Brief regering : Beleidsreactie RIVM-onderzoeken chroom-6 en CARC Defensie
35 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020
Nr. 63
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2020
Inleiding
In de loop van 2014 was sprake van een toenemend aantal meldingen van gezondheidsklachten
bij (oud-)medewerkers van Defensie die op de Prepositioned Organizational Materiel Storage (POMS) locaties hadden gewerkt. Naar aanleiding hiervan heeft Defensie het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in maart 2015 gevraagd onderzoek te doen naar
de mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid als gevolg van het werken met
chroom-6 houdende verf bij Defensie en als gevolg van het werken met Chemical Agent Resistant Coating (CARC) op de POMS-locaties. Dit onderzoek is in drie deelonderzoeken opgedeeld: (1)
het onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties, (2) het onderzoek naar CARC op de
POMS-locaties en (3) het onderzoek naar chroom-6 op de andere defensielocaties. Het
eerste onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties is in juni 2018 voltooid, zie mijn
brief van 4 juni 2018 (Kamerstuk 34 775 X, nr. 126). Het tweede onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan
de stof hexamethyleen di-isocyanaat (HDI) uit CARC op de POMS-locaties is recent voltooid.
Het derde onderzoek is in uitvoering en zal naar verwachting eind 2020 zijn voltooid.
In mijn brief van 28 februari 2020 (Kamerstuk 35 300 X, nr. 60) heb ik gemeld dat ik voornemens was u op 23 maart 2020 mijn beleidsreactie op de
diverse rapportages en conclusies en aanbevelingen van de paritaire commissie te sturen.
Tegelijk zouden dan ook de rapportages van het RIVM, het advies van het Deskundigenberaad
en de conclusies en aanbevelingen van de paritaire commissie openbaar worden gemaakt.
Echter, door de ontwikkelingen in de strijd tegen de verdere verspreiding van COVID-19
heb ik, na consultatie met het RIVM en in overleg met de paritaire commissie, besloten
de publicatie van de rapportages, conclusies en aanbevelingen en de gelijktijdige
verzending van deze Kamerbrief tot op heden uit te stellen. Mijn streven was desondanks
de betrokken (oud-) medewerkers en nabestaanden zo spoedig mogelijk te kunnen informeren
en duidelijkheid te geven. Daarom heb ik, na consultatie met het RIVM en in overleg
met de paritaire commissie, besloten vandaag de rapportages van het RIVM, het advies
van het Deskundigenberaad en de conclusies en de aanbevelingen van de paritaire commissie
en mijn reactie hierop openbaar te maken1. Hiermee geef ik ook invulling aan het verzoek van uw Kamer van 25 maart 2020 zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk 7 april 2020 de toegezegde stukken te versturen.
De resultaten van het eerste onderzoek heeft u in juni 2018 ontvangen inclusief mijn
beleidsreactie hierop. Deze brief bevat de hoofdlijnen van het onderzoek naar CARC
op de POMS-locaties. Mijn beleidsreactie bouwt voort op die zoals gegeven in mijn
brief van 4 juni 2018. Hierin ben ik ingegaan op het niet nakomen van de zorgplicht
en het onvoldoende zorg dragen voor een veilige werkomgeving door Defensie.
Ik realiseer mij dat de onderzoeken voor de POMS-locaties veel tijd in beslag hebben
genomen en dat het lang heeft geduurd voordat er duidelijkheid gegeven kon worden
aan de (oud-)medewerkers van de POMS over de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling
aan chroom-6 en CARC. Ik weet dat veel (oud-) medewerkers lang met vragen hebben rondgelopen
en in onzekerheid hebben verkeerd of nog verkeren. Met de voltooiing van de onderzoeken
voor de POMS-locaties hoop ik dat duidelijkheid is gegeven en dat een groot gedeelte
van de onzekerheid zal worden weggenomen. Voor de (oud-)medewerkers van de andere
defensielocaties is het van groot belang dat het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s
als gevolg van blootstelling aan chroom-6 zorgvuldig en spoedig wordt voltooid en
dat ook aan hen duidelijkheid kan worden gegeven.
Conclusies RIVM-onderzoeken
1. Onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan de stof
HDI uit CARC op de POMS-locaties
Het RIVM-onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan CARC
heeft zich allereerst gericht op de vraag hoe er op de POMS-locaties is gewerkt met
CARC en welke ziektes dit tot gevolg kon hebben. Dit onderzoek bleek gecompliceerd
omdat het onduidelijk is welke stoffen er in CARC hebben gezeten. CARC is, afhankelijk
van de fabrikant en periode, vaak van samenstelling gewijzigd. In alle mogelijke varianten
van CARC bleek altijd één stof, hexamethyleen di-isocyanaat (HDI), in relatief hoog
gehalte aanwezig te zijn geweest. Op basis van het rapport «Evaluatie en prioritering
schadelijke stoffen in CARC, gebruikt op de Nederlandse POMS-locaties» (RIVM-rapport
2018–0050) heeft de paritaire commissie besloten het onderzoek in eerste instantie
te richten op de component HDI uit CARC. Ik heb uw Kamer hierover in mijn brief van
26 oktober 2018 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 15) geïnformeerd. Het RIVM heeft het onderzoek volgens dezelfde methodiek uitgevoerd
als het onderzoek naar chroom-6 op de POMS-locaties. Uit het onderzoek is gebleken
dat de volgende ziektes kunnen zijn veroorzaakt door blootstelling aan HDI uit CARC
op de POMS-locaties: (1) astma (allergisch en irritatief), (2) rhinitis/conjunctivitis
(allergisch en irritatief), (3) contact eczeem (allergisch en irritatief) en (4) Hypersensitivity
Pneumonitis (ofwel Extrinsieke Allergische Alveolitis (HP/EAA)). De eerste drie ziektes
kunnen ook zijn veroorzaakt door chroom-6. De relatief zeldzame longaandoening HP/EAA
kan worden veroorzaakt door verschillende oorzaken, waaronder blootstelling aan HDI.
Er zijn geen aanwijzingen dat HP/EAA door blootstelling aan chroom-6 kan worden veroorzaakt.
Het onderzoek van het RIVM heeft zich gericht op de component HDI uit CARC. Het RIVM
concludeert in haar rapportage dat er voor de andere stoffen uit CARC onvoldoende
informatie is om een zinvolle blootstellings- en risicobeoordeling voor de POMS-locaties
te kunnen uitvoeren. Nader onderzoek naar andere stoffen in CARC zal geen duidelijke
conclusies op stofniveau opleveren en zal geen handvatten bieden voor een eventuele
collectieve regeling.
2. Onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6
op de andere defensielocaties en haalbaarheid epidemiologisch onderzoek
Voor het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6
op de andere defensielocaties wordt voortgebouwd op het onderzoek naar chroom-6 op
de POMS-locaties waarbij veel resultaten van dit onderzoek worden gebruikt. Dit vervolgonderzoek
is mede hierdoor eenvoudiger van opzet maar niet minder zorgvuldig. Het RIVM is hiertoe
begonnen met een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden op de andere defensielocaties
in de relevante tijdsperiodes. Uit dit verkennend onderzoek kwam het volgende globale
beeld naar voren: in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw was er weinig aandacht
voor veiligheid op de werkplek en waren de arbeidsomstandigheden vergelijkbaar met
die op de POMS-locaties in die periode. In de jaren ’90 verbeterden de arbeidsomstandigheden
geleidelijk maar met grote verschillen tussen de defensieonderdelen en locaties. Vanaf
begin 2000 waren de arbeidsomstandigheden «grosso modo» op orde en werd voldaan aan
de vereiste standaarden. Voor het verkrijgen van een vollediger beeld van de arbeidsomstandigheden
per defensieonderdeel of locatie voert het RIVM momenteel nader onderzoek uit waarbij
aan zoveel mogelijk (oud-) medewerkers informatie wordt gevraagd. Het RIVM verwacht
door dit onderzoek kwalitatieve uitspraken te kunnen doen over de gezondheidsrisico’s
als gevolg van blootstelling aan chroom-6 in de periode tot 2015. De verwachting is
dat het RIVM de eerste beelden uit de analyse in juli 2020 kan bespreken met de paritaire
commissie. Het onderzoek is naar verwachting eind 2020 voltooid. Ik zal uw Kamer na
de zomer informeren over de voortgang van dit onderzoek.
In het kader van het onderzoek voor de andere defensielocaties is ook onderzocht of
een epidemiologisch onderzoek inzicht kan geven in een mogelijk verband tussen het
ontstaan van bepaalde ziekten en blootstelling aan chroom-6. De paritaire commissie
heeft het RIVM opdracht gegeven te verkennen of het haalbaar is om via epidemiologisch
onderzoek onder (oud-) medewerkers van Defensie vast te stellen of bepaalde ziekten
vaker voorkomen bij mensen die zijn blootgesteld aan chroom-6. Uit deze verkenning
is gebleken dat een epidemiologisch onderzoek een aantal serieuze knelpunten en beperkingen
kent. De belangrijkste conclusies zijn kort samengevat:
a. Voor een dergelijk epidemiologisch onderzoek moet van alle functies op alle locaties
de blootstelling aan chroom-6 worden bepaald. Aangezien de blootstelling over de tijd
varieerde dient de blootstelling over een langere periode te worden onderzocht. Een
inschatting van de blootstelling voor alle functies zou meer dan 10 jaar werk vergen.
Daarnaast is het op voorhand onduidelijk of er voldoende betrouwbare informatie beschikbaar
is over de aanwezigheid van chroom-6 in de toen gebruikte of behandelde verf(lagen).
b. In de huidige personeelsadministratie is relevante gedigitaliseerde informatie voor
alle medewerkers vanaf 2004 beschikbaar. Om ook de relevantere periode qua blootstelling
aan chroom-6 te kunnen onderzoeken zou mogelijk tot 50 jaar terug informatie uit eerder
gebruikte systemen van personeelsadministratie moeten worden gedigitaliseerd en gehomogeniseerd.
Dit is een zeer ingewikkeld, arbeidsintensief en tijdrovend proces. Bovendien is het
de vraag of de dossiers compleet zijn.
c. Een epidemiologisch onderzoek zou daarnaast de volgende beperkingen kennen:
• Alleen een beperkt aantal ziekten kan routinematig worden onderzocht. Voor veel ziekten
die door chroom-6 kunnen worden veroorzaakt, zijn geen systematisch verzamelde gegevens
in landelijke registraties aanwezig.
• Onzeker is of eventuele verbanden met ziekte(n) kunnen worden geïnterpreteerd als
zijnde specifiek voor chroom-6.
• Onduidelijk blijft of gevonden resultaten kunnen zijn beïnvloed dan wel zijn veroorzaakt
door leefstijlfactoren zoals roken. De duiding van de bevindingen zal bij gebrek aan
individuele gegevens op redelijke termijn niet mogelijk zijn.
Het RIVM komt in haar «Samenvattende conclusies, januari 2020» (RIVM 04.3_20.006.C6C
Definitieve notitie Eindconclusie haalbaarheid epi-onderzoek Cr-6 Defensie) tot het volgende:
«Eindconclusie is dat een epidemiologisch onderzoek gericht op het onderzoeken van
een verband tussen chroom-6 blootstelling in het verleden en ziekten, zeer veel inspanning
zou vergen en de resultaten niet binnen redelijke termijn beschikbaar zouden kunnen
zijn. Bovendien zouden door verschillende beperkingen de resultaten moeilijk te duiden
zijn en een dergelijk onderzoek zou daardoor geen bruikbare informatie opleveren.»
Door de paritaire commissie is naar aanleiding van de conclusies van het RIVM besloten
een dergelijk epidemiologisch onderzoek niet te laten uitvoeren. De rapportage van
het RIVM is gevoegd bij deze brief2.
3. Actualisatie van de lijst met ziekten en aandoeningen die door (beroepsmatige blootstelling
aan) chroom-6 kunnen worden veroorzaakt
Bij de presentatie van het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling
aan chroom-6 op de POMS-locaties in juni 2018 is benadrukt dat de lijst met ziektes
en aandoeningen kan wijzigen als gevolg van nieuw wetenschappelijk onderzoek. Het
RIVM heeft onderzocht of nieuw wetenschappelijk onderzoek aanleiding geeft tot het
aanpassen van de lijst met ziektes en heeft vervolgens een risicobeoordeling uitgevoerd
waarbij is onderzocht of (oud-)medewerkers van de POMS zodanig zijn blootgesteld dat
zij ziek kunnen zijn geworden of nog zouden kunnen worden. Het door het RIVM uitgevoerde
onderzoek toont aan dat één nieuwe ziekte, namelijk strottenhoofdkanker, aan de lijst
moet worden toegevoegd. Dit op basis van een in november 2019 gepubliceerd wetenschappelijk
onderzoek. Bij de actualisatie van de lijst met ziekten is door het RIVM ook met extra
aandacht gekeken naar bepaalde klachten, kankersoorten en immunologische aandoeningen
die niet op de lijst staan maar wel vaak worden genoemd door (oud-)medewerkers. Dit
heeft niet geleid tot nieuwe conclusies. Er is geen of onvoldoende bewijs dat beroepsmatige
blootstelling aan chroom-6 deze ziekten of negatieve gezondheidseffecten kan veroorzaken
bij mensen. De rapportage van het RIVM is gevoegd bij deze brief3.
4. Advies van het Deskundigenberaad aangaande aanvullende maatregelen nazorg oud-medewerkers
POMS-locaties
In mijn brief aan uw Kamer van 5 maart 2019 heb ik bevestigd de nazorg voor de (oud-)medewerkers
die zijn blootgesteld aan chroom-6 bij de POMS te handhaven (Kamerstuk 35 000 X, nr. 105). Daarbij is de nazorg zo veel als mogelijk toegesneden op de hulpvraag. Behalve
(oud-)medewerkers die een ziekte hebben (gehad) die volgens het onderzoek van het RIVM het gevolg
kan zijn van blootstelling aan chroom-6, maken ook (oud-)medewerkers die zijn blootgesteld
maar niet ziek zijn zich zorgen over hun gezondheid. In dit licht heb ik, via de paritaire
commissie, het RIVM verzocht een onafhankelijk deskundigenadvies op te laten stellen
naar mogelijk aanvullende nazorgmaatregelen. Het door het RIVM hiervoor ingestelde
Deskundigenberaad, onder voorzitterschap van prof.dr. Hans van Delden, heeft geconcludeerd
dat het nut van een periodiek medisch onderzoek twijfelachtig is. Er is specifiek
gekeken naar «total body scan» en bloed- en urine onderzoek. Het deskundigenberaad verwacht dat het (herhaald) aanbieden
van een dergelijk onderzoek leidt tot een toename in onzekerheden voor de (oud-)POMS-medewerkers.
Hiermee volgt het Deskundigenberaad de Gezondheidsraad die van mening is dat hier
nauwelijks gezondheidswinst te halen is en mogelijk zelfs een averechts effect kan
hebben (Rapport «Doorlichten doorgelicht», Gezondheidsraad 2015). De vraag of bepaalde
aandoeningen of ziektes in de toekomst te verwachten zijn, kan met «total body scans» en/of algemeen bloed- en urine onderzoek niet worden beantwoord. Het is een momentopname
zonder voorspellende waarde. Wel staat het Deskundigenberaad positief tegenover het
aanbieden van een zogenoemd Persoonlijk Gezondheidskundig Consult aan (oud-)medewerkers
die daar behoefte aan hebben. Het gaat hierbij om een persoonlijk gesprek door een
«health professional» waarbij kan worden ingegaan op specifieke vragen. Het Deskundigenberaad
heeft hiervoor een aantal voorwaarden en inrichtingseisen geformuleerd en heeft op
basis van een multi-criteria analyse een advies opgesteld over de wijze van uitvoering.
Aanbevelingen paritaire commissie op basis van conclusies en aanbevelingen RIVM
De paritaire commissie steunt de conclusies en aanbevelingen van het RIVM en de aanbeveling
van het Deskundigenberaad aangaande het beschikbaar stellen – en de wijze van inrichting
– van het Persoonlijk Gezondheidskundig Consult. De paritaire commissie doet op basis
van de bevindingen en conclusies uit het RIVM-rapport, de volgende aanbevelingen:
1. Voeg aan de lijst met ziektes die kunnen worden veroorzaakt door blootstelling aan
chroom-6 strottenhoofd kanker toe als een ziekte die kan worden veroorzaakt door blootstelling
aan chroom-6 en pas de Uitkeringsregeling en Coulanceregeling daarop aan.
2. Stel een uitkeringsregeling vast voor die (oud-)medewerkers van de POMS-locaties die
een aandoening hebben die het gevolg kan zijn van blootstelling aan HDI uit CARC bij
de POMS.
3. Continueer het al door het RIVM in gang gezette onderzoek naar gezondheidsrisico’s
als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op de andere defensielocaties waarbij wordt
voortgebouwd op – en gebruik wordt gemaakt van – de resultaten van het onderzoek naar
chroom-6 op de POMS-locaties. Dit onderzoek moet in 2020 zijn voltooid. De paritaire
commissie adviseert om in het kader van het onderzoek naar gezondheidsrisico’s als
gevolg van blootstelling aan chroom-6 op de andere defensielocaties geen epidemiologisch
onderzoek uit te voeren.
4. De paritaire commissie constateert hierbij dat een organisatie als Defensie er baat
bij zal hebben om meer systematisch gegevens te verzamelen over de arbeidsomstandigheden
op alle locaties en over werkverleden en gezondheid. Het opzetten en begeleiden van
een dergelijk onderzoek zou dan wel binnen de normale bedrijfskaders moeten geschieden.
5. Bied (oud-)medewerkers van de POMS-locaties die zijn blootgesteld aan chroom-6 en
die een functie hebben vervuld die behoort tot één van de risicogroepen een Persoonlijk
Gezondheidskundig Consult aan. Op basis van het advies van het Deskundigenberaad concludeert
de paritaire commissie dat de Polikliniek Mens en Arbeid van het Coronel Instituut
van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum het best gekwalificeerd is om dit uit
te voeren. Besteed bij de communicatie en voorlichting nadrukkelijk aandacht aan wat
dit consult inhoudt en ook wat dit niet is. Vermeld dat het consult geen vervanging
is van de reguliere gezondheidszorg zoals de eigen (militair) huisarts of bedrijfsarts.
6. Geef het RIVM opdracht te blijven monitoren of in de toekomst nieuw wetenschappelijk
onderzoek aanleiding kan geven de lijst met ziektes en aandoeningen als gevolg van
blootstelling aan chroom-6 te actualiseren.
Aanvullende adviezen paritaire commissie
Naast bovenstaande aanbevelingen doet de paritaire commissie nog één aanbeveling.
De paritaire commissie constateert dat Defensie de afgelopen jaren veel expertise
heeft opgebouwd over de gezondheidseffecten van chroom-6 verf en de wijze waarop een
uitkeringsregeling voor de slachtoffers tot stand kan worden gebracht. De paritaire
commissie adviseert deze kennis en ervaring daar waar mogelijk te delen met andere
publieke en private partijen en de opgebouwde expertise niet verloren te laten gaan.
Tegelijk constateert de paritaire commissie dat het overleg en de kennisdeling met
andere partijen al gedeeltelijk geschiedt.
Opvolging eerdere adviezen
In juni 2018 heeft de paritaire commissie een aantal adviezen gegeven. De paritaire
commissie rekent het mede tot haar taak toe te zien op de opvolging van deze adviezen
door Defensie. Deze adviezen betroffen (1) de collectieve uitkeringsregeling, (2)
de aandacht voor nazorg, (3) de wijze waarop Defensie met gevaarlijke stoffen omgaat
en (4) het vervolg van het onderzoek naar chroom-6 op andere defensielocaties. De
paritaire commissie concludeert dat Defensie op een goede wijze invulling heeft gegeven
aan deze adviezen.
Beleidsreactie
De conclusies en de aanbevelingen van de paritaire commissie neem ik allen onverkort
over.
1. Aan de eerste aanbeveling om strottenhoofdkanker toe te voegen aan de lijst met ziektes
en de Coulanceregeling en Uitkeringsregeling daarop aan te passen, is voldaan. De
aanpassing wordt met terugwerkende kracht ingevoerd. (Oud-)medewerkers of hun nabestaanden
waarvan een eerdere aanvraag op grond van strottenhoofdkanker is afgewezen, zullen
ambtshalve worden benaderd door het ABP. (Oud-)medewerkers of hun nabestaanden die
nog geen aanvraag hebben ingediend, kunnen dat alsnog doen.
2. Ook aan de tweede aanbeveling om voor die (oud-)medewerkers van de POMS-locaties die
een aandoening hebben die het gevolg kan zijn van blootstelling aan HDI een uitkeringsregeling
vast te stellen, zal worden voldaan. Momenteel is Defensie hierover in overleg met
de Centrales van Overheidspersoneel. Zodra deze regeling is vastgesteld, zal deze
worden gepubliceerd en zullen de (oud-)medewerkers worden geïnformeerd.
3. Het al in gang gezette onderzoek naar de gezondheidsrisico’s op de andere defensielocaties,
waarbij zoveel als mogelijk wordt voortgebouwd op het eerdere onderzoek naar chroom-6
op de POMS-locaties, zal worden voortgezet volgens het door de paritaire commissie
vastgestelde plan van aanpak. Ik zal uw Kamer na de zomer informeren over de voortgang
en mogelijke eerste tussenresultaten van dit onderzoek. Voor het onderzoek naar de
gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op defensielocaties
zal geen epidemiologisch onderzoek worden uitgevoerd. Voor het meer systematisch verzamelen
van gegevens over de arbeidsomstandigheden, werkverleden en gezondheid is Defensie
begonnen met het invullen van de randvoorwaarden om gezondheidsmonitoring in te kunnen
voeren. Gezondheidsmonitoring is een essentiële voorwaarde voor het ontwikkelen van
goed gezondheidsbeleid en kan helpen om verbanden tussen werkomstandigheden en gezondheidsaandoeningen
vast te stellen en om te kunnen handelen als daar noodzaak toe is. De invoering zal
meerdere jaren beslaan en is over drie fasen verdeeld:
1. het invullen van de randvoorwaarden, te weten het ontsluiten van medische en plaatsingsgegevens;
2. historisch onderzoek;
3. het structureel monitoren (en analyseren) van de gezondheid en veiligheid van het
defensiepersoneel.
In 2019 is begonnen met de eerste fase, deze is nog niet voltooid. Defensie heeft
als doel om via gezondheidsmonitoring de gezondheid van defensiemedewerkers (militairen
en burgers) en de effectiviteit van de zorg, waar mogelijk, te verbeteren.
4. Met de Polikliniek Mens en Arbeid van het Coronel Instituut van het Amsterdam Universitair
Medisch Centrum zijn afspraken gemaakt. Oud-POMS medewerkers die zijn blootgesteld
aan chroom-6 en die zich zorgen maken over hun gezondheid kunnen hier terecht voor
een Persoonlijk Gezondheidskundig Consult. Ik onderschrijf de oproep van de paritaire
commissie voor duidelijke communicatie en voorlichting aangaande het geboden consult.
Het Persoonlijk Gezondheidskundig Consult is aanvullend aan de zorg die via de (militair)
huisarts of bedrijfsarts kan worden geboden en is geen vervanging hiervan. De kosten
van het Persoonlijk Gezondheidskundig Consult worden betaald door Defensie. Indien
uit het consult een doorverwijzing volgt voor nader medisch, chroom-6 gerelateerd,
onderzoek zal Defensie de kosten van het verplicht eigen risico zorgverzekering vergoeden.
Voor een doorverwijzing voor nader chroom-6 gerelateerd onderzoek is dus geen doorverwijzing
door de huisarts meer nodig aangezien de Polikliniek Mens en Arbeid dit zal verzorgen
indien dit noodzakelijk wordt geacht. De bestaande tijdelijke maatregel vergoeding
van het verplicht eigen risico zorgverzekering bij een doorverwijzing door de huisarts
komt hiermee te vervallen.
5. Het RIVM heeft al de opdracht te monitoren of er in de toekomst nieuw wetenschappelijk
onderzoek is of nieuwe inzichten zijn die zouden kunnen noodzaken tot een aanpassing
van de lijst met ziektes en aandoeningen gerelateerd aan chroom-6. Indien dit het
geval is, zal in overleg met de Centrales van Overheidspersoneel de Uitkeringsregeling
en Coulanceregeling worden aangepast. Ik zal uw Kamer hierover dan informeren.
De aanvullende aanbeveling van de Paritaire Commissie neem ik ter harte. Ook ik hecht
er belang aan de opgebouwde kennis en ervaring daar waar mogelijk en relevant te delen
met andere partijen. Defensie geeft hier sinds een aantal jaren op verschillende manieren
al invulling aan en zal dit in de toekomst voortzetten. Defensie zal, waar mogelijk,
bijdragen aan de uitwerking en implementatie van de resultaten en adviezen van de
Commissie Vergemakkelijken Schadeafhandeling Beroepsziekten (VSAB) onder voorzitterschap
van de heer Ton Heerts, die door de Staatssecretaris van SZW is ingesteld. Indien
van toepassing zal Defensie mogelijke consequenties volgend uit de implementatie van
de adviezen van de commissie Heerts, aangaande de collectieve rechtspositionele uitkeringsregelingen,
bespreken met de Centrales van Overheidspersoneel.
Onafhankelijke Advies Bezwaarcommissie Uitkeringsregeling
In mijn brief van 28 februari 2020 ben ik ingegaan op de Onafhankelijke Advies Bezwaarcommissie
Uitkeringsregeling. De commissie zal op korte termijn worden ingesteld en zal bestaan
uit Prof. dr. Willem van Rhenen (Chief Health Officer en lid RvB Arbo Unie, hoogleraar Engagement & Productivity Business Universiteit
Nyenrode, ombudsman PostNL en lid Kamer van Sociale Geneeskunde), Mr. Janny Kranenburg
(voormalig rechter en vicepresident van de rechtbank Utrecht, voormalig raadsheer,
vicepresident en sectorvoorzitter bij het Hof Den Bosch en voormalig staatsraad bij
de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) en Mr. Peter Vas Nunes (voormalig
advocaat en arbeidsrecht jurist). De commissie wordt secretarieel ondersteund door
het CAOP. De commissie zal zeer binnenkort haar werkzaamheden aanvangen. Ik ben Prof.
dr. Willem van Rhenen, Mr. Janny Kranenburg en Mr. Peter Vas Nunes dankbaar voor hun
bereidheid deze taak op zich te willen nemen.
Tot slot
Met de voltooiing van het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling
aan de stof HDI uit CARC en de actualisatie van de lijst met ziekten als gevolg van
blootstelling aan chroom-6 zijn de RIVM-onderzoeken voor de POMS-locaties gereed.
Ik hoop dat met deze resultaten van de RIVM-onderzoeken een groot gedeelte van de
onzekerheid waar (oud-)medewerkers mee hebben geleefd of nog leven, wordt weggenomen.
Daarnaast zal de nazorg voor de oud-medewerkers en eventuele nabestaanden van de POMS-locaties
worden voortgezet en waar nodig en mogelijk verder worden verbeterd. De vraag van
de oud-medewerker of nabestaande staat hierbij centraal. Het Persoonlijk Gezondheidskundig
Consult is een voorbeeld van een voorziening die Defensie aanbiedt in het kader van
de nazorg en die bedoeld is om tegemoet te komen aan de wensen en behoeften van de
(oud-)medewerkers. Het Multi Disciplinaire Team, waarin alle relevante partijen deelnemen,
zal de uitvoering van de nazorgmaatregelen blijven monitoren en indien nodig deze
bijsturen en aanpassen.
Het was eerder de intentie om op woensdag 25 en donderdag 26 maart in Heerlen respectievelijk
Almelo twee voorlichtingsbijeenkomsten te houden voor de oud-medewerkers en nabestaanden
van de POMS-locaties. Vanwege de op donderdag 12 maart jongstleden afgekondigde landelijke maatregelen
in de strijd tegen de verdere verspreiding van COVID-19 heb ik eerder al moeten besluiten
deze bijeenkomsten niet door te laten gaan. Ook nu is het, gezien de maatregelen in
de strijd tegen de verspreiding van COVID-19, niet mogelijk om op korte termijn informatiebijeenkomsten
te houden. Ik zal aanvullende maatregelen nemen om de betrokken (oud-) medewerkers
en nabestaanden verder te informeren. Ik ben voornemens, zodra de mogelijkheid bestaat
tezamen met de vakbonden en betrokken instanties en organisaties op een nader te bepalen
datum vervangende informatiebijeenkomsten voor de (oud-)medewerkers en nabestaanden
van de POMS te organiseren.
Tot slot wil ik nogmaals onderstrepen dat alle betrokken partijen, waaronder de paritaire
commissie en het RIVM, zich bewust zijn van het belang dat het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s
als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op de andere defensielocaties zo spoedig
mogelijk wordt voltooid. Ook voor de (oud-)medewerkers van deze locaties moet er duidelijkheid
komen en (oud-) medewerkers die ziek zijn of een aandoening hebben als gevolg van
blootstelling aan chroom-6 moeten aanspraak kunnen maken op een collectieve uitkeringsregeling.
Zolang dat niet het geval is, kunnen deze (oud-)medewerkers aanspraak blijven maken
op de Coulanceregeling.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Indieners
-
Indiener
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.