Brief regering : Vertragende factoren in het (straf)procesrecht
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 573 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR RECHTSBESCHERMING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2020
Inleiding
Het strafprocesrecht kent verschillende voorzieningen die de rechten van de verdachte
waarborgen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de mogelijkheid van het indienen
van een aanhoudingsverzoek, indien de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad om
zich op de berechting voor te bereiden. Soms gaat het om meer praktische aangelegenheden,
zoals de mogelijkheid voor de raadsman om verhinderdata op te geven, zodat daarmee
rekening kan worden gehouden bij het plannen van zittingen. Dergelijke procedurele
aspecten zijn van groot belang voor een rechtvaardige strafrechtspleging en dienen
te worden gewaarborgd.
Tegelijkertijd heeft de samenleving alle belang bij een efficiënte en voortvarende
strafrechtspleging. De afgelopen periode is verkend of er sprake zou kunnen zijn van
procedurele voorzieningen in het strafprocesrecht die mogelijk in de praktijk gebruikt
worden voor andere redenen dan waarvoor zij in het leven zijn geroepen, en, zo ja,
of er voorstellen kunnen worden gedaan om dat te ondervangen. Aanleiding voor het
uitvoeren van deze verkenning was de toezegging die de Minister voor Rechtsbescherming
uw Kamer heeft gedaan in het algemeen overleg over georganiseerde criminaliteit d.d.
21 februari 2018, dat, indien er misbruik wordt gemaakt van strafprocesrecht, daarover
voorstellen kunnen worden verwacht.1
In het kader van de verkenning is onder meer overleg gevoerd met het College van procureurs-generaal
(hierna: het College), de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) en de Nederlandse
Orde van Advocaten (hierna: de NOvA). Met deze brief informeren wij u graag over de
uitkomsten. Daarbij wordt ook betrokken hetgeen in de beantwoording van vragen van
het lid Van Oosten d.d. 26 maart 2018 is gesteld, namelijk dat het onderwerp wraking
in gesprekken met genoemde organisaties tegen het licht zou worden gehouden.2 Dat geldt eveneens voor het gestelde in de beantwoording van vragen van het lid Markuszower
d.d. 23 oktober 2018.3 Hierin is aangegeven dat de brief van het College en de Raad d.d. 11 juli 2018 over
de door hen gewenste flexibiliteit in de afdoening van wrakingsverzoeken, zal worden
betrokken bij de verdere gedachtevorming over dit onderwerp.
Mogelijke kwetsbaarheden
Een eerste categorie van kwetsbaarheden zit in het mogelijke oneigenlijk aanwenden
van op zich legitieme procedurele mogelijkheden. Het oneigenlijke aspect is dan gelegen
in het feit dat de procedurele mogelijkheden, zoals de eerdergenoemde aanhoudingsverzoeken,
maar bijvoorbeeld ook het indienen van wrakingsverzoeken, soms enkel worden aangewend
om tijd te winnen of om een proces te ontregelen.
Een tweede categorie van mogelijke kwetsbaarheden in het strafprocesrecht ziet op
de meer organisatorische inrichting van een strafproces. In antwoorden op de vragen
van de vaste commissie van Justitie en Veiligheid over het rapport zittingscapaciteit
strafzaken is de Kamer geïnformeerd over de handelingen die worden verricht om de
verhinderdata van advocaten goed te registreren.4 Bij die reactie is de Kamer ook gemeld dat in de uitwerking van de aanbevelingen
uit het rapport afstemming zittingscapaciteit OM/ZM, wordt bezien of met de advocatuur
afspraken kunnen worden gemaakt over bijvoorbeeld het opgeven van een minimum aantal
beschikbare dagen. De verdere uitwerking bestaat uit onder andere een inventarisatie
van de huidige praktijk van procesafspraken die het OM met de verdediging maakt. Raad
en College geven op dit moment hieraan actief vorm en hebben ons verzocht om hangende
deze uitwerking geen aanvullende actie op dit punt te ondernemen. De Minister van
Justitie en Veiligheid heeft bij brief d.d. 3 juli 2019 aan de Kamer gesteld dat hij
de uitwerking met belangstelling afwacht.5 Aan de hand daarvan zal een gezamenlijke standpuntbepaling plaatsvinden, waarbij
ook de advocatuur wordt betrokken. Deze tweede categorie kwetsbaarheden blijft daarom
in deze brief verder buiten beschouwing.
In algemene zin geldt dat er in de procespraktijk in de afgelopen jaren verschillende
verbeteringsmogelijkheden zijn geïdentificeerd. Dit is gebeurd in het kader van de
gedachtevorming over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het College,
de Raad en de NOvA, maar ook anderen, hebben daaraan actief bijgedragen. Het nieuwe
wetboek bevat veel vernieuwingen die in onderlinge samenhang zorgen voor een efficiëntere
afdoening van strafzaken door de rechter en kortere doorlooptijden. Zo wordt onder
meer ingezet op een beweging naar voren: met een samenstel van maatregelen wordt bevorderd
dat de zittingsrechter in strafzaken meer regie kan voeren. Zaken komen daardoor beter
voorbereid op zitting. Daarmee zal naar onze verwachting een groot deel van mogelijke
kwetsbaarheden in ons huidige strafprocesrecht worden ondervangen.
Wrakingsprocedure
Op basis van de uitgevoerde verkenning zien wij – in antwoord op de eerste categorie
van mogelijke kwetsbaarheden – aanleiding om vooruitlopend op de invoering van het
nieuwe wetboek al enkele maatregelen te nemen ten aanzien van de wrakingsprocedure.
Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de door College en de Raad gewenste flexibiliteit.
Beoogd is deze wetswijziging als volgt vorm te geven.
In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering werd al voorgesteld
te voorzien in een versnelde afhandeling van kennelijk niet-ontvankelijke wrakingsverzoeken.
Uitbreiding van dit voorstel naar kennelijk ongegronde verzoeken wordt voorbereid.
Daarnaast wordt het van belang geacht te voorzien in een wettelijke waarborg dat de
rechter na een ter zitting ingediend wrakingsverzoek nog beslissingen kan nemen die
geen uitstel dulden. Op dit moment wordt dit slechts in wrakingsprotocollen geadresseerd.
Tot slot wordt met de aanpassing beoogd de beoordeling van de ontvankelijkheid van
een wrakingsverzoek door een enkelvoudige kamer te bevorderen. Uiteraard zal de uniformiteit
tussen de wrakingsregelingen in het civiele recht, bestuursrecht en strafrecht waar
mogelijk worden bewaakt. De wijzigingen zullen worden betrokken bij het programma
ter versterking van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Het
streven is de wijzigingen voor het zomerreces in consultatie te geven. Uw Kamer wordt
periodiek geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van het pakket aan wetsvoorstellen
ten behoeve van de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit, laatstelijk
bij brief van 11 november 2019.6
Met de voorgestelde aanpassingen wordt, in aanvulling op de recente jurisprudentie
van de Hoge Raad,7 bereikt dat het wrakingsmiddel onverkort ter beschikking blijft, en daarmee het recht
om de objectiviteit van de rechter te laten beoordelen door een onpartijdige wrakingskamer,
terwijl tegelijkertijd onnodige vertraging van het strafproces zoveel mogelijk wordt
voorkomen.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid