Brief regering : Geannoteerde agenda Milieuraad 5 maart 2020
21 501-08 Milieuraad
Nr. 798 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MILIEU EN WONEN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2020
Op 5 maart vindt in Brussel de eerste Milieuraad onder Kroatisch voorzitterschap plaats.
Wij zijn beiden voornemens deel te nemen aan deze Milieuraad. Hierbij ontvangt u,
mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de
geannoteerde agenda van deze Raad.
Tijdens de Milieuraad zal er naar verwachting gesproken worden over de Green Deal,
de EU langetermijnstrategie klimaat, vergroening van het Europees Semester, Europese
waterwetgeving en (mogelijke) Raadsconclusies over luchtkwaliteit. Tot slot zullen
er naar verwachting terugkoppelingen worden gegeven van recente internationale bijeenkomsten.
De Minister voor Milieu en Wonen en de Minister van Economische Zaken en Klimaat zijn
voornemens deel te nemen aan de Milieuraad op 5 maart.
Green Deal
Naar verwachting zal het agendapunt over de Green Deal zich richten op de verschillende
klimaatvoorstellen, en op het actieplan circulaire economie. Waarschijnlijk zal er
gesproken worden over de route naar klimaatneutraliteit in 2050, de klimaatwet die
de Commissie op 4 maart presenteert en mogelijk brengen lidstaten het Just Transition
Mechanism op, dat op 14 januari jl. is gepresenteerd. Om Europa volledig circulair
te maken in 2050 komt de Commissie met een nieuw actieplan voor circulaire economie,
dat op 10 maart verwacht wordt. Naar verwachting bevat dit actieplan voorstellen over
duurzaam productbeleid voor grondstofintensieve sectoren, maatregelen om alle plastic
verpakkingen in 2030 op een economisch rendabele manier herbruikbaar te maken en acties
om onnodige verpakkingen en afvalproductie tegen te gaan.
Inzet Nederland
Uw Kamer is geïnformeerd over de Nederlandse inzet op de Green Deal middels een BNC-fiche1 (op 31 januari jl.), een Kamerbrief met een appreciatie van de Green Deal specifiek
gericht op de klimaatdoelstellingen2 (op 4 februari jl.) en een BNC-fiche met de Nederlandse inzet voor het Just Transition
Mechanism3 (14 februari jl.) Wat betreft de Europese Klimaatwet vindt Nederland het belangrijk
dat het doel voor 2030 in de Klimaatwet wordt opgenomen. Nederland zet zich in voor
een ophoging van het reductiedoel naar 55% in 2030 en dat de EU een aangescherpt 2030-doel
op COP26 kenbaar maakt. Daarom vindt Nederland het belangrijk dat de Impact Assessment
voor het ophogen van het 2030-doel tijdig gereed is. Ten aanzien van circulaire economie
steunt Nederland een focus op een ambitieus productbeleid en efficiënt grondstoffengebruik.
Nederland vraagt specifiek aandacht voor het versterken van uitgebreide productenverantwoordelijkheid,
het vaststellen van een duidelijke afvaldefinitie, en voor infrastructuurbouw als
prioritaire sector. Nederland acht het van belang dat de Europese industriestrategie,
die net als het actieplan voor circulaire economie op 10 maart verwacht wordt, aansluit
op dit actieplan voor circulaire economie. Na publicatie van het actieplan circulaire
economie zal uw Kamer middels de gebruikelijke procedure van het BNC-fiche nader geïnformeerd
worden.
Indicatie krachtenveld
De Green Deal is grotendeels positief ontvangen door de Europese Raad en het Europees
Parlement. In de Europese Raad van 12 december jl. is het langetermijndoel van klimaatneutraliteit
voor 2050 in de EU vastgesteld. Alleen Polen kon zich in dit stadium niet verbinden
aan de implementatie van deze doelstelling, daarom zal de Europese Raad hierop terugkomen
in juni 2020. Voor een groep lidstaten is het zaak dat er snel een besluit komt over
ophoging van het 2030-doel. Ook het Europees Parlement dringt aan op een broeikasreductiedoel
voor 2030 van 55%. Andere landen zijn van mening dat een gedegen Impact Assessment
tijd vergt om de sociaal-economische gevolgen in te schatten. Het nieuwe actieplan
circulaire economie kan naar verwachting rekenen op brede steun van de lidstaten.
Er bestaat brede overeenstemming tussen de lidstaten over het belang van een circulaire
economie en de wens te komen tot een coherente langetermijnstrategie. Dit kwam ook
tot uiting in de steun van de lidstaten aan de Raadsconclusies circulaire economie
die tijdens de Milieuraad d.d. 4 oktober 2019 zijn aangenomen.4
[mogelijk] EU-Langetermijnstrategie
Ook zal [mogelijk] het indienen van de EU-Langetermijnstrategie bij de UNFCCC worden
besproken. De Europese Raad van 12 december jl. heeft het doel van klimaatneutraliteit
in 2050 omarmt en heeft opgeroepen om een EU langetermijnstrategie vast te stellen
om deze begin 2020 in te dienen bij de UNFCCC, zoals gevraagd in de Overeenkomst van
Parijs. Het voorzitterschap heeft een voorstel gepresenteerd gebaseerd op de afspraken
die zijn gemaakt tijdens de Europese Raad op 12 december jl.
Inzet Nederland
Nederland is voorstander van een klimaatneutrale Europese Unie in 2050 en steunt tijdige
indiening van een EU-langetermijnstrategie voor klimaat bij de UNFCCC.
Indicatie krachtenveld
In zijn conclusies van 12 december 2019 heeft de Europese Raad besloten om tegen 2050
een klimaatneutrale EU tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen
van de Overeenkomst van Parijs. Ook heeft de Europese Raad ingestemd met het besluit
om tijdig (begin 2020) een EU-langetermijnstrategie in te dienen bij de UNFCCC.
Vergroening van het Europees Semester
Tijdens de Milieuraad van 5 maart vindt de jaarlijkse gedachtewisseling over de vergroening
van het Europees Semester plaats, de jaarlijkse coördinatiecyclus van economisch,
budgettair en arbeidsmarktbeleid in de EU. Naar verwachting zal de discussie zich
onder andere richten op de integratie van de VN duurzame ontwikkelingsdoelen (sustainable
development goals / SDG’s) in het Semester, waarover de Kamer eerder is geïnformeerd.5
In de Annual Sustainable Growth Strategy (ASGS) onderdeel van het Herfstpakket, wijst de Commissie enkele prioriteiten aan in het
kader van de vergroening van het Semester: A) Veranderingen in belastingen/subsidies
zodat de prikkels die gegeven worden klimaat- en milieuvriendelijk zijn en zodat de
benodigde investeringen gerealiseerd worden. B) Het stellen van milieu-, klimaat en
infrastructuurdoelen voor het in lijn brengen van de interne markt met sociale verwachtingen.
C) Het European Green Deal investeringsplan (EGDIP), waarmee de EU een katalysator
kan vormen voor private- en publieke groene investeringen. D) Het Europees Semester
kan de Unie en de lidstaten ondersteunen bij het bereiken van de SDG’s. Zo zal in
de landenrapporten voor de lidstaten een specifiek hoofdstuk over ecologische duurzaamheid
worden opgenomen en zal in een annex de voortgang op de SDG’s worden weergegeven.
Ten slotte wordt van de lidstaten verwacht dat ze in het Nationale Hervormingsplan
(NHP) hun voortgang op de SDG’s zullen toelichten.
Inzet Nederland
Het kabinet is in beginsel positief over het vergroenen van het Semester, want voor
het behalen van de klimaat- en milieudoelstellingen zal er een transitie van de Europese
economie plaats moeten vinden richting een klimaatneutrale, circulaire en schone economie.
Daarnaast kunnen klimaat- en milieurisico’s ook in toenemende mate relevant zijn voor
de macro-economische en budgettaire stabiliteit van lidstaten en de Unie en kan het
Semester bijdragen aan het monitoren en adresseren van deze risico’s.
Betreffende de integratie van de SDG’s in het Semester vindt het kabinet het van belang
dat de focus van het Semester als coördinatie-instrument voor economisch en arbeidsmarktbeleid
behouden blijft. Het kabinet hecht eraan dat de analyses en conclusies met betrekking
tot het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de Macro-Economische Onevenwichtighedenprocedure
(MEOP) leidend blijven voor de landspecifieke aanbevelingen en dat de effectiviteit
daarvan niet verder onder druk komt te staan. Integratie van de SDGs in de landspecifieke
aanbevelingen zelf heeft daarom niet de voorkeur van het kabinet. Het kabinet zou
voor de integratie van de SDG’s in het Semester een aanpak verkiezen waar een duidelijke
scheiding tussen enerzijds aanbevelingen op SGP/MEOP en anderzijds monitoring op andere
beleidsterreinen wordt aangebracht.
Indicatie krachtenveld
Naar verwachting zijn lidstaten positief over de toenemende aandacht voor duurzaamheid
en klimaat in het Europees Semester en waarderen ze de gelegenheid voor een gedachtewisseling
hierover in de Milieuraad. Betreffende de integratie van de SDG’s in het Semester
is het krachtenveld nog grotendeels onbekend. Hoewel alle lidstaten zich gecommiteerd
hebben aan de SDG’s en voorstander zijn van een vorm van Europese coördinatie hierop6, maken meerdere lidstaten zich zorgen dat verdere verbreding van het Semester schadelijk
kan zijn voor de effectiviteit hiervan. De Commissie heeft voorkeur voor het behouden
van de focus op macro-economisch beleid, waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheid.
Europese waterwetgeving
De Europese Commissie heeft in december 2019 de conclusies gepresenteerd van de «Fitness
check» van de Kaderrichtlijn Water en gerelateerde wetgeving, evenals van de evaluatie
van de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater. De Commissie is van mening dat
de richtlijnen grotendeels hebben voldaan aan de verwachtingen, maar dat nieuwe uitdagingen
tegelijkertijd om modernisering vragen. Tijdens de Milieuraad vindt er een discussie
plaats over de gepresenteerde resultaten van de Commissie.
Inzet Nederland
Nederland staat positief tegenover de gepresenteerde conclusies van de Commissie en
steunt de algemene ambitie van de richtlijnen. Nederland deelt de visie dat de regelgeving
op een aantal onderdelen moet worden gemoderniseerd. Zo wordt de kritiek op het «one-out-all-out»
principe van de Kaderrichtlijn Water gedeeld en pleit Nederland voor meer flexibiliteit
bij de monitoring en rapportage.7 Nederland heeft daarnaast ook zorgen over de problematiek van opkomende stoffen.
Daarom steunt Nederland de aangekondigde Zero Pollution Ambition van de Commissie,
als onderdeel van de Green Deal, om vervuiling van lucht, water en bodem terug te
dringen en daarmee te streven naar een gifvrij milieu. Hierbij zou de focus moeten
liggen op bronbeleid en aanpak van de gehele keten. Nederland zou daarom in dit kader
graag binnen de Richtlijn Behandeling stedelijk afvalwater ook ruimte maken voor nieuwe
en vergaande zuiveringstechnieken voor opkomende stoffen. Hierbij dient een risicogerichte
aanpak te prevaleren, net als bij het streven naar vermindering van riooloverstorten
om vervuiling van het oppervlaktewater tegen te gaan. Tot slot ziet Nederland mogelijkheden
voor meer coherentie tussen wetgeving en ander Europees beleid, zoals aansluiting
van de waterwetgeving bij de doelen voor een circulaire economie.
Krachtenveld
Andere lidstaten ondersteunen over het algemeen ook de conclusies en de noodzaak om
de richtlijnen op onderdelen te moderniseren. Het tijdig, vóór 2027, in uitvoering
krijgen van de benodigde maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water, is voor veel lidstaten
een uitdaging. In het voortraject hebben diverse lidstaten daarom gepleit voor verder
uitstel. Ambitieverlaging door uitstel wekt echter ook weerstand onder lidstaten,
waaronder Nederland. Ook de Commissie lijkt niet voornemens de ambitie te verlagen.
Ook ten aanzien van de modernisering van de Richtlijn Behandeling stedelijk afvalwater
zijn er verschillende visies. Zeker de lidstaten die nu reeds voldoen aan de eisen,
zoals Nederland, zien redenen de richtlijn verder aan te scherpen. Andere lidstaten,
die nog niet, of nog maar net voldoen, maken zich zorgen over aanpassing van de richtlijn
en in het bijzonder de kosten die daarmee gepaard zouden kunnen gaan.
Raadsconclusies Luchtkwaliteit
In december 2019 heeft de Europese Commissie de uitkomsten van de fitness check van
de Luchtkwaliteitsrichtlijnen gepresenteerd. De Commissie geeft daarin aan dat de
richtlijnen er gedeeltelijk in geslaagd zijn het algehele luchtkwaliteitsniveau te
verbeteren, maar dat diverse mogelijkheden om de luchtkwaliteit verder te verbeteren
onbenut zijn gelaten. Daardoor was in 2017 nog 8% van de EU-bevolking blootgesteld
aan concentraties fijnstof (PM2,5) boven de huidige EU-normen. Afgezet tegen de strengere WHO-advieswaarde is zelfs
77% van de EU-bevolking blootgesteld aan te hoge concentraties fijnstof.
Inzet Nederland
Met het Schone Lucht akkoord streeft Nederland naar 50% gezondheidswinst in 2030 ten
opzichte van 2016, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse bronnen.
Omdat emissies uit het buitenland ook een belangrijke invloed hebben op onze luchtkwaliteit,
zet Nederland zich in internationaal verband in om luchtverontreiniging door buitenlandse
emissies sterk te verminderen. Aangescherpt bronbeleid is daarbij essentieel. Op deze
wijze wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit. De uitkomsten
van de fitness check zijn in lijn met dit streven en Nederland steunt de conclusies
van de Commissie in de fitness check.
De Nederlandse inzet met betrekking tot verbetering van de luchtkwaliteit richt zich
primair op het vergroten van de aandacht voor gezondheidswinst. Naast het vastleggen
van een minimum beschermingsniveau, de grenswaarden, dient er ook aandacht te zijn
voor een generieke aanpak die de luchtverontreiniging overal vermindert en gezondheidswinst
voor iedereen oplevert. In dit licht pleit Nederland voor aanscherping van de grenswaarden
uit de Richtlijn luchtkwaliteit en met name die van fijnstof (PM2.5), om deze meer in lijn met de WHO-advieswaarden te brengen, en het opnemen van een
verplichting voor de algehele gezondheidswinst. Ter ondersteuning hiervan is het van
belang dat het Europese bronbeleid wordt aangescherpt.
Nederland zou graag meer meer focus zien op het aanscherpen van Europees bronbeleid
en een verwijzing in de Raadsconclusies naar opname van belangrijke industriële activiteiten
in de Richtlijn Industriele Emissies, alsmede het aanscherpen van de emissie-eisen
voor (hout)kachels in de Richtlijn Ecodesign.
Krachtenveld
Diverse lidstaten zijn inmiddels aangehaakt en steunen Nederland op meerdere van de
bovenstaande punten, met name op de punten met betrekking tot bronbeleid en grotere
inzet op gezondheidswinst. Er is ook een aantal lidstaten dat nagenoeg geen ambitie
wil tonen en vooral inzet op het streven naar het op termijn halen van de huidige
normen.
Diversen
Het Kroatische Voorzitterschap heeft op het moment van het versturen van deze brief
de verdere invulling van de diversenpunten nog niet geconcretiseerd, buiten de indicatie
dat er terugkoppelingen zullen worden geven van recente internationale bijeenkomsten.
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Medeindiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.