Brief regering : Reactie op toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Leefomgeving van 10 maart 2020 over granuliet
30 015 Bodembeleid
Nr. 63
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
Op 6 maart jl. ontving ik van uw Kamer schriftelijke vragen van het lid Laçin over
het storten van granuliet. Op 10 maart jl. ontving ik van uw Kamer schriftelijke vragen
van de leden Kröger, Laçin en Van Brenk over granuliet. De schriftelijke vragen beantwoord
ik in separate brieven die gelijktijdig met deze brief zijn verstuurd (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nrs. 2279 en 2280).
In deze brief wil ik nader ingaan op een aantal onderwerpen dat aan de orde kwam tijdens
het Rondetafelgesprek in uw Kamer op 9 maart jl. en tijdens het VAO Leefomgeving op
10 maart jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 61, VAO Leefomgeving).
Ten slotte heb ik toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van eventuele aanvullende
informatie die bekend wordt. Daartoe stuur ik u drie rapporten toe1.
Publieke rollen en verantwoordelijkheden rond verondiepen en winning
De Kamer heeft vragen gesteld over de verschillende rollen en verantwoordelijkheden
rond het verondiepen van diepe plassen. Naast de beantwoording van de schriftelijke
vragen van uw leden en in aanvulling op mijn brief van 5 maart jl. (Kamerstuk 30 015, nr. 62), acht ik het van belang om het systeem en de verschillende rollen en verantwoordelijkheden
daarbinnen nader te verduidelijken.
Bij de totstandkoming van een project zoals Over de Maas, spelen naast de private
initiatiefnemer(s), verschillende publieke partijen een rol.
Een project voor delfstoffenwinning- en natuurontwikkeling dient in overeenstemming
te zijn met de relevante ruimtelijke plannen van de provincie en de gemeente, alvorens
de benodigde vergunningen kunnen worden aangevraagd.
Een centrale rol bij een dergelijk project is er daarna weggelegd voor de vergunning
op basis van de Ontgrondingenwet. Deze wordt doorgaans verleend door de provincie.
Om daadwerkelijk tot uitvoering van het project over te gaan moet er daarnaast door
de initiatiefnemer ook een aantal vergunningen en toestemmingen worden verkregen bij
provincie, gemeente, waterschap en Rijkswaterstaat (RWS). Het gaat dan om uitvoeringgerelateerde
zaken zoals bijvoorbeeld de aanleg van werkwegen en andere werkvoorzieningen, hinderaspecten
(bijv. geluid of trillingen) of ontheffingen voor flora en fauna.
Bij Over de Maas is volgens de bovenbeschreven verantwoordelijkheidsverdeling gewerkt.
Kort samengevat is het gebied Over de Maas door de provincie Gelderland en de gemeente
West Maas en Waal in 2006 (in het Streekplan), respectievelijk 2008 (in het bestemmingsplan)
aangewezen voor zandwinning en natuurontwikkeling. Tegen de concrete beleidsbeslissingen
in dit Streekplan is om uiteenlopende redenen door belanghebbenden en de gemeente
West Maas en Waal beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtsspraak van de Raad
van State. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 12 maart 2008 alle beroepen ongegrond
verklaard.
Door de provincie Gelderland is vervolgens in 2009 een ontgrondingsvergunning voor
Over de Maas verleend. Op deze vergunningen konden door betrokkenen en omwonenden
zienswijzen worden ingebracht en kon eventueel beroep bij de Raad van State worden
aangetekend. Een vereniging van omwonenden heeft destijds van deze mogelijkheden gebruik
gemaakt. Dit heeft niet geleid tot vernietiging van de vergunning en de ontgrondingsvergunning
is bijgevolg onherroepelijk geworden.
Aan het bestemmingsplan en de ontgrondingsvergunning ligt een milieueffectrapport
(MER) ten grondslag. In het MER en de aanvulling erop zijn de effecten van de zandwinning
en de natuurontwikkeling in beeld gebracht en zijn de maatregelen genoemd om negatieve
effecten gedeeltelijk of geheel tegen te gaan.
De ontgrondingsvergunning is in 2018 door de provincie verlengd (de einddatum is nu
31 december 2021). De gemeente West Maas en Waal heeft hiermee ingestemd. Door Over
de Maas BV is, medeondertekend door de gemeente West Maas en Waal, op 20 december
2019 een verzoek om wijziging van de ontgrondingsvergunning ingediend bij de provincie.
De wijziging betreft een uitbreiding van de ontgronding met een hoeveelheid van 26.860
kubieke meter en een oppervlakte van circa 0,5 hectare. Op 24 januari 2020 heeft de
provincie Gelderland ingestemd met de verzochte wijziging van de ontgrondingsvergunning
door het nemen van een ontwerpbesluit.
Belangrijk voor het Project Over de Maas is het (her-)inrichtingsplan van de ontgrondingsvergunning
waarin is bepaald hoe het gebied Over de Maas eruit moet komen te zien nadat de ontgronding
heeft plaatsgevonden. Deze voorgeschreven eindtoestand van het gebied bepaalt de behoefte
aan materiaal voor de verondieping. Het benodigde volume voor Over de Maas bedraagt
circa 11 miljoen m3. Uit de ontgrondingsvergunning is af te leiden dat de vergunninghouder Over de Maas
BV de voorgeschreven eindsituatie zal realiseren door o.a. verondieping van de plas
met gebruikmaking van de mogelijkheden die het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) daartoe
biedt. Er worden in deze door de provincie verleende vergunning geen nadere voorwaarden
gesteld aan het te gebruiken materiaal.
De kwaliteit van het voor de verondieping toe te passen materiaal moet passen binnen
de wettelijke kaders van het Bbk. Rijkswaterstaat (RWS) is in het geval van Over de
Maas bevoegd gezag voor het Bbk. Het Bbk is het wettelijk kader waaraan RWS de toepassing
van granuliet en ander materiaal moet toetsen.
RWS is naast het Bbk ook bevoegd gezag op grond van de Waterwet. Aan Over de Maas
BV is door RWS een watervergunning verleend. Deze watervergunning ziet toe op eerdergenoemde
uitvoering gerelateerde elementen van het werk bij het project Over de Maas, zoals
bijvoorbeeld de aanleg van werkvoorzieningen in of nabij het water. Deze vergunning
is eveneens in 2018 verlengd. Waterkwaliteitsaspecten vormen geen onderdeel van de
vergunning.
De chemische en ecologische waterkwaliteitsaspecten zijn namelijk geborgd in de eisen
die op basis van het Bbk (zijnde een AMvB onder o.a. de Waterwet) aan de toepassing
van materiaal in oppervlaktewater worden gesteld.
Dit impliceert dat er geen aanvullende, project-specifieke ecologische toets tijdens
de toepassing plaatsvindt.
Privaatrechtelijke planovereenkomst
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer Over de Maas BV is een privaatrechtelijke
planovereenkomst gesloten met betrekking tot het project Over de Maas. Deze overeenkomst
is niet openbaar en de precieze inhoud is mij niet bekend. Hierin zijn naar verluidt
tussen deze partijen o.a. aanvullende afspraken gemaakt over de kwaliteit en de herkomst
van het toe te passen materiaal en over de dikte van de door de initiatiefnemer bij
afronding van het project te realiseren zogeheten leeflaag.
Voor deze herinrichting van de plas wordt in totaal 11.000.000 m3 grond en baggerspecie toegepast. De helft bestaat uit ophoogzand afkomstig uit het
gebied zelf, 5.500.000 m3. Voor de andere helft is de gemeente met de initiatiefnemer overeengekomen dat het
herinrichtingsmateriaal van buiten het gebied afkomstig mag zijn. Dit extern aangevoerd
reconstructiemateriaal mag, zo heeft de gemeente afgesproken, voor 65% uit klasse
B baggerspecie en/of grond klasse Industrie bestaan2. De hoeveelheid bedraagt maximaal 3.575.000 m3. De overige 35% van het extern aangevoerde materiaal moet bestaan uit klasse A baggerspecie
en/of grond klasse Wonen of schoner (dat is maximaal 1.925.000 m3). Granuliet behoort tot de schoonste klasse (Achtergrondwaarde/Natuur).
Daarnaast heeft de gemeente met Over de Maas afgesproken dat bij oplevering van het
gehele gebied een waterbodemonderzoek zal worden uitgevoerd, op kosten van Over de
Maas BV, waaruit moet blijken dat de waterbodem geen verslechterde kwaliteit heeft
gekregen.
Deze privaatrechtelijke afspraken in aanvulling op het publiekrechtelijke kader van
het Bbk zijn toegestaan, omdat betrokken partijen daarmee zelf strengere afspraken
maken dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente heeft deze afspraken niet gemaakt
vanuit een publiekrechtelijke rol, maar vermoedelijk vanuit haar rol als toekomstig
eigenaar van de plas. Het is aan Over de Maas BV en de gemeente zélf om er op toe
te zien dat de afspraken uit deze privaatrechtelijke overeenkomst worden nageleefd.
RWS heeft geen rol bij een eventueel conflict tussen de partijen die afspraken hebben
gemaakt in deze privaatrechtelijke overeenkomst, bijvoorbeeld over de vraag of afspraken
over het materiaal dat voor toepassing in Over de Maas wordt gebruikt worden nageleefd.
RWS is bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden gehouden uitsluitend te toetsen
aan de geldende publiekrechtelijke kaders van de Waterwet en het Bbk. Privaatrechtelijke
afspraken tussen partijen vallen derhalve niet onder het toezicht van RWS. Privaatrechtelijke
afspraken tussen partijen bieden nadrukkelijk geen mogelijkheden om in strijd met
vigerende wet- en regelgeving te kunnen handelen.
Partijen grond en baggerspecie mogen alleen volgens de algemene regels van het Bbk
– het betreft geen vergunningplicht – worden toegepast indien sprake is van een in
dat besluit opgenomen handeling. In de Nota van Toelichting wordt een nadere beschrijving
gegeven van de handelingen met grond of baggerspecie die zijn toegestaan. Het verondiepen
van de plas Over de Maas is een door het Bbk toegestane handeling. Het Bbk bepaalt
eveneens aan welke milieu hygiënische eisen het gebruikte materiaal moet voldoen.
RWS ziet toe op de naleving van het Bbk bij concrete toepassingen, onder andere door
monstername.
Zolang de private afspraken zich bevinden binnen deze wettelijke kaders, moeten partijen
zelf toezien op de onderlinge nakoming daarvan. Mocht hierover tussen partijen een
dispuut ontstaan, dan staat als ultimum remedium de weg naar de burgerlijke rechter
open voor de partijen bij de overeenkomst.
Milieuhygiënische aspecten van granuliet
Er zijn vragen gesteld over het bij granuliet gebruikte flocculant, ofwel vlokmiddel.
Dit vlokmiddel wordt gebruikt om de hele kleine granietdeeltjes tijdens de productie
aan elkaar te laten hechten. Het hoofdbestanddeel van de toegepaste flocculant, Ecopure
P-1715, is een vorm van poly-acrylamide. Dit poly-acrylamide is, zo wil ik benadrukken,
geen Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).
In het geval van granuliet zijn – zowel in opdracht van de producent van het materiaal
(juni 2019) als in opdracht van RWS (resp. december 2019 en februari 2020) – meerdere
monsters geanalyseerd op de aanwezigheid van een breed scala aan stoffen, waaronder
acrylamide (een restproduct van poly-acrylamide). Uit poly-acrylamide kan in theorie
acrylamide vrijkomen door afbraak, of doordat acrylamide als residu aanwezig is. Dit
acrylamide is een ZZS.
Poly-acrylamide is geen stof, maar een verzamelnaam voor alle polymeren, waarin het
monomeer acrylamide een onderdeel vormt van de moleculaire structuur. Bij het gebruikte
flocculant is het hoofdbestanddeel een anionische poly-acrylamide. In het European
Union Risk Assessment Report «acrylamide»3 is aangegeven dat het fysisch-chemisch niet waarschijnlijk is dat acrylamide vrijkomt
bij de afbraak van poly-acrylamide. Uit wetenschappelijk onderzoek gericht op de afbraak
van poly-acrylamide houdende flocculanten, blijkt dat in de meeste gevallen inderdaad
sprake is van afbraak zonder dat er acrylamide vrijkomt of dat het slechts in zeer
geringe hoeveelheden gebeurt. Bij de anaerobe (zuurstofloze) afbraak van poly-acrylamide
is acrylamide als tussenproduct in het degradatieproces aangetoond. Over het algemeen
breekt acrylamide zelf echter zeer snel af in het milieu, ook onder anaerobe condities,
waardoor het onwaarschijnlijk is dat er sprake is van relevante effecten voor mens
en milieu.
Uit alle uitgevoerde analyses en onderzoeken is gebleken dat het gehalte van acrylamide
beneden de detectiegrens ligt. Dat is de laagste hoeveelheid van een stof die kan
worden gemeten door het laboratorium.
Uit de uitgevoerde analyse en onderzoeken is gebleken dat het toepassen van granuliet
in het project Over de Maas niet leidt tot risico’s voor mens en milieu. De toepassing
van granuliet geeft ook geen carcinogene risico’s.
De gemeente West Maas en Waal heeft aangegeven ook zélf een monster van het in Over
de Maas gebruikte granuliet te willen laten nemen. Dit kan uiteraard en aan de gemeente
is gemeld dat de medewerkers van RWS klaar staan om dit voor de gemeente mogelijk
te maken. Tot op heden is van deze mogelijkheid door de gemeente West Maas en Waal
nog geen gebruik gemaakt.
Review milieukwaliteit granuliet
De uitgevoerde milieuhygiënische onderzoeken bevestigen dat er bij de toepassing van
granuliet geen negatieve gevolgen zijn te verwachten voor mens en milieu. De toepassing
van granuliet voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Toch constateer
ik dat er ongerustheid bestaat bij omwonenden en gemeente. Zoals ik heb gemeld in
mijn brief van 5 maart jl. wil ik de zorgen wegnemen en zal er daarom in overleg met
de gemeente West Maas en Waal en de provincie Gelderland een review worden uitgevoerd
naar de milieukwaliteit van granuliet.
Op 9 maart jl. heb ik hierover een verkennend gesprek gehad met de betrokken wethouder
van de gemeente, waarbij de eerste contouren van de scope van deze review de revue
zijn gepasseerd, namelijk:
i) de milieu hygiënische eigenschappen van granuliet en de effecten van de toepassing
van dit materiaal, en
ii) de vraag of het toepassen van granuliet het bereiken van de natuurdoelstellingen –
opgenomen in het herinrichtingsplan bij de ontgrondingsvergunning en bestemmingsplan
– in de weg staat.
De review heeft betrekking op het granuliet (afkomstig van Graniet Import Benelux)
zoals dat is/wordt toegepast in het project Over de Maas. Het betreft
derhalve het materiaal dat een productieproces heeft ondergaan, waarbij het flocculant
Ecopure P-1715 is gebruikt.
Op dit moment is een conceptvoorstel voor de review ingediend bij provincie en gemeente.
Ik heb afgesproken dat de gemeente hierop in de week van 30 maart zal reageren. De
aanpak van de review zal aan uw Kamer worden voorgelegd.
Erkende kwaliteitsverklaring Granuliet (BRL 9321)
Het Bbk kent een publiek en privaat kwaliteitsborgingssysteem. Het doel hiervan is
om de kwaliteit van de uitvoering te borgen. In bijlage 1 geeft ik daar nadere uitleg
over.
In uw kamer kwam tijdens het Rondetafelgesprek de toepasbaarheid van BRL 9321 aan
de orde. De BRL 9321 is als beoordelingsrichtlijn aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit.
Hieraan voorafgaand is de BRL 9321 vastgesteld door het College van Deskundigen Korrelvormige
Materialen, aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteiten
en vervolgens bindend verklaard door KIWA BMC.
BRL 9321 stelt het volgende: «Van nature in de bodem voorkomend sedimentair materiaal, dat een productieproces
kan hebben ondergaan, waarbij het materiaal kan worden gescheiden, gewassen en/of
gebroken. Ook steenslag uit grind valt onder deze definitie. De ontstaansgeschiedenis
van het materiaal is zodanig dat het in geologisch opzicht kan worden geclassificeerd
als een niet gelithificeerde terrigene afzetting. (…). Bewerkingen als scheiden, wassen
en breken zijn onderdeel van het productieproces, maar worden niet als productie beschouwd
in het kader van deze beoordelingsrichtlijn.»
De keuze van SGS Intron BV om het certificaat af te geven is in lijn met het standpunt
van de werkgroep Kwalibo. De werkgroep heeft namelijk aangegeven dat granietzand (=granuliet)
de status grond heeft en onder de BRL 9321 zal gaan vallen en uit de BRL 9324 (steenslag)
zal worden geschreven. Dit blijkt uit het Monitoringsverslag 2009 Implementatieteam
Bbk. Dit stuk dateert van 31 maart 2010. In het Implementatieteam zijn na de inwerkingtreding
van het Bbk de nodige uitvoeringsvraagstukken besproken.
Granuliet Import Benelux4 beschikt over een noodzakelijke erkenning van de Minister. Dit samen met het certificaat
van SGS Intron5 is een wettig bewijsmiddel voor granuliet. Dit betekent dat granuliet voldoet aan
de eisen van het Bbk.
Door SGS Intron is een nieuwe beoordelingsrichtlijn ontwikkeld, BRL 9344. Deze is
nog in concept en nog niet aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit.
Deze BRL 9344 is bedoeld voor de fijne fractie die vrijkomt bij de bewerking van primaire
steenachtige materialen. De verwachting is dat deze BRL meer toegesneden zal zijn
op materialen als granuliet. Tot die tijd is het huidige BRL 9321 onverkort rechtsgeldig.
De vraag of de BRL 9321 van toepassing is werd in de zomer van 2019 neergelegd bij
DGWB. De uitkomst in de brief van DGWB aan RWS op 10 oktober 2019 dat granuliet beschouwd
kan worden als grond en een nieuwe BRL wordt opgesteld, heeft de ILT doen besluiten
dat het bestaande certificaat voor granuliet nog kan worden gebruikt tot de nieuwe
BRL als normdocument in de regeling is opgenomen.
Handhavingsverzoeken
Op 16 maart 2020 ontving ik een handhavingsverzoek van de gemeenteraad West Maas en
Waal, de gemeente als rechtspersoon en het college, met betrekking tot de toepassing
van granuliet in Over de Maas. In het verzoek werd mij verzocht te handhaven wegens
(vermoedelijke) overtreding(en) van onder meer het Besluit bodemkwaliteit bij de toepassing/het
storten van granuliet in Over de Maas.
Ik heb tevens een handhavingsverzoek ontvangen van burgercollectief Dreumelsche Waard.
In het handhavingsverzoek van de gemeente wordt gevraagd om binnen 7 dagen na dagtekening
te beslissen op het voornoemde verzoek en de toepassing van granuliet in Over de Maas
stop te zetten. In mijn reactie d.d. 24 maart 2020 naar de gemeente heb ik aangegeven
dat deze termijn niet haalbaar is. Het verzoek zal binnen de daarvoor geldende wettelijke
termijn worden afgehandeld.
Ingediende moties
Tijdens het VAO Leefomgeving zijn door onder meer de leden Kröger en Laçin moties
ingediend die verzoeken om het (tijdelijke) stilleggen van projecten, het aanhouden
van meldingen en het intrekken van het certificaat voor granuliet (Kamerstuk 30 175, nrs. 346 en 347). Deze moties moet ik om onderstaande redenen ontraden.
Door de leden Moorlag, Laçin en Kröger is tevens een motie ingediend waarin wordt
gevraagd een gezaghebbende, onafhankelijke en deskundige persoon, die ook het vertrouwen
geniet van het gemeentebestuur van West Maas en Waal, onderzoek te laten verrichten
naar de kwaliteit van het besluit en de totstandkoming van het de herbevestiging van
het besluit om granuliet als grond aan te merken (Kamerstuk 30 175, nr. 351).
Stilleggen project
De toetsing aan het Bbk wijst uit dat granuliet aan de milieuhygiënische eisen voldoet.
Het tempo waarin materiaal wordt toegepast valt buiten het wettelijk toetsingskader
van het Bbk. Daarmee ontbreken mij de wettelijke middelen om het toepassen te doen
stoppen. Ik ontraad deze motie.
Aanhouden meldingen
De uitgevoerde onderzoeken bevestigen dat de kwaliteit van het granuliet overeenkomt
met de gegevens die door de toepasser zijn verstrekt, zoals bij de toepassing van
granuliet in Over de Maas het geval is. Voor het aanhouden van meldingen ontbreekt
mij een wettelijke grond. Ik ontraad deze motie.
Voor de volledigheid wil ik u berichten dat op 16 maart 2020 mijn ministerie een verzoek
tot handhaving ontving van de gemeente West Maas en Waal met betrekking tot de toepassing
van granuliet in Over de Maas. De gemeente verzoekt het ministerie te handhaven wegens
door de gemeente veronderstelde overtreding(en) van onder meer het Besluit bodemkwaliteit
bij de toepassing/het storten van granuliet in Over de Maas. Het ministerie heeft
tevens een handhavingsverzoek ontvangen van burgercollectief Dreumelse Waard.
In het handhavingsverzoek van de gemeente wordt gevraagd om binnen 7 dagen na dagtekening
te beslissen op het voornoemde verzoek en de toepassing van granuliet in Over de Maas
stop te zetten. In mijn reactie d.d. 24 maart 2020 naar de gemeente heb ik aangegeven
dat deze termijn niet haalbaar is. Het verzoek zal binnen de daarvoor geldende wettelijke
termijn worden afgehandeld.
Intrekken certificaat
Intrekking of schorsing van een certificaat kan plaatsvinden op basis van artikel
23 van het Bbk. Hiervoor zijn geen inhoudelijke gronden. Ik ontraad deze motie.
Onafhankelijk onderzoek
Ik heb kennisgenomen van de motie van de leden Moorlag, Kröger en Laçin en ben van
plan in de geest van de motie een aantal stappen te gaan zetten. Zoals ik in de brief
van 5 maart reeds aangaf wil ik de bezorgdheid van betrokkenen wegnemen door het uitvoeren
van een review naar de onderzoeken die betrekking hebben op de milieuaspecten van
granuliet.
In de Kamerbrief van 5 maart jl. gaf ik tevens aan dat het besluitvormingsproces rond
de herbevestiging van granuliet als grond beter had gemoeten.
Daarnaast stel ik vast de keten waarbinnen in het kader van het Bbk invulling wordt
gegeven aan de totstandkoming van een BRL, accreditatie en de afgifte van productcertificaten
complex is en dat hier lessen uit getrokken moeten worden in de casus van granuliet.
Ik heb een onafhankelijke persoon gevraagd hiernaar te gaan kijken.
Ik heb dhr. Wim Kuijken daartoe bereid gevonden. Dhr. Kuijken acht ik, als voormalig
SG en voormalig Deltacommissaris, goed in staat deze taak op zich te nemen. Dhr. Kuijken
wordt ondersteund door een secretaris vanuit IenW en zal zich op zijn verzoek kunnen
laten bijstaan door een onafhankelijke technisch deskundige. Naar verwachting is het
onderzoek begin juli afgerond.
Aanvullende onderzoeken
Zoals in de brief van 5 maart 2020 is aangegeven zal ik, op het moment dat ik over
nieuwe informatie beschik, deze met u delen. Ik beschik over drie aanvullende onderzoeken
die via de website van Granuliet Import Benelux BV zijn ontsloten.
Een korte beschrijving van de onderzoeken treft u in bijlage 2 aan.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer
BIJLAGE 1: KWALITEITSBORGING EN BEOORDELINGSRICHTLIJNEN (BRL)
In de praktijk moet de kwaliteit van een materiaal door een erkend bedrijf worden
aangetoond. Om een bedrijf te kunnen erkennen worden door private partijen beoordelingsrichtlijnen
ontwikkeld en vervolgens aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit. Binnen het stelsel
wordt door private partijen – certificerende instellingen en de Raad voor Accreditatie
– toezicht gehouden op gecertificeerde bedrijven en gecertificeerde instellingen.
Op diezelfde instellingen en bedrijven houdt de Inspectie Leefomgeving en Transport
publiek toezicht.
Kwaliteitseisen
Het Besluit bodemkwaliteit kent vijf verschillende typen milieuhygiënische verklaringen,
waarmee de kwaliteit van grond kan worden aangetoond. Drie typen verklaringen (partijkeuring,
erkende kwaliteitsverklaring en fabrikant-eigenverklaring) moeten worden geaccepteerd door het bevoegd gezag en twee type verklaringen (bodemonderzoek
en bodemkwaliteitskaart) kunnen worden geaccepteerd door het bevoegd gezag.
Een erkende kwaliteitsverklaring bestaat alleen voor grond waarvoor een beoordelingsrichtlijn
(BRL) is vastgesteld. Aan de producent van grond die voldoet aan de BRL 9321 «industriezand en (gebroken) industriegrind», kan door een door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat erkende certificerende
instelling een productcertificaat worden afgegeven. Het productcertificaat geldt als
erkende kwaliteitsverklaring die door het bevoegd gezag moet worden geaccepteerd.
De certificerende instelling heeft zich verplicht de aanwijzingen van het Centraal
College van Deskundigen Bodembescherming op te volgen. Tevens staat de certificerende
instelling onder toezicht van de Raad voor Accreditatie en de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT). Zo wordt de eenduidigheid en kwaliteit van het certificeringsproces
bewaakt.
Als bijlage bij mijn brief van 5 maart jl. aan uw Kamer is het productcertificaat
opgenomen dat door SGS INTRON Certificatie B.V. op basis van BRL 9321 specifiek
voor granuliet is afgegeven. Voor het Besluit bodemkwaliteit is dit certificaat een erkend en een
wettig bewijsmiddel. Het is opgenomen in het «Overzicht van erkende kwaliteitsverklaringen
in de bouw» op de website van de Stichting Bouwkwaliteit:
https://www.bouwkwaliteit.nl/dbase/merk/output_brl.php?brlno=9321&merk=…
Erkende kwaliteitsverklaring
Een erkende kwaliteitsverklaring is een wettig bewijsmiddel en bestaat uit twee onderdelen.
Het eerste deel is een certificaat en het tweede deel is een erkenning door de Minister.
Een certificaat wordt door een certificerende instelling op basis van een beoordelingsrichtlijn
(BRL) – aangewezen in de Regeling bodemkwaliteit – afgegeven. De certificerende instelling
wordt op haar beurt door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd. Met een accreditatie
spreekt de Raad voor Accreditatie het vertrouwen uit dat werkzaamheden op een deskundige
en onafhankelijke wijze worden uitgevoerd. Een erkenning wordt vervolgens op basis
van een certificaat namens de Minister afgegeven door Bodem+, daarbij wordt getoetst
of het bestuur van het bedrijf integer is en of het bedrijf niet failliet is, in surseance
van betaling verkeert en of het certificaat voldoet. Wanneer een erkenning van de
Minister ontbreekt dan is niet sprake van een wettig bewijsmiddel en dan zal alsnog
met een partijkeuring moeten worden aangetoond dat materiaal aan de eisen van het
Besluit bodemkwaliteit voldoet.
BIJLAGE 2: CERTIFICAAT GRANIET IMPORT BENELUX (GIB)
Zie het bijgevoegde document6.
BIJLAGE 3: RECENTE ONDERZOEKEN
Het betreft de volgende rapporten (met daarachter de belangrijkste conclusies):
i) Evaluatie gebruik flocculant voor de granulietproductie», d.d. 9 juni 2019.
In opdracht van Graniet Import Benelux B.V., heeft Van der Kooij Clean Technologies
onderzocht of er negatieve effecten zijn te verwachten op oppervlaktewater en (water)bodem
bij normaal gebruik van de flocculant.
Conclusies:
– Ecopure P-1715 is een polyelectroliet die grotendeels bestaat uit anionische polyacrylamides
(PAM).
– Anionisch PAM bindt voor 8–12% aan vaste delen.
– De geschatte NoEC van anionisch PAM is 1,0 mg/l.
– Met de geschatte dosering van 0,104 g Ecopure P-1715 per kg ds granuliet en de geringe
hechting aan het granuliet zijn de concentraties PAM in het te lozen effluent 0,8
mg/l. Het is daardoor onwaarschijnlijk dat de concentraties PAM in het oppervlaktewater
boven de NoEC liggen, zeker als er nog eens grote verdunning is.
– Vanwege de geschatte afbraaktijd in water en bodem van 50% in 100 dagen zijn binnen
een jaar de concentraties van geloosd PAM van 0,8 mg/l met meer dan 90% afgenomen.
Dit geldt ook voor de concentraties anionisch PAM in het poriënwater van de (water)bodem
bij gebruik als (water)bodemtoepassing.
– PAM breekt af tot onder acrylamide, dat weer verder afbreekt tot water, CO2 en ammonium. De omzetting is snel, waardoor in oppervlaktewater de concentraties
onder de NoEC (acrylamide) of de norm (ammonium) liggen.
– Vanwege de matige binding zijn de berekende gehalten anionisch PAM aan granuliet ca
96 mg/kg ds. Bij gebruik van dit granuliet in de (water)bodem liggen de concentraties
anionisch PAM en haar afbraakproducten binnen twee weken onder de NoEC. Hierdoor is
het onwaarschijnlijk dat negatieve effecten op organismen in water en (water)bodem
kunnen worden waargenomen.
ii) TU Delft, Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, Sectie Toegepaste Geologie.
«Mineralogische samenstelling van de grondstoffen van Graniet Import Benelux», d.d.
27 februari 2020.
De gesteenten die verhandeld worden door Graniet Import Benelux worden al enkele jaren,
in het kader van onderzoek in opdracht van RWS, met regelmaat door de auteur bestudeerd
en geanalyseerd op mineralogische samenstelling. Het betreft de graniet, afkomstig
uit de groeve bij Glensanda in Schotland en de Bestone®, afkomstig uit de groeve bij
Bremanger in Noorwegen. Het memo geeft een korte beschrijving van de gesteenten waarna
ingegaan wordt op de samenstelling van «granuliet».
Conclusie:
De granuliet, de fijne deeltjes die ontstaan door antropogene verwering en erosie
van gesteenten, vertoont qua samenstelling sterke overeenkomst met de samenstelling
van de ondergrond van Nederland. Mineralen als kwarts, veldspaten, calciet, muscoviet,
biotiet en muscoviet – mineralen waar de granuliet uit bestaat – zijn eveneens de
belangrijkste gesteentevormende mineralen in onze ondergrond. Deze mineralen zijn
in het verleden ofwel door rivieren naar ons land gebracht, ofwel afgezet in de zeeën
die Nederland in het verleden overspoelden.
Granuliet wijkt dus niet af van de gangbare erosie- en verweringsprodukten die de
rivieren naar ons land hebben gebracht en die de samenstelling van de Nederlandse
ondergrond bepalen.
iii) Gerard Kruse Advies. «Memo. Kanttekeningen en bevinding naar aanleiding van de
vraag of Granuliet, dan wel Noordse Leem, grond is», d.d. 5 maart 2020.
Naar aanleiding van de recente discussie rondom de toepassing van granuliet in de
verondieping van het GBT Over de Maas en de vraag of granuliet (ook wel Noordse Leem
genaamd) grond is, worden in deze memo een aantal kanttekeningen geplaatst bij de
samenstelling van granuliet in relatie tot die van andere soorten grond en gesteente
en de bevindingen daarover.
Bevindingen:
Uit de kanttekeningen over de samenstelling ervan in relatie tot die van andere soorten
grond volgt dat granuliet (ook wel Noordse Leem genaamd) grond betreft in zowel de
algemeen gebruikelijke zin als in de zin van het Besluit bodemkwaliteit. Er zijn geen
karakteristieken van granuliet die niet in overeenstemming zijn met die van het begrip
grond en grond heeft geen kwalificaties die niet op granuliet van toepassing zijn.
Ook functioneert granuliet als grond in velerlei functionele onderdelen van grondconstructies
in Nederland. Het equivalent van granuliet wordt in het buitenland dan ook als grond
toegepast. Waar in Nederland diepe plassen zijn gemaakt voor de winning van grond
in de vorm van zand en grind ligt het voor de hand dat granuliet een geschikt materiaal
is om, waar nodig, die plassen te verondiepen.
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.