Brief regering : Stand van zaken rond de acties die voortkomen uit de taskforce samenwerking kinderopvang en onderwijs en enkele toezeggingen
31 322 Kinderopvang
Nr. 409
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over enkele toezeggingen gedaan tijdens het AO
kinderopvang in juni 20191 en het VAO kinderopvang in september 20192. Deze hebben betrekking op de ontwikkeling van de uurprijzen in de kinderopvang,
de informatievoorziening aan ouders over private equity in de kinderopvang, en de
stand van zaken rond de acties die voortkomen uit de taskforce samenwerking kinderopvang
en onderwijs. In toevoeging hierop verschaf ik uw Kamer in deze brief ook de stand
van zaken op enkele andere trajecten waarover ik u in eerdere brieven heb geïnformeerd.
Het betreft onder andere de doorontwikkeling van «In-één-oogopslag» en de monitor
voorschoolse voorziening voor peuters.
Kwartaalrapportage Kinderopvang
Middels de kwartaalrapportages informeer ik u over de ontwikkelingen in de tarieven
en het gebruik van kinderopvang. Deze cijfers ontvang ik van de Belastingdienst en
zijn gebaseerd op de gemiddelde tarieven en het gemiddelde gebruik van alle ouders
die kinderopvangtoeslag ontvangen. Op 7 juni heb ik u geïnformeerd over de kwartaalrapportage
kinderopvang van het eerste kwartaal 2019.3 Tijdens het AO kinderopvang van 20 juni 2019 heb ik toegezegd u na de zomer opnieuw
te informeren over de volgende kwartalen. In de bijlage vindt u de kwartaalrapportage
kinderopvang over het tweede en derde kwartaal van 2019, inclusief de cijfers over
gastouderopvang.4
5
Zoals ik ook bij de vorige rapportages heb aangegeven zijn er enkele kanttekeningen
te plaatsen bij de duiding. Zo geven niet alle ouders tijdig een wijziging van het
uurtarief door en sluit het tarief dat ouders doorgeven soms niet volledig aan bij
het tarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt.
Ontwikkeling van de uurtarieven
In onderstaande tabel zijn de uurtarieven in het tweede en derde kwartaal weergegeven.
Het gaat om voorlopige berekeningen die nog kunnen veranderen bij het definitief vaststellen
van de kinderopvangtoeslag na afloop van het toeslagjaar.
Tabel 1: ontwikkeling gemiddeld uurtarief1 (in €)
Kw.1 2018
Kw.2 2018
Kw.3 2018
geheel 2018
Kw.1 2019
Kw.2 2019
Kw.3 2019
Gemiddelde uurtarief2
Dagopvang
7,40
7,43
7,45
7,44
7,86
7,92
7,96
BSO
7,17
7,18
7,20
7,19
7,29
7,31
7,32
Maximum uurprijzen
Dagopvang
7,45
8,02
BSO
6,95
6,89
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld november 2019, bewerking Ministerie van
SZW
X Noot
1
Deze cijfers over het gemiddelde uurtarief zijn gebaseerd op de uurtarieven die ouders
aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders
een wijziging van het uurtarief altijd correct/volledig doorgeven en de uurtarieven
dus exact aansluiten bij het uurtarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt.
X Noot
2
Het betreft de gemiddelde uurtarieven, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie:
het uurtarief van gebruikers die per week 40 opvanguren afnemen weegt twee keer zo
zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als het uurtarief van gebruikers die 20
opvanguren afnemen.
Dagopvang
In het tweede kwartaal van dit jaar is het gemiddelde van de uurtarieven in de dagopvang
€ 7,92. In het derde kwartaal is dit gestegen naar € 7,96. Dit is het gemiddelde van
alle ouders, zowel ouders die geen als ouders die wel een wijziging hebben doorgegeven.
In vergelijking met het derde kwartaal vorig jaar ligt het gemiddelde tarief € 0,51
hoger. Het gemiddelde tarief in het eerste kwartaal van 2019 is tevens opwaarts bijgesteld
van € 7,83 naar € 7,86. Dit komt doordat ouders met terugwerkende kracht gegevens
kunnen wijzigen. In mijn eerdere Kamerbrief merkte ik op dat nog niet alle ouders
in de eerste maanden van het jaar de nieuwe tarieven aan de Belastingdienst hadden
doorgegeven. Het ongewijzigde uurtarief van deze groep ouders wordt wel meegenomen
in de berekening van het gemiddelde uurtarief. Dit is ook het geval in het derde kwartaal.
Ik heb naar aanleiding van de vorige rapportage de verwachting uitgesproken dat, op
basis van het historische beeld, het uiteindelijke gemiddelde uurtarief voor de dagopvang
in 2019 waarschijnlijk in de bandbreedte van € 7,83 en € 8,13 komt te liggen. Ik ga
er op basis van de derde kwartaalrapportage nog steeds vanuit dat het uiteindelijke
gemiddelde uurtarief voor de dagopvang in 2019 binnen deze bandbreedte zal vallen.
Het gemiddelde lijkt daarmee niet sterk af te wijken van de door mij gehanteerde maximum
uurprijs.
Buitenschoolse opvang
De gemiddelde tarieven in de buitenschoolse opvang zijn zeer beperkt toegenomen ten
opzichte van het eerste kwartaal. Van € 7,29 in het eerste kwartaal naar € 7,31 in
het tweede kwartaal. Het gemiddelde uurtarief in de buitenschoolse opvang in het derde
kwartaal bedraagt € 7,32; € 0,12 meer ten opzichte van het derde kwartaal vorig jaar.
Ook bij deze gemiddelden merk ik op dat niet alle ouders een nieuw tarief aan de Belastingdienst
hebben doorgegeven.
Voor de buitenschoolse opvang heb ik de verwachting uitgesproken dat het gemiddelde
tarief in 2019 uitkomt in de bandbreedte van € 7,27 en € 7,40. Als ik kijk naar de
ontwikkelingen in het tweede en derde kwartaal, ga ik hier nog steeds vanuit. Het
gemiddelde uurtarief lijkt daarmee in 2019 te zijn gestegen ten opzichte van 2018.
De bandbreedte ligt boven de door mij vastgestelde maximum uurprijs voor 2019, zoals
ook de afgelopen jaren het geval was. Dit verschil tussen de gevraagde uurprijs en
de maximum uurprijs is toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Ik zal deze ontwikkeling
met specifieke aandacht blijven monitoren, om te bezien of de toename van het verschil
dit jaar een eenmalige afwijking of trendbreuk betreft.
Ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang
Ik ben verheugd te melden dat ook in het tweede kwartaal van 2019 het aantal kinderen
dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag verder toeneemt. Daaruit maak ik op dat
de forse groei van de afgelopen vijf jaar doorzet. Een kanttekening hierbij is dat
het voorlopige cijfers zijn, die bij de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag
nog licht kunnen wijzigen. In het derde kwartaal is het totaal aantal gedaald ten
opzichte van het tweede kwartaal. Dit is een jaarlijks terugkerende ontwikkeling die
samenhangt met de zomervakantie.
Ten opzichte van het derde kwartaal vorig jaar, is het aantal kinderen dat naar de
kinderopvang ging met kinderopvangtoeslag wel toegenomen.
Tabel 2: ontwikkeling aantal kinderen met kinderopvangtoeslag
Kw.1 2018
Kw.2 2018
Kw.3 2018
geheel 2018
Kw.1 2019
Kw.2 2019
Kw.3 2019
Aantal kinderen (x 1.000)
Totaal
777
795
782
795
817
832
817
Dagopvang
325
330
324
330
341
345
337
BSO
358
370
367
370
387
396
392
Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld november 2019, bewerking Ministerie van
SZW
In totaal gingen in het derde kwartaal gemiddeld 817.000 kinderen met kinderopvangtoeslag
naar de kinderopvang. Gastouderopvang is niet in de tabel opgenomen, waardoor de som
van dagopvang en buitenschoolse opvang afwijkt van het totaal waar gastouderopvang
wel meetelt. Daarnaast kan een kind binnen een kalenderjaar van meer dan één type
kinderopvang gebruik maken (bijvoorbeeld gastouderopvang en kinderdagopvang). Voor
het totaalaantal kinderen wordt zo’n kind één keer meegeteld.
Het gemiddelde urengebruik in de kinderdagopvang bedraagt 82,3 uur per maand, een
toename van 1,4 uur ten opzichte van het tweede kwartaal.6 In de buitenschoolse opvang is het gemiddelde urengebruik gestegen van 37,5 uur in
het tweede kwartaal naar 38,0 uur per maand in het derde kwartaal.
Afsluitend
De maximum uurtarieven voor 2020 zijn met het besluit kinderopvangtoeslag 2020 verhoogd
naar € 8,17 voor de dagopvang en € 7,02 voor de buitenschoolse opvang. Dit betreft
de gebruikelijke indexatie om de algemene loon- en prijsbijstelling te compenseren.7 De in deze brief genoemde beelden zijn in lijn met dit besluit. Daarnaast vind ik
de verdere toename van het gebruik van kinderopvang, zowel bij de dagopvang als buitenschoolse
opvang, een positief signaal. Ik zal de uurtarieven blijven monitoren. Volgende kwartaalrapportages
zullen, zoals gebruikelijk, via de website van de rijksoverheid gecommuniceerd worden.
Informatievoorziening en behoefte ouders
Doorontwikkeling In-één-oogopslag
Ik vind het belangrijk dat ouders zoveel mogelijk in hun informatiebehoefte voorzien
worden, om zo een weloverwogen keuze voor kinderopvanglocatie te maken. Daarom heb
eerder ik door Motivaction onderzoek laten doen naar de informatiebehoefte onder ouders.
In mijn brief van 9 september 2019 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van dit
onderzoek.8 In deze brief heb ik uw Kamer ook toegezegd dat ik u over eventuele vervolgstappen
naar aanleiding van dit onderzoek voor het einde van het dit jaar zou informeren en
daarbij de doorontwikkeling van «in-één-oogopslag» betrek. Bij dezen doe ik deze toezegging
gestand.
Een belangrijke uitkomst van het Motivaction onderzoek is dat ouders over het algemeen
tevreden zijn over de beschikbaarheid van informatie over kinderopvang. En dat zij
vooral behoefte hebben aan het beter vindbaar en vergelijkbaar maken van deze informatie.
De (doorontwikkeling van) «in-één-oogopslag» helpt ouders hierbij.
«In-één-oogopslag» maakt de informatie uit het (openbare) inspectierapport op een
visueel aantrekkelijke manier voor ouders beschikbaar. Dit geeft ouders beter zicht
op de kwaliteit van een kinderopvanglocatie en maakt het makkelijker om kinderopvanglocaties
te vergelijken. «In-één-oogopslag» is sinds 1 april 2018 live en te vinden op de website
van het Landelijk Register Kinderopvang9 (LRK). Het afgelopen jaar is met input van ouders, ouderorganisaties en brancheorganisaties
gewerkt aan het verbeteren van «in-één-oogopslag». Deze nieuwe versie gaat op 2 januari
2020 live. Belangrijke verbeteringen zijn onder andere dat de gepresenteerde informatie
beter aansluit bij de wensen en behoeften van ouders (zoals duidelijker taal- en kleurgebruik)
en dat «in-één-oogopslag» straks ook op tablet en telefoon te raadplegen is.
Het komende jaar wil ik verder met het verbeteren van de informatievoorziening aan
ouders. Ik wil dan onder andere verkennen welke mogelijkheden het LRK biedt om het
zoeken en vergelijken van kinderopvanglocaties te vergemakkelijken. De uitkomsten
van het Motivaction onderzoek onder ouders neem ik hierin mee.
Informatievoorziening private equity
Tijdens het AO van 20 juni heb ik toegezegd de beschikbare informatie aan ouders over
private equity ondernemingen in de kinderopvang in kaart te zullen brengen en u hierover
te informeren. Hierbij kom ik daaraan tegemoet.
Momenteel zijn er verscheidene informatiebronnen om ouders te faciliteren bij hun
keuze voor kwalitatief sterke, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang. Deze
zijn als volgt:
– In het LRK kunnen ouders gegevens van kinderopvangorganisaties en de houders vinden.10 Deze gegevens bestaan bijvoorbeeld uit de rechtsvorm van de houder en geven ook een
overzicht van de voorzieningen die door de houder worden geëxploiteerd. Daarnaast
is «In-één-oogopslag» te vinden in het LRK.
– Op de websites van kinderopvangorganisaties zelf wordt inzicht gegeven in de bedrijfsvisie
en bij welke overkoepelde organisatie zij zijn aangesloten. Daarnaast vermelden kinderopvangorganisaties,
naast praktische informatie ook wat de pedagogische missie en doelstellingen van hun
organisatie zijn. Investeringsmaatschappijen zelf vermelden op hun websites ook welke
organisaties zij in hun investeringsportfolio hebben.
– Bij de Kamer van Koophandel kunnen ouders de bedrijfsinformatie van kinderopvangorganisaties
opvragen.11 Deze informatie kan onder andere bestaan uit documenten over de jaarrekeningen, concernrelaties,
bedrijfshistorie en deponering. Ouders dienen bij het opvragen van deze informatie
wel een klein bedrag te betalen. Dit bedrag verschilt per hoeveelheid opgevraagde
informatie.
In november heb ik een enquête uitgezet onder ouders om te zien hoe zij tegen bepaalde
actuele thema’s aankijken. In totaal hebben 1.839 ouders met kinderen in de leeftijd
0–12 jaar de vragenlijst ingevuld. Vragen hadden onder andere betrekking op het gebruik
en beschikbaarheid van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag, en over hoe zij kijken
naar de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang. De resultaten hiervan vindt u
als bijlage bij deze brief.
In het bijzonder is in de enquête ook een aantal vragen gesteld rondom de organisatievorm
van de kinderopvangorganisaties. Hieruit komt naar voren dat meer dan de helft (56%)
van de ouders die gebruik maken van buitenschoolse opvang/kinderdagverblijf weten
waar zij informatie over de organisatievorm kunnen vinden. In deze groep geven bijna
alle ouders vervolgens (98%) aan geen informatie te missen. Binnen de andere groep
ouders, die aangeeft de informatie niet te kunnen vinden (44%), geeft negen op de
tien ouders (89%) aan geen behoefte te hebben aan meer informatie. Meer dan de helft
(55%) van de bevraagde ouders geeft aan de organisatievorm van de opvang niet belangrijk
te vinden. Ruim een derde (36%) vindt dit wel belangrijk, maar heeft het niet meegenomen
in de keuze voor een kinderopvanglocatie. 9% geeft aan het belangrijk te vinden én
ook mee te nemen in de keuze voor een kinderopvanglocatie.
Met de verschillende mogelijkheden om informatie te vinden over de organisatievorm
die er zijn, en met de doorontwikkeling van «in-één-oogopslag» kom ik mijns inziens
voldoende tegemoet aan de informatiebehoefte van ouders op dit vlak. Aan bovenstaande
conclusies wil ik nog het volgende toevoegen. De kinderopvang in Nederland kent, als
zijnde een private markt, een grote variatie in de omvang van organisaties, organisatievormen
en financieringsstructuren. Alle kinderopvangorganisaties die in deze markt actief
zijn moeten, ongeacht hun financieringsvorm, voldoen aan de wet- en regelgeving. Het
wettelijk kader wordt gesteld met de Wet Kinderopvang (Wko) en daar houden de GGD-en,
in opdracht van gemeenten, toezicht op. Ouders zijn in deze markt vrij om te kiezen
naar welke organisatie zij hun kind willen brengen. Zo kunnen ouders kiezen tussen
verschillende vormen van opvang en kunnen zij de aspecten die daarbij van belang zijn
wegen. De kinderopvangtoeslag is er om de financiële toegankelijkheid voor ouders
daarin te waarborgen. Naast de eerder aangekondigde verbeteringen over de informatiecentralisatie
blijf ik bezig met het monitoren van vragen en behoeftes die spelen bij ouders.
Professionalisering binnen de kinderopvangsector
Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten
en gastouders in de kinderopvang.
De kwaliteit van de kinderopvang wordt voor een belangrijk deel bepaald door de deskundigheid
van de beroepskracht of de gastouder. Deskundigheid in de kinderopvang komt onder
andere naar voren in de wijze waarop beroepskrachten en gastouders met de kinderen
praten, zaken uitleggen en interactie tussen kinderen stimuleren. Om beheersing van
de Nederlandse taal en de interactievaardigheden naar een hoger peil te brengen, is
in 2014 de tijdelijke subsidieregeling «Versterking taal- en interactievaardigheden
beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang» in het leven geroepen.
Van eind 2014 tot medio 2018 kon door een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau
een subsidie worden aangevraagd voor een bijdrage in de kosten voor trainingsactiviteiten
waarmee taal- en interactievaardigheden van beroepskrachten en gastouders konden worden
versterkt. Deze trainingsactiviteiten hadden betrekking op trainingen voor individuele
beroepskrachten en op trainingen voor leidinggevenden of stafmedewerkers van kindercentra
en gastouderbureaus(«train-de-trainer») om zo het bereik te vergroten. In vier jaar
zijn bijna 1.600 subsidieaanvragen verleend. In 2019 zijn de laatste trainingen onder
de regeling afgerond en in 2020 verschijnt de eindevaluatie.
Stand van zaken acties Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang
Tijdens het VAO Kinderopvang in september 2019 stelde het lid Westerveld van uw Kamer
dat het meerwaarde oplevert als medewerkers in de kinderopvang en het onderwijs meer
samenwerken, specifiek in interprofessionele teams. Conform de toezegging die ik heb
gedaan tijdens het VAO van 4 september geef ik u in deze brief een update van een
aantal acties die zijn ingezet naar aanleiding van de adviezen van de taskforce. Ik
doe dit mede namens de Minister voor BVOM.
Ondanks de verschillen tussen onderwijs en kinderopvang is er al veel mogelijk in
de samenwerking. Vrijwel alle basisscholen werken op enige wijze samen met één of
meerdere kinderopvangorganisaties. Ten opzichte van 2016 wordt er ook steeds intensiever
samengewerkt blijkt uit onderzoek.12 Het kabinet is hier blij om. Beide sectoren hebben een unieke expertise waarmee zij
aansluiten bij de ontwikkelfasen en verschillende behoeften van kinderen en door goed
samen te werken kunnen beide sectoren elkaar versterken en kinderen helpen in hun
ontwikkeling. In dat kader benoem ik graag enkele initiatieven:
De afgelopen tijd hebben vijf partijen (SWN, BMK, BK, PO-raad en de VNG) onderling
gesproken over de overeenkomsten en verschillen tussen de cao’s opvang, welzijn en
onderwijs. Het is aan de cao-partijen om dit verder mee te nemen in hun onderhandelingen.
Een mooi initiatief vind ik dat het Arbeidsmarktplatform Kinderopvang een e-book gemaakt
heeft over combinatiebanen in de kinderopvangsector. In het e-book zijn ervaringen
met combinatiebanen opgenomen. De samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang komt
hier prominent in terug. Er worden tips en een stappenplan gegeven voor een succesvolle
combinatiebaan waarmee medewerkers in beide sectoren actief kunnen worden.
Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) heeft eerder in 2017 een pedagogisch curriculum
opgeleverd voor het jonge kind in voorzieningen die vallen onder de Wko dat kinderopvangorganisaties
kunnen gebruiken om hun beleid vorm te geven. Binnen het traject curriculum heeft
het BKK feedback gegeven op tussenproducten van het curriculum en zijn kinderopvangorganisaties
geconsulteerd bij het vormgeven van het nieuwe schoolcurriculum. Daarnaast heeft PACT
voor Kindcentra een gesprekstafel opgezet over het huidige opleidingenveld. Daarin
bespreekt een aantal partijen of de huidige opleidingen aansluiten bij de behoeften
van Integrale Kindcentra (IKC) en de steeds nauwere samenwerking tussen onderwijs
en kinderopvang in de praktijk. Zij hebben een beroepsbeeld voor een IKC-medewerker
ontwikkeld. Dit beroepsbeeld kan worden gebruikt binnen opleidingen en is te vinden
op de website van PACT. Ook komen er drie proeftuinen waarbij opleidingen dichter
op de vraag van het werkveld worden aangesloten.
Momenteel voeren het Ministerie van OCW en het Ministerie van SZW een onderzoek uit
naar de huidige informatieoverdracht tussen kinderopvang en onderwijs en naar welke
informatieoverdracht er nodig is om een goede doorlopende ontwikkellijn aan te bieden
voor kinderen in de leeftijd van 0–12 jaar. Het gaat daarbij zowel om de informatieoverdracht
bij de overgang van kinder(dag)opvang naar school, als om de aansluiting tussen school
en buitenschoolse opvang. De resultaten van dit onderzoek zullen in het voorjaar van
2020 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Voorschoolse voorzieningen voor peuters
Monitor voorschoolse voorziening peuters
Op 26 april 2016 zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Ministerie van
SZW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over een aanbod van deelname
aan een voorschoolse voorziening voor alle peuters.13 Deze bestuurlijke afspraken zijn gemaakt in het kader van de harmonisatie van kinderopvang
en peuterspeelzaalwerk.
Gemeenten krijgen structureel 30 miljoen om zich in te zetten om het bereik van peuters
in de leeftijdsgroep van 2,5 tot 4 jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag
en die nog geen gebruik maken van een voorschoolse voorziening te vergroten.
Om te kijken naar de ontwikkelingen in het bereik is er een monitor ingericht. De
eerste monitor vond plaats in 2017.14 Dit jaar is er weer een monitor uitgevoerd en in 2021 wordt de volgende monitor uitgevoerd.
Hierbij informeer ik u over de resultaten van het afgelopen jaar.
Uit de monitor blijkt dat vrijwel alle gemeenten een gesubsidieerd aanbod hebben voor
peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag en dat
steeds meer gemeenten zich inspannen om zoveel mogelijk peuters op de opvang te krijgen.
Het non-bereik onder alle peuters ligt in 2019 op circa 11%. Dat volgt uit de enquêtes
die zijn afgenomen onder ouders. Het non-bereik is daarmee iets gedaald, want het
lag in 2017 op circa 13,6%. In de monitor wordt ook een uitsplitsing gemaakt naar
verschillende groepen peuters. Als gekeken wordt naar de groep die in aanmerking komt
voor het gesubsidieerde aanbod van gemeenten, dan is te zien dat het non-bereik onder
deze groep iets is afgenomen. Onder de groep waarvan de ouders in aanmerking kunnen
komen voor kinderopvangtoeslag is het relatieve bereik ongeveer gelijk gebleven.
Wat betreft de redenen van het non-gebruik is het beeld hetzelfde als bij de vorige
monitor. De ouders met overige en principiële bezwaren vormen de grootste groep non-gebruikers.
Ik ben blij om te zien dat gemeenten zo hard werken om alle peuters te bereiken. Het
lijkt erop dat dit heeft geleid tot een lichte toename in het bereik onder peuters
wat ook het doel was van deze uitkering. In 2021 zal de volgende monitor over het
bereik verschijnen. Volgend jaar wordt de wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
geëvalueerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid