Brief regering : Nadere informatie over leerpunten met betrekking tot de plaatsing van kinderen van een terugkeerder in Ede
29 344 Terugkeerbeleid
Nr. 140
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2020
Het NRC heeft op 14 juni jl. een artikel gepubliceerd over de plaatsing van kinderen
van een Nederlandse terugkeerster uit jihadistisch strijdgebied bij haar ouders (en
dus grootouders van de kinderen) in de gemeente Ede. Deze grootouders zouden een radicale,
jihadistische overtuiging aanhangen.
In het debat over terugkeerders van 25 juni jl. heeft de Minister van Justitie en
Veiligheid toegezegd uw Kamer nader te informeren over deze kwestie en de lessen die
getrokken kunnen worden naar aanleiding van de plaatsing van deze kinderen. (Handelingen
II 2018/19, nr. 97, item 37).
De in deze zaak gevolgde werkwijze en afwegingen zijn met de betrokken partners (gemeente
Ede, Jeugdbescherming Gelderland, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Openbaar
Ministerie, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Landelijk Adviesteam
minderjarige Terugkeerders) geëvalueerd. Er is zowel stilgestaan bij het besluit tot
plaatsing van de minderjarigen bij de grootouders als bij de samenwerking tussen de
partners.
In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
over de bevindingen. Zoals u weet informeer ik u terughoudend over individuele casuïstiek.
Kader ten aanzien van minderjarige terugkeerders
Om de zorg voor minderjarige terugkeerders goed te laten verlopen en passende maatregelen
te treffen ten aanzien van de veiligheid, opvang en onderwijs, is de voorbereiding
essentieel. De gemeente is verantwoordelijk voor de lokale en integrale aanpak van
radicalisering en nazorg ex-gedetineerden. Daarnaast is de gemeente sinds de invoering
van de Jeugdwet op 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor
de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen (jeugdhulp). Dat geldt ook voor terugkerende
minderjarige Nederlanders uit ISIS-strijdgebied.
De RvdK bereidt zich zo goed mogelijk voor op de terugkeer van kinderen van uitreizigers,
zodat bij daadwerkelijke terugkeer van deze kinderen beslissingen met betrekking tot
bijvoorbeeld plaatsing niet ad hoc hoeven te worden genomen.
De RvdK heeft momenteel voor 102 kinderen met een link naar Nederland (vader en/of
moeder is Nederlands) vooronderzoek verricht. Regionaal wordt voor elk kind een terugkeerplan
opgesteld, met daarin de benodigde acties voor instellingen. Daarbij maakt de RvdK
gebruik van het advies van het Landelijke Advies Team minderjarige terugkeerders (LAT).
Dit LAT heeft verschillende deskundigheden in het team, onder andere duidingsexperts
op het gebied van radicalisering en jihadisme, psychiaters en pedagogen. Deze experts
dienen als vraagbaak bij het vooronderzoek, waarbij wordt gekeken naar zorg, veiligheid,
scholing en naar de opvang en woonplek van kinderen na terugkeer. Indien uit dit vooronderzoek
zou blijken dat er sprake is van een onveilige opvoedsituatie, die voortkomt uit een
gewelddadige ideologie, dan gaat de RvdK niet over tot het advies kinderen bij deze
ouder of verzorger te plaatsen.
In dat geval wordt er uitgeweken naar een andere oplossing, bijvoorbeeld een pleeggezin
of een instelling. De RvdK bespreekt het vooronderzoek in het gemeentelijk casusoverleg,
van de gemeente waar kinderen naar terugkeren. Aan dit casusoverleg nemen naast de
gemeente ook het OM, de politie en de reclassering deel. Ook gecertificeerde instellingen
en pleegzorginstellingen, waar verwacht wordt dat de kinderen gaan wonen, worden hierin
betrokken. Relevante informatie wordt daarin steeds gewogen.
De casus Ede
In de casus in Ede heeft de RvdK geen vooronderzoek ten behoeve van de plaatsing van
de kinderen kunnen doen, omdat de RvdK niet op de hoogte was van de uitreis van moeder
noch van het feit dat zij terugkeerde met kinderen. De gemeente Ede was tot op het
moment van melding tot terugkeer niet op de hoogte van het bestaan van de kinderen.
Dit betekende dat bij het bekend worden van de daadwerkelijke terugkeer van moeder
en kinderen door de gemeente en de RvdK een aantal beslissingen in kort tijdsbestek
genomen moesten worden.
De RvdK had op dat moment geen aanwijzingen over mogelijke radicalisering van de grootouders.
De RvdK heeft de kinderrechter na een vooronderzoek geadviseerd de terugkerende kinderen
onder toezicht te stellen en het oudste kind bij de grootouders te plaatsen. Het jongste
kind is bij de moeder in detentie geplaatst.
Na afronding van het vooronderzoek van de RvdK en de uitspraak van de kinderrechter
is een gezinsvoogd van Jeugdbescherming Gelderland aangesteld, verantwoordelijk voor
de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel. De taak van Jeugdbescherming Gelderland
is te zorgen voor de veiligheid van de kinderen en de benodigde zorg te organiseren.
Hierin wordt nauw samengewerkt met de gemeente, de RvdK en andere jeugdhulpinstellingen,
zoals de voorziening voor pleegzorg.
Na plaatsing zijn signalen van mogelijke radicalisering van de grootouders bekend
geworden. Deze signalen zijn opnieuw gewogen en bekeken. De RvdK heeft daarbij het
LAT geraadpleegd en er is tevens duidingsexpertise ingeschakeld. Op basis van die
informatie is geconcludeerd dat er destijds geen aanwijzingen waren die bevestigen
dat de grootouders IS-sympathisant zijn of zijn geweest. Er was dus geen aanleiding
de kinderen bij de grootouders weg te halen.
Ook de gemeente en Jeugdbescherming Gelderland hebben tot op heden geen informatie
die aanleiding geeft de plaatsing bij de grootouders te beëindigen.
Lessen uit de casus Ede
Uit de casus Ede blijkt dat een aantal verbeteringen mogelijk is bij de opvang en
plaatsing van minderjarige terugkeerders:
• Gemeenten moeten weten hoe te handelen als kinderen in hun gemeenten terugkeren. Zij
zullen hierop geattendeerd worden, onder andere door ondersteuning van de VNG. Een
voorbeeld is de toezending van een geüpdatete versie van de «handreiking minderjarige
terugkeerders». In deze update wordt verwerkt dat direct na een signaal over de aanstaande
terugkeer van minderjarigen een casusoverleg onder regie van de gemeente wordt belegd,
zodat zo vroeg mogelijk informatie die relevant is voor de plaatsing kan worden uitgevraagd
en gebruikt bij de beslissing over een plaatsing.
• Op het moment van terugkeer van de kinderen kon in het belang van het strafrechtelijk
onderzoek tegen de moeder door de politie en het OM slechts beperkt informatie met
de RvdK worden gedeeld. De RvdK, het OM en de politie hebben nadere afspraken gemaakt
hoe in de toekomst informatieverstrekking aan de RvdK in een zo vroeg als mogelijk
stadium kan plaatsvinden.
• De jeugdbescherming en de jeugdhulpinstellingen konden geen direct beroep doen op
de deskundigheid van het LAT. Deze deskundigheid was enkel aan het begin van de plaatsing,
tijdens het vooronderzoek van de Rvdk, beschikbaar gesteld. Het zou beter zijn als
de LAT-expertise doorlopend beschikbaar is, ook op het moment dat een kinderbeschermingsmaatregel
in uitvoering wordt genomen. Het advies van het LAT is daarom nu voor de langere termijn
toegankelijk gemaakt, ook voor jeugdbescherming en jeugdhulpinstellingen.
Ik ga ervan uit dat u hiermee voldoende geïnformeerd bent.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming