Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Otterloo, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 14 januari 2020, over straatgeweld en het toenemend aantal steekincidenten
28 684 Naar een veiliger samenleving
Nr. 598 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2020
Tijdens de Regeling van werkzaamheden op 14 januari jl. vroeg uw Kamer om een reactie
                  op de publicatie over straatgeweld en het toenemend aantal steekincidenten (AD, 30 december
                  2019) (Handelingen II 2019/20, nr. 40, Regeling van werkzaamheden). Daarnaast is tijdens
                  het vragenuur van 14 januari jl. aandacht aan dit onderwerp besteed (Handelingen II
                  2019/20, nr. 40, Mondelinge vragen van het lid Van Wijngaarden over de aanscherping
                  van regels voor messen). Hierbij heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
                  namens mij toegezegd in het voorjaar nader in te gaan op de gesprekken met burgemeesters
                  en politie over dit onderwerp.
               
Ook mij bereiken signalen van gemeenten en politie dat het erop lijkt dat in de straatcultuur
                  vaak sprake is van wapenbezit. Er zijn recentelijk regelmatig ernstige incidenten
                  geweest. Dit zijn zorgwekkende signalen. Het is van het grootste belang om te voorkomen
                  dat jongeren overgaan tot het bezitten en gebruiken van wapens. Ik geef dan ook urgentie
                  aan de nodige activiteiten om deze problematiek tegen te gaan. Dit heb ik ook aan
                  de politie en het OM aangegeven. Om te kunnen bepalen waar versterking van de aanpak
                  nodig is, zijn nadere verkenningen vereist om beter zicht te krijgen op de aard en
                  de omvang van de problematiek en de achtergronden ervan beter te doorgronden. De politie
                  voert momenteel analyses uit om uit de registratiesystemen de aantallen steekincidenten
                  te kunnen genereren.
               
Bij het bepalen van de aanpak in het tegengaan van steekincidenten geldt als startpunt
                  dat er reeds een wettelijk verbod geldt op het bezit van bepaalde messen. Het voorhanden
                  hebben en dragen van diverse messen, zoals stiletto’s, vlindermessen en andere opbouwbare
                  messen, waarvan de lengte in opengevouwen toestand langer is dan 28 centimeter, is
                  verboden. Daarnaast geldt dat ook het dragen van een voorwerp dat niet op voorhand
                  verboden is, zoals een gebruikersmes, een strafbaar feit kan opleveren. Dit is het
                  geval als, gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder het voorwerp
                  wordt aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit is bestemd om letsel
                  aan personen toe te brengen of te dreigen. Onder deze omstandigheden kan dus ook het
                  dragen van bijvoorbeeld schroevendraaiers en kleinere keukenmessen strafbaar zijn.
               
De aanpak van wapens is geprioriteerd in de Veiligheidsagenda 2019–2022 (Kamerstukken
                     28 684 en 29 628, nr. 540), zoals ook benoemd in het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit. Preventie
                     is daarbij een belangrijke pijler.1Hierbij spelen niet alleen de partners binnen het veiligheidsdomein een rol, maar
                     ook andere partners. In de uitwerking van de geschetste contouren wordt nauw samengewerkt
                     met andere departementen, zoals OCW, BZK, VWS en SZW, aan een aanpak die ook gebiedsgericht
                     is.
                  
De aanpak focust zich onder andere op het voorkomen dat kwetsbare personen, waaronder
                     jongeren, afglijden naar het criminele pad. In dat kader worden in de praktijk reeds
                     verschillende gedragsinterventies ingezet met als doel delinquent gedrag te voorkomen,
                     zoals Alleen jij bepaalt wie je bent, het Preventief Interventie Team en BASTA!. Daarnaast is het van belang om de tolerantiegrens van burgers over het bezit van
                     vuurwapens te verlagen en om wapenbezit onder bepaalde doelgroepen (straatcultuur)
                     te verminderen. Diverse gemeenten, zoals Rotterdam en Amsterdam, hebben hiertoe initiatieven
                     ontplooid. Ik stimuleer dergelijke initiatieven en zal een aantal gemeenten (financieel)
                     ondersteunen bij de daar ontwikkelde campagnes tegen wapenbezit. Ik ben daarover met
                     meerdere steden in overleg.
                  
Vanwege de mogelijkheid dat wapens worden gebruikt bij straatgeweld zoals bedreigingen,
                  vandalisme en intimidatie in de openbare ruimte, is het van belang de bestrijding
                  van deze problematiek in te bedden in een lokale aanpak. Het voortouw voor deze aanpak
                  ligt bij de lokale driehoek. Ik heb uw Kamer bij gelegenheid van het Algemeen Overleg
                  Politie op 19 december 2019 een brief toegezegd over het beschikbare bestuurlijke
                  instrumentarium dat kan worden ingezet ten behoeve van de aanpak van groepen die zich
                  schuldig maken aan bedreigingen, vandalisme en intimidatie. De daarbij toegezegde
                  gesprekken met burgemeesters zijn bijna afgerond.
               
Een belangrijk instrument in specifiek de strijd tegen wapenbezit is preventief fouilleren.
                  De politie kan in ieder geval preventief fouilleren in gebieden die door de burgemeester
                  zijn aangewezen met behulp van artikel 151b van de Gemeentewet (als de gemeenteraad
                  de burgemeester die bevoegdheid heeft gegeven). Op basis van artikel 174b van de Gemeentewet
                  kan de burgemeester in spoedsituaties (zonder een besluit van de gemeenteraad) besluiten
                  tot preventief fouilleren. Na zo’n gebiedsaanwijzing kan de officier van justitie
                  de politie opdracht geven om daar allen die in de openbare ruimte aanwezig zijn te
                  fouilleren op de aanwezigheid van wapens. Ook buiten dergelijke gebiedsaanwijzingen
                  kan de politie fouilleren als hier aanleiding toe is, zoals bij een dreigend opstootje
                  of een gevaarlijke situatie.
               
Aan de hand van jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zaak
                  Colon t. Nederland, no. 49458/06) constateer ik dat bij juiste toepassing van het instrument, de inzet van preventief
                  fouilleren een gerechtvaardigd doel nastreeft en dat voor preventieve fouillering
                  – gelet op de wettelijke waarborgen en beschikbare informatie over de effectiviteit –
                  sprake is van relevante en voldoende redenen binnen de eigen beoordelingsruimte van
                  lidstaten.
               
Het uitgangspunt is dat preventief fouilleren geschiedt zonder aanzien des persoons.
                  Daarbinnen bestaan in bepaalde situaties mogelijkheden om een gerichtere preventieve
                  fouilleeractie op te zetten. Ten eerste indirect door de bepaling van de duur, het
                  tijdstip en de plaats waar de fouilleeractie plaatsvindt. Ten tweede direct door een
                  geoorloofde vorm van selectie door het gebruik van objectieve en relevante indicatoren,
                  gebaseerd op een analyse van actuele politie-informatie. Te denken valt aan bijvoorbeeld
                  «meer dan drie personen in een auto» of gedragingen van personen in het veiligheidsrisicogebied
                  (weglopen, trachten om de fouillering te ontwijken), dat als criterium kan gelden.
                  Ongerechtvaardigde vormen van gericht fouilleren doen zich voor wanneer selectie uitsluitend
                  wordt verricht op basis van ras, huidskleur, afkomst, religie of een ander kenmerk
                  dat wezenlijk aan een persoon verbonden is. De dienstdoende politieambtenaren moeten
                  daarom bij de uitoefening van de bevoegdheden goed worden geïnstrueerd
               
Naast overheidsoptreden hebben opvoeders en scholen vooral bij minderjarigen een belangrijke
                  rol, bijvoorbeeld door leerlingen actief te informeren over de onwenselijkheid en
                  het gevaar van wapens en actief samen te werken met veiligheidspartners en jongerenwerkers.
               
Zoals toegezegd zal ik u in het voorjaar informeren over de inzichten uit de nader
                  probleemverkenning en de gesprekken met burgemeesters en politie over dit onderwerp.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
- 
              
                  Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.