Brief regering : Toelaatbaarheid voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking
31 497 Passend onderwijs
Nr. 344 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2020
Hierbij zend ik u de reactie naar aanleiding van mijn toezegging bij het plenaire
                  debat over de Wet actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs van 22 januari
                  jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 44) en het verzoek om te reageren op een brief van
                  een betrokken ouder bij de casus van de Maasgouwschool.1 In het debat refereerde u aan deze casus.
               
De gewijzigde motie in kwestie2 vraagt om afspraken te maken met de samenwerkingsverbanden om te komen tot een landelijke
                  werkwijze voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking (emb). Omdat ik het,
                  net als u, onwenselijk vindt dat er onnodige bureaucratie wordt gecreëerd heb ik samen
                  met de PO-Raad, Lecso, en de VO-raad een standaard aanvraagformulier en handreiking
                  gemaakt voor de toelaatbaarheidsverklaring voor leerlingen met een ernstig meervoudige
                  beperking. Dit formulier vereenvoudigt de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring
                  voor leerlingen met emb. Met het gebruik van dit formulier wordt direct een toelaatbaarheidsverklaring
                  voor de gehele so- dan wel vso-schoolloopbaan aan deze leerling aangevraagd met de
                  hoogste bekostigingscategorie. Als het formulier niet wordt gebruikt, dient ook de
                  toelaatbaarheidsverklaring voor de gehele so- dan wel vso-loopbaan van de leerling
                  te worden afgegeven.
               
Een wettelijke verplichting om deze toelaatbaarheidsverklaring voor de gehele loopbaan
                  van de leerlingen met emb af te geven vraagt een wetswijziging, zoals ik in mijn brief
                  van 19 december heb aangegeven.3 Om zicht te krijgen op de omvang van een eventueel probleem met betrekking tot de
                  toelaatbaarheidsverklaring voor leerlingen met emb zal ik met hulp van Lecso de scholen
                  op deze zaken bevragen. Mochten de resultaten van de uitvraag daar aanleiding toe
                  geven, zal ik mij bezinnen op een wettelijke verankering van de duur van de toelaatbaarheidsverklaring.
                  Hierbij wil ik dan ook andere groepen leerlingen betrekken waarvan de duur van de
                  onderwijsondersteuning vergelijkbaar is.
               
Zoals ik in mijn brief van december heb laten weten heb ik samenwerkingsverbanden
                  gevraagd voor leerlingen met emb standaard een tlv-hoog toe te kennen voor de duur
                  van de gehele schoolloopbaan, omdat voor deze groep leerlingen over het algemeen veel
                  onderwijsondersteuning nodig is. In uitzonderlijke gevallen wordt gekozen voor een
                  andere bekostigingsconstructie, zoals een vaste voet in combinatie met een lagere
                  tlv. Dit kan wat mij betreft alleen als er overeenstemming daarover is tussen school
                  en samenwerkingsverband en als de leerling hierdoor betere onderwijsondersteuning
                  krijgt. Ouders hebben instemmingsrecht op de door de school geboden onderwijsondersteuning.
                  Het spreekt vanzelf dat de ouders van deze leerlingen dan adequaat van informatie
                  hierover moeten worden voorzien. De Onderwijsinspectie ziet vanuit haar rol toe op
                  de toereikendheid van de onderwijsondersteuning.
               
Op dit moment is mij één casus bekend waarbij de bekostiging van leerlingen met een
                     ernstig meervoudige beperking een dispuut is tussen school en samenwerkingsverband.
                  
Over deze casus heb ik vanuit uw commissie een verzoek gekregen om te reageren op
                     een brief van een betrokken ouder.4 Daarnaast heb ik vanuit de ouderraad van deze school een schrijven ontvangen over
                     deze zaak.
                  
Omdat het erop leek dat het samenwerkingsverband zich niet hield aan de uitgangspunten
                  van mijn brief in december, zijn mijn ambtenaren, samen met ambtenaren van het Ministerie
                  van VWS, in gesprek gegaan met ouders, zorgkantoor, zorgverlener, school en samenwerkingsverbanden.
               
De ambtenaren van beide ministeries hebben met de school, samenwerkingsverbanden,
                  zorgverlener, zorgkantoor en ouders afspraken gemaakt over het proces om te komen
                  tot een oplossing voor deze problematiek. Hierbij moet de school met het samenwerkingsverband
                  afspraken maken over de benodigde onderwijsondersteuningsbekostiging, in lijn met
                  het in de brief van 19 december verwoordde uitgangspunt over duur en hoogte. Ook moet
                  de school met de ouders tot een afspraak komen over de inzet van zorg in onderwijstijd.
                  Uiteindelijk gaan de ouders over de daadwerkelijke inzet van de zorgindicatie van
                  hun kind. Mijn ambtenaren volgen deze casus op de voet en zullen hierbij aangesloten
                  blijven tot er een goede oplossing tot stand is gekomen. Zij zullen het goed betrekken
                  van ouders door de school blijven benadrukken. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden
                  van de voortgang van het proces.
               
Tot slot staat voor mij voorop dat ieder kind recht heeft op de juiste onderwijsondersteuning,
                  onafhankelijk van de hoogte van de toelaatbaarheidsverklaring, de school dient hiervoor,
                  in samenwerking met het samenwerkingsverband, zorg te dragen.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media