Brief regering : Geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 13 maart 2020 te Brussel
32 317 JBZ-Raad
Nr. 602 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2020
Hierbij bieden wij u de geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken op 13 maart 2020 te Brussel. De Minister voor Rechtsbescherming
is voornemens deel te nemen aan deze JBZ-Raad.
Als bijlage bij de geannoteerde agenda treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht aan van de JBZ-dossiers voor het eerste kwartaal van 20201.
Graag komt de Minister van Justitie en Veiligheid terug op de toezegging gedaan tijdens
het AO JBZ-Raad op 28 november 2019 een situatieschets te geven van terrorismewetgeving
in buurlanden en de Scandinavische EU-lidstaten (Kamerstuk 32 317, nr. 592).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. DekkerDe Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Situatieschets terrorismewetgeving
Richtlijn 2017/541
Anti-terrorismewetgeving, zowel nationaal als internationaal, vormt een belangrijke
pijler van het anti-terrorismebeleid. Om deze reden heeft Nederland zich sterk gemaakt
voor de totstandkoming van de Europese richtlijn 2017/541 van 15 maart 2017, die minimumeisen
stelt aan de nationale terrorismewetgeving van de EU-lidstaten (hierna: richtlijn
2017/541)2. Dit met het oog op zo compleet mogelijke, onderling afgestemde wetgeving in de lidstaten,
die de lidstaten in staat stelt alle vormen van terrorisme op adequate wijze te bestrijden
en daarbij op effectieve wijze samen te werken – zowel onderling als in relatie met
derde-landen.
De richtlijn kwam in de plaats van het kaderbesluit terrorismebestrijding (2002/475/JBZ,
gewijzigd door kaderbesluit 2008/919/JBZ) en introduceerde in aanvulling op dit kaderbesluit
een aantal maatregelen ter bestrijding van terrorisme, met name ten aanzien van «uitreizigers».
De richtlijn bevatte onder andere de verplichting voor lidstaten om gedragingen strafbaar
te stellen als:
– deelneming aan activiteiten van een terroristische organisatie,
– publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf,
– werving voor terrorisme,
– het geven van- training voor terrorisme,
– het ontvangen van training voor terrorisme,
– het reizen naar andere landen om terroristische misdrijven te plegen,
– het organiseren of anderszins faciliteren van reizen naar andere landen om terroristische
misdrijven te plegen,
– het financieren van terrorisme.
Voornoemde gedragingen waren al strafbaar in Nederland. Ter implementatie van de richtlijn
was slechts een enkele aanpassing van de Nederlandse wetgeving nodig, waaronder op
het punt van rechtsmacht. Na de aanvaarding en inwerkingtreding van deze aanvullingen
is de richtlijn op 3 december 2018 door Nederland genotificeerd.
Stand van zaken transponeren richtlijn 2017/514
Inmiddels hebben tenminste 22 lidstaten – waaronder Nederland – implementatie van
de richtlijn genotificeerd. Drie lidstaten blijven nog achter – Griekenland en Luxemburg
hebben aangekondigd de wettelijke werkzaamheden hiertoe voor eind 2019 gereed te hebben.
Deze maand heeft het parlement van Luxemburg ingestemd met het wetsontwerp waarmee
de richtlijn zou moeten worden geïmplementeerd. Polen heeft nationale maatregelen
aangekondigd waarmee sprake van een gedeeltelijke implementatie zou zijn. Zowel Ierland
en Denemarken hebben een zogenoemde uitzonderingsclausule of opt-out op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, en hebben zich niet gecommitteerd
aan de richtlijn. Dit geldt ook voor het Verenigd Koninkrijk, maar dat is vanwege
de Brexit niet langer aan de orde.
Overzicht terrorismewetgeving in buurlanden en de Scandinavische landen
Zoals eerder benoemd, vormen de maatregelen uit bovengenoemde richtlijn de minimumeisen
voor een geharmoniseerd strafrecht op niveau van de Europese Unie. De richtlijn is
additioneel aan de nationale inzet van lidstaten en beperkt of belemmert deze niet.
Iedere lidstaat werkt voortdurend aan het aanvullen, aanscherpen en wijzigen van de
eigen wetgeving op het gebied van terrorismebestrijding. Onderstaand vindt u een kort
overzicht van de huidige stand van zaken van terrorismewetgeving in diverse buurlanden
en Scandinavische landen.
Finland
– Finland heeft sinds 2003 aparte strafrechtelijke bepalingen over terroristische misdrijven,
in lijn met het EU kaderbesluit 2002.
– Op 15 november 2018 is de wetgeving verder gelijk getrokken met EU richtlijn 2017/541.
– Op 1 mei 2019 is een wijziging van de Nationality Act in werking getreden, waarmee
de Finse nationaliteit kan worden ingetrokken wanneer er sprake is van veroordeling
voor «an offence against the vital interests of Finland» (waarvoor een minimumstraf
van 8 jaar staat).
Zweden
– In januari 2020 is er een wetsvoorstel aangenomen waarmee wordt voldaan aan de minimumeisen
gesteld in de EU richtlijn 2017/541. De wet, die op 1 maart 2020 in werking is gegaan,
maakt het bijdragen aan de activiteiten van een terroristische organisatie strafbaar.
Denemarken
– Denemarken heeft zich niet gecommitteerd aan de EU richtlijn 2017/541. Dat neemt niet
weg dat de gedragingen in de richtlijn grotendeels in de Deense nationale wetgeving
zijn verwerkt. Het verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd
gebied is in Denemarken apart strafbaar gesteld.
– Sinds oktober 2019 kan tevens het Deense burgerschap worden afgenomen in geval van
betrokkenheid bij een terroristische organisatie.
Frankrijk
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd in nationale wetgeving.
– Op 31 oktober 2017 werd nieuwe wetgeving ingevoerd die aspecten van de noodtoestand
die na aanslagen in 2015 was uitgeroepen, wettelijk vastlegde. Onder andere doorzoekingen
in woningen en het opleggen van huisarrest werden hiermee vergemakkelijkt.
– Intrekking van de Franse nationaliteit in het kader van terrorisme is alleen mogelijk
indien deze nationaliteit op volwassen leeftijd is verkregen. In 2016 bleek er onvoldoende
steun te zijn om wetgeving omtrent intrekking van nationaliteit verder uit te breiden.
Duitsland
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd naar nationale wetgeving.
– Met de herziening van het «Staatsangehörigkeitsgesetz» (StAG) op 3 april 2019 is het
mogelijk de Duitse nationaliteit in te trekken bij uitreizigers met een dubbele nationaliteit.
Deze kan alleen op nieuwe gevallen worden toegepast.
Verenigd Koninkrijk
– Het Verenigd Koninkrijk heeft zich niet gecommitteerd aan EU richtlijn 2017/541. Met
de Brexit is deze richtlijn bovendien voor het Verenigd Koninkrijk niet langer van
toepassing. Dat neemt niet weg dat aan de in de richtlijn opgenomen bepalingen identieke
strafbaarstellingen in nationale wetgeving zijn verwerkt.
– Met de nieuwe Counter-Terrorism and Border Security Act 2019 (12 april 2019) is de
wetgeving nog verder aangescherpt, onder andere met verhoging van de strafmaxima voor
bepaalde terroristische misdrijven, strafbaarstelling van uitingsvormen van steun
aan terroristische organisaties en de aparte strafbaarstelling van verblijf in een
door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied.
– In reactie op de aanslag op London Bridge (29 november 2019) is in december 2019 is
nieuwe wetgeving aangekondigd, waarin minimumstraffen zullen worden geïntroduceerd
voor «serious terrorist offenders». Daarnaast zal de aangekondigde nieuwe wetgeving
de mogelijkheden tot vroegtijdige invrijheidstelling van veroordeelde terroristen
gaan beperken.
België
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd in nationale wetgeving.
– Het verlies van de nationaliteit kan, behoudens enkele uitzonderingen, worden gevorderd
wanneer iemand tot minimaal vijf jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld voor terroristische
misdrijven.
Tot slot
Nederland blijft zich inzetten voor EU-brede, volledige en effectieve aanpak van terrorisme.
De Europese Commissie werkt momenteel aan een implementatierapport van de richtlijn.
Dit rapport zal een overzicht geven van de stand van zaken ten aanzien van de implementatie
van de richtlijn door alle EU-lidstaten in nationaal recht. Naar verwachting wordt
dit rapport rond de zomer gepubliceerd. Ik zal uw Kamer uiteraard op de hoogte houden
van de ontwikkelingen hieromtrent.
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.