Brief regering : Rapport ‘Naar een stelsel met toekomst – bouwstenen voor een toekomstbestendig bevoegdhedenstelsel voortgezet onderwijs’
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 406
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2020
Met deze brief bieden wij u het rapport «Naar een stelsel met toekomst – bouwstenen
voor een toekomstbestendig bevoegdhedenstelsel voortgezet onderwijs» aan1. Dit rapport van onderzoeksbureaus Regioplan, CINOP-ecbo en Leeuwendaal is in opdracht
van OCW en met nauwe betrokkenheid van VO-raad, VH, VSNU, AOb, FvOv, CNV Onderwijs
en Stichting Platforms VMBO tot stand gekomen.
Inhoudelijke toelichting
Zoals wij u eerder schreven, willen we wijzigingen aanbrengen in het stelsel van bevoegdheden
en lerarenopleidingen.2 Dit is nodig om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen blijven waarborgen, en te
zorgen voor aantrekkelijke carrièremogelijkheden en professionele ontwikkeling voor
leraren. Bovendien is het huidige bevoegdhedenstelsel complex en weinig flexibel,
door tal van uitzonderingen, alternatieven en tijdelijke regelingen. De complexiteit
neemt verder toe als we op deze manier blijven werken. Daarom is het nodig grondig
te doordenken op welke punten het stelsel beter ingericht kan worden. Het is van het
grootste belang dat we, samen met de scholen, de kwaliteit van onze leraren waarborgen
en zorgen voor meer aantrekkelijke, kwalitatief goede routes naar het leraarschap.
De centrale vraag in dit onderzoek was hoe de indeling van de verschillende bevoegdheden
voor het voortgezet onderwijs (vo) herijkt kan worden, vanuit drie perspectieven:
wat moeten leraren kunnen om te bieden wat leerlingen nodig hebben in hun leerproces;
wat is een interessant ontwikkelperspectief voor leraren; en hoe houden we het onderwijs
organiseerbaar voor scholen? Op basis van verschillende bijeenkomsten met leraren,
schoolleiders, lerarenopleiders, bestuurders en wetenschappers geeft Regioplan hier
een eerste schets van.
Het rapport onderschrijft dat de huidige inrichting van het bevoegdhedenstelsel voor
het vo op sommige punten niet meer voldoet. De ene klas vraagt om een academisch geschoolde
vakexpert, bijvoorbeeld in de bovenbouw van havo en vwo, de andere klas heeft meer
baat bij een pedagogisch sterk onderlegde leerkracht die over de breedte van verschillende
verwante vakken les kan geven. Bijvoorbeeld klassen in de onderbouw van het vmbo en
het praktijkonderwijs hebben behoefte aan de laatstgenoemde categorie. Kortom: zowel
academisch geschoolde als hbo-geschoolde leraren zijn nodig, en zowel breed georiënteerde
leraren als specialisten op (een van) de drie bekwaamheidsgebieden vakinhoud, vakdidactiek
en pedagogiek.
Ook geeft het rapport een antwoord op de motie van de heer Rog over de mogelijkheden
voor inzet van mbo-docenten met een pedagogisch-didactisch getuigschrift (pdg) in
het vmbo.3 De conclusie is dat de competenties van mbo-docenten met een pdg niet een-op-een
overeenkomen met de competenties die we vragen voor het geven van beroepsgerichte
vakken in het vmbo. Om mbo-docenten met een pdg in het vmbo in te kunnen zetten, is
dus enige aanvullende scholing nodig. Voor passende scholing voor deze groep kan het
helpen om een aparte bevoegdheid voor het beroepsgerichte vmbo in te stellen. In hoeverre
dit wenselijk is – en hoe deze bevoegdheid zich dan moet verhouden tot andere bevoegdheden
– zal uitgezocht worden in het hieronder toegelichte vervolgproces.
Vervolgproces
De komende tijd willen we van dit eerste verkennende rapport tot concrete voorstellen
voor nieuwe bevoegdheden komen. We trekken de discussie bovendien breder naar de sectoren
primair onderwijs (po) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). We geven daarom dit rapport
mee aan de Commissie Onderwijsbevoegdheden, welke door het kabinet is ingesteld om
te adviseren over de verdere inrichting van het bevoegdhedenstelsel voor het po, vo
en mbo.
Deze commissie, onder leiding van Paul Zevenbergen en bestaande uit verschillende
leraren, schoolleiders en lerarenopleiders, zal om te beginnen nieuwe bekwaamheidsgebieden
voor het po, vo en mbo formuleren. In lijn met het advies «Ruim Baan voor Leraren»
van de Onderwijsraad4, benoemt de commissie daarbij welke algemene pedagogische en didactische eisen voor
alle leraren gelden. Ook zal de commissie aanbevelingen doen voor de manier waarop
lerarenopleidingen aan kunnen sluiten bij nieuwe bevoegdheden zodat zowel toekomstige
leraren als huidige leraren zich verder kunnen ontwikkelen.
Bijgevoegd rapport biedt relevante aanknopingspunten voor specifiek het vo, waar de
commissie op voort kan bouwen. We verwachten de eerste opbrengsten van de commissie
komende zomer, en het definitieve advies aan het einde van dit jaar. Zodoende streven
we ernaar deze kabinetsperiode nog betekenisvolle stappen in de richting van een nieuw
bevoegdhedenstelsel te zetten.
Tot slot
In het gesprek over de toekomst van het bevoegdhedenstelsel weten wij ons gesteund
en gevoed door tal van leraren, schoolleiders, lerarenopleiders, bestuurders en andere
betrokkenen. Hun expertise is van groot belang om gefundeerde afwegingen te kunnen
maken. Ook de Commissie Onderwijsbevoegdheden zal hier veel ruimte voor bieden – en
wij hopen dat ook deze kan rekenen op relevante medewerking vanuit het onderwijsveld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media