijkse rijtijdlimiet van 56 uur naar 60 uur;
− een verhoging van de tweewekelijkse totale rijtijdlimiet van 90 naar 96 uur;
− en een aanpassing van de wekelijkse rustperiode: normaal gesproken dient deze uiterlijk
zes dagen na het einde van de laatste wekelijkse rust te beginnen. Dit is verruimd
naar zeven dagen.
Bovengenoemde wijzigingen blijven nu tot 1 juni in stand. Daarmee sluit ik aan bij
de verlengde kabinetsmaatregelen zoals het kabinet die op 31 maart jl. heeft uitgedragen.
Deze wijziging blijft alleen gelden voor beroepen die door het kabinet als cruciaal
zijn aangemerkt. Het gaat dan over het vervoer van de volgende producten: landbouwproducten
en levende dieren; andere voedingsproducten (levensmiddelen) en veevoeder; aardoliën
en aardolieproducten; medicinale en farmaceutische producten (waaronder medische hulpmiddelen);
en parfumerieën en reinigingsmiddelen en afval en vuilnis. Met deze verlenging wordt
ruimte aan de transportsector geboden om het vervoer van essentiële goederen op orde
te houden. Voor de volledigheid blijf ik wijzen op de verkeersveiligheid en de sociale
omstandigheden van de chauffeurs. Deze mogen niet onder druk komen te staan.
e. Goederenvervoer over de weg
Het goederenvervoer over de weg is vergunningplichtig. Indien een wegtransportonderneming
een verlenging van zijn vergunning aanvraagt en tijdelijk niet meer voldoet (of kan
aantonen te voldoen) aan alle eisen voor vergunningverlening wordt door de NIWO, het
zelfstandig bestuursorgaan dat de vergunningverlening verzorgt, een coulanceregeling
toegepast. Deze houdt in dat bij verlengingsaanvragen twee maal drie maanden uitstel
wordt gegeven voor het aanleveren van stukken:
− indien sprake is van vertraging bij de afgifte van de Verklaring Omtrent het Gedrag;
− indien het benodigde risicodragend vermogen (tijdelijk) onvoldoende is;
− indien financiële gegevens niet tijdig door de accountant kunnen worden aangeleverd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat