Brief regering : Derde Voortgangsrapportage Wet Cliëntrechten bij elektronische verwerking van gegevens
27 529 Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in de Zorg
Nr. 209
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Op 4 oktober 2016 heeft uw Kamer de Wet cliëntrechten bij elektronische verwerking van gegevens in de zorg1 aangenomen. Hierbij is toegezegd dat beide Kamers jaarlijks geïnformeerd zullen worden
over de voortgang van de wet. De eerste voortgangsrapportage stuurde ik op 12 december
2017 naar uw Kamer (Kamerstuk 27 529, nr. 152) en de tweede voortgangsrapportage ontving uw Kamer op 20 december 2018 (Kamerstuk
27 529, nr. 167). Deze brief vormt de derde voortgangsrapportage en betreft de periode december 2018
tot en met november 2019.
De Wet cliëntrechten bij elektronische verwerking van gegevens in de zorg is opgenomen
in de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg (Wet BSN-z) en deze heeft daardoor
een nieuwe titel gekregen, namelijk de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens
in de zorg (Wabvpz)2. De Wabvpz regelt de randvoorwaarden voor elektronische gegevensuitwisseling in de
zorg en de beschikbaarheid van gegevens via een elektronisch uitwisselingssysteem.
In mijn vorige rapportage heb ik u gemeld dat het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders3 in werking is getreden waarin technische en organisatorische eisen4 zijn opgenomen die gelden voor gegevensverwerking in de zorgsector. Daarnaast heb
ik uw Kamer de onderzoeksresultaten van de eerste onderzoeksfase van het programma
Gespecificeerde Toestemming Structureel (GTS) gemeld. Inmiddels is uw Kamer geïnformeerd
over de uitkomsten van het onderzoek door het programma GTS middels de brief5 die ik uw Kamer deed toekomen. Deze voortgangsrapportage heeft daarom raakvlakken
met de brief betreffende GTS.
In deze voortgangsrapportage zal ik ingaan op de artikelen die in werking treden op
1 juli 2020: artikel 15d en artikel 15e. Daarnaast geef ik voortgang op de onderwerpen
waar ontwikkelingen te melden zijn: gespecificeerde toestemming, elektronisch uitwisselingssystemen,
digitale toegang, elektronische inzage of elektronisch afschrift en logging.
Gespecificeerde toestemming
Op 4 oktober jl. heb ik beide Kamers geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek
door het programma Gespecificeerde Toestemming5. In mijn brief heb ik aangegeven dat de inwerkingtreding van het artikel 15a, lid
2 en artikel 15c lid 2 van de Wabvpz op 1 juli 2020 niet haalbaar is. Ik ben met het
veld in gesprek over de herijking van gespecificeerde toestemming, zowel juridisch
als technisch en functioneel. In de eerste helft van 2020 doe ik samen met het veld
uw Kamer een voorstel voor deze herijking van de invoering van gespecificeerde toestemming
op basis van de in de brief genoemde adviezen (inclusief het ATR advies). Daarbij
besteed ik ook aandacht aan de implementatie in de zorgpraktijk en de wetgeving die
nodig is bijvoorbeeld voorzieningen die nodig zouden kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld
aan een eventuele toestemmingsvoorziening die werkt op basis van het BSN.
Elektronische uitwisselingssystemen
Elektronische gegevensuitwisseling wordt in de komende jaren nog meer onmisbaar in
de zorg. Als analoge uitwisseling van gegevens is toegestaan binnen de behandelrelatie,
is het onwenselijk dat voor elektronische uitwisseling van deze gegevens aanvullende
toestemming moet worden gegeven.
De Wabvpz verstaat onder elektronische uitwisselingssystemen elektronische gegevensuitwisseling
die zo is ingericht dat er patiëntgegevens worden klaargezet voor onbekend later gebruik
door nog onbekende raadplegende zorgverleners waarvan op voorhand niet bekend is of
deze betrokken (zullen) zijn bij de behandeling (dit leidt tot doorbreking van beroepsgeheim
door zorgverlener die gegevens beschikbaar maakt met alleen toestemming van de patiënt
als grondslag). Het verwarrende is dat de wet dus onder «uitwisselingssysteem» niet
alle uitwisseling schaart, maar alleen die waarin sprake is van een specifieke infrastructurele
invulling. Door deze invulling vereisen deze systemen (gespecificeerde) toestemming.
Daarbij is deze gespecificeerde toestemming dus niet (persé) gekoppeld aan de behandelrelatie
en heeft cliënt vaak slechts beperkte inzage in de raadplegingen door zorgverleners,
namelijk alleen door het actief opvragen van de logging. Dit is een onwenselijke situatie.
Daarom onderzoek ik samen met het veld of er gebruiksvriendelijke, juridisch houdbare
manieren zijn om betrokken zorgverleners toestemming te verlenen in de context van de actuele behandelrelatie. En of deze toestemming
de basis kan zijn voor raadpleging van patiëntgegevens via elektronische uitwisselingsystemen.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of deze werkwijze (gekoppeld
aan inzage van de logging achteraf voor de cliënt) voldoende waarborgen biedt voor
de privacy om de gespecificeerde toestemming te kunnen vervangen. Uitgangspunt van
deze verkenning is dat een zorgverlener die een behandelrelatie heeft met een patiënt,
de relevante zorggegevens kan inzien waar en wanneer dat nodig is voor de behandeling.
De uitkomst van deze verkenning stuur ik voor het zomerreces naar uw Kamer.
Digitale toegang
Medische gegevens zijn privacygevoelige gegevens. Het zeker weten van het antwoord
op de vragen «wie ben ik en wat mag ik» is daarom extra belangrijk als het gaat om online toegang tot iemands medische gegevens.
Daarvoor zijn inlogmiddelen op voldoende betrouwbaarheidsniveau noodzakelijk, die
door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gerealiseerd
moeten worden. De Staatssecretaris van BZK heeft de wet Digitale overheid, die hiervoor
de kaders biedt, aan uw Kamer aangeboden en toegezegd om zich tot het uiterste in
te spannen dat eind 2020 inlogmiddelen op een hoger betrouwbaarheidsniveau («substantieel»)
breed beschikbaar zijn. Over de voortgang van digitale toegang wordt u door de Staatssecretaris
van BZK periodiek geïnformeerd (zie de laatste brief6 van 23 september 2019 aan de Tweede Kamer). De Autoriteit Persoonsgegevens heeft
aan mij bij brief van 4 oktober 2018 gemeld dat zodra er een breed beschikbaar inlogmiddel
op niveau substantieel aanwezig is dit middel gebruikt moet worden. Daarom is het
cruciaal dat de inlogmiddelen en voorzieningen beschikbaar komen en de zorg daar vanaf
2020 op aan kan sluiten, zoals de wet Digitale Overheid ook zal verplichten.
Gelet op de veelheid van digitale diensten in de zorg is het noodzakelijk om het aansluiten
van al deze partijen op een slimme en betaalbare wijze te regelen. Hierover ben ik
in nauw overleg met het Ministerie van BZK. Ik zal, gezien het belang van veilig inloggen
voor het voort kunnen gaan van de digitalisering in de zorg, uw Kamer informeren over
de voortgang.
Elektronische inzage en elektronisch afschrift
Op 1 juli 2020 treedt artikel 15d van de Wabvpz in werking, over het recht op elektronische
inzage en elektronisch afschrift. Het betreft hier inzage of afschrift van het dossier
van de betreffende cliënt of van diens gegevens die de zorgaanbieder via een elektronisch
uitwisselingssysteem beschikbaar stelt. Het is vanzelfsprekend dat een persoon recht
heeft op elektronische inzage en een elektronisch afschrift van zijn eigen medische
gegevens. De WGBO geeft mensen al het recht op inzage of afschrift, zij het op papier
of bij de zorgverlener op het scherm. Ook onder de AVG kan een persoon al informatie
in een gangbare elektronische vorm krijgen als het verzoek elektronisch wordt ingediend.
Op het moment van vaststelling van de artikelen in de Wabvpz was de AVG nog niet van
kracht. De Wabvpz is een verbijzondering van de algemene rechten uit de AVG specifiek
voor de zorg en elektronische gegevensuitwisseling.
De Wabvpz schrijft de vorm niet voor waarop elektronische inzage of een elektronisch
afschrift moet worden ontsloten. Bij elektronische inzage kan gedacht worden aan beveiligde
zorgportalen die steeds meer zorgaanbieders beschikbaar stellen, de beweging die leeft
rondom de Persoonlijke GezondheidsOmgevingen (PGOs) en ontsluiting van zorggegevens
naar een PGO of dat een persoon gegevens digitaal inziet bij een zorgaanbieder. Een
ander voorbeeld van elektronische inzage is bijvoorbeeld de website volgjezorg.nl.
Net zoals bij elektronische inzage is ook de vorm voor elektronisch afschrift niet
voorgeschreven, dit mag bijvoorbeeld ook een pdf-bestand zijn. Het recht op een elektronisch
afschrift op grond van de Wabvpz betekent dat zorgaanbieders een voorziening moeten
hebben waarmee zeker is dat het afschrift langs een beveiligde weg bij de juiste persoon
terecht komt. Hierbij kan gedacht worden aan het per e-mail versturen van een link
naar een beveiligde website waar het afschrift beschikbaar wordt gesteld. Het afschrift
kan ook in de vorm van een USB-stick met pdf-bestanden worden verstrekt.
Artikel 15d, lid 2 geeft specifiek aandacht aan de gegevensuitwisseling rondom zelfmedicatie.
Het is nu al mogelijk dat mensen hun zelfzorgmedicatie laten opnemen bij hun gegevens
bij de apotheek. Alle geneesmiddelen die zijn opgenomen in de Geneesmiddelen Standaard
(G-standaard) kunnen in het dossier bij de apotheek worden geregistreerd. Zelfzorgproducten
zijn opgenomen in de G-standaard. De G-standaard kent een grote dekking in het zorgveld.
Net zoals bij een Uitsluitend op Recept verkrijgbaar middel (UR-middel) moet het zelfzorgmedicijn wel voorkomen in de G-standaard om te kunnen
opnemen in het dossier van de persoon en om deze gegevens te kunnen uitwisselen met
andere zorgaanbieders.
In artikel 15d, lid 3 van de Wabvpz is geregeld dat elektronische inzage en elektronische
afschrift van het dossier of van de gegevens die via een elektronisch uitwisselingssysteem
beschikbaar zijn gesteld, kosteloos worden verstrekt.
Logging
Artikel 15e van de Wabvpz zal ook op 1 juli 2020 in werking treden, hierin wordt ingegaan
op logging en specifiek wat voor loggingsinformatie ook moet worden opgenomen in een
afschrift, in aanvulling op de al bestaande plicht tot logging op grond van de AVG.
Zoals eerder aangehaald is het Besluit elektronische gegevensverwerking door zorgaanbieders in januari 2018 in werking getreden waarin specifieke functionele, technische en
organisatorische eisen aan elektronische gegevensuitwisseling zijn gesteld. In een
van de opgenomen eisen, de NEN 7513, wordt beschreven wat er aan logging beschikbaar
moet zijn en aspecten zoals wie wanneer welk dossier heeft geraadpleegd of veranderd.
Dit sluit aan bij artikel 15e van de Wabvpz. Begin 2020 zal ik onderzoeken hoever
zorgaanbieders zijn met de implementatie van NEN 7513 en wat er nodig is om de loggingsgegevens
elektronisch te ontsluiten.
Tijdens het Algemeen Overleg (AO) van 9 oktober 2019 is het idee aangedragen dat een
patiënt achteraf een melding krijgt als een zorgverlener het medisch dossier heeft
geraadpleegd (Kamerstuk 27 529, nr. 195). De ATR heeft geadviseerd om het vertrouwen dat cliënten hebben in hun zorgverleners
als uitgangspunt te nemen. Cliënten moeten er van uit kunnen gaan dat zorgverleners
zich verbonden voelen aan hun belang en privacy, en dat zorgverleners uitsluitend
gegevens over hun cliënten delen in overeenstemming met hun eed en professionele protocollen,
dat wil zeggen alleen wat nodig is in het kader van de behandelrelatie. Dit vertrouwen
en de zeggenschap van cliënten over hun gegevens kan volgens de ATR bestaan wanneer
cliënten daarbij de mogelijkheid hebben om achteraf zelf vast te stellen welke zorgverleners
hun gegevens hebben ingezien.
Er bestaan al verschillende oplossingen voor cliënten om zich achteraf te informeren
over raadpleging van hun medische gegevens door zorgverleners. Zo bestaat deze mogelijkheid
al voor raadpleging van gegevens via het LSP. Elke keer als gegevens worden uitgewisseld
tussen zorgaanbieders via het LSP kunnen patiënten via volgjezorg.nl een melding ontvangen,
als deze optie is aangezet door hen. Ook als een zorgaanbieder de verleende toestemming
voor uitwisseling via het LSP heeft verwerkt, kunnen patiënten een melding ontvangen
als zij hiervoor gekozen hebben. In regionale netwerken die gebruik maken van uitwisselingssystemen
is deze inzagefunctie nog niet overal standaard geïmplementeerd. Deze gegevens kunnen
wel op aanvraag verkregen worden. Bij de herijking van de invoering van gespecificeerde
toestemming zal ik hier nader op in gaan.
Bij de inwerkingtreding van de artikelen 15d en 15e van de Wabvpz zal in het eerste
halfjaar van 2020 aanvullende informatie worden gegeven aan het zorgveld. Daarnaast
blijft de AVG-helpdesk7 informatie en kennis delen en toegankelijk houden voor alle medewerkers in het zorgveld.
Ook doe ik uw Kamer in 2020 een voorstel over de herijking van de invoering van gespecificeerde
toestemming. Verder zal ik uw Kamer in 2020 informeren over de voortgang op digitale
toegang.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben over de implementatie
van de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens in de zorg welke
is ondergebracht in de Wabvpz. Volgend jaar zal ik u verder informeren over de voortgang.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Indieners
-
Indiener
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.