Brief regering : Aanpassing voorwaarden toeslag AOV-gerechtigden via de onderstand
35 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020
Nr. 42
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2019
Het kabinet zet zich in om de bestaanszekerheid van de inwoners van Caribisch Nederland
te verbeteren. Onderdeel van deze aanpak is de introductie van een toeslag via de
onderstand om de inkomenspositie van AOV-gerechtigden te verbeteren. In de afstemming
en uitwerking van deze maatregel hebben de eilandsbesturen aandacht gevraagd voor
de voorwaarden om in aanmerking te komen voor deze toeslag. Naar aanleiding hiervan
heb ik besloten om de voorwaarden te herzien. Met deze brief informeer ik uw Kamer
dat ik de RCN-unit SZW toesta om, anticiperend op de inwerkingtreding van de regelgeving
die de aangepaste voorwaarden regelt, vanaf 1 januari 2020 volgens de aangepaste voorwaarden
te werken.
Aanleiding om de voorwaarden te herzien
In de kabinetsreactie onderzoek ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland1 is per 1 januari 2020 een toeslag aangekondigd om de inkomenspositie van alleenstaande
AOV-gerechtigden te verbeteren. Om ervoor te zorgen dat de toeslag ten goede komt
aan de AOV-gerechtigden die inkomensondersteuning het meest nodig hebben, is gekozen
voor een toeslag via de onderstand. In het systeem in de onderstand wordt rekening
gehouden met de leefsituatie en het inkomen en vermogen van de betrokkene.
Met de toeslag komen alleenstaande AOV-gerechtigden op maandbasis uit op het niveau
van het wettelijk minimumloon. Ook gehuwden met een gezamenlijk inkomen onder het
wettelijk minimumloon kunnen in aanmerking komen. De hoogte van de aanvulling vanuit
de onderstand is afhankelijk van de woon- en leefsituatie van de betrokkene en het
inkomen en vermogen. De wijziging van het Besluit onderstand BES in verband met de
toeslag is op 6 mei 2019 na een toets op uitvoerbaarheid door de RCN-unit SZW, consultatie
bij de eilandbesturen, de voorhangprocedure in beide Kamers en het advies van de Raad
van State gepubliceerd in het Staatsblad2.
In de aanloop naar inwerkingtreding van de regelgeving op 1 januari 2020 hebben de
eilandbesturen in hun reactie op de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid
van 2 augustus 2019 zorgen geuit over het aantal mensen dat in aanmerking zal komen
voor de toeslag3. Hierbij wordt specifiek gewezen op de inkomens- en vermogenstoets. Ouderen die gespaard
hebben voor hun oude dag zullen door de vermogenstoets buiten de boot vallen, aldus
de eilandbesturen. De eilandbesturen zijn van mening dat zo min mogelijk beperkende
voorwaarden zouden moeten gelden om in aanmerking te komen voor de toeslag.
Het doel van de toeslag is om de inkomenspositie van alleenstaande AOV-gerechtigden
en gehuwden met AOV en een gezamenlijk inkomen onder het wettelijk minimumloon te
verbeteren. Op basis van signalen van de eilandbesturen concludeer ik dat het een
risico is dat door de voorwaarden die aan de toeslag zijn verbonden, het doel van
de maatregel niet bereikt wordt. Vanwege het belang dat ik hecht aan het verbeteren
van de inkomenspositie van ouderen in Caribisch Nederland heb ik daarom besloten om
de volgende aanpassingen door te voeren:
– Een verruiming van de vermogensvrijlating voor AOV-gerechtigden;
– De introductie van een pensioenvrijlating;
– Het verschuiven van de toeslag zelfstandig wonen naar de toeslag AOV voor AOV-gerechtigden.
Verruiming van de vermogensvrijlating en introductie pensioenvrijlating
De verruiming van de vermogensvrijlating en de introductie van een pensioenvrijlating
vergt een wijziging van de toepassing van artikel 6 van het Besluit onderstand BES
2019. Voor de wijziging in de beleidsregels geldt dat 1 februari 2020 naar verwachting
de eerstvolgende datum is om deze te publiceren. De concept beleidsregels heb ik voor
de volledigheid opgenomen in de bijlage van deze brief. Omdat het Besluit onderstand
BES juridisch gezien een logischere plek is voor de middelentoets, ben ik voornemens
om de middelentoets te verankeren in het Besluit onderstand BES.
Verschuiven van de toeslag zelfstandig wonen voor AOV-gerechtigden
Het Besluit onderstand BES beperkt het begrip zelfstandig wonen tot de situatie waarin
geen ander zijn hoofdverblijf in de woning van belanghebbende heeft. In de praktijk
komt het voor dat een woning door meerdere mensen wordt bewoond, maar waarbij één
persoon in overwegende mate de woonlasten draagt. De belanghebbenden bij wie dit aan
de orde is, kent de RCN-unit SZW eveneens de toeslag zelfstandig wonen toe. In de
voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland4 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de huidige werkwijze ten principale wordt bezien
en tot die tijd zou worden gedoogd.
Uit gesprekken met de uitvoering is naar voren gekomen dat de toepassing van het begrip
«zelfstandig wonen» met name tot problemen leidt bij AOV-gerechtigden. Dit omdat het
bij AOV-gerechtigden relatief vaak voorkomt dat dat een woning door meerdere mensen
wordt bewoond, maar waarbij één persoon in overwegende mate de woonlasten draagt.
Ik kies er daarom voor om AOV-gerechtigden in aanmerking te laten komen voor een hoger
onderstandsbedrag ongeacht of zij zelfstandig wonen. Dit door het bedrag van de toeslag
zelfstandig wonen voor AOV-gerechtigden te verschuiven naar de toeslag AOV. Tegelijkertijd
wordt voor de rest van de onderstandspopulatie de toepassing van de toeslag zelfstandig
wonen in lijn gebracht met de definitie in het Besluit onderstand BES. Om de toeslag
zelfstandig wonen voor AOV-gerechtigden te verschuiven naar de toeslag AOV is een
wijziging in het Besluit onderstand BES nodig. Een wijziging van het Besluit onderstand
BES kost tijd, onder meer omdat hier een voorhangprocedure aan is verbonden.
Toestemming om te anticiperen op lagere regelgeving
Voor het verbeteren van de inkomenspositie van AOV-gerechtigden acht ik het van belang
dat de RCN-unit SZW vanaf 1 januari 2020 volgens de aangepaste voorwaarden kan werken.
Met deze brief informeer ik u daarom dat ik heb besloten om de RCN-unit SZW toestemming
te geven om, anticiperend op de inwerkingtreding van de benodigde regelgeving, vanaf
1 januari 2020 volgens de aangepaste voorwaarden te werken. Ik maak gebruik van de
mogelijkheid om te anticiperen op regelgeving omdat alle relevante partijen het doel
en de urgentie onderschrijven om de inkomenspositie van ouderen in Caribisch Nederland
te verbeteren. Deze noodzaak is recent ook bevestigd in het rapport «Oog voor ouderen
in Caribisch Nederland» van de Nationale ombudsman. Los van het feit dat de aanpassing
begunstigend werkt voor AOV-gerechtigden die een aanvraag doen voor de onderstand,
betekent de aanpassing ook een verbetering voor de uitvoering.
Voor het geval dat niet alle aanvragen tijdig kunnen worden verwerkt en niet alle
AOV-gerechtigden die mogelijk in aanmerking komen meteen aan de start worden bereikt,
geef ik de RCN-unit SZW de ruimte om voor aanvragen die voor 1 januari 2021 worden
ingediend, de aanvulling vanuit de onderstand met terugwerkende kracht tot 1 januari
2020 toe te kennen, als vanaf dat moment voldaan is aan de voorwaarden.
Afsluiting
Het verbeteren van de inkomenspositie van ouderen in Caribisch Nederland is een belangrijk
onderdeel van de aanpak van het kabinet in het kader van het ijkpunt voor het sociaal
minimum. Ik heb er vertrouwen in dat het aanpassen van de voorwaarden een positieve
bijdrage levert aan het verbeteren van de inkomenspositie van ouderen in Caribisch
Nederland. Hoe de aanpassing van de voorwaarden uitpakt in de praktijk zal ik nauwgezet
volgen. In de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2020
zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Bijlage
Nieuwe tekst artikel 6, beleidsregels toepassing onderstand BES
Artikel 6 In aanmerking nemen vermogen bij middelentoets algemene onderstand
Bij de beoordeling of de persoon in zodanige omstandigheden verkeert dat hij niet
de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien
neemt de Minister mede het vermogen (bezittingen minus schulden) van belanghebbende
in aanmerking.
Indien de belanghebbende vermogen heeft, dient daarop in beginsel te worden ingeteerd,
waarbij de volgende vermogensvrijlating geldt als maatstaf:
Bonaire
Sint Eustatius
Saba
Niet AOV-gerechtigde leeftijd
Alleenstaande
4.380
5.300
5.230
Gehuwden
8.760
10.600
10.460
AOV-gerechtigde leeftijd
Alleenstaande
8.760
10.600
10.460
Gehuwden
17.520
21.200
20.920
Als vermogen wordt niet in aanmerking genomen:
– een uitkering in verband met geleden immateriële schade voor zover dit, gelet op aard
en hoogte ervan, vanuit het oogpunt van onderstandverlening verantwoord is;
– bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel,
gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, gebruikelijk zijn;
– de economische waarde van de woning die tevens hoofdverblijf is, tenzij de Minister
vaststelt dat de waarde van de eigen woning in alle redelijkheid wel bij het inkomen
kan worden betrokken, bijvoorbeeld in geval van beschikbaarheid van andere geschikte
woonruimte;
– voor AOV-gerechtigden die een beroep doen op de onderstand is een inkomensvrijlating
voor pensioen van toepassing van USD 25 per twee weken.
Grondslag: Artikel 6 Besluit onderstand BES (individuele beoordeling in zodanige omstandigheden
verkeren dat belanghebbende niet de middelen kan verwerven om in de noodzakelijke
kosten van het bestaan te voorzien) en artikel 18 Besluit onderstand BES (vaststelling
over welke middelen belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken).
Toelichting wijzigingen
Vermogensvrijlating
In de vorige beleidsregel werd spaargeld tot een bedrag van 10 maal het voor de persoonlijke
en leefsituatie van belanghebbende toepasselijke onderstandsbedrag per twee weken
vrijgelaten. Om de vermogensvrijlating in de onderstand te verduidelijken voor betrokkenen
en te vereenvoudigen voor de uitvoering zijn met de wijzigingen per 1 januari 2020
standaardbedragen geïntroduceerd. Om meer recht te doen aan het spaargeld dat een
betrokkene heeft opgebouwd voor na het bereiken van de AOV-gerechtigde leeftijd, gaat
het om aparte bedragen voor wel en niet AOV-gerechtigden in de onderstand. De bedragen
zoals opgenomen in de tabel in artikel 6 worden jaarlijks geïndexeerd.
De standaardbedragen voor de vermogensvrijlating voor niet AOV-gerechtigden zijn voor
een alleenstaande gebaseerd op het maximale bedrag dat een alleenstaande zonder kinderen,
die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, per 1 januari 2020 aan onderstand kan
ontvangen per twee weken vermenigvuldigd met 10. Omdat een volledig en duurzaam arbeidsongeschikte
in de onderstand die zelfstandig woont vanaf 1 januari 2020 uitkomt op het wettelijk
minimumloon (WML), zijn de standaardbedragen tevens gelijk aan het WML per twee weken
vermenigvuldigd met 10. Dit is daarmee de maximale vermogensvrijlating die bij ongewijzigd
beleid op basis van de vorige beleidsregels op 1 januari 2020 toegepast zou worden.
Door dit generiek toe te passen, zullen verschillende groepen een ruimere vrijlating
ervaren. Géén groep krijgt te maken met een beperktere vrijlating dan waar bij ongewijzigd
beleid sprake van zou zijn.
Om meer recht te doen aan AOV-gerechtigden met spaargeld zijn de bedragen voor AOV-gerechtigden
ten opzichte van niet AOV-gerechtigden verdubbeld. Omdat geen betrouwbare cijfers
beschikbaar zijn over het vermogen van betrokkenen, is voor de eenvoud gekozen voor
een verdubbeling. De wijziging betekent een verruiming van de vermogensvrijlating
voor alle AOV-gerechtigden. Hiermee wordt voorkomen dat sparen voor het pensioen ontmoedigd
wordt terwijl het aantal mensen met pensioen beperkt is.
Pensioenvrijlating
Als een AOV-gerechtigde een aanvraag doet voor een aanvulling vanuit de onderstand
en de betrokkene inkomen heeft uit pensioen, dan kan dat conform de systematiek in
de onderstand leiden tot een lager onderstandsbedrag. Dit heeft tot gevolg dat betrokkenen
die pensioen hebben opgebouwd, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking komen voor
een aanvulling vanuit de onderstand.
Om recht te doen aan het pensioen dat de betrokkene heeft opgebouwd en om te voorkomen
dat pensioenopbouw ontmoedigd wordt, is een pensioenvrijlating geïntroduceerd. Het
gaat om een vrijlating per persoon van 25 dollar per twee weken. Dit is ongeveer 20
procent van de aanvulling vanuit de onderstand waarvoor een alleenstaande AOV-gerechtigde
met volledige AOV maximaal in aanmerking komt. Het hanteren van een standaardbedrag
in plaats van een percentage is eenvoudiger voor de uitvoering en eenvoudiger in de
communicatie. Daarom wordt geen rekening gehouden met het verschil in pensioen dat
betrokkenen hebben opgebouwd.
De aanpassingen van de beleidsregel treden in werking met ingang van 1 januari 2020.
Dit is tegelijkertijd met de introductie van de toeslag bij de AOV-gerechtigde leeftijd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid