Brief regering : Voortgang gegevensuitwisseling bij spoed
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 214
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2020
In mijn brief van 20 december 20191 heb ik mede in het licht van de motie van de leden Raemakers en Van den Berg2 een voorstel gedaan om bepaalde medische gegevens van burgers met hun toestemming
digitaal beschikbaar te maken voor zorgverleners in geval van spoed3.
Met deze brief informeer ik u over de voortgang op de activiteiten op dit punt.
Uitgangspunten
Het komen tot beschikbaarheid van gegevens in geval van spoed, de toestemming tot
het beschikbaar stellen van deze gegevens voor spoed en de technische mogelijkheden
om dit te realiseren, vragen inspanningen van diverse betrokkenen. In de brief van
december heb ik u mijn uitgangspunten geschetst.
Het is aan het veld om te bepalen wat goede zorg is en welke gegevens nodig zijn bij
spoedzorg. Kwaliteitskaders en richtlijnen zoals de «Richtlijn Gegevensuitwisseling
tussen huisarts, huisartsenpost, ambulancedienst en spoedeisende hulp», de kwaliteitsstandaard
«Overdracht van medicatiegegevens in de keten» en het Kwaliteitskader «Spoedzorgketen»
– zoals die onlangs bij het Zorginstituut is vastgesteld en opgenomen in het register
– zijn voor mij dan ook het uitgangspunt. Het werken met een goede toestemmingsgrond
is voor mij een leidend beginsel. Daarnaast heb ik Uw Kamer meegegeven dat op korte
termijn zichtbaar resultaat behaald moet worden en dat ik oog heb voor een duurzame
oplossing op de langere termijn.
Focus en activiteiten
De focus van de activiteiten ligt op de Spoedeisende Hulp (SEH) als ontvanger van
informatie om goede zorg in geval van spoed te kunnen verlenen.
En als ik tempo wil maken en het mag alleen met ruimte voor alle infrastructuren,
dan gaat dat niet lukken. Daarom wil ik inzetten op het hergebruik van bestaande toestemmingen
en gebruik maken van het Landelijk Schakelpunt (LSP), dat in deze een bestaande en
dominante infrastructuur is. Tegelijkertijd wil ik dat ook decentrale infrastructuren
gebruikt kunnen worden, zodat er keuzevrijheid is voor zorgaanbieders en patiënten.
Ik wil daar duidelijk over zijn. Onder «Bestaande toestemmingen en infrastructuur»
leg ik het waarom van deze weg uit.
Medewerking door het veld
In het Informatieberaad Zorg op 10 februari jl. heb ik geconstateerd dat ook het zorgveld
het belang onderstreept van een goede spoedvoorziening en versneld aan de slag gaat
met de implementatie van de Richtlijn en het Kwaliteitskader «Spoedzorgketen».
Aan informatiebehoefte op de SEH tegemoetkomen
Op de SEH is eerst behoefte aan de beschikbaarheid van relevante informatie die ook
in de professionele samenvatting4 van de huisarts zit. Twee derde van het totaal aantal SEH bezoekers komt binnen via
de Huisartsenpost (HAP5). Ik wil daarom als eerste zorgen dat relevante informatie uit de professionele samenvatting
die de huisarts en de HAP gebruiken ook beschikbaar komt op de SEH.
Voor het beschikbaar zijn van informatie op de HAP is meestal toestemming noodzakelijk.
Als deze informatie daarna wordt meegezonden bij de doorverwijzing naar de SEH kan
dit op basis van veronderstelde toestemming. De verwijzing biedt daarvoor een grondslag.
Daarmee zou voor de SEH-bezoekers die via de HAP binnenkomen meer informatie beschikbaar
komen.
De SEH kan al informatie opvragen over medicatie, contra-indicaties en allergieën,
maar dit wordt nog weinig gedaan. Ik wil het gebruik, het gebruiksgemak en de betrouwbaarheid
van deze informatie daarom verhogen. Ik heb vastgesteld dat de apart gegeven toestemmingen
voor het raadpleegbaar maken via het LSP van medicatie, contra-indicaties en allergieën
herbruikbaar zijn om op de SEH deze gegevens in te zien. En hoewel het technisch mogelijk
is, gebeurt dit nog niet altijd.
De kwaliteitsstandaard «Overdracht van medicatiegegevens in de keten» die in februari
is ingeschreven bij het Zorginstituut zal zorgen voor een verhoogde kwaliteit van
de gegevens die opgevraagd kunnen worden.
De hiervoor genoemde mogelijke oplossingsrichting lukt alleen op de korte termijn
voor die burgers die toestemming hebben gegeven om hun huisartsgegevens te delen ten
behoeve van huisartswaarneming (waaronder bezoek aan de HAP). Ik wil daarom bestaande
toestemmingen hergebruiken.
Naast hergebruik van bestaande toestemmingen wil ik op korte termijn zorgen voor méér
toestemmingen specifiek ten behoeve van spoed. U kunt denken aan het verbeteren van
de manier waarop de toestemming wordt gevraagd.
Stap voor stap
Naast deze korte termijn acties onderzoek ik voor mensen die niet via een doorverwijzing
van de HAP op de SEH terecht komen, hoe zorgverleners op de SEH de relevante gegevens
direct bij de betreffende huisarts van de patiënt kunnen opvragen. Hierbij gaat het
niet om het vooraf raadpleegbaar maken via een elektronisch uitwisselingssysteem, maar om directe gegevensuitwisseling
tussen twee zorgverleners6 op het moment dat die nodig is.
Gegevens uit medisch specialistische zorg
Daarna wil ik de beschikbaarheid van gegevens die op de SEH komen vanuit de huisartsen,
verbreden naar gegevens die ook vanuit andere zorgverleners komen, zoals onderdelen
van de Basisgegevensset Zorg (BgZ) vanuit ziekenhuizen. Dokters geven namelijk aan
dat die gegevens uit de medisch specialistische zorg (zoals onder andere opgenomen
in de BgZ) ook belangrijk zijn bij spoedzorg.
Om het proces van uitwisselen te versnellen, heb ik met het veld gewerkt aan een nieuw
programma voor de medisch specialistische zorg. Op 11 februari 2020 is deze «VIPP
57» gepubliceerd in de Staatscourant8. Het uitwisselen van de BgZ tussen instellingen voor medisch specialistische zorg
is een verplichte module binnen die regeling.
De rol van leveranciers
Ik spreek de komende periode op meerdere momenten met leveranciers over het inbouwen
van een standaard toestemmingsvraag en over de mogelijkheden en snelheid waarmee relevante
gegevens van de huisarts op de SEH beschikbaar kunnen komen. Daarnaast werken leveranciers
in de ziekenhuissector al aan de onderlinge koppeling van hun systemen, zodat gegevens
ook van het ene ziekenhuis naar de SEH van het andere ziekenhuis kunnen stromen.
Spoedgegevens van Europese burgers
Ook werk ik parallel aan de mogelijkheid om een relevante gegevens van burgers uit
andere EU-landen elektronisch beschikbaar te hebben op de SEH bij spoed. Zoals ik
in de brief over zorginformatiedeling in internationale context9 heb gemeld, gaat het om een patiëntsamenvatting van burgers uit andere EU-landen.
Ik werk daarom aan de nationale aansluiting op het Europese infrastructuur genaamd
eHealth Digital Service Infrastructure (eHDSI) waarlangs zorggegevens van Europese
burgers in het kader van ongeplande zorg kunnen worden uitgewisseld. Daartoe is Nederland
net als alle andere deelnemende EU-lidstaten bezig om een knooppunt in te richten
genaamd het Nationaal Contactpunt voor eHealth (NCPeH).
Bestaande toestemmingen en infrastructuur
Ik wil graag tempo maken met het invulling geven aan de hiervoor genoemde motie van
de leden Raemakers en Van den Berg, waarin het belang wordt benadrukt dat essentiële
gegevens bij spoedeisende situaties snel beschikbaar zijn. Ik wil daarvoor inzetten
op het hergebruik van bestaande toestemmingen en bestaande infrastructuur. Zonder
gebruik te maken van het LSP, wordt het heel moeilijk om op korte termijn aanzienlijk
meer relevante informatie van zorgverleners beschikbaar te krijgen op de SEH. Tegelijkertijd
heeft uw Kamer mij in de motie van de leden Van Kooten Arissen en Hijink10 over het LSP gevraagd er in het verlengde van de motie van het lid Tan11 zorg voor te dragen dat het LSP geen verplichte infrastructuur wordt voor enig zorgproces.
Voordeel van het gebruik van het LSP
De toestemmingen voor huisartswaarneming zijn meestal herbruikbaar als SEH-bezoek
wordt voorafgegaan door een bezoek aan de HAP. Het LSP is op dit moment het enige
in Nederland beschikbare systeem waar op grote schaal toestemmingen voor zijn geregistreerd
die grotendeels herbruikbaar zijn ten behoeve van spoed.
Ruim 14 miljoen personen hebben per februari 2020 één of meerdere toestemmingen gegeven
voor het uitwisselen van medische informatie via dit systeem. Daarvan zijn voor de
uitwisseling van medicatie, contra-indicaties en allergieën 12,6 miljoen toestemmingen
geregistreerd en voor de professionele (patiënt) samenvatting van de huisarts bij
waarneming 7,6 miljoen toestemmingen.
Het LSP wordt breed gebruikt in het veld. Het wordt beheerd door de Vereniging van
Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ). De koepelorganisaties uit eerste, tweede
en derdelijnszorgaanbieders, regionale samenwerkingsorganisaties, ICT-dienstverleners
en de Patiëntenfederatie zijn betrokken bij de vereniging12.
Andere wegen kosten meer tijd
Mocht uw Kamer de geschetste eerste stap, gebruik maken van reeds beschikbare gegevens
en toestemmingen van het LSP, onwenselijk achten dan kost het verbeteren van de beschikbaarheid
van informatie op de SEH (met direct voordeel voor patiënten en dokters) veel meer
tijd. Onder andere zullen dan systemen en infrastructuren die nog niet op elkaar aansluiten,
aan elkaar verbonden moeten worden en gegevens zullen op andere wijze landelijk beschikbaar
moeten komen.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat dan toestemmingen grotendeels opnieuw gevraagd
en opgeslagen moeten worden. Geen van de in deze brief genoemde acties zijn daadwerkelijk
op korte termijn te realiseren zonder gebruik te maken van de infrastructuur of toestemmingen
die voor het LSP al zijn uitgevraagd.
Keuzevrijheid en dus niet alleen het LSP
Met dit voorstel sorteer ik niet voor op één landelijk verplichte infrastructuur. Ik heb u in mijn tweede brief over gegevensuitwisseling in de zorg13 aangegeven dat er meerdere infrastructuren in de zorg zijn. Daarom is het belangrijk
om tot goede afspraken over gegevensuitwisseling te komen en zo die infrastructuren
te verbinden. Ook voor spoed zal dit het geval moeten zijn.
Zoals ook eerder door uw Kamer gevraagd en door mij bevestigd14, wil ik ook dat decentrale infrastructuren gebruikt kunnen worden zodat er keuzevrijheid
is voor zorgaanbieders en patiënten. Ik vind het belangrijk dat zorgaanbieders en
patiënten weten dat die keuzevrijheid er is. Dit zal ook terugkomen in de wettelijke
verplichting voor elektronische gegevensuitwisseling die op dit moment in voorbereiding
is.
Tot slot
Ik werk niet alleen voor spoed toe naar infrastructuuronafhankelijke oplossingen;
dat doe ik voor het totale palet aan gegevensuitwisselingen. Ook in mijn brief over
open standaarden en architectuur die ik u binnenkort op uw verzoek15 stuur, zal ik hier nader op ingaan. Voor de vervolgstappen wordt bezien in hoeverre
aanpassing van wetgeving nodig is.
Na het zomerreces wordt u over de voortgang geïnformeerd.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg