Brief regering : Taakopdracht Werkgroep discontovoet
29 352 Waardering van risico's bij publieke investeringsprojecten
Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Het kabinet actualiseert in 2020 de discontovoet, en vraagt daarvoor zoals gebruikelijk
advies aan een onafhankelijke Werkgroep discontovoet, die begin 2020 aan het werk
zal gaan.
Bijgaand vindt u de taakopdracht voor deze werkgroep. Ik zal u te zijner tijd het
advies van deze werkgroep samen met de kabinetsreactie hierop toesturen.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Taakopdracht Werkgroep discontovoet
Onderwerp
Het kabinet zal in 2020 een besluit nemen over de (actualisatie van de) discontovoet.
De discontovoet wordt gebruikt in maatschappelijke kosten-batenanalyses (mkba’s).
Om de maatschappelijk baten van overheidsbeleid – investeringen of anderszins – af
te kunnen wegen tegen de maatschappelijke kosten van dit beleid is disconteren noodzakelijk.
De kosten en baten zullen immers niet altijd op hetzelfde moment optreden. Met de
discontovoet worden kosten of baten op verschillende momenten in de tijd onder één
noemer gebracht. Langetermijneffecten hebben minder gewicht dan kortetermijneffecten
bij het hanteren van een (positieve) discontovoet. Een euro in de toekomst is immers
minder waard dan een euro nu, en dit wordt nog versterkt door onzekerheid over de
toekomst.
De discontovoet is voor het laatst door het kabinet bepaald in 2015,1 en werd destijds in principe vastgezet voor een periode van 4 jaar. Daarnaast diende
de discontovoet te worden heroverwogen als er substantiële wijzigingen plaatsvonden
in de reële risicovrije marktrente, of er andere duidelijke indicaties waren van veranderende
rentes of risicopremies. Momenteel loopt de afgesproken periode van 4 jaar op zijn
einde. Ook zijn de rentes op kapitaalmarkten de afgelopen jaren verder gedaald. Het
CPB heeft daarom recent een actualisatie van de discontovoet geadviseerd.
Het advies van de Werkgroep discontovoet, die het kabinet hiervoor instelt, dient
zich met name te richten op de gepaste hoogte van de discontovoet, in het licht van
de ontwikkelingen op de kapitaalmarkten in de afgelopen periode. Deze ontwikkelingen
kunnen invloed hebben op beide componenten van de discontovoet, namelijk het risicovrije
deel en de risicopremie. Een analyse over de gepaste hoogte van beide componenten
is dus wenselijk.
De vorige Werkgroep discontovoet heeft daarnaast uitgebreid geadviseerd over de wenselijkheid
van de discontovoet voor verschillende beleidsterreinen, en sinds het vorige advies
zijn verschillende studies op dit gebied verschenen. Het kabinet acht het, mede gezien
de planning van het verzochte advies, niet noodzakelijk om een integrale analyse van
deze (of andere) beleidsterreinen te herhalen, maar vraagt de werkgroep wel om – waar
nodig – de specifieke discontovoeten te actualiseren op basis van beschikbare literatuur.
Dat geldt ook voor overige methodologische aspecten: als er relevante nieuwe (wetenschappelijke)
inzichten zijn, of de huidige beleidsmatige toepassing leidt tot knelpunten, dient
het advies die te adresseren.
Opdracht aan de werkgroep
De werkgroep wordt gevraagd een aanbeveling te doen over de te hanteren discontovoet,
gezien de genoemde recente ontwikkelingen op kapitaalmarkten. Voor de te hanteren
methodiek kan het advies van de vorige Werkgroep discontovoet als startpunt dienen,
waar nodig aangepast aan nieuwe (wetenschappelijke) inzichten. Het advies dient zowel
academisch onderbouwd te zijn, als (in de uitwerking) goed toepasbaar te zijn in de
beleidspraktijk.
Specifieke vragen:
• Wat is een gepaste hoogte van de discontovoet in de komende periode? Wat is daarbij
de invloed van de ontwikkelingen op de kapitaalmarkten op zowel de risicovrije discontovoet
en de risicopremie?
• Zijn er nieuwe inzichten die vragen om een actualisatie van de discontovoet voor specifieke
beleidsterreinen?
• Voldoet de methodologie zoals in 2015 vastgesteld of zijn er nieuwe inzichten die
vragen om een aanpassing daarvan?
Organisatie van het onderzoek
• De werkgroep zal een technisch karakter hebben en bestaan uit vertegenwoordigers van
verschillende ministeries, namelijk FIN, AZ, SZW, EZK, IenW, OCW, BZK en VWS. Ook
het CPB, DNB en PBL zullen als onafhankelijke experts deelnemen aan de werkgroep.
Het staat de werkgroep vrij om externe expertise te betrekken.
• De werkgroep wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter.
• Het interdepartementale kernteam MKBA wordt periodiek geïnformeerd over het onderzoek.
• De werkgroep zal haar advies uitbrengen in het voorjaar van 2020. De omvang van het
rapport is maximaal 30 bladzijdes, exclusief samenvatting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën