Brief regering : Beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen
33 846 Vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen (Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen)
Nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2020
Vooraf
Vanaf 2015 heeft Nederland weer een bibliotheekwet: de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen
(Wsob) (Kamerstuk 33 846). Deze wet biedt een actueel inhoudelijk en bestuurlijk kader voor het bibliotheekwerk
na een periode van ruim dertig jaar volledige decentralisatie.1 De Wsob is geëvalueerd en de Raad voor Cultuur heeft een advies uitgebracht over
de staat van het bibliotheekstelsel.
De wetsevaluatie laat een overwegend positief beeld zien. De maatregelen en instrumenten
van de Wsob werken in grote lijnen zoals werd beoogd. De maatschappelijke functie
van de openbare bibliotheek is succesvol verbreed. Door een heldere rolverdeling is
de samenhang in het bibliotheekstelsel vergroot en is de samenwerking verbeterd. En
er is een relevante digitale bibliotheek ontstaan. Deze digitale openbare bibliotheek
blijkt een zeer waardevolle voorziening nu alle fysieke bibliotheekvestingen sinds
16 maart 2020 gesloten zijn als gevolg van de Coronacrisis. De digitale collectie
wordt in hoog tempo uitgebreid en zoveel mogelijk vrij toegankelijk gemaakt, zodat
thuis lezen voor iedereen mogelijk blijft.
Toch zijn deze positieve resultaten geen reden voor tevredenheid. De Wsob regelt het
functioneren van het stelsel, maar niet de beschikbaarheid en toegankelijkheid van
de bibliotheek. Dat is een decentrale verantwoordelijkheid. Over een langere periode
bezien loopt het aantal bibliotheekvestigingen terug. Het aantal gemeenten zonder
bibliotheek loopt op, net als de afstand tot de bibliotheek in een aantal regio’s
(zie bijlage 1). Niet iedereen heeft in voldoende mate toegang tot een volwaardige
bibliotheek. De openbare bibliotheken zijn onmisbaar bij grote maatschappelijke opgaven
als het stimuleren van het lezen, de bestrijding van laaggeletterdheid en digitale
inclusie. Een verdere afkalving van het Nederlandse bibliotheeknetwerk raakt het werken
aan deze opgaven. Ik wil daar samen met de VNG, het IPO, de Vereniging van Openbare
Bibliotheken (VOB), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en het samenwerkingsverband van
provinciale ondersteuningsorganisaties (SPN) actie op ondernemen langs de volgende
lijnen:
1. Iedere inwoner van Nederland heeft toegang tot de openbare bibliotheek;
2. De jeugd heeft gratis toegang tot de bibliotheek;
3. De openbare bibliotheek is een essentiële partner in het Leesoffensief;
4. Succesvol samenwerken in het bibliotheeknetwerk.
De resultaten zullen we rond de zomer vastleggen in een convenant. Voor de uitvoering
van acties uit het convenant stel ik een bedrag van circa € 1 mln. per jaar beschikbaar.
Prioriteit geef ik aan maatregelen die bijdragen aan het Leesoffensief dat mijn collega
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en ik in onze brief van 3 december 2019
hebben aangekondigd.2
Met mijn brief van 11 februari 2020 heb ik u het evaluatierapport van onderzoeksbureau
KWINK en het advies van de Raad voor Cultuur toegezonden.3 Met deze brief geef ik u mijn beleidsreactie. Na een korte plaatsbepaling van het
Nederlandse bibliotheekveld vier jaar na de invoering van de Wsob in paragraaf 1 ga
ik achtereenvolgens in op: de doelen van de Wsob en de resultaten van de evaluatie
(paragraaf 2), het advies van de Raad voor Cultuur (paragraaf 3), het bestuurlijk
overleg van 5 februari 2020 (paragraaf 4) en de beleidsreactie met de onderbouwing
en context van de hierboven genoemde lijnen (paragraaf 5).
1. Het bibliotheekveld na vier jaar Wsob
De openbare bibliotheek is een algemene publieke voorziening die bijdraagt aan persoonlijke
ontwikkeling en gelijke kansen. Iedereen is welkom in de bibliotheek. In 2018 bereikte
de bibliotheek 40% van de Nederlandse bevolking van zes jaar en ouder. Met circa 3,6
mln. leden en 62 mln. bezoeken heeft de openbare bibliotheek een groot bereik.
Het Nederlandse openbare bibliotheekwerk is in veel opzichten toonaangevend. In 2018
werd Bibliotheek School 7 in Den Helder internationaal verkozen tot beste bibliotheek
van de wereld.4 In 2019 behaalde de LocHal, de nieuwe centrale vestiging van de Tilburgse openbare
bibliotheek, de tweede plaats bij deze verkiezing. Ook op andere plaatsen in Nederland
openden afgelopen jaren nieuwe bibliotheken. De bezoekers komen er om een groot aantal
redenen: om boeken te lenen, een taalcursus te volgen, om te leren omgaan met de digitale
overheid, voor een voorleesmiddag, een sollicitatietraining, om huiswerk te maken
of gewoon om de krant te lezen met een kop koffie. De publieke ruimte van de openbare
bibliotheek functioneert als huiskamer van de stad, de wijk of het dorp. Dat is zeer
waardevol in een samenleving met risico’s op segregatie. De algehele staat van het
fysieke bibliotheeknetwerk laat een wisselend beeld zien. Naast steden met spraakmakende
en goed geoutilleerde bibliotheken zien we ook regio’s en wijken waar het netwerk
te dun is geworden. In paragraaf 5 ga ik daar verder op in.
Een deel van het bereik van de openbare bibliotheek verloopt langs digitale weg. Wie
lid is van de openbare bibliotheek, heeft zonder meerkosten toegang tot de online
bibliotheek.5 Sinds de invoering van de Wsob heeft zich – in aanvulling op de fysieke bibliotheek
– een substantiële digitale bibliotheek ontwikkeld. In 2018 omvatte die circa 22.000
titels die in totaal circa 6,5 mln. keer werden geleend. Titels zijn beschikbaar op
basis van het «one copy, multiple users» principe en de makers en uitgevers ontvangen
een faire vergoeding voor de digitale uitleningen. Internationaal wordt met veel belangstelling
naar dit model gekeken. De huidige uitzonderlijke omstandigheden laten het grote belang
zien van deze goed functionerende en stabiele digitale voorziening voor het algemene
publiek.
2. De doelen van de Wsob en de resultaten van de evaluatie
Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau KWINK en geeft, conform
artikel 29 van de wet, inzicht in de doeltreffendheid en de effecten van de Wsob.6 Het beschrijft de situatie in het Nederlandse openbare bibliotheekwerk eind 2018,
afgezet tegen de situatie in 2014, het jaar voor de invoering van de wet. De evaluatie
concentreert zich op de belangrijkste aanleidingen tot de Wsob en op de effecten van
de maatregelen en instrumenten die de wet daarop inzet.
a. De maatschappelijke functie en publieke waarden waren niet gedefinieerd
Het bibliotheekwerk is in 1987 zonder bestuurlijke opdracht gedecentraliseerd naar
gemeenten en provincies. Sindsdien was de maatschappelijke functie van de openbare
bibliotheek niet meer formeel gedefinieerd. Het bibliotheekwerk heeft na de decentralisatie
aanvankelijk een periode van continuïteit en stabiele groei gekend. In de praktijk
was er maatschappelijke consensus over de functie en verschijningsvorm van de openbare
bibliotheek. Het ontbreken van een wettelijke definitie van de openbare bibliotheek
en van de maatschappelijke functie werd daardoor niet als een gebrek ervaren. Ingrijpende
ontwikkelingen zoals de digitalisering, nieuwe maatschappelijke opgaven en veranderingen
in gebruikersgedrag en -voorkeuren maakten het noodzakelijk de maatschappelijke functie
van de openbare bibliotheek opnieuw te doordenken en te definiëren.
De Wsob beschrijft de publieke waarden van de openbare bibliotheek, zoals toegankelijkheid,
betrouwbaarheid en onafhankelijkheid en benoemt vijf maatschappelijke functies. De
openbare bibliotheek is niet alleen de publieke toegang tot kennis en informatie,
maar is ook een plek voor non-formele educatie in relatie met actuele lokale sociale
opgaven.
De evaluatie laat zien dat de wet heeft bijgedragen aan een duidelijker en breder
profiel van de openbare bibliotheek als maatschappelijke organisatie met een aantal,
deels nieuwe maatschappelijke taken. De wet ondersteunt en versnelt de verbreding
van de maatschappelijke functies van de bibliotheek. In de praktijk is dit onder andere
zichtbaar in de activiteiten van de openbare bibliotheken op het gebied van de bestrijding
van laaggeletterdheid, het stimuleren van het lezen, de versterking van digitale vaardigheden
en mediawijsheid (zie tabel 1). Het evaluatierapport geeft een uitgebreid overzicht
van het activiteitenpakket van de openbare bibliotheken en van de manier waarop dit
zich heeft ontwikkeld. Dat betreft vooral de activiteiten op het gebied van non-formele
educatie (functie 2) en het stimuleren van het lezen (functie 3).
Tabel 1 Activiteiten naar maatschappelijke Wsob-functies
2014
2015
2016
2017
2018
Functie 1 Kennis en informatie
11.800
4.000
7.100
10.400
14.100
Functie 2 Ontwikkeling en educatie
36.200
25.000
32.100
55.500
87.000
Functie 3 Lezen en literatuur
17.100
36.200
45.300
57.700
65.600
Functie 4 Kunst en cultuur
7.100
8.600
8.200
14.500
26.400
Functie 5 Ontmoeting en debat
/
4.900
4.800
6.900
8.700
Totaal1
74.000
79.000
97.400
145.000
202.000
X Noot
1
De gegevensuitvraag is gedurende de onderzoeksperiode verbeterd. Daardoor zijn de
resultaten over de verschillende jaren niet in alle opzichten te vergelijken.
b. Er was onvoldoende samenhang in het bibliotheekstelsel
Als antwoord op het gebrek aan samenhang definieert en ordent de Wsob het Nederlandse
bibliotheekstelsel als een netwerk van samenwerkende partijen: overheden en bibliotheekorganisaties.
Het Nederlandse bibliotheekstelsel is geen verzameling losstaande bibliotheken, maar
een netwerk van samenwerkende organisaties. De wet benoemt de partijen die samen het
bibliotheeknetwerk vormen, hun rollen in het netwerk en de activiteiten die in gezamenlijkheid
moeten worden uitgevoerd. De Wsob heeft de Koninklijke Bibliotheek (KB), als nationale
bibliotheek van Nederland, en het stelsel van openbare bibliotheken aan elkaar verbonden.
De KB is verantwoordelijk voor landelijke afstemming en coördinatie, voor de landelijke
digitale openbare bibliotheek en voor het bibliotheekwerk voor personen met een leesbeperking.
Vanuit haar taken voor het stelsel als geheel vergroot de KB de samenhang en samenwerking
in het stelsel. Als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) beschikt de KB over openbaar
gezag en een aantal formele bevoegdheden ten aanzien van de deelnemers in het stelsel.7
Uit de evaluatie blijkt dat de samenwerking door deze structuur is verbeterd. Concrete
voorbeelden daarvan zijn het gezamenlijke collectieplan, de centrale inkoop van e-content
voor de digitale bibliotheek door de KB, ondersteund door een gezamenlijke inkoopcommissie,
de gezamenlijke innovatieagenda, de gemeenschappelijke digitale infrastructuur en
de gecoördineerde uitvoering van landelijke programma’s en activiteiten als BoekStart,
de Bibliotheek op school en de informatiepunten digitale overheid. In de eerste tijd
na de invoering van de wet hebben partijen moeten zoeken naar de invulling van hun
rol in het stelsel en naar hun verhouding tot de andere partijen. Mijn indruk is dat
partijen zich hun Wsob-rol eigen hebben gemaakt, competentiekwesties hebben overwonnen
en op elkaar zijn ingespeeld. Er is een bereidheid tot constructieve samenwerking
ontstaan. Ik ben ervan overtuigd dat we dit gaan terugzien in de resultaten.
c. Het digitale domein was niet geregeld
Tot 2015 boden de bestaande kaders geen toereikende formele basis voor de digitale
activiteiten van de openbare bibliotheek. De Wsob verbreedt de taken met het digitale
domein. Bibliotheken kunnen hun taken langs de fysieke en langs de digitale weg uitvoeren.
De KB is verantwoordelijk voor het beheer en de doorontwikkeling van de landelijke
digitale openbare bibliotheek. Het rijk is verantwoordelijk voor de financiering.
De digitale bibliotheek heeft zich sinds 2014 sterk ontwikkeld (collectie, gebruikers
en gebruik) en heeft een robuuste formele en financiële basis gekregen (zie tabel
2). Het convenant e-lending heeft dit versterkt.8 Op grond van dit convenant heeft in 2019 de eerste uitbetaling aan rechthebbenden
plaatsgevonden. Het betreft een bedrag van € 3,6 mln., waarvan € 1,5 mln. aan de makers
en € 2,1 mln. aan de uitgevers.
Tabel 2 Digitale bibliotheek 2014–2018
2014
2015
2016
2017
2018
Collectie e-books in aantal titels
10.800
12.300
18.200
21.600
– Waarvan e-books volwassenen
9.700
10.900
16.100
19.000
– Waarvan e-books jeugd
1.100
1.400
2.100
2.600
Totaal digitale uitleningen
4,0 mln.
5,1 mln.
6,4 mln.
6,6 mln.
– waarvan uitleningen e-books
1,6 mln.
2,8 mln.
3,2 mln.
3,5 mln.
– waarvan e-books Vakantiebieb
2,3 mln.
1,9 mln.
2,2 mln.
1,7 mln.
– waarvan luisterboeken
171.000
338.000
890.000
1,3 mln.
– waarvan digitale cursussen
12.000
43.000
26.000
Aantal gebruikers e-books
160.000
234.000
344.000
359.000
411.000
– waarvan volwassen
198.000
277.000
276.000
304.000
– waarvan jeugd
36.000
66.000
82.000
97.000
De evaluatie laat zien dat, in aanvulling op de lokale, fysieke bibliotheek, een relevante
digitale bibliotheek met verdere groeipotentie is ontstaan, die door de gebruikers
wordt gewaardeerd. Er is verbetering mogelijk in de gebruiksvriendelijkheid, in de
relatie tussen fysiek en digitaal en in het bereik onder niet-bibliotheekleden. Deze
onderwerpen zal ik bespreken met de KB.
Naast deze drie onderdelen, die de kern van de Wsob vormen, heeft het evaluatieonderzoek
ook in brede zin gekeken naar de staat van het Nederlandse bibliotheekstelsel. Belangrijkste
trend is de terugloop van het aantal bibliotheekvestigingen (zie tabel 3). Dit is
van directe invloed op de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de bibliotheek. Ook
is over een langere periode een daling van het aantal volwassen leden zichtbaar. In
samenhang daarmee daalt ook het aantal volwassen uitleningen en krimpt de collectie
voor volwassenen. Het aantal jeugdleden (2,3 mln.) is stabiel en al enige tijd groter
dan het aantal volwassen leden (1,3 mln.). Datzelfde geldt ook voor het aantal fysieke
jeugduitleningen (34 mln. vs. 29 mln.) en de omvang van de fysieke jeugdcollectie
(12 mln. vs. 11 mln.).
Tabel 3 Spreiding en bereikbaarheid openbare bibliotheek 2014–2018
2014
2015
2016
2017
2018
Aantal bibliotheekorganisaties
157
156
154
149
146
Totaal aantal bibliotheekvestigingen
1.317
1.266
1.286
1.383
1.218
– Vestigingen en hoofdvestigingen
802
770
767
776
763
– Servicepunten
209
232
194
175
168
– Mini-servicepunten
59
56
56
54
51
– Afhaalpunten
31
56
63
114
75
– Onbemande zelfbedieningslocaties
4
11
19
61
22
– Bibliobushaltes
212
141
187
203
139
Gemiddelde afstand tot een vestiging
1,8 km
1,9 km
1,9 km
1,9 km
1,9 km
Aantal gemeenten zonder bibliotheek
10
/
/
17
16
3. Het advies van de Raad voor Cultuur
Bij de voorbereiding van de Wsob in 2013 is de Raad voor Cultuur om advies gevraagd
over het wetsontwerp. Het advies van de raad heeft bijgedragen aan de uiteindelijke
inhoud van de Wsob.9 In vervolg hierop heb ik op 15 augustus 2019 de raad, parallel aan het evaluatieonderzoek,
advies gevraagd over de staat van het Nederlandse bibliotheekstelsel vier jaar na
de invoering van de wet. Dit advies heeft de raad op 11 februari 2020 gepubliceerd.
De raad constateert dat de openbare bibliotheek haar functies succesvol heeft verbreed
en daarmee van groot belang is voor basale maatschappelijke opgaven, zoals de ontwikkeling
van de lees- en taalvaardigheid en digitale vaardigheden. De raad verwijst daarbij
naar recent onderzoek naar ontwikkelingen in de leesvaardigheid en de leesmotivatie
onder jongeren en naar het advies «Lees! Een oproep tot een leesoffensief», dat de
raad in samenwerking met de Onderwijsraad heeft uitgebracht.10 Gezien het grote algemene belang van deze opgaven acht de raad het noodzakelijk dat
elke inwoner van Nederland toegang heeft tot een volwaardige openbare bibliotheek
in de zin van de Wsob.
Op basis van het evaluatieonderzoek en op basis van eigen onderzoek concludeert de
raad dat de toegankelijkheid van de openbare bibliotheek is teruggelopen. Het fysieke
netwerk staat al meer dan 10 jaar onder druk. De raad wijst daarvoor op de voortgaande
afname van het aantal vestigingen, op de toename van het aantal gemeenten zonder bibliotheek
in de zin van de Wsob en op de toename van de afstand tot de bibliotheek. Naar het
oordeel van de raad heeft de Wsob in deze ontwikkeling geen verandering kunnen brengen.
De bepalingen in de Wsob ten aanzien van het fysieke netwerk acht de raad te vrijblijvend.
Om die reden adviseert de raad het wettelijk kader van de Wsob te versterken, zodat
alle inwoners van Nederland toegang hebben tot de vijf bibliotheekfuncties. Dat is
de hoofdlijn van het advies. Daarnaast doet de raad de volgende aanbevelingen:
a. Versterk de taakstelling en samenwerking in het netwerk;
b. Creëer een nationale bibliotheekagenda;
c. Stimuleer de leesmotivatie vanaf 0 jaar;
d. Vergroot de expertise in de bibliotheek om het aanbod goed te ontsluiten via een adequaat
stelsel van opleidingen.
4. Bestuurlijk overleg en bibliotheekconvenant
Op 5 februari 2020 heb ik de evaluatie besproken in een bestuurlijk overleg met de
VOB, de KB, SPN, het IPO en de VNG. Op basis van de evaluatie heb ik partijen de volgende
lijnen voor de toekomst voorgelegd:
1. Iedere inwoner van Nederland heeft toegang tot de openbare bibliotheek;
2. De jeugd heeft gratis toegang tot de bibliotheek;
3. De openbare bibliotheek is een essentiële partner in het Leesoffensief;
4. Succesvol samenwerken in het bibliotheeknetwerk.
Partijen beschouwen dit als een na te streven toekomstbeeld, maar wijzen ook op de
beperkte financiële mogelijkheden. Afgesproken is gezamenlijk actie te ondernemen
om dit toekomstbeeld dichterbij te brengen. De resultaten van deze gezamenlijke inspanningen
zullen we rond de zomer vastleggen in een bibliotheekconvenant. Mijn inzet bij deze
lijnen beschrijf ik hieronder in mijn beleidsreactie.
5. Beleidsreactie
5.1 Een tweeledig beeld
Het beeld uit het evaluatieonderzoek is dat de maatregelen en instrumenten in de wet
in grote lijnen werken zoals is beoogd. Het zou de realiteit van het bibliotheekwerk
echter geen recht doen, als we alleen vanuit het perspectief van het wettelijke Wsob-instrumentarium
naar de staat van het Nederlandse bibliotheekstelsel zouden kijken. Het evaluatieonderzoek
beschrijft naast de Wsob-elementen ook de meerjarige ontwikkelingen in spreiding en
bereik. Voor de Raad voor Cultuur is de toegang tot de fysieke bibliotheek het belangrijkste
aspect. We zien hier het volgende beeld:
– Het aantal bibliotheekvestigingen loopt, over een langere periode gezien, gestaag
terug: van 1.063 in 2012 naar 1011 in 2014 en 931 in 2018;
– Er zijn 16 gemeenten zonder bibliotheek in de zin van de Wsob. In 2014 waren dat er
10;11
– De gemiddelde afstand tot een bibliotheeklocatie is toegenomen van 1,8 naar 1,9 km.
Landelijk gezien is de gemiddelde afstand over de jaren redelijk stabiel, maar het
beeld is gedifferentieerd. In een aantal regio’s buiten de randstad is de gemiddelde
afstand veel sterker toegenomen. In Zeeland steeg de gemiddelde afstand van 2,9 naar
3,3 km en in Noord-Brabant van 1,8 naar 2,2 km. In 12 gemeenten bedraagt de afstand
meer dan 5 km. Het kaartje in bijlage 1 geeft een overzicht van de ontwikkelingen
in de afstand tot de dichtstbijzijnde bibliotheek in de jaren 2014–2018;
– De uitgaven van gemeenten aan het bibliotheekwerk zijn, over een langere periode gezien,
gedaald van € 457 mln. (2010) naar € 407 mln. (2018).12
De Wsob heeft als uitgangspunt dat iedere inwoner van Nederland toegang heeft tot
de fysieke en digitale openbare bibliotheek.13 Een uitgangspunt dat binnen de sinds 1987 bestaande decentrale verhoudingen moet
worden gerealiseerd. In deze structuur is de gemeente verantwoordelijk voor de lokale
bibliotheekvestigingen en de provincie voor de ondersteuning van de lokale bibliotheken.
Over de hele periode bezien hebben deze overheden over het algemeen hun verantwoordelijkheid
genomen. De laatste 10 jaar laat het bibliotheekveld echter een voortdurende verschraling
zien. De gemeentelijke verantwoordelijkheid alle inwoners toegang te geven tot de
bibliotheek wordt niet overal en niet overal volledig waargemaakt.
5.2 Iedere inwoner van Nederland toegang tot de fysieke bibliotheek
Met de Raad voor Cultuur ben ik van mening dat de fysieke aanwezigheid van de bibliotheek
essentieel is om de gewenste maatschappelijke functies te kunnen uitvoeren. Op grond
van de Wsob-evaluatie en het advies van de Raad voor Cultuur concludeer ik dat de
wet op dit moment geen formele aangrijpingspunten bevat om het uitgangspunt van toegang
voor iedereen voldoende waar te maken. In 12 gemeenten voer ik op grond van de motie
van het lid Asscher («Bibliotheken in kleine kernen») reparaties aan het netwerk uit.14 Daar komt de bibliotheek terug of worden onvolwaardige vestigingen op Wsob-niveau
gebracht. Dat zijn acties voor de korte termijn. Het toekomstbeeld voor de langere
termijn moet zijn dat elke inwoner van Nederland binnen een redelijke afstand daadwerkelijk
toegang heeft tot de fysieke openbare bibliotheek. Dat kan in de eigen gemeente zijn
of in een buurgemeente. Wijziging van de Wsob in de zin van het doorvoeren van een
zorgplicht voor gemeenten ligt voor de hand. Zeker indien het fysieke netwerk nog
verder afkalft. Mijn inzet bij het bibliotheekconvenant is afspraken te maken die
een verdere terugloop in het aantal vestigingen voorkomen.
5.3 De jeugd heeft gratis toegang tot de bibliotheek
De Wsob bepaalt dat jeugd van 0–18 jaar gratis lid kan worden van de openbare bibliotheek,
tenzij het college van B&W besluit een bijdrage te vragen. De contributie voor de
jeugd mag dan maximaal de helft van het tarief voor volwassenen bedragen.15 De gedachte hierachter is dat de kosten voor de jeugd geen drempel mogen zijn om
van de bibliotheek gebruik te maken. Een aantal gemeenten maakt gebruik van de mogelijkheid
jeugdcontributie te vragen:16
– In 2019 betrof het 12 bibliotheken in 26 gemeenten;
– Het laagste tarief is € 12,– en het hoogste tarief € 35,–
– Als jeugdcontributie wordt gevraagd, betreft dit vrijwel nooit de hele categorie 0–18
jaar. De leeftijdsgrens die bibliotheken hanteren varieert van 13 tot 16 jaar. In
één geval is dit vanaf 1 jaar;
– In totaal gaat het bij deze bibliotheken om 25.000 jeugdleden die in totaal circa
€ 0,4 mln. aan contributie opbrengen.
Bibliotheken die jeugdcontributie heffen, hebben een lager bereik onder de jeugd dan
bibliotheken die dat niet doen. Het heffen van jeugdcontributie verhoudt zich in mijn
visie niet met de brede maatschappelijke wens en noodzaak het lezen onder de jeugd
te stimuleren. De Tweede Kamer heeft bij motie van de leden Asscher en Ellemeet verzocht
te onderzoeken of het mogelijk is jeugd in alle gevallen gratis toegang tot de bibliotheek
te geven.17 Ik ga er conform deze motie voor zorgen dat de jeugd in de toekomst altijd gratis
toegang heeft tot de openbare bibliotheek, inclusief de digitale bibliotheek. De uitzonderingsmogelijkheid
in de Wsob ten aanzien van heffen van een tarief voor de jeugd, komt te vervallen.
Ik ga in overleg met deze gemeenten en bibliotheken om hen aan te sporen, vooruitlopend
op deze wetswijziging, het jeugdtarief af te schaffen.
5.4 Openbare bibliotheken als partner bij het Leesoffensief
De belangrijkste plek voor het aanleren en ontwikkelen van leesvaardigheden is het
onderwijs. Naast het onderwijs is de bibliotheek al vanaf de vroegste jeugd een essentiële
partner in het lezen. De bibliotheek draagt zowel in de thuisomgeving als op school
bij aan het bevorderen van lezen. Via de algemene taken van de bibliotheek, maar ook
via onder meer het programma Kunst van Lezen. De openbare bibliotheek is een belangrijke
speler in het Leesoffensief dat mijn collega voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media en ik in onze brief van 3 december 2019 hebben aangekondigd. Samen met de bibliotheken,
het onderwijsveld en andere partijen die een rol spelen bij het lezen en de leescultuur,
zijn wij in gesprek over hoe het advies van de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur
kan worden uitgevoerd. Rond de zomer van 2020 sturen wij u de gezamenlijke actie-agenda
van het Leesoffensief toe.
Op grond van de Wsob heeft de bibliotheek de taak het lezen te bevorderen en het algemene
publiek kennis te laten maken met literatuur. Het is één van de vijf wettelijke bibliotheekfuncties.
Uit de evaluatie blijkt dat de bibliotheken veel doen: een actuele en uitdagende jeugdcollectie,
leesadvies door leesconsulenten, voorleesmiddagen, leesclubs, optredens van auteurs.
De bibliotheek investeert zin het vergroten van leesplezier en in het stimuleren van
lezen. Steeds vaker werken bibliotheek samen met de VoorleesExpress om lezen te stimuleren
in laagtaalvaardige gezinnen.18 Van de ruim 200.000 geregistreerde activiteiten van bibliotheken in 2018 hadden er
65.000 betrekking op het stimuleren van het lezen. Artikel 8 van de Wsob verplicht
bibliotheken hierbij samen te werken met het onderwijs.
Daarnaast doen bibliotheken mee aan het landelijke programma Kunst van Lezen, onderdeel
van Tel mee met Taal. Tel mee met Taal is gericht op de preventie van laaggeletterdheid.
Het meest concreet is dat zichtbaar bij BoekStart en de Bibliotheek op school. Vrijwel
alle bibliotheken doen mee aan BoekStart: ouders ontvangen via BoekStart drie maanden
na de geboorte van hun kind een koffertje met materiaal dat uitnodigt tot vertellen
en voorlezen. Ouders krijgen een rondleiding in de bibliotheek en het kind wordt gratis
lid. BoekStart heeft een bereik van ongeveer 40% van de baby’s.
Vanuit BoekStart loopt een doorgaande lijn via de kinderopvang naar het onderwijs
met de Bibliotheek op school. De Bibliotheek op school is een samenwerkingsverband
tussen school, bibliotheek en gemeente met als vaste onderdelen een actuele en aansprekende
boekencollectie op de school, een leesplan, een leesconsulent en leescoördinator.
Er is een Bibliotheek op school op ongeveer 40% van de scholen voor primair onderwijs
en ruim 10% van de vmbo-scholen.
De Bibliotheek op school heeft een aantoonbaar positief effect op de leesvaardigheid.
Kinderen op deelnemende basisscholen boeken meer vooruitgang in leesvaardigheid dan
kinderen op niet-deelnemende basisscholen. Onderzoek uit 2016 laat zien dat kinderen
die op de basisschool meer boeken hebben om uit te kiezen, meer lezen en betere lezers
worden. De CITO-scores voor begrijpend lezen zijn hoger voor kinderen die meedoen
aan de Bibliotheek op School.19 Dat rechtvaardigt een verdere uitrol. Via het programma «Tel mee met Taal» zijn stimuleringsmiddelen
beschikbaar voor leesbevorderingsactiviteiten, zoals de Bibliotheek op school. Doordat
de structurele de kosten in belangrijke mate door de bibliotheken en gemeenten worden
gedragen, loopt dit model tegen zijn grenzen op. Hun mogelijkheden zijn beperkt. Een
verdere invoering zou onder de huidige condities ten koste gaan van bibliotheekvestigingen
in wijken en dorpen. Met de partijen betrokken bij de actie-agenda van het Leesoffensief
wil ik nagaan waar deze middelen bij voorrang moeten worden ingezet.
Ook is de afdracht van leenrechtgelden bij het uitlenen vanuit de Bibliotheek op school
niet eenduidig geregeld. Rechthebbenden lopen daardoor inkomsten mis. In het bibliotheekconvenant
wil ik afspraken maken over de afdracht van leenrechtgelden bij de Bibliotheek op
school. Als boeken via de omgeving van de openbare bibliotheek worden uitgeleend,
hebben de makers recht op een faire vergoeding.
Uit het bestuurlijk overleg trek ik de conclusie dat overheden en bibliotheekorganisaties
het belang erkennen van de openbare bibliotheek als partner bij het Leesoffensief.
De concrete uitwerking kunt u tegemoet zien in de gezamenlijke actie-agenda. Bij de
inzet van middelen die voor het bibliotheekconvenant beschikbaar zijn, geef ik prioriteit
aan acties die het Leesoffensief ondersteunen.
5.5 Succesvol samenwerken in het netwerk
Het Nederlandse stelsel van openbare bibliotheken kent drie overheden en lokale, regionale,
provinciale en landelijke bibliotheekorganisaties. Dat maakt het stelsel complex.
Volgens de evaluaties zijn de rollen van de verschillende partijen in de Wsob duidelijk
gedefinieerd, maar is de praktijk weerbarstig. De samenwerking tussen partijen in
het netwerk kan beter. Dat beeld zien we ook terug in de instellingsevaluatie van
de KB, die in dezelfde periode als de Wsob-evaluatie is uitgevoerd.20 De KB vervult een centrale rol in het stelsel en zoekt naar een balans tussen draagvlak
en daadkracht. De Raad voor Cultuur adviseert de samenwerking te versterken door het
opstellen van een nationale bibliotheekagenda onder de stelselverantwoordelijkheid
van de Minister van OCW.
Het is een feit dat door betere samenwerking de effectiviteit kan worden vergroot.
De resultaten van de afgelopen jaren stemmen mij optimistisch. Er zijn succesvolle
aanzetten te zien in de gezamenlijke innovatieagenda en actieagenda, het gezamenlijke
collectieplan en de centrale inkoop van e-content door de KB, ondersteund door een
inkoopcommissie vanuit het veld. De wens van overheden en bibliotheekpartijen te komen
tot een bibliotheekconvenant zie ik als bevestiging van het streven naar een constructieve
samenwerking. Hiermee geven we uitvoering aan de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur
ten aanzien van samenwerking en een nationale bibliotheekagenda.
5.6 Caribisch gebied
De Wsob is ook van toepassing op Bonaire, Sint Eustatius en Saba met uitzondering
van de artikelen die geen toegevoegde waarde hebben voor deze eilanden.21 De bibliotheken op de BES-eilanden hebben de afgelopen jaren onder andere ingezet
op huisvesting, collectievorming, automatisering en professionalisering. De inwoners
van Caribisch Nederland hebben toegang tot het aanbod van de digitale bibliotheek.
In samenspraak en samenwerking met de bibliotheken, de Openbare Lichamen, het Ministerie
van OCW en de KB wordt een meerjarenplan opgesteld. Om te komen tot dit meerjarenplan
zal eerst in gezamenlijkheid een onderzoek worden gedaan naar de behoeften van de
bibliotheken op de eilanden, waarbij het Ministerie van OCW en de KB een trekkersrol
op zich nemen. Dit mede ter uitvoering van de motie van het lid Diertens. 22 In het meerjarenplan worden de randvoorwaarden en de taken van alle betrokken partijen
opgenomen. Ook wordt gekeken hoe verdere invulling kan worden gegeven aan de uitrol
van verschillende landelijke programma’s. Enkele elementen waar aan gedacht wordt
zijn de uitrol van BoekStart, verdere uitbreiding van de digitale bibliotheek, bijvoorbeeld
door het bieden van toegang tot Engelstalige e-boeken, en een onderzoek naar hoe de
bibliotheken invoerrechtenvrij media kunnen invoeren.
De status aparte van Curaçao, Aruba en Sint Maarten (CASt) maakt dat de bibliotheken
van deze eilanden formeel niet onder de werkingssfeer van de Wsob vallen. De wens
is om voor de CASt-eilanden ook de aansluiting op de digitale bibliotheek te regelen.
Ook hebben de landen de wens uitgesproken aansluiting te zoeken bij andere landelijke
programma’s, waaronder BoekStart. Om die reden worden ook de CASt-eilanden meegenomen
in het op te stellen meerjarenplan. In gezamenlijkheid met de landen, de bibliotheken
en de KB zal onderzocht worden wat nodig is voor de aansluiting. Daarnaast is dit
ook onderwerp van gesprek in het vierlandenoverleg.
5.7 Overige onderwerpen
Kwaliteit en opleiding
Door de nieuwe functies van de openbare bibliotheek verandert de inhoud van het werk.
Tegelijkertijd zal de komende jaren een aanzienlijk deel van het huidige personeel
uitstromen en zijn er geen initiële bibliotheekopleidingen meer. Ik deel de opvatting
van de Raad voor Cultuur dat de beschikbaarheid van personeel met de juiste kwalificaties
een punt van aandacht is. Dit is in mijn visie in de eerste plaats een verantwoordelijkheid
van de branche: werkgevers, provinciale ondersteuningsorganisaties en de KB, samen
met onderwijsinstellingen. Bibliotheekpartijen hebben op dit gebied een start gemaakt
met de Bibliotheek Campus en de post HBO-opleiding Community Librarian. Dit betreft
na- en bijscholing. De nieuwe dynamiek die de bredere maatschappelijke functie van
de bibliotheek te weeg brengt, kan aanleiding zijn voor een nieuwe initiële opleiding.
Ik roep bibliotheekpartijen op met onderwijsinstellingen de mogelijkheden voor een
HBO-opleiding voor het bibliotheekwerk te verkennen.
Muziekweb/CDR
De landelijke organisatie Muziekweb/CDR – voortgekomen uit de Centrale Discotheek
Rotterdam – biedt bibliotheken een groot aantal diensten op het gebied van muziek.
Muziekweb heeft de grootste verzameling CD’s en grammofoonplaten van Nederland. De
collectie is geheel gedigitaliseerd en van metadata en achtergrondinformatie voorzien.
Daarnaast beheert Muziekweb een erfgoedcollectie. Veel bibliotheken stoppen met het
uitlenen van CD’s en verwijzen hun leden naar Muziekweb. De kosten voor de bibliotheken
dalen, maar stijgen voor Muziekweb. Naast de inkomsten uit uitleningen is de KB de
belangrijkste financier. Dit betreft het gebruik van de digitale collecties van Muziekweb
in de digitale bibliotheek. De Raad voor Cultuur vraagt aandacht voor de toekomst
van Muziekweb/CDR. Deze hangt in mijn visie in belangrijke mate af van het belang
dat bibliotheekpartijen hechten aan een muziekvoorziening voor de gebruikers van de
openbare bibliotheek. Ik zal dit met bibliotheekpartijen bespreken.
Tot slot
Nederland beschikt met het wijdvertakte netwerk van openbare bibliotheken over een
publieke voorziening van grote waarde voor individu en maatschappij. In veel gevallen
is de openbare bibliotheek de enige publieke voorziening die daadwerkelijk door alle
groepen van de bevolking wordt bezocht en gebruikt. De Wsob heeft bijgedragen aan
een bredere maatschappelijke functie van de openbare bibliotheek, aan een heldere
rolverdeling in het stelsel en heeft gezorgd voor een state of the art digitale bibliotheek.
Een volgende stap is nodig om de toegang tot de bibliotheek voor iedereen te waarborgen.
Dat is een noodzakelijke voorwaarde bij grote maatschappelijke opgaven op het gebied
van lezen, taal, leven lang ontwikkelen en digitale inclusie. Ik wil hierover met
andere overheden en partijen in het bibliotheekveld rond de zomer in een bibliotheekconvenant
afspraken te maken. Zodra het convenant is gesloten, zal ik het u toesturen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
BIJLAGE 1 VERANDERINGEN IN DE AFSTAND TOT DE OPENBARE BIBLIOTHEEK PER GEMEENTE 2014–2018
Toelichting
– Bovenstaande figuur geeft de verandering van de gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde
openbare bibliotheek (2018 t.o.v. 2014). Dit geeft een goede indicatie waar er lokale
bibliotheekvestigingen zijn verdwenen en bijgekomen.
– Voor elk bewoond adres in Nederland is de afstand tot de dichtstbijzijnde bibliotheekvestiging
of servicepunt berekend over de weg. Uit de uitkomsten per adres is, gewogen voor
het aantal inwoners, de gemiddelde afstand per gemeente berekend. Daarbij is voor
de bibliotheekvestigingen en servicepunten uit zowel 2014 als 2018 de gemeentelijke
indeling van 2018 en het nationaal wegennetwerk van 2018 gebruikt.
BIJLAGE 2 SAMENVATTEND OVERZICHT OPENBARE BIBLIOTHEKEN 2014–2018
Onderwerpen
2014
2015
2016
2017
2018
Spreiding en bereikbaarheid
Aantal bibliotheekorganisaties
157
156
154
149
146
Totaal aantal bibliotheekvestigingen
1.317
1.266
1.286
1.383
1.218
– Vestigingen en hoofdvestigingen1
802
770
767
776
763
– Servicepunten
209
232
194
175
168
– Mini-servicepunten
59
56
56
54
51
– Afhaalpunten
31
56
63
114
75
– Onbemande zelfbedieningslocaties
4
11
19
61
22
– Bibliobushaltes
212
141
187
203
139
Aantal vestigingen bibliotheek op school PO
2.398
2.813
3.150
Gemiddelde afstand tot een vestiging
1,8 km
1,9 km
1,9 km
1,9 km
1,9 km
Aantal gemeenten zonder bibliotheek
10
17
16
Gebruikers
Aantal leden
3,8 mln.
3,8 mln.
3,7 mln.
3,7 mln.
3,6 mln.
– waarvan volwassenen
1,5 mln.
1,5 mln.
1,4 mln.
1,4 mln.
1,3 mln.
– waarvan jeugd
2,3 mln.
2,3 mln.
2,3 mln.
2,3 mln.
2,3 mln.
Collectie en uitleningen
Totale omvang fysieke collectie in items
27 mln.
25 mln.
25 mln.
25 mln.
24 mln.
Totale omvang fysieke collectie boeken
24 mln.
23 mln.
22 mln.
23 mln.
23 mln.
– Waarvan boeken volwassenen
13 mln.
12 mln.
11 mln.
11 mln.
11 mln.
– Waarvan boeken jeugd
11 mln.
11 mln.
12 mln.
12 mln.
12 mln.
Totaal aantal fysieke uitleningen
80 mln.
78 mln.
73 mln.
71 mln.
67 mln.
Totaal aantal fysieke uitleningen boeken
73 mln.
73 mln.
69 mln.
67 mln.
63 mln.
Aantal fysieke uitleningen boeken volwassen
38 mln.
36 mln.
33 mln.
31 mln.
29 mln.
Aantal fysieke uitleningen boeken jeugd
36 mln.
37 mln.
36 mln.
36 mln.
34 mln.
Activiteiten naar Wsob-functies
Kennis en informatie
11.800
4.000
7.100
10.400
14.000
Ontwikkeling en educatie
36.200
25.000
32.100
55.500
87.000
Lezen en literatuur
17.100
36.200
45.300
57.700
65.000
Kunst en cultuur
7.100
8.600
8.200
14.500
26.000
Ontmoeting en debat
/
4.900
4.800
6.900
9.000
Totaal
74.000
79.000
97.400
145.000
202.000
Digitale bibliotheek
Omvang collectie e-books in aantal titels
10.800
12.300
18.200
21.600
– Waarvan e-books volwassenen
9.700
10.900
16.100
19.000
– Waarvan e-books jeugd
1.100
1.400
2.100
2.600
Totaal uitleningen digitale bibliotheek
4,0 mln.
5,1 mln.
6,4 mln.
6,6 mln.
– waarvan uitleningen e-books
1,6 mln.
2,8 mln.
3,2 mln.
3,5 mln.
– waarvan e-books Vakantiebieb
2,3 mln.
1,9 mln.
2,2 mln.
1,8 mln.
– waarvan luisterboeken
171.000
338.000
890.000
1,3 mln.
– waarvan digitale cursussen
12.000
43.000
26.000
Aantal gebruikers e-books
160.000
234.000
344.000
359.000
411.000
– waarvan volwassen
198.000
277.000
276.000
304.000
– waarvan jeugd
36.000
66.000
82.000
97.000
Overig
Aantal personeelsleden
6.841
6.813
6.639
6.682
6.743
Uitgaven van lokale bibliotheken
511 mln.
517 mln.
513 mln.
509 mln.
519 mln.
Inkomsten van lokale bibliotheken
524 mln.
520 mln.
520 mln.
507 mln.
513 mln.
Inkomsten uit gemeentelijke subsidies
421 mln.
415 mln.
415 mln.
403 mln.
407 mln.
X Noot
1
Een (hoofd)vestiging is minimaal 15 uur/week geopend, een servicepunt minimaal 4 en
maximaal 15 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap