Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een appreciatie van het eindverslag "Zicht op schulden"
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 504 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de periode van februari
2018 tot oktober 2019 verschillende activiteiten uitgevoerd binnen het Programma Schulden.
De commissie heeft haar bevindingen vastgelegd in het eindverslag Zicht op schulden1 en dat aan mij aangeboden met het verzoek om een appreciatie te geven. Met deze brief
kom ik daaraan graag tegemoet.
Eén van de activiteiten die binnen het programma is uitgevoerd is het onderzoek naar
(mogelijke) knelpunten in wet- en regelgeving, dat heeft geresulteerd in het rapport
Knellende Schuldenwetgeving. Het rapport vestigde terechte aandacht op punten die
als belemmerend worden ervaren bij het aanpakken van de schuldenproblematiek. De punten
komen terug in de maatregelen en acties uit het Actieplan brede schuldenaanpak of
heeft het kabinet betrokken bij de uitvoering van het Actieplan. Een reactie op het
rapport heeft uw Kamer eind 2018 ontvangen.2 In voorliggende brief ga ik hierop niet verder in.
Tevens informeer ik uw Kamer in deze brief over het rapport van de Inspectie SZW over
de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening en over de stand van zaken
van het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens.
Ik waardeer het vele werk dat de commissie in het kader van het programma heeft verricht
en ik vind het positief dat de commissie hiermee ook actief haar eigen kennispositie
heeft versterkt. Zoals ik in mijn brief van 13 november jl.3 ook heb opgemerkt heeft het programma veel informatie en inzichten opgeleverd. Het
eindverslag vind ik waardevol. De commissie doet verslag van de verschillende onderdelen
van het programma en beschrijft daarbij knelpunten en de inzichten die opgedaan zijn.
In het verslag zie ik ook vele thema’s terug die uw Kamer in debatten met mij aan
de orde heeft gesteld.
De bevindingen en inzichten van de commissie zijn herkenbaar en sluiten aan bij de
drie actielijnen van het Actieplan brede schuldenaanpak:
• Actielijn 1: problematische schulden voorkomen: preventie en vroegsignalering;
• Actielijn 2: ontzorgen en ondersteunen;
• Actielijn 3: zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso.
Ik constateer dat de Kamer en het kabinet dezelfde thema’s en prioriteiten benoemen
bij de aanpak van de schuldenproblematiek. Daar ben ik blij mee. We streven immers
hetzelfde doel na: schulden zoveel mogelijk voorkomen en mensen goed helpen als ze
met schulden te maken krijgen. Ik zie het eindverslag daarom als een steun in de rug
voor de richting die het kabinet met de brede schuldenaanpak heeft ingezet.
De afgelopen periode hebben de partners in het samenwerkingsverband brede schuldenaanpak
hard gewerkt aan de uitvoering van maatregelen uit het Actieplan brede schuldenaanpak.
Daarmee gaan we onverminderd door, er is nog veel te doen. Ik zal de inzichten van
de commissie betrekken bij de verdere uitwerking van het actieplan.
Hieronder ga ik nader in op een aantal inzichten uit het eindverslag en op de maatregelen
die het kabinet neemt op deze thema’s, voor zover niet eerder aan uw Kamer gemeld.
Preventie en vroegsignalering
De commissie gaat in op het belang van financiële educatie, die kan bijdragen aan
het voorkomen van schulden. Het kabinet zet via het platform Wijzer in geldzaken in
op het versterken van de financiële vaardigheden van kinderen, jongeren en hun ouders,
zowel op school als thuis.
Mede op advies van Wijzer in geldzaken en partners zijn financiële vaardigheden bij
de leergebieden Mens en Maatschappij en Digitale Geletterdheid opgenomen in het advies
van Curriculum.nu aan de Minister van Onderwijs.
Wijzer in geldzaken ontwikkelt samen met haar partners lesmateriaal voor het basisonderwijs,
voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en motiveert om les te geven over
omgaan met geld. Jaarlijks bereikt Wijzer in geldzaken hiermee zo’n 600.000 leerlingen
in het basisonderwijs. De aanpak wordt uitgebouwd naar de kwetsbare groepen in het
speciaal- en praktijkonderwijs.
Aan de jaarlijkse Week van het geld neemt ongeveer 40% van de basisscholen deel. Ook
steeds meer gemeenten organiseren hun lokale Week van het geld, bieden gastlessen
aan op de scholen en wijzen de weg naar de lokale voorzieningen op het gebied van
schuldpreventie, schuldhulpverlening en financiële educatie. Wijzer in geldzaken stimuleert
deze ontwikkeling en faciliteert de gemeenten met o.a. de «wegwijzer lokale aanpak
financiële vaardigheden».
Ook het Nibud draagt bij aan de financiële zelfredzaamheid van jongeren. Vanaf 18
jaar zijn jongeren financieel zelfstandig en krijgen ze een aantal rechten (zoals
abonnementen en contracten afsluiten) en ook plichten (zoals een zorgverzekering afsluiten).
Met subsidie van SZW heeft Nibud de online tool «Geldplan Bijna 18»4 ontwikkeld om jongeren te ondersteunen bij de overgang naar financiële zelfstandigheid.
Jongeren kunnen de tool gebruiken om makkelijk een aantal zaken te regelen voordat
ze 18 jaar worden.
De commissie noemt ook voorlichting, die van belang is om problematische schulden
te voorkomen. Het taboe op schulden moet doorbroken worden zodat mensen met schulden
eerder hulp zoeken.
In mei dit jaar heb ik de campagne «Kom uit je schuld» gelanceerd. In deze campagne
vertellen ambassadeurs over hun financiële problemen en over hoe ze eruit zijn gekomen.
De website Kom uit je schuld biedt mensen bovendien de mogelijkheid direct contact op te nemen met schuldhulpverlening
in hun eigen gemeente. Ik hoop hiermee ook vergelijkbare voorzieningen te versterken,
zoals de Nederlandse Schuldhulproute.
Gemeenten kunnen de campagne gebruiken en aanpassen aan hun eigen wensen. Onder andere
de gemeente Rotterdam heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Op 6 november is
de Rotterdamse versie van de campagne gelanceerd, met een Rotterdamse ambassadeur
en diverse andere activiteiten.
Ontzorgen en ondersteunen
Als mensen met schulden hulp zoeken is effectieve ondersteuning nodig. De commissie
constateert dat de kwaliteit van professionele bewindvoerders en hulpverleners niet
altijd voldoende is en mensen met schulden hierdoor verder in de problemen kunnen
raken.
De commissie doet een aantal suggesties om de kwaliteit van bewindvoerders beter te
borgen. In dit kader noem ik ook de motie van de leden Raemakers en Peters waarin
is verzocht samen met gemeenten en de rechtspraak te onderzoeken hoe het instellen
van een diploma of keurmerk voor bewindvoerders kan bijdragen aan de kwaliteit van
bewindvoering.5
Hieronder reageer ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming op de suggesties
van de commissie en informeer ik u tevens over de gesprekken over een mogelijk keurmerk
voor bewindvoerders, conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg armoede-
en schuldenbeleid van 14 november jl.
In 2014 zijn wettelijke kwaliteitseisen, waaronder opleidingseisen, voor bewindvoerders
geïntroduceerd. Uit de evaluatie6 hiervan blijkt dat de kwaliteitseisen werken als filter: slecht functionerende bewindvoerders
worden op grond van de eisen geweerd en ontslagen. De kwaliteitseisen worden dan ook
breed door de praktijk gesteund. Wel wordt branche-breed opgemerkt dat er op dit moment
een meer inhoudelijke toets van vaardigheden en competenties ontbreekt. Bewindvoerdersorganisaties
hebben zich al georiënteerd op een dergelijke toets. Mijn ministerie en het Ministerie
van JenV hebben hierover dit jaar verkennende gesprekken gevoerd met bewindvoerdersorganisaties,
de rechtspraak en gemeenten. De Minister voor Rechtsbescherming en ik willen de branche
de ruimte geven om de reeds genomen initiatieven nader te verkennen en uit te werken.
Een manier om de toetsing te regelen kan een keurmerk zijn. Half december vindt een
vervolgoverleg plaats tussen bewindvoerdersorganisaties, rechtspraak en gemeenten
waarbij de toetsing van competenties en vaardigheden op de agenda staat. Dit onderwerp
is ook geagendeerd voor het bestuurlijk overleg van de Minister voor Rechtsbescherming
en mij met de VNG, de rechtspraak en bewindvoerdersorganisaties in het voorjaar van
2020. Wij informeren uw Kamer over de uitkomsten van dit overleg.
De commissie gaat ook in op de onderwerpen minnelijke schuldhulpverlening en de Wet
sanering natuurlijke personen (Wsnp). In mijn brief van 13 november jl. heb ik aangegeven
dat de doorstroming van minnelijke schuldhulpverlening naar de Wsnp geen doel op zich
is, maar schuldenaren moeten kunnen rekenen op passende dienstverlening als zij problematische
schulden hebben. Het rapport dat aan uw Kamer is gezonden over de aansluiting tussen
het minnelijke en wettelijke traject bevat goede handvatten voor betere dienstverlening.
Het rapport zal worden gebruikt om het gesprek met partijen aan te gaan en in gezamenlijkheid
de mogelijkheden van een bredere samenwerking te verkennen. De Minister voor Rechtsbescherming
bekijkt in aanvulling daarop hoe de bereikbaarheid van de Wsnp verbeterd kan worden.
Daartoe voert het bureau Wsnp van de Raad voor de Rechtsbijstand een quick scan uit.
Op basis van de uitkomsten organiseert de Minister voor Rechtsbescherming in het voorjaar
van 2020 een kennissessie met het veld om de oplossingsrichtingen voor de toegankelijkheid
gezamenlijk uit te werken. De Minister voor Rechtsbescherming en ik informeren uw
Kamer hierover in het voorjaar van 2020.
Zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso
De commissie gaat in het eindverslag tevens in op het reguleren van de private buitengerechtelijke
incassodienstverlening door het instellen van een incassoregister. De Minister voor
Rechtsbescherming heeft het ambtelijk concept van het wetsvoorstel voor een incassoregister
gedeeld met stakeholders in een zogenaamde pre-consultatie. Begin december vond een
ronde-tafelbijeenkomst plaats waarin de uitkomsten van deze pre-consultatie van het
wetsvoorstel worden besproken met de stakeholders. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd
een belangrijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van de kwaliteit van de private
buitengerechtelijke incassodienstverlening. Onderdeel hiervan is ook het tegengaan
van de negatieve aspecten bij de inning van verkochte vorderingen. Over het fenomeen
verkoop van vorderingen is uw Kamer op 25 november jl. bij brief7 van de Minister voor Rechtsbescherming geïnformeerd.
Tijdens het debat van 14 november jl. heb ik aan het lid Van Weyenberg (D66) toegezegd
bij de Minister voor Rechtsbescherming na te gaan of de Tweede Kamer nog dit jaar
een reactie op het rapport van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders
(Commissie-Oskam) ontvangt (Kamerstuk 24 515, nr. 498). De beleidsreactie op het rapport van de Commissie-Oskam is afrondende fase en wordt
zo snel mogelijk aan uw Kamer aangeboden.
De commissie pleit voor beter inzicht in de financiële positie van schuldenaren door
middel van een centraal schuldenregister en verwijst daarbij naar de Schuldenwijzer
van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG).
De huidige opzet van Schuldenwijzer.nl biedt burgers inzicht in beslagen die door
gerechtsdeurwaarders zijn gelegd.8 Schuldenwijzer.nl is een relevant project voor het terugdringen van de schuldenproblematiek.
Daarom heeft het Ministerie van SZW in 2019 aan Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders
(SNG) een subsidie voor de doorontwikkeling van Schuldenwijzer.nl toegekend. Het streven
van KBvG en SNG is om andere organisaties in een latere nog in te vullen fase op Schuldenwijzer.nl
te laten aansluiten.
Parallel hieraan loopt het programma «Verbreding beslagregister» in het kader waarvan
overheidsorganisaties (waaronder Belastingdienst, UWV, SVB, gemeenten en waterschappen)
en gerechtsdeurwaarders gezamenlijk werken aan een robuuste en toekomstbestendige
digitale informatievoorziening. Over de voortgang heb ik uw Kamer 8 oktober jl. geïnformeerd.9 Het wetsvoorstel, waarmee een grondslag gecreëerd wordt voor de noodzakelijke gegevensuitwisseling
betreffende derdenbeslag en verrekening, is in november 2019 in pre-consultatie gegaan
bij de direct betrokken organisaties. Dat heeft waardevolle reacties opgeleverd die
nu worden verwerkt. Zo snel mogelijk in 2020 start de internetconsultatie en worden
betrokken uitvoeringsorganisaties om een pre-uitvoeringstoets gevraagd.
Uw Kamer wordt begin 2020 nader geïnformeerd over de voortgang van het programma «Verbreding
beslagregister» en de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.
De commissie gaat in het eindverslag ook in op een maatschappelijk verantwoorde incasso
door de overheid. Over dit onderwerp heb ik uw Kamer de afgelopen periode meermaals
geïnformeerd, onder meer in mijn brief van 14 januari jl. over rijksincasso10 en van 13 februari jl. over het voorkomen van stapeling en ophoging van bestuurlijke
boetes en bestuursrechtelijke premies.11 Tijdens het algemeen overleg armoede- en schuldenbeleid van 14 november jl. heb ik
toegezegd uw Kamer voor het VAO te informeren over de regelgeving rond boetes en verhogingen.
Leren van andere landen
Naar aanleiding van de reis naar Zweden en het Verenigd Koninkrijk doet de commissie
de suggestie om te leren van de aanpak in andere landen. Ook in Kamervragen12 is dit aan de orde gesteld. Mede door uw aandacht heb ik in 2018 heb ik opdracht
gegeven tot een verkennend onderzoek naar (rijks)incassomodellen in een aantal Europese
landen. Dat onderzoek heb ik u op 14 januari jl. toegestuurd.13
Uit het rapport blijkt dat het Nederlandse model relatief goed functioneert. Volgens
de onderzoekers kunnen we op onderdelen wel leren van de praktijk in andere landen.
De lessen die daaruit voortvloeien worden uitgewerkt of maken deel uit van het Actieplan
brede schuldenaanpak. Het kabinet zet alles op alles om de schuldenproblematiek aan
te pakken. Waar mogelijk zal ik goede voorbeelden uit andere landen daarbij betrekken.
Onderzoek Inspectie SZW uitvoering schuldhulpverlening
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft onderzocht hoe de uitvoering van
het verlenen van gemeentelijke schuldhulp verloopt. Het onderzoeksrapport bied ik
u bij deze brief aan14.
De Inspectie heeft onderzoek gedaan in een van de G4-gemeenten, een grote gemeente
(G40), een kleine gemeente en een samenwerkingsband, en een organisatie die in opdracht
van gemeenten hulp verleent. Om het klantperspectief centraal te stellen, heeft de
inspectie 20 personen met problematische schulden die hulp krijgen gesproken evenals
met hun hulpverleners. Daarnaast zijn dossiers onderzocht van de 20 personen en van
mensen die tijdens de hulpverlening zijn uitgevallen.
De Inspectie beoordeelt de uitvoering van de gemeentelijke schuldhulpverlening als
adequaat. Vrijwel alle cliënten die de inspectie sprak, zijn tevreden over de hulp.
Multiproblematiek is een oorzaak van uitval. De Inspectie ziet verbetermogelijkheden:
hulpverlening kan meer bijdragen aan financiële zelfredzaamheid en beter aansluiten
op minder redzame burgers. Dat kan bij het in kaart brengen van onderliggende problemen
tijdens het intakegesprek en het opstellen van het plan van aanpak. De Inspectie geeft
aan dat alle gemeenten bredere schulddienstverlening, inclusief saneringskredieten,
zouden moeten aanbieden. Ook moet de samenwerking met andere hulp- en dienstverleners
intensiever, onder meer om de inkomensvoordelen van werk goed te benutten, inkomensondersteunende
regelingen optimaal te gebruiken en nazorg te verlenen als het aflossen van de schuld
is afgerond. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de huidige manier van registreren
niet leidt tot een overkoepelend beeld van de problematiek en de dienstverlening.
De Inspectie heeft de resultaten met de onderzochte gemeenten, maar ook met andere
gemeenten en koepels gedeeld. Ik vind het onderzoek extra relevant, omdat het klantperspectief
centraal staat. Het klantperspectief is de toets of het schulden- en armoedebeleid
echt de burger ten goede komt. De burger staat daarom ook centraal bij de eerdergenoemde
campagne «Kom uit je schuld» en eveneens bij de bestuurlijke uitgangspunten, de basisnorm
en het kwaliteitskader voor schuldhulpverlening die VNG en NVVK momenteel ontwikkelen.
Het onderzoek onderstreept het belang van integraler werken, dat onder meer het Programma
Maatwerk Multiprobleemhuishoudens en het traject Uitwisseling Persoonsgegevens en
Privacy beogen te versterken.15 Het inspectieonderzoek laat ook opnieuw het belang zien van de lopende analyse van
het CBS naar de schuldenproblematiek in Nederland.16 Van gemeenten verwacht ik dat zij de registratie verbeteren om te kunnen sturen op
de kwaliteit van de dienstverlening en om de monitoring met de Benchmark Armoede&Schulden
van Divosa en de jaarverslagen van de NVVK te voeden.
De Inspectie heeft eerder vroegsignalering van schulden en de toegang tot schuldhulpverlening
onderzocht.17 Onderhavig onderzoek is het derde onderzoek in een reeks van onderzoeken naar fasen
in het schuldhulpverleningstraject. De Inspectie bundelt de resultaten van deze onderzoeken
in een «rode draden» nota. De «rode draden» nota wordt separaat aangeboden. Op basis
daarvan maakt de Inspectie keuzes over het nieuwe monitoringsprogramma.
Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens
Bij brief van 22 mei 201918 heb ik, mede namens de Minister van VWS, de Minister van BZK, de Minister voor Rechtsbescherming
en de Staatssecretaris van VWS, een aantal maatregelen aangekondigd die professionals
in de gemeentelijke uitvoering en bij landelijke uitvoeringsorganisaties beter in
staat moeten stellen om eerder en sneller maatwerk te kunnen leveren aan inwoners
met complexe en urgente sociale problemen. Het gaat daarbij vaak ook om schulden.
Ik informeer u hierbij over de stand van zaken.
In het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens (PMM) werken bovengenoemde ministeries,
aangevuld met OCW, de concrete oplossingsrichtingen van de verkenning uit. Zoals een
mogelijkheid om af te wijken van de standaard werkwijze (meer afwijkingsbevoegdheid
voor professionals in de uitvoering) en de mogelijkheid van een landelijke escalatieroute
als professionals er lokaal niet uitkomen. In het Landelijk Escalatie Team (LET) worden
de meest ingewikkelde casussen aan de orde gesteld met als doel om alsnog een doorbraak
af te dwingen. Het LET bestaat uit de betrokken uitvoeringsorganisaties en onder leiding
van een onafhankelijk voorzitter. Afhankelijk van de casus wordt de groep gecompleteerd
met een vertegenwoordiger van gemeente en/of de betrokken professional. Het LET is
recent van start gegaan.
Een aantal in te regelen interventies vraagt om wetsaanpassing, zoals de bevoegdheid
om interventies tijdelijk op te schorten (time-out bevoegdheid), en de afwijkingsbevoegdheid
en kan momenteel dus maar beperkt worden uitgeprobeerd. De nader uit te werken time-out
bevoegdheid voor de lokale professional, geeft naar verwachting meer slagkracht aan
de lokale professional als oplossingen voor de inwoners te lang uitblijven als gevolg
van complexiteit of belemmeringen door onenigheid onder de vaak vele partijen en instanties.
Met de nog nader uit te werken afwijkingsbevoegdheid wordt het mogelijk maatwerk te
leveren indien dit volgens de lokaal professional noodzakelijk is om verdere escalatie
van de problematiek te voorkomen. Met de praktijktoets werken 12–15 gemeenten en zes
uitvoeringsorganisaties (CAK, DUO, UWV, SVB, CJIB en BD) een jaar lang alvast zoveel
mogelijk volgens de bedoeling van de interventies. Op 4 juli 2019 is daartoe een start
gemaakt met de eerste 3 gemeenten en vijf landelijke uitvoerders, op basis van bestuurlijke
afspraken. Inmiddels doet ook Fin/BD mee met het beoordelen van casussen en het LET.
De uitkomsten van de praktijktoets worden opgetekend in een proces- en effectevaluatie
en vormen onder andere input voor het wetstraject.
Ook oplossingsrichtingen die geen wetsaanpassing vragen worden verder uitgewerkt en
in de praktijk gebracht. Zo is er inmiddels – voor de deelnemers van de praktijktoets –
een register met contactpersonen van maatwerkprofessionals bij de verschillende organisaties
en bij gemeenten om elkaar sneller te kunnen vinden. Dit register wordt uitgebouwd
tot een landelijk register. Op dit moment wordt ook bezien hoe meer gelijk gericht
gewerkt kan gaan worden binnen de bestaande wettelijke kaders. Een communicatietraject
dat zich hierop richt, wordt momenteel uitgewerkt. Centraal staat een werkwijze die
expliciet ruimte laat om ongelijke gevallen ongelijk te behandelen. Opleidingsinstituten
en belangenorganisaties van professionals zijn hierbij betrokken. Het wetgevingstraject
is in de voorbereidende fase. De startnotitie is zo goed als afgerond. Uw Kamer wordt
met enige regelmaat op de hoogte gehouden van de vorderingen in dit programma.
Tot slot
Ook de komende periode is de volle inzet van de bij de brede schuldenaanpak betrokken
partijen nodig om de schuldenproblematiek aan te pakken. Ik zal uw Kamer in het voorjaar
van 2020 informeren over de voortgang.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid