Brief regering : Uitstel uitvraag concurrentie bloedanalysediensten hielprikscreening
29 323 Prenatale screening
Nr. 131 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Vrijwel alle pasgeborenen in Nederland nemen deel aan de neonatale hielprikscreening.
Het doel van de neonatale hielprikscreening is het tijdig opsporen van zeldzame aandoeningen,
waardoor ernstige schade aan de lichamelijke en/of geestelijke ontwikkeling van het
kind voorkomen of beperkt kan worden. Hiermee kan dus gezondheidswinst voor het kind
geboekt worden. Op dit moment wordt er op 22 verschillende aandoeningen gescreend.
In mijn brief aan uw Kamer op 21 december 2017 (Kamerstuk 29 323, nr. 120), heb ik mijn voornemen kenbaar gemaakt om de neonatale hielprikscreening uit te
breiden tot 31 aandoeningen, conform het Gezondheidsadvies van 8 april 2015 Neonatale hielprikscreening: nieuwe aanbevelingen. Op 28 oktober jl. informeerde ik uw Kamer over mijn besluit om ook Spinale Musculaire
atrofie (SMA) toe te voegen aan de hielprikscreening (Kamerstuk 29 323, nr. 130). Met dit succesvolle programma worden er nu jaarlijks 180 kinderen met ernstige
aandoeningen opgespoord, na de uitbreidingen zal dit naar verwachting oplopen tot
jaarlijks ongeveer 220 kinderen.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) coördineert de neonatale
hielprikscreening. Het RIVM heeft hiertoe overeenkomsten gesloten met vier laboratoria
voor de bloedanalyses (de bloedanalysediensten). Het Centrum Gezondheidsbescherming
van het RIVM, afdeling Biologicals, Screening & Innovation (BSI) fungeert als vijfde
laboratorium en tevens als referentielaboratorium. De bloedanalyses dienen zeer zorgvuldig
uitgevoerd te worden. Onzorgvuldigheid kan ertoe leiden dat aandoeningen niet of niet
bijtijds worden opgespoord met alle gezondheidsrisico’s voor pasgeborenen van dien.
Omdat de bloedanalysediensten marktpartijen zijn, is concurrentiestelling aan de orde.
Op 24 juni 2016 informeerde mijn ambtsvoorganger Minister Schippers, uw Kamer over
haar besluit om overbruggingsovereenkomsten te sluiten met de bloedanalysediensten
tot 31 december 2021 en daarmee de concurrentiestelling uit te stellen. Het zou namelijk
aanzienlijke risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengen om de bloedanalysediensten
op dat moment in concurrentie uit te vragen. Dit besluit liet zich rechtvaardigen
met een beroep op de in artikel 52 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie verwoorde grond volksgezondheid.
Sinds het afsluiten van de overbruggingsovereenkomsten heeft het RIVM nader verkend
welke stappen noodzakelijk zijn om de aanbesteding van de bloedanalysediensten uit
te voeren met de noodzakelijke waarborgen voor de kwaliteit van de uitvoering, een
marktconsultatie gehouden en voorbereidingen getroffen voor de daadwerkelijke aanbesteding.
Het is de verwachting dat de hielprikscreening in de toekomst een meer dynamisch karakter
zal krijgen, bijvoorbeeld doordat er regelmatiger bekeken zal worden of aandoeningen
toegevoegd kunnen worden (zoals onlangs het geval was met SMA). Dit meer dynamische
karakter vereist een verdergaande mate van flexibiliteit van de bloedanalysediensten.
Dit dient al in de aanbesteding te worden geborgd.
Het RIVM heeft aangegeven met de kennis van nu meer tijd nodig te hebben om de behoeftestelling
ten behoeve van de aanbesteding zorgvuldig te definiëren en deze flexibiliteit te
realiseren. Daarnaast is hiervoor expertise uit het veld nodig, terwijl er op dit
moment veel beroep op de betreffende experts wordt gedaan voor de lopende uitbreidingen.
Het RIVM heeft aangegeven het op dit moment noodzakelijk te achten om de overbruggingsovereenkomsten
met in totaal drie jaar te verlengen. Als er nu aanbesteed wordt voor nieuwe overeenkomsten
met bloedanalysediensten per 1 januari 2022, zijn er risico’s dat deze nieuwe overeenkomsten
te kort schieten voor wat betreft de kwaliteitsborging van de dienstverlening en dat
ze, vanwege een gebrek aan beschikbare expertise in de voorbereiding, belemmeringen
opwerpen om in de toekomst verbeteringen in het programma door te voeren als (technologische)
ontwikkelingen daartoe mogelijkheden bieden. Dit leidt wederom tot risico’s voor de
volksgezondheid.
Gezien deze risico’s heb ik besloten om het RIVM de overbruggingsovereen-komsten met
twee jaar te laten verlengen tot 31 december 2023. Deze verlengingsoptie is voorzien
in de overbruggingsovereenkomsten die het RIVM na het besluit van voormalig Minister
Schippers heeft gesloten met de bloedanalysediensten en laat zich rechtvaardigen met
een beroep op artikel 52 VWEU. Met deze verlenging heeft het RIVM meer tijd om de
aanbesteding zo vorm te geven dat de kwaliteit en flexibiliteit van het programma
voldoende geborgd zijn. Mocht na deze verlenging blijken dat hiervoor nog meer ruimte
nodig is, kan het RIVM gebruikmaken van een tweede verlengingsoptie, eveneens van
twee jaar, en een derde verlengingsoptie van één jaar in de overbruggingsovereen-komsten.
De verlenging zal niet langer zijn dan strikt noodzakelijk. Het RIVM kan de overbruggingsovereenkomsten
per kwartaal beëindigen zodra na het uitvoeren van de aanbesteding duidelijk is wanneer
de nieuwe gecontracteerde partijen kunnen starten. Ik zal hierover met het RIVM in
gesprek blijven.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport