Brief regering : Evaluatie Transparantieregister Zorg
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 241 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 5 november 2019 (Kamerstuk 29 477, nr. 629) heb ik toegezegd de Tweede Kamer voor het einde van het jaar de evaluatie van het
Transparantieregister Zorg (TRZ) toe te zenden. De opdracht voor de evaluatie van
het TRZ heb ik toegekend aan het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM).
Zoals ik de Kamer in april van dit jaar heb bericht, was de evaluatie van het TRZ
met name gericht op de geneesmiddelensector. Ik heb het IVM echter gevraagd ook onderzoek
te doen naar de eerste ervaringen van de hulpmiddelensector met het verbod op gunstbetoon
en het register1.
Het IVM heeft geëvalueerd of het TRZ doeltreffend en effectief is: of de informatie
in het TRZ actueel, juist en volledig is, en of de informatie toegankelijk is voor
gebruikers. Daarnaast zijn onderzocht de bedoelde en onbedoelde effecten van het TRZ
op bedrijven, zorgprofessionals, zorginstellingen, patiëntenorganisaties en het publiek.
Enkele onderwerpen die gedurende het onderzoek relevant bleken maar die buiten de
primaire onderzoeksvraag vielen, zijn in een apart hoofdstuk 10 opgenomen.
In deze brief ga ik eerst in op de Evaluatie van het Transparantieregister Zorg2, en daarna op het deelrapport «Ervaringen medische hulpmiddelensector met het wettelijk
verbod op gunstbetoon en met het Transparantieregister Zorg»3.
Evaluatie Transparantieregister Zorg
Het TRZ is in 2012 opgericht door de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR). In
de CGR nemen de koepelorganisaties van fabrikanten, ziekenhuizen, artsen, apothekers,
verpleegkundigen en physician assistents deel. De CGR kent een gedragscode voor gunstbetoon,
die de basis vormt voor de verplichte melding van financiële transacties in het TRZ.
Het TRZ is dus een register dat berust op zelfregulering van de sector. Doelstelling
van het TRZ is om aan het algemene publiek inzicht te geven in financiële relaties
tussen bedrijven in de genees- en hulpmiddelensector en zorgverleners, zorginstellingen
en patiëntenorganisaties. De uitvoering van het register is ondergebracht bij een
onafhankelijke Stichting TRZ. De KNMG verzorgt en onderhoudt het ICT-datasysteem van
het TRZ.
Gunstbetoon is het aanbieden van geld, goederen of diensten met het kennelijke doel
het voorschrijven van genees- of hulpmiddelen te bevorderen. Gunstbetoon is als hoofdregel
verboden in de Geneesmiddelenwet en in de Wet op de Medische Hulpmiddelen. Onder voorwaarden
zijn bepaalde vormen van gunstbetoon wel toegestaan. De Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) houdt hierop toezicht. De genees- en hulpmiddelenwetgeving kent niet
een verplichting tot het instellen van een (transparantie)register. De Wet BIG kent
sinds 2018 wel een verplichting tot jaarlijkse evaluatie van het TRZ. De IGJ en de
CGR hebben samenwerkingsafspraken en wisselen informatie uit.
Het IVM concludeert dat de gegevens in het TRZ volledig en juist zijn volgens de normen
van de CGR. Die conclusie is gebaseerd op interviews met de betrokken organisaties
en met de IGJ, op een uitgevoerde 180 graden vergelijking met openbare bronnen, en
op een vergelijking met het Belgische transparantieregister. Het IVM constateert dat
het grootste deel van de meldingen in het TRZ gaat over sponsoring en dienstverlening
in ziekenhuizen.
Het is weliswaar mogelijk de gewenste informatie in het TRZ op te zoeken, maar de
website kan toegankelijker en gebruikersvriendelijker. Het IVM doet daartoe een zevental
aanbevelingen.
De bekendheid van het TRZ bij het algemene publiek is klein. De effecten van het TRZ
op het algemene publiek worden daarom gering geacht.
Het bedrijfsleven ervaart de verplichte meldingen aan het TRZ als arbeidsintensief.
Aan de andere kant vloeien min of meer dezelfde verplichtingen ook voort uit de gedragscodes
van het CGR, de EFPIA4, en uit de verplichting tot het voeren van een financiële administratie.
Het algemene beeld is volgens het IVM voorts dat bedrijven, ziekenhuizen, medisch
specialisten en andere zorgverleners geen problemen hebben met openbaarmaking van
en media-aandacht voor financiële transacties, en dat die ook niet van invloed zijn
op het aangaan van financiële relaties of op de hoogte van de bedragen. Dit geldt
ook voor de sponsoring van patiëntenorganisaties.
In hoofdstuk 10 van de evaluatie worden enkele onderwerpen besproken die buiten de
oorspronkelijke onderzoeksvraag liggen. Tot de financiële relaties die nu niet in
het TRZ zijn opgenomen behoren de gegevens rondom klinisch onderzoek. Het IVM beveelt
aan om te onderzoeken of de gegevens uit het TRZ en het Nederlandse trialregister
kunnen worden gekoppeld.
In het TRZ zijn financiële transacties boven de € 500,00 tussen industrie en zorgverleners
opgenomen. Het IVM beveelt aan om de juistheid van keuze voor dit bedrag nader te
analyseren.
Het IVM concludeert dat de transparantie op meerdere punten kan worden vergroot door
meer gegevens te melden, het niveau van de transacties inzichtelijker te maken en
de zoekfunctie anders in te richten.
Eerste ervaringen hulpmiddelensector met verbod op gunstbetoon en met het TRZ
Het IVM heeft interviews gehouden met koepelorganisaties en een aantal leveranciers
van hulpmiddelen. De hulpmiddelensector is zeer divers en omvangrijk, en in vele opzichten
onvergelijkbaar met de geneesmiddelensector. Daarnaast is het verbod op gunstbetoon
nog maar kort geleden ingevoerd. Dit betekent dat uit deze eerste peiling door het
IVM nog niet een volledig en eenduidig beeld kan worden gegeven of dat algemene conclusies
kunnen worden getrokken.
Het wettelijk verbod op gunstbetoon gaat bij productgerelateerde bijeenkomsten die
bedrijven zelf geven verder dan de gedragscode. Zorgverleners zijn daardoor minder
bereid om trainingen te volgen, Ook brengt het extra administratieve lasten mee, omdat
de bedrijven de zorgverleners moeten laten meebetalen.
De stichting Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) en de brancheorganisaties hebben
veel wisselende reacties van hulpmiddelbedrijven over het melden in het TRZ vanaf
2017 gehad. Er is nog niet een eenduidig beeld over de mate waarin hulpmiddelbedrijven
dienstverleningsovereenkomsten en sponsorcontracten melden bij het TRZ. Er is nog
sprake van een «leerproces».
Het algemene beeld dat naar voren komt in de interviews is wel dat de GMH en de in
de GMH vertegenwoordigde brancheorganisaties voortvarend aan de slag zijn gegaan met
het wettelijk verbod op gunstbetoon en met het melden van financiële relaties in het
TRZ. De indruk bestaat dat leveranciers van hulpmiddelen actief bezig zijn met het
voldoen aan de vereisten van het wettelijk verbod.
De IGJ heeft in het kader van haar toezichtfunctie op gunstbetoon dienstverleningsovereenkomsten
tussen leveranciers van hulpmiddelen en zorgprofessionals onderzocht. Er bleken altijd
dienstverleningscontracten aanwezig te zijn. De overeenkomsten bleken in grote lijnen
te kloppen.
Bij mijn bovengenoemde brief van april 2019 heb ik de Kamer ook het «Actieplan GMH
2019» toegezonden. Dit actieplan bevat de nodige initiatieven om de naleving van transparantieregels
te bevorderen.
Conclusie
Met deze brief en de bijgaande evaluatie doe ik de Kamer verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van het Transparantieregister Zorg, zoals opgenomen in artikel 13 van
de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Uit de evaluatie blijkt dat het TRZ op hoofdlijnen goed functioneert en doeltreffend
is, maar dat ook verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn. Het TRZ levert een belangrijke
bijdrage aan de transparantie van financiële transacties in de zorg in Nederland.
Ik heb waardering voor de inspanningen die door de bij het TRZ aangesloten partijen
zijn geleverd. Ik roep deze partijen op om de aanbevelingen van het IVM ter harte
te nemen, zodat daardoor het TRZ ook door het algemene publiek vaker geraadpleegd
gaat worden. Ik zal daarnaast met de betrokken partijen een bestuurlijk overleg organiseren
over de evaluatie van het IVM.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg