Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de wijze van uitvoering van de motie Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken (Kamerstuk 35300-XVI-115)
31 839 Jeugdzorg
Nr. 702 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2020
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport van 4 december jl. is gesproken over de recent aangenomen motie van het lid
Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven zoals Eigen Kracht Centrale
en Jouw Ingebrachte Mentor (JIM), om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te
versterken (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 115). De vaste commissie heeft mij verzocht om u per brief te informeren over hoe ik
deze motie ga uitvoeren.
Ik onderken het belang van het inzetten van informele mentoren in het versterken van
eigen kracht van jeugdigen en hun ouders. Vanuit het Rijk kan en wil ik gemeenten,
aanbieders en professionals niet voorschrijven met welke initiatieven, zoals de stichting
Eigen Kracht of stichting JIM, zij in zee moeten gaan. Initiatieven die dit versterken
draag ik een warm hart toe en wil ik ook graag de mogelijkheid bieden om via de website
van Zorg voor de Jeugd praktijkvoorbeelden of initiatieven te delen.
Informeel mentorschap onderdeel van het programma Zorg voor de Jeugd
Ik geef momenteel uitvoering aan de motie van der Staaij door binnen het programma
Zorg voor de Jeugd het inzetten van informele mentoren voor jeugdigen te versterken.
Het inzetten van informele mentoren (zoals een JIM) voor kwetsbare jongeren, maakt
onderdeel uit van actielijn 1 van het programma Zorg voor de Jeugd. In het programma
Zorg voor de Jeugd is over informeel mentorschap het volgende opgenomen: «kinderen en jongeren met problemen willen we ondersteunen met een mentor uit hun
eigen netwerk: bijvoorbeeld een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor), een «maatje» of coach,
iemand die er voor ze is en die ze vertrouwen». Meer specifiek is opgenomen: «voor elk uithuisgeplaatst kind wordt een mentor uit zijn of haar netwerk georganiseerd,
zoals bijvoorbeeld een «JIM» of een «maatje» om zodoende de «pedagogische context»
van de jongere duurzaam te versterken». Informele mentoren zijn (jong)volwassenen in het sociaal netwerk die, naast ouders
en professionals, jongeren een steun in de rug bieden. Dit is breder toepasbaar in
verschillende contexten bijvoorbeeld, bij preventie, begeleiding, behandeling, gesloten
jeugdhulp en overgang van 18-/18+. Het is dus breder dan «alleen» het inzetten van
een mentor wanneer het kind uithuisgeplaatst is of ter voorkoming van uithuisplaatsing.
Huidige stand van zaken
In mijn derde voortgangsrapportage van het programma Zorg voor de Jeugd van november
2019 (Kamerstuk 34 880, nr. 16), heb ik aangegeven dat het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam «Natuurlijk
Mentorschap in de jeugdhulp: duurzame oplossing voor een complex probleem?» is afgerond.
Volgens de onderzoekers is het werken met een specifieke vorm van mentorschap, de
JIM, een positieve en veelbelovende aanpak in de jeugdhulp, mits deze door alle betrokken
partijen op waarde wordt geschat. Volgens de stichting JIM zijn er naar schatting
enkele duizenden informele mentoren actief in het land en zijn inmiddels bijna 900
professionals getraind om samen te werken met JIM’s.
Met ondersteuning van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, treffen 6 jeugdregio’s
daarnaast voorbereidingen op het uitbreiden van ambulant specialistische hulp in combinatie
met de inzet van het informele netwerk. Deelnemers zijn tweedelijns voorzieningen
en verwijzers (waaronder Gecertificeerde instellingen), onder regie van gemeenten.
Er zijn daarnaast momenteel verschillende acties ingezet om in beeld te krijgen of
en hoe momenteel een vorm van informeel mentorschap wordt ingezet en daarnaast inzichtelijk
te maken waar aanvullende acties nog nodig zijn en wie hier voor aan zet is. Deze
uitvraag is gedaan bij landelijke partners en programma’s.
Verdere uitvoering
Met meer zicht op de stand van zaken zijn we er nog niet. Op basis van de uitkomsten
van de inventarisatie is een aantal vervolgacties mogelijk om het inzetten van informeel
mentorschap te versterken. Ik denk hierbij aan het mentorschap onder de aandacht brengen
bij dan wel ondersteunen van aanbieders en gemeenten die hierin een belangrijke rol
hebben. Verder het bieden van de mogelijkheid om via de website van Zorg voor de Jeugd
praktijkvoorbeelden en initiatieven te delen. Daarnaast denk ik aan het ondersteunen
van professionals en (potentiële) informele mentoren, en het vergroten van effectiviteit
van het inzetten van informeel mentorschap («wat werkt in welke situatie voor wie»?).
Hierin zal ik samen met het veld (o.a. aanbieders, professionals, gemeenten) keuzes
maken over waar de prioriteiten liggen en wie dit gaat oppakken.
Voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd
Ik verwacht voor het zomerreces van 2020 meer te kunnen zeggen over de verschillende
acties die in gang worden gezet en welke verdere stappen er door de verschillende
partners in het veld genomen worden. Deze acties worden opgenomen in de brief bij
de volgende voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.