Brief regering : Voortgang digitalisering rechtspraak; aanvraag BIT-toets
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 562
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2020
In mijn brief van 3 juni 2019 heb ik u geïnformeerd over de vertraging die was ontstaan
bij de voorbereidingen voor het aanvragen van een toets door het Bureau ICT-toetsing
(BIT) op de uitwerking van het basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht.
Ik meldde toen dat de BIT-toets naar verwachting eind 2019 of begin 2020 zou kunnen
worden aangevraagd.1
Inmiddels is deze BIT-toets conform de daarvoor geldende procedure met mijn tussenkomst
door de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) aangevraagd. De Raad heeft het
verzoek hiertoe op 18 december 2019 schriftelijk gedaan.
Hierna ga ik in op het traject voor en na de BIT-aanvraag. Daarnaast ga ik in op enkele
andere relevante ontwikkelingen rond de digitalisering van de rechtspraak.
Project Digitale toegankelijkheid en BIT-aanvraag
Met het basisplan is na het programma Kwaliteit en Innovatie gekozen voor een andere
wijze van digitaliseren, waarbij het realiseren van digitale toegankelijkheid voor
partijen voorop staat.
De belangrijkste kenmerken van die oplossing zijn: een overzichtelijke scope, het
gebruiken van bewezen technologie, en een beheerst implementatietraject met altijd
eerst een vrijwillige fase, alvorens voor professionele partijen een plicht tot elektronisch
procederen wordt ingevoerd. Met een algemene maatregel van bestuur op basis van artikel
33 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt in de benodigde nadere regels
voorzien voor het op vrijwillige basis digitaal procederen in het civiele recht. In
het bestuursrecht bestaat de juridische mogelijkheid tot vrijwillig digitaal procederen
al. Het nieuwe Besluit elektronisch procederen vormt een eensluidend kader voor elektronisch
procederen in het civiele én het bestuursrecht. Deze AMvB wordt binnenkort in consultatie
gegeven.
Ter uitwerking van het basisplan is in 2019 het project Digitale Toegankelijkheid
opgezet, gericht op het per zaakstroom realiseren en implementeren van een voorziening
die wederkerig gedigitaliseerd berichtenverkeer mogelijk maakt tussen de procespartijen,
procesvertegenwoordigers en de rechtspraak en partijen digitale inzage geeft in het
procesdossier. Uiteindelijk zal dit gaan gelden voor alle civiel- en bestuursrechtelijke
procedures bij de rechtbanken, de gerechtshoven, het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBB) en de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Het sluitstuk van de implementatie van
digitaal berichtenverkeer voor een bepaalde zaakstroom vormt het invoeren van de verplichting
voor professionele partijen om digitaal te procederen. Het project Digitale Toegankelijkheid
richt zich dus op de digitale ontsluiting van de rechtspraak en de externe omgeving
in procedures. Los van dit project wordt in een ander project binnen de rechtspraak
gewerkt om intern digitaal werken in een digitaal werkdossier op termijn mogelijk
te maken.
Het project Digitale Toegankelijkheid heeft nu het plan opgeleverd dat aan het BIT
is voorgelegd. Voorafgaand daaraan is dit plan getoetst door de externe Reviewboard,
is een CIO-oordeel gegeven en heeft een externe consultant hierover geadviseerd. Ook
vanuit mijn ministerie is over de uitwerking met de experts van de rechtspraak goed
collegiaal overleg gevoerd. Uit deze adviezen kwamen geen belemmeringen voor het doorzetten
van het traject en gegeven aanbevelingen zijn in het definitieve plan verwerkt.
Voor de doorlooptijd van het onderzoek door het BIT moet rekening gehouden worden
met een termijn van 4 tot 6 maanden. Ik verwacht dan ook dat voor de zomer van dit
jaar de rapportage door het BIT zal worden uitgebracht. Ik zal uw Kamer daarover en
over het vervolg op de BIT-toets informeren. In de periode van het onderzoek door
het BIT kan de rechtspraak verder met de technische doorontwikkeling, waarbij er geen
onomkeerbare stappen worden gezet, noch grote investeringen worden gedaan.
Governance informatievoorziening (IV)
Zoals ik in mijn brief van 13 juli 2018 heb gemeld, heeft de Raad een strategische
IV-governance ingericht.2 Daarin zijn de rollen en verantwoordelijkheden duidelijk vastgelegd en de leden van
gremia zijn gemachtigd om besluiten te nemen. De governance voorziet in samenhangende
en opvolgende besluitvormingsgremia voor de centrale onderdelen van de IV-governance
zoals architectuur, portfolio monitoring, investeringen en strategie & innovatie.
Sinds de zomer van 2018 wordt gewerkt overeenkomstig dit model en zijn nuttige ervaringen
opgedaan. In de eerste helft van 2020 wordt deze IV-governance geëvalueerd.
Veilig mailen
Het zorgvuldig realiseren van digitale toegankelijkheid waarbij de papieren processtukken
en communicatie worden vervangen door digitale processtukken en berichten en zoals
dit nu ten toets bij het BIT voorligt, vergt voor alle werkstromen nog zeker enkele
jaren. Snel en gemakkelijk documenten en berichten elektronisch uitwisselen is echter
niet meer uit de huidige samenleving weg te denken. Daarom biedt de Rechtspraak sinds
kort de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden te mailen met de rechtspraak (ook
bekend als veilig mailen). Op die manier kan ook zaaksgebonden informatie aan de rechtspraak
worden toegezonden. Hierbij dient altijd een nazending van de digitaal verstuurde
stukken op papier plaats te vinden. Veilig mailen wordt nu stap voor stap door de
gerechten ingevoerd.
Incassozaken
In mijn brief van 4 december 2019 ben ik ingegaan over een samen met de deurwaarders
op te zetten pilot voor de digitalisering van incassozaken.3 In het basisplan digitalisering is niet op korte termijn voorzien in digitalisering
van incassozaken. Gelet op het grote volume en veel standaardonderdelen in het beslissingsproces,
is voor zowel de schuldeisers als de Rechtspraak digitalisering van groot belang.
Om een effectieve stap in de digitalisering van incassozaken te maken, start de Rechtspraak,
in goed overleg met Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG),
een kleinschalige pilot met digitale toegang voor één of enkele deurwaarderskantoren
bij één gerecht. De pilot start waarschijnlijk in de eerste helft van dit jaar en
wordt na een half jaar geëvalueerd door de Rechtspraak en de deurwaarders gezamenlijk.
Aan de hand van deze evaluatie beslissen de Rechtspraak en KBvG samen of het mogelijk
is deze pilot uit te breiden naar meer rechtbanken. Een vervolg krijgt dan een plaats
in de uitvoering van het basisplan.
Digitalisering toezicht
De digitalisering in het toezichtdomein (faillissementen, curatele, bewind en mentorschap)
is in 2019 verder uitgebreid. Hierbij gaat het niet om procederen en hierop is het
basisplan niet van toepassing. Van de lopende faillissementsdossiers (totaal 15.000)
is op dit moment 95% gedigitaliseerd. In die zaken vindt de communicatie met de rechtspraak
volledig digitaal plaats. Bij het toezicht op bewind gaat het om 160.000 zaken waarin
een professionele bewindvoerder optreedt. In 70% van deze zaken wordt nu digitaal
gewerkt. De digitalisering van de bewindzaken waarin een familielid als bewindvoerder
optreedt (60.000 zaken), staat voor dit jaar in de planning. De digitalisering in
het toezichtdomein voorziet in een grote behoefte van de gebruikers en verloopt succesvol.
Er is in de rechtspraak de afgelopen tijd veel werk verzet om op een zorgvuldige wijze
digitale toegankelijkheid te realiseren. In de praktijk zijn daarin ook al belangrijke
stappen gezet en resultaten geboekt. Ik zie de ontwikkelingen dit jaar met vertrouwen
tegemoet.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming