Brief regering : Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 27 januari 2020
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1227
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 februari 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de volgende zaken.
I. Uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die op 27 januari jl. plaatsvond te Brussel.
II. Het Ecorys-onderzoek naar landschapselementen.
III. De doorrekening van de GLB-scenario’s conform motie van het lid Bisschop (Kamerstuk
28 625, nr. 272).
IV. De onderhandelingsresultaat vernieuwing partnerschapsovereenkomst en visserijprotocol
Republiek Seychellen.
V. De Scopaff stemming op 18 februari aanstaande.
VI. Vangstmogelijkheden 2020.
I. ONDERWERPEN OP DE LANDBOUW- EN VISSERIJRAAD
Werkprogramma Kroatisch Voorzitterschap
Het Kroatische voorzitterschap presenteerde haar programma voor de komende zes maanden.
De belangrijkste landbouwprioriteit is, wat het voorzitterschap betreft, om voor de
zomer een akkoord met het Europees Parlement te bereiken over de transitieverordeningen
voor het GLB.
Green Deal
Informatie van de Commissie
Bij dit agendapunt presenteerde vicepresident van de Europese Commissie Frans Timmermans
de European Green Deal die op 11 december jl. door de Europese Commissie werd gepubliceerd. Volgens Timmermans
biedt de Green Deal een strategie voor de aanpak van klimaatverandering en andere
ernstige milieu-uitdagingen. Wat Timmermans betreft zijn de nationale Strategische
Plannen (SP) van het GLB essentieel om de doelen uit de Green Deal te kunnen bereiken.
Landbouwcommissaris Wojciechowski benadrukte dat een passend GLB-budget onmisbaar
is om de ambities uit de Green Deal in de landbouwsector te realiseren. Verder meldde
Wojciechowski dat Europese Commissie momenteel onderzoekt wat de Green Deal betekent
voor de conceptverordeningen voor het toekomstig GLB. «Hoewel het niet de bedoeling
van de Commissie is om de voorstellen aan te passen, moet er onderzocht worden of
de ambitieniveau van de Green Deal wordt gewaarborgd», aldus de landbouwcommissaris.
Ook voegde hij toe dat er snel meer duidelijkheid komt over het beoordelingsproces
van de SP’s. Tot slot is de Europese Commissie voornemens met een lijstje van mogelijke
eco-regelingen te komen.
Veel lidstaten vinden dat de voorstellen voor het toekomstig GLB een adequaat kader
bieden waarbinnen de ambities uit de Green Deal kunnen worden gerealiseerd. Wel waarschuwt
een groep lidstaten dat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid primair voedselzekerheid
dient te waarborgen. Volgens deze lidstaten mogen we dat niet uit het oog verliezen.
Deze lidstaten benadrukken tevens dat de landbouwers met de komst van de Green Deal
te maken krijgen met extra opgaven die alleen waargemaakt kunnen worden met een passend
budget. De Commissie herhaalde haar welbekende repliek dat het budget van het toekomstig
GLB afhankelijk is van de uitkomsten van MFK-onderhandelingen tussen de lidstaten.
Verder identificeerden de delegaties vragen en wensen over de doelstellingen van de
Green Deal. Zo vroegen Frankrijk en Denemarken om een scherpe doelstelling voor de
reductie van pesticiden. Ook voor vermindering van het gebruik van antibiotica moet
een concreet doel gesteld worden, vonden deze twee lidstaten. Verschillende lidstaten
vroegen om aandacht voor onderzoek, innovatie of nieuwe technologie. Anderen benadrukten
het belang van herkomstetikettering, ook voor verwerkte producten. Een groot aantal
lidstaten wil ook meer aandacht voor de bosbouwstrategie en het belang van de bosbouwsector
m.b.t. de Green Deal. Tot slot wilde een groep lidstaten dat er in de landbouw- en
Visserijraad stil wordt gestaan bij de biodiversiteitsstrategie.
Namens Nederland heb ik ingebracht dat ik kan instemmen met de hoofdlijnen van de
Green Deal maar dat nog veel zaken uitgewerkt moeten worden. Na deze uitwerking is
pas de eindconclusie bekend. Ik heb ook benadrukt dat de ambitie in het GLB voor milieu
en klimaat niet afhankelijk moet zijn van de uitkomst van het MFK-onderhandelingen.
We moeten de uitdaging van een klimaatneutraal Europa in 2050 niet bij boeren weghalen,
maar juist samen met boeren aangaan. Aangezien er ten tijde van dit debat nog geen
afgestemde kabinetspositie over de Green Deal was, heb ik mij tijdens de discussie
beperkt tot een aantal zaken die wat mij betreft opheldering behoeven. Zo heb ik de
Europese Commissie om verduidelijking gevraagd over de relatie tussen het GLB en Farm to Fork strategie en de relatie tussen het GLB en het terugdringen van het gebruik van chemische
gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en antibiotica, zoals is aangegeven in de Green Deal. Gezien de centrale rol die
de Commissie ziet voor de SP’s in het behalen van de doelen van de Green Deal, heb
ik nogmaals het belang van de transparante beoordeling van de SP’s benadrukt. Tot
slot heb ik de oproep om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen te verminderen
gesteund.
Wel is het goed om aandacht te houden voor een passende transitieperiode.
Overgangsbepalingen GLB
Gedachtewisseling
Dit punt betreft de regelgeving die nodig is om betalingen in het kader van het GLB
te kunnen voortzetten wanneer het nieuwe GLB niet tijdig in werking kan treden. Het
Kroatische voorzitterschap gaf bij dit agendapunt te kennen voornemens te zijn om
zo snel mogelijk tot een algemene oriëntatie te komen en voor de transitieperiode
geen grote veranderingen door te voeren, zodat er nog voor de zomer een akkoord met
het Europees Parlement bereikt kan worden.
Een forse meerderheid van de delegaties steunde dit voornemen van het voorzitterschap.
Geen enkel lidstaat sprak zich tegen dit voornemen uit. Ook wensten de sprekers geen
nieuwe grote beleidsmatige wijzigingen door te voeren voor de transitieperiode. Wel
vroeg een groep lidstaten om de verlenging van de reeds goedgekeurde operationele
programma’s van PO’s in de groente- en fruitsector tot hun einddatum mogelijk te maken.
Verder waren er lidstaten die voor een overgangsperiode van één jaar of juist twee
jaar pleitten.
Ik heb namens Nederland de voorstellen van het voorzitterschap gesteund. Het is niet
realistisch om nog voor de transitieperiode de kaders van het GLB (ingrijpend) te
wijzigen. Wel wil ik bezien hoe we binnen die kaders ook in de transitieperiode het
GLB in Nederland beter kunnen richten op de actuele opgaven en afspraken om de landbouw
te verduurzamen, met name op het gebied van klimaat, stikstof en biodiversiteit.
Diversenpunt: Dierenwelzijnslabel
Informatie van de Duitse delegatie
De Duitse Minister pleitte bij dit agendapunt voor een verplicht EU-breed dierenwelzijnslabel.
Volgens Duitsland zou zo’n EU-breed dierenwelzijnslabel voor nieuwe marktkansen voor
producten die voldoen aan hogere welzijnsstandaarden kunnen zorgen. De hogere kosten
voor veehouders zouden dan gecompenseerd kunnen worden via hogere opbrengstprijzen.
Ook meent Duitsland dat een dierenwelzijnslabel het handelsverkeer (in gelabelde producten)
in de EU eenvoudiger kan maken.
Veel lidstaten gaven aan het belangrijk te vinden de consument beter te informeren.
Wel gaven deze lidstaten aan behoefte te hebben aan een effectbeoordeling van het
voorstel van Duitsland.
Ik heb het voorstel van Duitsland gesteund en ik onderken de positieve invloed die
goede dierenwelzijnslabeling kan hebben op het verbeteren van het welzijn van landbouw-productiedieren.
Private labels spelen hierin een belangrijke rol, zoals het succes van het Nederlandse
Beter Leven Keurmerk aantoont. Wel heb ik aangegeven dat een label zoals geopperd
door Duitsland mag andere (goede) labels niet verdringen. Ook dient bezien te worden
of andere duurzaamheidsaspecten ingebouwd kunnen worden in een Europees labelingskader
(zoals milieu- en natuuraspecten).
De Europese Commissie liet weten het Duitse voorstel en de mogelijke effecten daarvan
te zullen bestuderen.
Diversenpunt: Etikettering van Honing
Informatie van de Sloveense delegatie
Een tiental delegaties heeft onder leiding van Slovenië een verklaring ingediend over
de oorsprongsetikettering van honing. In de verklaring roepen deze lidstaten op tot
de aanpassing van richtlijn (EU) 2001/110 met duidelijkere regels voor herkomstetikettering,
onder andere voor de categorie «gemengde EU- en niet EU-honing». Deze lidstaten stellen
dat de Europese producenten door hogere productiekosten niet kunnen concurreren met
geïmporteerde honing uit derde landen.
Deze oproep kon op steun van een groot aantal delegaties rekenen. De Europese Commissie
gaf aan dat dit onderwerp in het kader van de strategie «from farm to fork» mogelijk
aan de orde komt.
Diversenpunt: Terugkoppeling Conferentie Afrikaanse Varkenspest (AVP)
Informatie van de Commissie
Bij dit agendapunt gaf de Europese Commissie een terugkoppeling over de internationale
conferentie over AVP die op 17 januari jl. plaatsvond in Berlijn. Het doel van de
conferentie was om te komen tot gecoördineerde, wereldwijde acties om de impact van
de ziekte op onder andere de varkenssector, milieu en voedselzekerheid te verkleinen.
Ik heb namens Nederland het belang van een goede en coherente aanpak om de AVP te
beheersen nogmaals onderstreept.
II. ONDERZOEK ECORYS LANDSCHAPSELEMENTEN
In mijn brief van 15 oktober 2018 (Kamerstuk 28 625, nr. 260) heb ik aangegeven dat er al het nodige gebeurt in het huidige GLB om landschapselementen
te beschermen, maar heb ik ook geconstateerd dat waardevolle elementen in ons fraaie
agrarische landschap desondanks onder druk staan, wat vooral ook ongunstig is voor
de biodiversiteit. Ik heb toen gezegd dat ik wil kijken wat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid,
gegeven de decentralisatie van het landschapsbeleid naar de provincies, kan doen om
landschapselementen beter te beschermen.
In de afgelopen periode heb ik het consultancybureau Ecorys laten onderzoeken welke
beloningsopties er zijn om het behoud, onderhoud en de aanleg van landschapselementen
te stimuleren. Daarnaast heeft Ecorys gekeken naar de daarvoor noodzakelijke registratie
van landschapselementen en de daarmee samenhangende kosten. Het rapport is te downloaden
op Externe link:https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/11/11/studie-lan…. Het rapport is mede tot stand gekomen door inbreng van relevante belanghebbenden,
die hiervoor zijn geïnterviewd en deel hebben genomen aan de klankbordgroep.
De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden als input voor de uitwerking
van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) van het nieuwe GLB.
Ecorys komt tot de volgende bevindingen. Voor het behoud van landschapselementen wordt
gewezen op de mogelijkheid van een striktere handhaving van de nu al bestaande instandhoudingsverplichting
onder de randvoorwaarden van het GLB (GLMC 7). Verder komt uit het onderzoek naar
voren dat de financiële prikkel voor de agrariër om landschapselementen te behouden
door deze onder de hectarevergoeding te brengen, beperkt zal zijn. Dit heeft vooral
te maken met het feit, dat de oppervlakte landschapselementen klein is. Met een top-up
op de hectarevergoeding via een eco-regeling zou de financiële prikkel voor de agrariër
misschien wel voldoende kunnen zijn om landschapselementen te behouden en te onderhouden.
Dit zal echter afhankelijk zijn van de concrete invulling van zo’n eco-regeling en
in hoeverre deze voor de agrariër goed is in te passen in zijn bedrijfsvoering. Als
alternatief zou ook meer ingezet kunnen worden op het behoud van specifieke landschapselementen
via het agrarisch natuurbeheer van pijler 2 van het GLB, inclusief stimulering van
aanleg van nieuwe elementen.
Met een stapeling van voornoemde beloningsopties zou meer bereikt kunnen worden (behoud,
onderhoud en aanleg van nieuwe landschapselementen), maar dat zal het ook snel complex
maken. Bovendien moet het beschikbare budget dan over meerdere regelingen worden verdeeld.
Ik vind het daarom belangrijk naar een juiste balans te zoeken bij het combineren
van beloningsopties. Dit zal in het kader van de uitwerking van het NSP moeten gebeuren.
Voor het landsdekkend registreren van landschapselementen op en aangrenzend aan landbouwpercelen
zijn ondanks beschikbare databestanden nog veel handmatige handelingen nodig om tot
een betrouwbare registratie te komen. Ecorys heeft zijn kostenramingen in een tweetal
validatiesessies voorgelegd aan deskundigen. Mede op basis daarvan interpreteer ik
de ramingen van Ecorys zo, dat het realiseren van een voor de beoogde regelingen geschikte
registratie minimaal € 7 mln. (exclusief de jaarlijkse actualisatie van de registratie)
kost.
In de aanloop naar het nieuwe GLB zal ik de randvoorwaarden voor het behouden en stimuleren
van landschapselementen voorbereiden en realiseren. Zo ga ik nu al stappen zetten
voor de registratie van landschapselementen, omdat we deze registratie sowieso nodig
hebben ongeacht de beloningsoptie die straks uiteindelijk wordt gekozen.
SBIR-oproep
In dat verband wil ik ook kijken of het mogelijk is tot een zoveel mogelijk geautomatiseerd
systeem te komen voor het registreren en monitoren van landschapselementen. Hiervoor
heeft mijn ministerie in samenwerking met het Netherlands Space Office (NSO) en RVO.nl
een SBIR («Small Business Innovation Research») in de markt gezet voor het verkennen
en uiteindelijk ontwikkelen van zo’n systeem. Medio februari wordt de opdracht gegund
voor de eerste fase van het doen van een haalbaarheidsstudie. Hiermee levert mijn
ministerie tegelijk een bijdrage aan de ontwikkeling van een algehele landschapsmonitor
in het kader van het interdepartementale programma ONS Landschap van het Ministerie
van BZK.
Beleidsonderzoek natuurinclusieve landbouw
Daarnaast heb ik, zoals toegezegd tijdens het AO Natuur van afgelopen september (Kamerstuk
33 576, nr. 169), als onderdeel van een breder beleidsonderzoek naar natuurinclusieve landbouw aan
RVO.nl gevraagd te kijken naar de huidige belemmerende en bevorderende regelgeving
omtrent landschapselementen. In aanvulling op het Ecorys-onderzoek is hieruit naar
voren gekomen dat de vereiste nauwkeurigheid van het intekenen van landschapselementen
en de herplantplicht in het geval van (lange) bomenrijen door de boer als beperkend
wordt ervaren. Deze punten neem ik mee in mijn overwegingen bij het uitwerken van
het NSP.
Investeringsregeling
Tot slot is in een overleg met de provincies gekeken wat er nu al kan gebeuren om
landschapselementen beter te beschermen en te bevorderen, zoals genoemd in motie van
het lid De Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 158). De provincies ondernemen al veel actie, bijvoorbeeld via de Europese regeling Catalogus
Groenblauwe Diensten, in het kader van het ANLb, het Subsidiestelsel Natuur en Landschap
en via lokale subsidies in samenwerking met de gemeenten. Om deze inzet landelijk
te versterken, werk ik momenteel aan het opstellen van een investeringsregeling voor
landschapselementen in overleg met de sector en belanghebbenden. Ik heb hiervoor nu
€ 17 mln. beschikbaar (Kamerstuk 28 625, nr. 281).
III. UITVOERING MOTIE BISSCHOP DOORREKENING GLB-SCENARIO’S
Op 8 mei 2019 heb ik in een brief aan uw Kamer (Kamerstuk 28 625, nr. 264) de contouren geschetst van mijn inzet voor het Nationaal Strategisch Plan (NSP)
voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2021–2027. Daarin heb ook een aantal
scenario’s weergegeven voor de invulling van het nieuwe GLB, waarin sterke nadruk
wordt gelegd op respectievelijk groen-blauwe diensten, innovatie en investeringen,
en leefomgeving en klimaat. Doel van deze scenario’s was om de discussie over mogelijke
keuzen voor het nieuwe GLB op gang te brengen. Naar aanleiding hiervan heeft uw Kamer
een motie aangenomen van het lid Bisschop van 22 mei 2019 (Kamerstuk 28 625, nr. 272), waarin de regering wordt verzocht om het effect van de verschillende scenario’s
op het bedrijfsinkomen en de economische vitaliteit van landbouwbedrijven in kaart
te brengen alsmede een scenario toe te voegen waarbij ten minste 60% van het budget
voor directe betalingen wordt gereserveerd voor basisinkomenssteun aan boeren (het
«scenario Bisschop»).
Ik heb Wageningen Economic Research (WEcR) gevraagd de scenario’s door te rekenen.
Het door de Europese Commissie voorgestelde budget voor het nieuw vast te stellen
Meerjarig Financieel Kader (MFK) is daarbij als uitgangspunt genomen. Bij alle scenario’s
is verondersteld dat budget dat wordt overgeheveld van pijler 1 naar pijler 2 niet
zozeer direct bijdraagt aan het inkomen. Wel wordt verwacht dat investeringen in pijler
2 effect zullen hebben op de veerkracht van landbouwbedrijven. Verder is verondersteld
dat betalingen voor de eco-regelingen voor 20% bijdragen aan het bedrijfsinkomen,
vanwege de marge die gegeven mag worden bovenop compensatie voor gemaakte kosten en
inkomstenderving. Afhankelijk van de concrete uitwerking van de maatregelen in een
scenario kan de bijdrage aan het bedrijfsinkomen in de praktijk uiteindelijk anders
zijn. Hieronder geef ik de bevindingen van WEcR kort weer.
Inkomenseffecten
Alle scenario’s, ook het scenario Bisschop, laten een daling van het inkomen van de
agrariër zien. Dit is hoofdzakelijk te verklaren door het lagere budget voor het toekomstig
GLB, waarmee is gerekend. De scenario’s gericht op groen blauwe diensten, innovatie
en investeringen, leefomgeving en klimaat laten voor de akkerbouw een gemiddelde daling
van het bedrijfsinkomen zien van tussen de € 11.000 (=15%) en € 13.000 (=18%) ten
opzichte van het basisscenario, dat vergelijkbaar is met de huidige situatie, behalve
dat ook voor het basisscenario gerekend is met een lager GLB-budget. Voor de melkveehouderij
varieert de gemiddelde inkomensdaling tussen de € 10.000 (=15%) en € 11.000 (=16%).
In het geval van het scenario Bisschop komt de daling van het gemiddelde bedrijfsinkomen
voor de akkerbouw met € 6.000 (=8%) en € 5.000 (=7,5%) een stuk geringer uit. In dit
scenario wordt minder geïnvesteerd in milieu- en klimaatmaatregelen en innovatie.
Verder geeft WEcR nog een aantal nuancerende noties hierbij. Tussen vergelijkbare
bedrijven kunnen de verschillen in inkomen groot zijn. Daardoor is er altijd een zekere
mate van spreiding rondom het gemiddelde bedrijfsinkomen. Ofschoon GLB-toeslagen voor
de meeste bedrijfstypen belangrijk zijn, geldt ook dat voor veel akkerbouw- en melkveebedrijven
inkomsten van buiten het bedrijf (die verder niet in de analyse betrokken zijn) belangrijk
zijn. De GLB-toeslag is vooral een constante bron van inkomsten, maar de variatie
in de inkomsten uit landbouwproductie drukt volgens WEcR uiteindelijk zwaarder op
de inkomensontwikkeling.
Economische vitaliteit
Dit onderdeel van het onderzoek vind ik belangrijk, omdat hiermee de berekende inkomenseffecten
in context worden geplaatst. Daarbij is gekeken in hoeverre bepaalde sectoren zich
in de huidige GLB-periode hebben weten aan te passen aan een sterke vermindering van
inkomenssteun door interne convergentie naar een gelijke hectarepremie. Dan blijkt
dat de vleeskalversector en de zetmeelaardappelbedrijven een relatief stabiel inkomen
hebben weten te handhaven. Wel hebben de zetmeelaardappelbedrijven in 2018 en 2019
sterke opbrengstdervingen gekend vanwege de droogte, waardoor het inkomen, ondanks
een goede verkoopprijs, onder druk staat. Ook blijkt dat de schommelingen in inkomensontwikkeling
van de melkveehouderij worden eerder bepaald door ontwikkelingen op de (wereld)zuivelmarkt
dan door de daling van de GLB-toeslagen.
Tot slot wil ik graag benadrukken dat de geschetste scenario’s in mijn brief van 8 mei
(Kamerstuk 28 625, nr. 264) bedoeld waren om uiterste hoeken te schetsen van het speelveld waarbinnen de uiteindelijke
uitwerking zal moeten blijven. Het door de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 28 625, nr. 272) toegevoegde scenario is behoudender. Ik wil eveneens benadrukken dat het GLB meerdere
doelen zal moeten dienen, waaronder leefomgeving, klimaat en innovatie. Dit onderzoek
van WEcR richt zich slechts op één van die negen doelen, namelijk het waarborgen van
een redelijk inkomen. Met deze nuancering en in deze context geplaatst, zie ik het
rapport als waardevolle input voor de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan
(NSP). Het volledige rapport is op de volgende weblink te downloaden: Externe link:https://doi.org/10.18174/505353.
IV. ONDERHANDELINGSRESULTAAT VERNIEUWING PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST EN VISSERIJPROTOCOL
REPUBLIEK SEYCHELLEN
De Europese Commissie heeft binnen haar mandaat de onderhandelingen met de Republiek
Seychellen over de verlenging met 5 jaar van het huidige partnerschap afgerond. Met
dit onderhandelingsmandaat heb ik indertijd ingestemd en is uw Kamer in juli 2019
geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1190). Het mandaat was in overeenstemming met Verordening (EU) nr.1380/2013 inzake het
Gemeenschappelijke Visserijbeleid en de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over
een mededeling van de Europese Commissie inzake de externe dimensie van het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid.
De onderhandeling zijn in oktober 2019 afgerond en de resultaten hiervan worden nu
voorgelegd aan de Europese Raad en het Europees Parlement. Het resultaat bevat een
jaarlijkse financiële compensatie voor toegang tot de wateren van de Seychellen van
€ 2,5 miljoen en een jaarlijkse investering van € 2,8 miljoen voor de verdere ontwikkeling
van het regionale visserijbeleid van de Seychellen. Verder zijn er bindende afspraken
opgenomen over het respecteren van mensenrechten, het verder verduurzamen van de visserijketen
en het verder terugdringen van ongewenste bijvangsten.
De uitgangspunten van het nieuwe partnerschap zijn gebaseerd op historische vangsten
en de te verwachten visserijactiviteiten. De vangstmogelijkheden zullen rekening houden
met het best beschikbare wetenschappelijk advies, duurzaam beheer en de lokale visserijcapaciteit.
Het onderhandelingsresultaat kan op EU-brede steun rekenen. Nederland heeft verder
geen direct visserijbelang in deze partnerschapovereenkomst. Ik ben dus ook voornemens
om met het resultaat in te stemmen.
V. SCOPAFF STEMMING OP 18 FEBRUARI AANSTAANDE
Over het algemeen worden onderwerpen over de goedkeuringsprocedure van werkzame stoffen
voor gewasbeschermingsmiddelen besproken in de SCoPAFF-regelgeving gewasbeschermingsmiddelen.
Als agendering om praktische redenen niet lukt en voortgang gewenst is, kan de Europese
Commissie een voorgenomen besluit ook in een ander SCoPAFF overleg agenderen. In het
SCoPAFF-residuen van 18 februari 2020 is een voorstel over de tijdelijke verlenging
van de goedkeuringsperiode van 35 werkzame stoffen voor mogelijke stemming geagendeerd.
Hierbij informeer ik uw Kamer conform mijn toezegging om uw Kamer voorafgaand aan
het SCoPAFF te informeren over de voorgenomen standpunten van de Nederlandse delegatie,
waarbij ik mij realiseer dat dit kort van tevoren is.
Tijdelijke verlenging goedkeuringsperiode van 35 werkzame stoffen in verband met niet
tijdig afgeronde herbeoordeling
In Verordening (EG) 1107/2009 (artikel 17) is vastgelegd dat de termijn van goedkeuring
van werkzame stoffen die worden herbeoordeeld, maar waarvan de beoordeling van het
ingediende dossier buiten de schuld van de aanvrager niet tijdig kan worden afgerond,
tijdelijk kan worden verlengd. In dit geval betreft het een voorstel van de Europese
Commissie met één besluit over een pakket van 35 stoffen. Van 15 van deze stoffen
wordt verwacht dat zij na de herbeoordeling zullen worden aangemerkt als laagrisicostof.
De Europese Commissie stelt voor de goedkeuring van deze stoffen tot maximaal 30 april
2021 te verlengen. Het Ctgb adviseert in te stemmen met het voorstel. In het pakket
van 35 stoffen bevindt zich de werkzame stof epoxiconazool. Dit is één van de vijf
azolen waarover uw Kamer in 2013 een nader gewijzigde motie heeft aangenomen om deze
stoffen van de markt te weren (Kamerstuk 27 858, nr. 222). De Nederlandse delegatie is daarom voornemens om het voorstel van de Commissie
te steunen, maar zich met een stemverklaring te verzetten tegen de tijdelijke verlenging
van de werkzame stof epoxiconazool. Deze handelwijze komt overeen met de handelwijze
die Nederland een aantal malen eerder heeft gevolgd bij stemmingen over procedurele
verlengingen, op basis van mijn reactie op de motie Ouwehand (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1181).
VI. VANGSTMOGELIJKHEDEN 2020
Op 27 januari jl. is de Verordening vangstmogelijkheden gepubliceerd. In deze verordening
zijn de definitieve vangstmogelijkheden voor 2020 opgenomen.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 9 december 2019 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 1213) was de Commissie bij het publiceren van het voorstel voor de vangstmogelijkheden
voornemens recreatief staand want op zeebaars niet langer toe te staan. Dit is nu
definitief geworden. Op grond van deze verordening geldt er voor recreatief staand
want een jaarrond verbod op het vangen en behouden van zeebaars. De betrokken gemeenten
zijn over zowel het voornemen van de Commissie als de definitieve wijziging in regelgeving
geïnformeerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit