Brief regering : Verlies van containers door containerschip OOCL Rauma
29 684 Waddenzeebeleid
Nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2020
Op 11 februari 2020 om circa 13:30 uur heeft het containerschip OOCL Rauma aan de
Kustwacht melding gedaan van het verlies van drie containers. De OOCL Rauma was onderweg
van Finland naar Rotterdam via de bovenste verkeersbaan (van oost naar west) van de
zuidelijke verkeersroute die langs de Waddeneilanden gaat. Tijdens de melding had
de OOCL Rauma de verkeersbaan inmiddels verlaten om met aangepaste snelheid de storm
te weerstaan en het overige verkeer niet te hinderen en bevond zich op circa 43 kilometer
van Ameland. Kort daarna verloor het schip nog eens twee containers en in de nacht
van 11 op 12 februari zijn er nog twee containers over boord gegaan. Het totaal aantal
verloren containers komt daarmee op zeven.
Uit ladingdocumenten die door de rederij zijn aangeleverd is bekend dat deze containers
gevuld waren met de volgende lading: drie met papier en karton, twee met melkpoeder
en twee met machineonderdelen voor papiermachines.
De OOCL Rauma is op 13 februari aangekomen in Rotterdam. De Inspectie Leefomgeving
en Transport doet onderzoek om een beeld te krijgen van de toedracht van het incident.
Ik ben mij bewust dat dit voorval, ruim een jaar na het incident met de MSC Zoe, tot
onrust en bezorgdheid bij eerst en vooral de bewoners en bestuurders van de Waddeneilanden
leidt. Gezien deze bezorgdheid wil ik graag uw Kamer informeren over wat er feitelijk
is gebeurd en welke actie daarop is en wordt ondernomen. Hiermee geef ik tevens invulling
aan het verzoek van uw Kamer, gedaan tijdens het ordedebat van 12 februari, om een
toelichtende brief (Handelingen II 2019/20, nr. 53, Regeling van werkzaamheden).
Daarnaast heeft uw Kamer mij inmiddels een aantal schriftelijke vragen gesteld. Ik
zal zo spoedig mogelijk antwoord hierop geven, waarbij ik ook zal ingaan op vragen
rond routekeuze, het overleg in internationaal verband en een aantal onderzoeken waaraan
momenteel op mijn initiatief gewerkt wordt.
Waarschuwingen Kustwacht
Allereerst refereer ik aan mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober jl. (Kamerstuk 29 684, nr.190) over de waarschuwing die de Kustwacht geeft aan schepen met een vergelijkbare grootte
als de MSC Zoe, om bij een golfhoogte van 5 meter of meer de zuidelijke vaarroute
te mijden en de noordelijke te kiezen. De basis hiervoor is een tussentijdse waarschuwing
van de OVV met betrekking tot de veilige afstand tussen het schip en de zeebodem bij
slecht weer in de zuidelijke route voor schepen met afmetingen vergelijkbaar met die
van MSC Zoe (ca. 400 meter lang en 60 meter breed). De Kustwacht heeft in haar waarschuwing
een marge ingebouwd waarbij 300 meter als lengtegrens, en 40 meter als breedtegrens,
wordt gehanteerd waarboven schepen het advies krijgen om de zuidelijke route te mijden
bij slecht weer. Bij containerschepen kleiner dan 300 meter, zoals de OOCL Rauma die
179 meter lang is, bestaat het risico van contact met de zeebodem in veel mindere
mate, omdat deze schepen ook veel minder breed zijn (maximaal ca. 32 meter), en daarmee
ook de invloed van slingeren van het schip op de afstand tussen schip en zeebodem
beperkter is. Conform mijn verzoek, zoals vermeld in mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober
jl., heeft de Kustwacht haar waarschuwing overigens algemeen bekend gemaakt via een
aantekening op de elektronische zeekaarten, waardoor alle schepen (ook diegenen die
geen separate, actieve waarschuwing krijgen) hier in hun reisvoorbereiding kennis
van kunnen nemen en rekening mee kunnen houden.
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd in het AO Maritiem van 28 november jl. (Kamerstuk
29 684, nr. 199) laat ik momenteel door MARIN diverse onderzoeken uitvoeren om meer inzicht te krijgen
in de risico’s van grote containerschepen onder verschillende weersomstandigheden
boven de Wadden. Schepen van het formaat zoals de OOCL Rauma zijn hier onderdeel van.
Ik verwacht voor de zomer de uitkomsten van deze onderzoeken, en zal deze met uw Kamer
delen.
Stand van zaken en aanpak
De Kustwacht is direct na de melding op 11 februari met een patrouillevliegtuig de
situatie gaan opnemen. Er zijn verschillende vluchten uitgevoerd, waarbij drijvende
containers zijn gespot alsmede een aantal rollen papier en houten pallets. Er is ook
direct een schip van de Kustwacht naar het incidentgebied gestuurd maar dat heeft
moeten terugkeren vanwege een technisch mankement.
De eigenaar van het schip wordt door mij op grond van de «Wet bestrijding maritieme
ongevallen» verantwoordelijk gehouden voor het opruimen van alle verloren containers
en de daaruit afkomstige zaken. De eigenaar heeft een berger ingeschakeld. Inmiddels
is een deel van de verloren containers en lading al geborgen en gaat de bergingsoperatie
– mits het weer dit toelaat – nog door.
Direct na het incident is onderzoek opgestart om het gevaar van de lading voor verkeer,
mens en milieu te duiden. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de lading zorgt
voor gevaren op lange of korte termijn.
De Kustwacht heeft een waarschuwing doen uitgaan naar alle scheepvaart in het betreffende
gebied. Rijkswaterstaat en de Kustwacht monitoren de situatie op zee nauwgezet en
staan klaar om extra maatregelen te treffen zodra dit nodig is.
In de intensieve contacten die het ministerie heeft met het Duitse ministerie, heeft
Duitsland te kennen gegeven op dit moment niet bereid te zijn schepen actief te waarschuwen,
zoals de Nederlandse Kustwacht dit doet. Duitsland wil eerst de uitkomst van onderzoeken
afwachten alvorens concrete maatregelen te overwegen. Het OVV rapport, dat ik dit
voorjaar verwacht, speelt hierbij een belangrijke rol. De schepen die de verkeersbaan
van oost naar west varen, zoals de OOCL Rauma in dit geval, kiezen al in Duitsland
hun vaarroute en ontvangen daar dus geen waarschuwing. Daarbij teken ik overigens
aan dat de verkeersbaan van oost naar west een grotere diepte heeft dan de verkeersbaan
van west naar oost, die de MSC Zoe volgde.
Zoals ik uw Kamer al eerder meldde, kan ik niet eenzijdig besluiten over de zuidelijke
vaarroute, omdat deze deels buiten territoriale wateren ligt. Mijn inzet is er daarom
op gericht om samen met Duitsland, en op basis van de onderzoeken waarvan ik vóór
de zomer de resultaten verwacht, tot eerste voorstellen te komen die na de zomer in
het veiligheidscomité van IMO kunnen worden ingebracht. Op korte termijn zal ik contact
opnemen met mijn Duitse ambtgenoot om met hem af te spreken dat direct na het gereedkomen
van de belangrijkste onderzoeken Nederland en Duitsland gezamenlijke vervolgacties
richting IMO zullen bespreken. Van de voortgang hiervan zal ik uw Kamer op de hoogte
blijven houden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat