Brief regering : Reactie op de voorstellen van de vakbonden en de maatregelen van de gezagen in diverse gemeenten
29 628 Politie
Nr. 920 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2019
Inleiding
Met deze brief reageer ik op de brief van de politievakbonden met voorstellen ten
aanzien van de taken en prioriteiten van de politie d.d. 21 november jl., zoals verzocht
tijdens de begrotingsbehandeling in de motie van het lid Van den Berge c.s.1 In mijn reactie betrek ik daarbij conform het verzoek van het Lid Helder (PVV) (Handelingen
II 2019/20, nr. 29, regeling van werkzaamheden) van ook de brief van de burgemeester
van Amsterdam aan haar gemeenteraad over de korte termijn maatregelen ten aanzien
van de politiecapaciteit. Tevens ga ik in op soortgelijke brieven van andere burgemeesters
aan hun gemeenteraad of aan mij. Voorts reageer ik met deze brief op de motie van
het lid Van Kooten-Arissen c.s.2 over het behoud van de kennis en ervaring van oudere politiemedewerkers en op de
motie van het lid Van Dam over het uitbreiden van taken van boa’s op het vlak van
verkeershandhaving.3
Ontwikkeling van de operationele formatie en bezetting
Voor een helder beeld is het van belang eerst de ontwikkelingen van de afgelopen jaren
op een rij te zetten. Bij de start van de vorming van de Nationale Politie op 1 januari
2013 bedroeg de operationele formatie 49.802 fte en de operationele bezetting 51.598
fte. Er was sprake van een forse overbezetting, omdat er vanaf 2011 bewust extra aspiranten
waren ingestroomd om te anticiperen op de toen al voorziene hoge pensioengebonden
uitstroom. Die hogere uitstroom bleef gedurende de eerste jaren van de vorming van
de Nationale Politie echter uit, mede vanwege de verhoging van de pensioenleeftijd.
Aan het begin van de huidige kabinetsperiode was de overbezetting inmiddels grotendeels
afgebouwd. Vanaf dat moment kwam de vertraagde pensioengebonden uitstroom echt op
gang.
Sinds eind 2016 is in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) gesproken
over de noodzaak van de uitbreiding van de politiecapaciteit. Destijds pleitten de
gezagen voor een uitbreiding van de politiecapaciteit met 5.000 fte. Echter, op 10 april
2017 stelden de gezagen en mijn ambtsvoorganger gezamenlijk op advies van de korpschef
vast dat een dergelijke, aanzienlijke uitbreiding in de toen nog komende kabinetsperiode
niet realistisch zou zijn. Er zijn immers grenzen aan de mate waarin de politie en
de Politieacademie een verhoogde instroom kunnen opvangen, zelfs na extra investeringen.
Naast de uitbreiding speelde namelijk ook de verhoogde vervangingsvraag die was voorzien
als gevolg van de hoge pensioengebonden uitstroom, die vanaf 2018 zou gaan doorzetten.
In het Regeerakkoord werd vervolgens besloten tot een structurele, extra investering
in de politie van € 291 miljoen, waarmee de vervangingsvraag en een uitbreiding van
de politiecapaciteit met ruim 1.100 fte mogelijk gemaakt zou worden. Een dergelijke
uitbreiding zou reeds het maximale van het absorptievermogen van de politie vergen,
hetgeen inmiddels ook is gebleken.
Al met al was voorzien dat er druk op de inzetbare politiecapaciteit zou ontstaan
en dat die zich zou gaan concentreren in de jaren 2019 tot en met 2021. Bij alle kritiek
die wellicht nog mogelijk is op beslissingen uit het verleden is dit nu onvermijdelijk,
omdat de nieuwe agenten en de uitbreiding pas op zijn vroegst in de loop van 2021
beschikbaar komen. Het volledig opleiden kost nu eenmaal tijd, terwijl ondertussen
de forse pensioenuitstroom al wel plaatsvindt. Het kabinet heeft kort na zijn aantreden
al aanvullende maatregelen genomen. Reeds eind 2017 is bij nota van wijziging de eerste
tranche Regeerakkoordmiddelen van € 100 miljoen toegevoegd aan de begroting van Justitie
en Veiligheid om ervoor te zorgen dat direct kon worden begonnen met de werving en
opleiding van nieuwe agenten.4 Tevens stelde het kabinet in juni 2018 € 58 miljoen incidenteel beschikbaar aan de
regionale eenheden om de druk op de inzetbaarheid zo veel als mogelijk te lenigen.5 In november 2018 is hier nog € 33 miljoen aan toegevoegd, waardoor in totaal € 91 miljoen
beschikbaar is voor de periode 2019–2021.6 Desondanks bleef de verwachting dat het effect van de verhoogde instroom pas na enkele
jaren voelbaar zou worden, hetgeen ook meerdere keren in de Kamer aan de orde is gekomen.7
Na de moord op de advocaat Wiersum moest er onverwacht een extra groot beroep worden
gedaan op de basisteams. Het lokaal gezag heeft deze belangrijke taak, ondanks de
hoge druk op de basisteams, mogelijk weten te maken. Dat is te prijzen. Het kabinet
heeft ook gereageerd en meest recent nogmaals € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor
het stelsel bewaken en beveiligen ter verlichting van de druk op de basispolitiezorg.8 Voor de meer structurele kant van deze maatschappelijke werkelijkheid, werkt het
kabinet aan plannen in het kader van het breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende
criminaliteit. In dit verband wijs ik erop dat het kabinet alvast € 110 miljoen incidentele
middelen heeft vrijgemaakt om de komende 1,5 jaar aan de slag te gaan met in ieder
geval versterking van de politie ten behoeve van de aanpak van de ondermijnende criminaliteit9. Een en ander is uitgewerkt in het contourenplan van 18 oktober jl.10 In het voorjaar is het de uitdrukkelijke bedoeling dat een voorstel voorligt om de
hiermee gemoeide investeringen structureel te maken. Het signaal dat de Regioburgemeesters
en de VNG hierover in hun brief van 28 oktober jl. hebben afgegeven, neem ik terdege
ter harte.
De voorziene druk op de politiecapaciteit doet zich nu dus inderdaad voor. Weliswaar
is dat niet overal het geval maar op sommige plekken is de situatie nijpend te noemen.
Vooral in de basisteams merken agenten dat er een steeds groter beroep op hen wordt
gedaan om de roosters rond te krijgen. Er is nog altijd meer dan genoeg werk te doen,
maar er zijn minder collega’s dan in voorgaande jaren. In 2019 is de formatie van
basisteams vastgesteld op ruim 23.600 fte, bestaande uit ongeveer 20.000 opgeleide
medewerkers en ongeveer 3.600 fte aspiranten. De formatie voor opgeleide medewerkers
is dit jaar nog ongeveer met 400 fte overbezet, terwijl de aspirantenformatie van
de eenheden inmiddels volledig bezet is. De basisteams zijn dit jaar in alle eenheden
nog overbezet, behalve in Den Haag en Rotterdam. Echter, in 2017 was de overbezetting
van de formatie voor opgeleide medewerkers fors hoger, terwijl de aspirantenfuncties
onderbezet waren. Ten opzichte van voorgaande jaren zijn er dus minder opgeleide medewerkers
in de basisteams om de roosters te vullen. Dat merken de agenten.
De agenten in de basisteams voelen ook druk, omdat er op dit moment nog relatief veel
oudere politiemedewerkers zijn die de komende jaren met pensioen gaan. Deze medewerkers
hebben vaak nachtdienstontheffing en kunnen gebruik maken van de Regeling Partieel
Uittreden (RPU). Ook dat heeft gevolgen voor de roosterdruk van de overige collega’s.
Als de verhoogde instroom van nieuwe opgeleide medewerkers in 2021 echt op gang is
gekomen, zal die druk weer beginnen af te nemen. Jongere medewerkers zijn nu eenmaal
meer inplanbaar en over het algemeen beter inzetbaar.
Maatregelen van het lokaal gezag
Maatregelen van het lokaal gezag in diverse gemeenten
Keuzes maken over de politie-inzet is een normale verantwoordelijkheid van het lokaal
gezag. De vraag naar politiecapaciteit is namelijk altijd groter dan het aanbod. Het
steeds wisselende werkaanbod reguleren en afstemmen op de beschikbare politiecapaciteit
behoort, zoals gezegd, tot de verantwoordelijkheid van de gezagen. Natuurlijk zijn
de maatregelen die nu getroffen moeten worden van een andere orde. Het kabinet deelt
met de gezagen en de politie dat wij dat allemaal graag anders zouden zien.
De Regioburgemeesters hebben mij erop gewezen dat zij grotere druk op de politiecapaciteit
ervaren. In mijn brief van 13 november heb ik hierop gereageerd.11 Ik vind het dan ook goed dat het lokaal gezag in onder meer Den Haag, Rotterdam en
Utrecht recent zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en aanvullende keuzes heeft
gemaakt ten aanzien van de politie-inzet. Vanzelfsprekend ben ik uit op een goede
samenwerking en sta ik open voor initiatieven en alternatieven. Meer specifiek onthoud
ik mij van commentaar op de exacte keuzes van het lokaal gezag. Dat is echt aan hen.
Zij kunnen het beste inschatten welke keuzes moeten worden gemaakt.
Maatregelen van het lokaal gezag in Amsterdam
Uw Kamer heeft mij verzocht specifiek in te gaan op de maatregelen van het lokaal
gezag in Amsterdam.
Aan het begin van deze kabinetsperiode was de Amsterdamse operationele formatie licht
overbezet. Inmiddels is de totale operationele formatie licht onderbezet, maar zijn
de Amsterdamse basisteams nog overbezet. Na eerdere signalen uit de Amsterdamse driehoek
is in 2017 in het LOVP bezien of de specifieke Amsterdamse situatie rechtvaardigde
dat in de verdeling van de nieuwe of de reeds bestaande capaciteit meer gedaan moest
worden voor Amsterdam. Dat is zorgvuldig onderzocht, maar uiteindelijk is begin 2018
in het LOVP in gezamenlijkheid vastgesteld dat er onvoldoende redenen waren om tot
een andere verdeling tussen de eenheden te komen. Er werd zelfs geconstateerd dat
de eenheden Amsterdam en Den Haag over relatief veel opgeleide medewerkers beschikken.
Daarmee zijn deze eenheden relatief gezien overbedeeld. Immers, eenheden die naar
rato minder aspiranten in de formatie hebben, beschikken over relatief veel opgeleide
medewerkers met een hogere inzetbaarheid en inplanbaarheid, waarmee deze eenheden
een relatief voordeel hebben.12
Na eerdere signalen ben ik in gesprek gegaan met de burgemeester van Amsterdam en
de politiechef van de eenheid Amsterdam. Daarbij is gezamenlijk goed gekeken of er
ondanks bovengenoemde omstandigheden toch nog iets extra’s voor Amsterdam kon worden
gedaan. Uit die gesprekken is het zogenaamde voorstel Businesscase arrestantenzorg
Amsterdam (BAA) voortgekomen. Dat was een idee van de politie Amsterdam dat met hulp
van mijn ministerie nader is onderzocht en uitgewerkt. Omdat die businesscase positief
zou kunnen uitpakken voor de politiecapaciteit in Amsterdam, heeft het kabinet in
juni 2019 alsnog structureel € 7,1 miljoen vrijgemaakt voor het uitvoeren van deze
businesscase. Dat geld is nog beschikbaar zodra de driehoek Amsterdam definitief besluit
tot uitvoering van de BAA.13 Op basis van de laatste berekeningen zou de BAA de eenheid Amsterdam 170 fte extra
politiecapaciteit opleveren in de eerste jaren. In de opvolgende jaren zal de eenheid
Amsterdam een deel van de capaciteitswinst doorgeven aan andere eenheden, maar ook
dan blijft structureel ten minste 110 fte extra beschikbaar voor de Amsterdamse basisteams.
Net als in andere regionale eenheden, loopt de roosterdruk in de Amsterdamse basisteams
momenteel op omdat ook daar minder collega’s zijn dan daarvoor. Ik heb derhalve begrip
voor de aanvullende keuzes die de Amsterdamse driehoek heeft gemaakt.
Maatregelen om de werkdruk te verlagen en de inzetbare politiecapaciteit te vergroten
Voorstellen van de vakbonden
Ik ben blij dat de vakbonden constructief meedenken over maatregelen om de werkdruk
te verlagen en de inzetbare politiecapaciteit te vergroten.
Ik ben het met de vakbonden eens dat er geen nieuwe beleidsprioriteiten kunnen worden
gesteld zonder dat dit ten koste gaat van andere werkzaamheden. Ik zal de komende
tijd dan ook terughoudendheid betrachten bij het stellen van nieuwe prioriteiten.
Verder heb ik in overleg met de gezagen besloten de Veiligheidsagenda 2019–2022 binnen
zes maanden te gaan aanpassen met inachtname van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen.
En voor zover een stijging was voorzien, handhaaf ik daarop vooruitlopend in 2020
de beleidsdoelstellingen uit 2019.
Tevens zal ik op voorstel van de vakbonden onderzoeken of de verplichting om burgers
binnen 14 dagen na aangifte terug te bellen anders vorm kan krijgen.
Daarbij is wel leidend dat goede dienstverlening aan slachtoffers gehandhaafd blijft.
De vakbonden suggereren ook om het primaire proces van de politie te ontlasten. De
concrete voorstellen daartoe kan ik niet allemaal en niet onverkort overnemen, maar
de achterliggende gedachte neem ik graag ter harte. Ik zal samen met de korpschef
en de andere betrokken organisaties afspraken maken over verdere taakverlichting.
Zo zijn er onder meer kansen bij (delen van) de korpscheftaken (vergunningsverlening
op grond van bijzondere wetgeving), de identificatie- en registratietaken in de migratieketen,
arrestantenzorg en -vervoer, en de verkeershandhaving, conform de motie van het lid
Van Dam.14 Ik betrek ook de suggestie van de Nederlandse Veiligheidsbranche om te verkennen
of bepaalde taken kunnen worden uitbesteed.
Maatregelen van de korpschef
In het licht van de huidige druk op de politiecapaciteit heeft de korpschef recent
een landelijke Taskforce Operationele Sterke en Capaciteit ingesteld. Ook heeft de
korpschef recent in een brief aan de vakbonden al enkele maatregelen aangekondigd
die zijn gericht op het verlagen van de werkdruk. Het betreft een verkenning naar
financiering van pilots gericht op het werken met een verkort proces-verbaal bij audiovisuele
registratie van verdachtenverhoor, de ontwikkeling van een app voor winkeldiefstal,
en de ontwikkeling van een zogenoemde omnichannel intakeorganisatie, die ervoor zal
zorgen dat er minder herstelacties nodig zijn bij melding van burgers. Tevens heeft
korpschef in zijn brief laten weten dat hij deelneemt aan de Commissie Zuurmond, die
onderzoek doet naar de verlichting van administratieve taken.
Hervorming van het politie-onderwijsstelsel
De korpschef en ik overleggen momenteel ook met de vakbonden over de hervorming van
het politie-onderwijsstelsel. Wij onderzoeken de mogelijkheden om het basispolitieonderwijs
anders in te richten. Daarbij wil ik geen concessies doen aan de kwaliteit. Agenten
moeten goed zijn toegerust voor hun werk.
Een hervorming van het stelsel is geen geringe ingreep. Maar als dit er inderdaad
toe leidt dat aspiranten sneller kunnen instromen in het korps en sneller inzetbaar
zijn, zodat het effect van de verhoogde instroom eerder voelbaar wordt, en het ook
uitvoerbaar blijkt te zijn, dan ga ik dat doen. Ik verwacht uw Kamer in het voorjaar
nader te kunnen informeren over de uitkomsten van de gesprekken met de vakbonden.
Arbeidsvoorwaardenakkoord 2018–2020
Ook het arbeidsvoorwaardenakkoord 2018–2020 bevat relevante afspraken gericht op het
vergroten van de inzetbare politiecapaciteit. Ik werk graag met de vakbonden aan de
verdere implementatie van deze afspraken.
In het arbeidsvoorwaardenakkoord is al afgesproken dat medewerkers aan het einde van
hun loopbaan een passend pakket van werkzaamheden kunnen krijgen, waarbij rekening
wordt gehouden met hun mogelijkheden. Zo kunnen oudere agenten hun kennis en ervaring
blijven inzetten, zoals voorgesteld in de motie van het Lid Van Kooten-Arissen c.s.15 In dit kader is tevens de mogelijkheid gecreëerd om operationele politiemedewerkers
op basis van een tijdelijke aanstelling tot het bereiken van de AOW-leeftijd in dienst
te houden. De wettelijke grondslag hiervoor treedt vanaf 1 januari 2020 in werking.
Bij bereiken van de AOW-leeftijd volgt ontslag, maar afhankelijk van de behoefte van
de organisatie en de mogelijkheden van het individu, bestaat de mogelijkheid van een
nieuwe tijdelijke aanstelling na het bereiken van de AOW-leeftijd.
Tevens is met de vakbonden afgesproken dat operationele medewerkers die overstappen
naar een niet-operationele functie vijf jaar getraind en beschikbaar blijven voor
operationele diensten. Gelet op de roosterdruk op operationele medewerkers, steun
ik het van harte als er gebruik wordt gemaakt van deze optie.
Voorts is met de vakbonden afgesproken dat zelfroosteren steeds meer zal worden ingevoerd
bij de 24-uursdiensten. Zelfroosteren zorgt ervoor dat politiemedewerkers meer zeggenschap
krijgen over, en binding voelen met, hun eigen rooster. Ook leidt zelfroosteren tot
minder overlappende diensten. Ik onderzoek graag samen met vakbonden hoe we de inplanbaarheid
in de 24-uursdienst verder kunnen verbeteren, zodat er zo optimaal mogelijk gebruik
wordt gemaakt van de beschikbare capaciteit.
In het halfjaarbericht maakte ik al melding van de verkennende gesprekken die gevoerd
worden over een mogelijke vroegpensioenregeling voor de sector politie. Dat is voor
alle betrokkenen een niet gering dilemma. Enerzijds maken we geld vrij, zodat mensen
die dat willen langer, al dan niet aangepast, werk kunnen blijven doen en anderzijds
zou een dergelijke regeling de uitwerking hebben dat mensen financieel gestimuleerd
worden om juist eerder weg te gaan. Dat zo’n regeling een plek verdient in de sector
politie behoeft geen betoog; dat de huidige tijd dit niet makkelijker maakt, ook niet.
Tot slot
De huidige zware belasting van de politie onderstreept eens te meer dat structurele
versterking van de politiecapaciteit noodzakelijk is. De realiteit is dat uitbreiding
hiervan nu eenmaal tijd vergt. De komende tijd zal de druk op de politiecapaciteit
voelbaar blijven, bijvoorbeeld ook weer in het komende voorjaar, waarin tal van grote
evenementen plaatsvinden die relatief veel politiecapaciteit vergen. Maar er is wel
degelijk inmiddels ook zicht op herstel en uitbreiding. De effecten van de maatregelen
die wij sinds 2017 al getroffen hebben, worden steeds meer zichtbaar. Bij gelijkblijvende
omstandigheden zal na 2022 een grotere, sterk verjongde en meer diverse politie in
Nederland zijn, die wezenlijk beter is opgewassen tegen de uitdagingen van de toekomst.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid