Brief regering : Cold cases (o.a. genealogische DNA-databanken)
29 628 Politie
Nr. 939
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2020
Sinds 2013 is de politie zo ingericht dat aparte aandacht voor het ophelderen van
cold cases – ernstige misdrijven die destijds niet konden worden opgelost – is zeker
gesteld. Deze aandacht voor cold cases is belangrijk; voor onze samenleving en ook
juist voor de nabestaanden. In navolging van mijn brief van 4 februari 2019 (Kamerstuk
29 628, nr. 859) informeer ik uw Kamer bij deze over de ontwikkelingen op dit terrein. Daarnaast
ga ik (onder thema 4) in op het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
van 19 december 2019 om te reageren op het mediabericht «Hobby-databanken als nieuwe
opsporingsmethode» (NRC, 15 december 2019).
In mijn brief van 17 december 20191 heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de huidige druk op de inzetbare politiecapaciteit.
Capaciteit die per definitie schaars is. De realiteit is dat er momenteel nog meer
moeilijke keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van de politie-inzet, iets wat
de gezagen, de politie en ik graag anders hadden gezien. Dit kan ook gevolgen hebben
voor de capaciteit die wordt ingezet voor cold cases. Dit betekent overigens niet
dat de aanpak van cold cases stilstaat. Samen met het Openbaar Ministerie (OM) en
het NFI heeft de politie het afgelopen jaar verkend hoe ze de aanpak van cold cases
kunnen versterken en ze hun schaarse capaciteit effectiever kunnen inzetten. De politie
en het NFI willen het Openbaar Ministerie, dat immers beslist over de prioritering
van strafrechtelijke onderzoeken, beter inzicht verschaffen in de vraag welke cold
cases het meest kansrijk zijn voor nader onderzoek.
Gelet op het voorgaande gaat de politie het komende jaar inzetten op een doorontwikkeling
van de aanpak op vijf verschillende punten. Over de inhoud daarvan hebben de politie,
het openbaar ministerie, het NFI, DJI en/of mijn departement reeds afstemming gezocht.
Hieronder licht ik het voorgaande nader toe.
1. Selectiecriteria en werkvoorbereiding cold cases
Het OM en de politie hebben vastgesteld dat de huidige criteria2 om een onopgeloste zaak als cold case aan te merken teveel ruimte laten voor interpretatie.
Ook heeft de politie vastgesteld dat de zogenaamde werkvoorbereiding die voorafgaat
aan het eventueel starten van een opsporingsonderzoek verschilt per eenheid. De politie
en het OM zetten waar nodig in op een meer eenduidige landelijke lijn in de selectie
en werkvoorbereiding van cold cases. Ze gaan het komend jaar onderzoeken of en hoe
de selectiecriteria en de werkvoorbereiding aangepast kunnen worden en de inzet is
dit traject aan het einde van het jaar af te ronden.
2. Digitaliseren en doorzoekbaar maken van cold case dossiers
De politie is vorig jaar gestart met het ontwikkelen van een landelijke werkwijze
voor het meer geautomatiseerd analyseren van cold cases. Op dit moment beschikken
de cold case-teams hoofdzakelijk over papieren dossiers en bestaan er tussen de eenheden
verschillen in de wijze van digitaliseren. Dit traject bestaat onder andere uit het
landelijk uniform digitaliseren en doorzoekbaar maken van de forensische en tactische
informatie in een beperkt aantal cold cases. Dit moet leiden tot het implementeren
van een landelijke werkwijze. De politie maakt in dit traject gebruik van de ervaringen
van het experiment dat ik in de brief van 4 februari 2019 heb beschreven en een kleinschalig
archiveringsexperiment dat de politie het afgelopen half jaar heeft uitgevoerd. De
politie wil het traject rondom het landelijk uniform digitaliseren en doorzoekbaar
maken zoals hierboven genoemd, aan het einde van dit jaar hebben opgeleverd en geëvalueerd.
3. Inzet politievrijwilligers
Met het oog op onder meer de schaarse politiecapaciteit is de ondersteuning van politievrijwilligers
welkom. De politie werft dan ook meer politievrijwilligers. Zij worden bij de aanpak
van cold cases momenteel onder meer ingezet op het digitaliseren van dossiers. Het
organiseren van de inzet en begeleiding van vrijwilligers legt voor een deel beslag
op de tijd van de medewerkers uit de cold case-teams. Daarom plaatst de politie stapsgewijs
vrijwilligers, startend in de eenheid Noord-Holland. De eenheid Noord-Holland heeft
het afgelopen najaar een vacature opengesteld voor politievrijwilligers cold cases.
De animo was groot: er zijn ruim 300 sollicitanten met zeer uiteenlopende achtergronden
op afgekomen. Dat is zeer bemoedigend. De eenheid Noord-Holland heeft zes kandidaten
geselecteerd en de namen van een aantal andere sollicitanten met hun toestemming doorgegeven
aan andere eenheden. In maart zullen de eerste twee vrijwilligers uit deze ronde,
die reeds werkzaam waren binnen de politie, als executieve politievrijwilliger aan
de slag gaan. Daarnaast worden momenteel vier andere geselecteerde kandidaten gescreend.
Zij zullen in beginsel na een korte opleiding als niet-executief politievrijwilliger
aan de slag gaan. Zoals eerder gemeld in mijn brief van 4 februari 2019 is het streven
om specialisten van buiten op termijn sneller in te kunnen zetten als executief politievrijwilliger.
Een voorwaarde hiervoor is de aanpassing van het Besluit algemene rechtspositie politie.
Naar verwachting is dit traject voor de zomer van 2020 afgerond.
De vrijwilligers kunnen dan volstaan met een screening en korte opleiding, die is
toegespitst op de betreffende specifieke taak en inzet. De Politieacademie ontwikkelt
op dit moment deze opleidingstrajecten. Het is de bedoeling dat de eerste hiervan
in 2020 starten.
4. Verkenning gebruik genealogische DNA-databanken
Op 18 december 2019 heeft de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer
mij verzocht te reageren op het mediabericht «Hobby-databanken als nieuwe opsporingsmethode»
(NRC, 15 december 2019). In dit bericht wordt door Diederik Aben, advocaat-generaal
bij de Hoge Raad, en Lex Meulenbroek, DNA-deskundige bij het Nederlands Forensisch
Instituut (NFI), gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van particuliere genealogische
DNA-databanken als opsporingsmethode bij cold cases en het identificeren van onbekende
doden.
Particuliere genealogische DNA-databanken zijn databanken die door veelal commerciële
partijen zijn opgericht met als doel dat mensen hun verwanten kunnen zoeken en informatie
krijgen over hun geografische herkomst. Mensen kunnen, met behulp van een afnameset,
bij zichzelf celmateriaal afnemen en dit opsturen naar het betreffende bedrijf. Het
bedrijf vervaardigt uit het celmateriaal een DNA-profiel dat geschikt is voor het
traceren van (verre) verwanten en neemt dit op in hun DNA-databank. Op basis van vergelijkend
DNA-onderzoek wordt vervolgens in de DNA-databank van het bedrijf gezocht naar verwanten.
In het mediabericht wordt verwezen naar Amerika waar met behulp van particuliere genealogische
DNA-databanken in anderhalf jaar tijd z’n zeventig zaken zijn opgelost. Het gaat hierbij
om strafzaken en onbekende doden die konden worden geïdentificeerd. De politie beschikte
in deze zaken over vermoedelijke dadersporen, maar de hiervan verkregen DNA-profielen
leverden geen match op in de forensische DNA-databanken. Van deze sporen liet de politie tevens DNA-profielen vervaardigen, die geschikt
zijn voor verwantschapsonderzoek, en uploadde die in een particuliere genealogische
DNA-databank. Aan de hand van de verkregen matches met verwanten werden vervolgens
door stamboomonderzoek de daders opgespoord en de onbekende doden geïdentificeerd.
De vraag wordt gesteld of en hoe de gebruikte opsporingsmethode in Amerika ook in
Nederland kan worden ingezet.
Ik begrijp de wens om nieuwe opsporingsmethoden in te zetten om alsnog cold cases
te kunnen oplossen en onbekende doden te identificeren. De inzet van DNA-verwantschapsonderzoek
in genealogische DNA-databanken kan een interessante methode zijn. De particuliere
genealogische DNA-databanken zijn echter voor een ander doeleinde opgericht dan opsporingsmiddel
voor de politie. Personen die een DNA-profiel hebben laten opnemen doen dit om (verre)
familieleden te vinden en/of hun geografische herkomst te achterhalen. Door een profiel
te uploaden is er niet alleen informatie beschikbaar van de persoon die zijn profiel
heeft laten opnemen, maar ook van (verre) familieleden die er niet voor hebben gekozen
hun DNA-profiel in een particuliere genealogische DNA-databank te laten opnemen. Gebruik
van de genealogische DNA-databanken heeft daardoor impact op de privacy van veel mensen
en daar moet op zorgvuldige wijze mee worden omgegaan. Daarnaast worden de DNA-profielen
geüpload bij commerciële partijen in Amerika. Er is hierdoor weinig zicht op wat er
door wie in de DNA-databank wordt geüpload. Er geldt bijvoorbeeld geen identificatieplicht.
Als informatie uit de particuliere databanken voor de opsporing wordt gebruikt, is
het belangrijk dat dit zorgvuldig en op een juiste wijze gebeurt.
Om genoemde redenen acht ik het van belang dat uitgezocht wordt of en in hoeverre
deze nieuwe ontwikkeling kan worden gebruikt in het Nederlandse strafprocesrecht.
Daarom gaan de politie, het Nederlands Forensisch Instituut, het openbaar ministerie
en mijn departement verkennen wat de mogelijkheden en voorwaarden zouden zijn voor
het gebruik van particuliere genealogische databanken. Die verkenning richt zich op
de identificatie van onbekende doden, waarbij met voldoende zekerheid vaststaat dat
zij geen slachtoffer zijn van een misdrijf en de technische en juridische vraagstukken
die zich bij een mogelijk gebruik van dergelijke databanken voordoen. Zodra die verkenning
is afgerond, zal ik zal uw Kamer over de resultaten daarvan informeren.
5. Cold case-kalender
De politie heeft een nieuwe cold cases-kalender opgesteld. Met ingang van dit jaar
wordt deze niet alleen in penitentiaire inrichtingen, maar ook in TBS-instellingen
en via het internet aan het algehele publiek verspreid (www.coldcasekalender.nl). Uiteraard is het opnemen van de zaken vooraf met de betrokken nabestaanden besproken.
Recent heeft de politie deze nabestaanden geïnformeerd over de komst van de nieuwe
kalender en de aanpak van cold cases.
6. Tot slot
Het is van groot maatschappelijk belang dat een ernstig misdrijf zo snel mogelijk
wordt opgelost, alle inspanning van OM, de politie en het NFI zijn daarop gericht.
Als dit niet lukt en een ernstige zaak als cold case moet worden aangemerkt, is het
vervolgens van belang dat het OM, de politie en het NFI doen wat mogelijk en realistisch
is om deze zaken alsnog op te helderen. Dit met als doel de samenleving, maar vooral
ook slachtoffers en nabestaanden het door hen zo diep gewenste recht te doen en meer
duidelijkheid te verschaffen over de toedracht van het misdrijf en het onrecht dat
hen is aangedaan.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid