Brief regering : Kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: ‘Vrij zijn om niet te geloven’
35 264 Initiatiefnota van het lid Sjoerdsma: Vrij zijn om niet te geloven
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Hierbij bied ik u de kabinetsreactie aan op de initiatiefnota van het lid Sjoerdsma:
«Vrij zijn om niet te geloven» (Kamerstuk 35 264, nr. 2). Het kabinet waardeert de voortdurende betrokkenheid van uw Kamer bij de mensenrechten
in het algemeen en in het bijzonder – via deze initiatiefnota – bij het recht op vrijheid
van religie en levensovertuiging, en de daarmee verbonden rechten op vrijheid van
meningsuiting en het recht op gelijke behandeling.
Met interesse heeft het kabinet kennisgenomen van de initiatiefnota waarin de initiatiefnemer
aandacht vraagt voor de kwetsbare positie van niet-gelovigen en andersdenkenden, een
groep die net als religieuze minderheden in veel landen achtergesteld en vervolgd
wordt. Volgens de initiatiefnemer is Nederland bij uitstek gepositioneerd om zich
in te spannen voor de rechten en veiligheid van deze groep. De initiatiefnemer doet
dertien voorstellen voor politieke en diplomatieke acties die Nederland zou kunnen
ondernemen. In deze brief reageert het kabinet op elk van de voorstellen in de initiatiefnota.
Daarnaast ga ik in deze brief in op de uitkomsten van de verkenning over de toekomst
van de Mensenrechtentulp, zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens het notaoverleg mensenrechten
op 5 november 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 228).
Nederlandse inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging
Algemeen
Nederland heeft sinds 2007 het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging
als prioriteit in het buitenlandse mensenrechtenbeleid. Zoals toegelicht in de actualisering
van het mensenrechtenbeleid in de Mensenrechtenrapportage 2017 (Kamerstuk 32 735 nr. 198) is de Nederlandse inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging gericht op
de bescherming van het recht van iedereen om zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke
keuze te maken. Daaronder valt ook het recht van geloof te kunnen veranderen of zonder
religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging te leven. Daarbij maakt Nederland geen
onderscheid tussen religieuze groeperingen onderling of tussen theïstische, non-theïstische
en atheïstische levensovertuigingen. De aanbeveling van de initiatiefnemer dat Nederland
zich actief blijft inzetten voor de universele rechten van kwetsbare groepen zoals
ongelovigen en andersdenkenden ziet het kabinet dan ook als ondersteuning van staand
beleid.
Het kabinet heeft het buitenlands mensenrechtenbeleid geïntensiveerd, onder meer op
het gebied van de vrijheid van religie en levensovertuiging conform moties Voordewind
c.s. (Kamerstuk 33 694, nr. 13 en Kamerstuk 34 775 V, nr. 29). In de Kamerbrief van 30 oktober 2018 heeft het kabinet nader toegelicht hoe de
intensivering van het mensenrechtenbeleid vorm heeft gekregen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). De intensivering op het terrein van vrijheid van religie en levensovertuiging heeft
als inzet de discriminatie en vervolging op basis van religie of levensovertuiging
tegen te gaan met bijzondere aandacht voor de situatie van kwetsbare groepen, zoals
vrouwen en meisjes en LHBTI’s. Onder kwetsbare groepen vallen – zoals hierboven aangegeven
– dus ook ongelovigen of andersdenkenden. Het kabinet heeft derhalve door middel van
intensivering de beleidsmatige en financiële inzet vergroot voor de universele rechten
van individuen uit alle geloofs- of overtuigingsgroepen die onder druk staan, of dat
nu christelijke minderheden zijn, moslimminderheden, of mensen die worden vervolgd
vanwege een niet-godsdienstige levensbeschouwing.
Belangrijke exponent van deze intensivering is – naast o.a. enkele nieuwe projecten
in het kader van het Mensenrechtenfonds – de recente organisatie van de zevende bijeenkomst
van het Istanbul Process, via de «No Tolerance for Intolerance» Conferentie in Den Haag. Op deze conferentie wordt hieronder nader ingegaan.
Hieronder gaat het kabinet in op de specifieke voorstellen die in de initiatiefnota
worden gedaan.
Bilaterale inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging
(Positie niet-gelovigen in Ministeriele bezoeken/diplomatieke ontmoetingen (1), in
dialoogactiviteiten van ambassades (2), via het Mensenrechtenfonds en andere fondsen
(3), via het bijwonen van rechtszaken (4), tijdens Ambassadeursconferentie (6) en
in het werk van de speciaal gezant religie en levensovertuiging (11))
De initiatiefnemer doet een reeks voorstellen om de positie en rechten van niet-gelovigen
en andersdenkenden in bilateraal verband te versterken. Op bilateraal vlak stelt de
initiatiefnemer onder meer voor de positie van niet-gelovigen en andersdenkenden aan
de orde te stellen bij diplomatieke bezoeken, in activiteiten van ambassades, waaronder
het bijwonen van rechtszaken, tijdens de jaarlijkse Ambassadeursconferentie, en via
het Mensenrechtenfonds en andere fondsen.
Tijdens ministeriële bezoeken en andere bilaterale contacten brengt Nederland met
regelmaat de positie op van kwetsbare groepen die vervolgd worden vanwege hun religie
of levensovertuiging. Hieronder valt vanzelfsprekend ook de bescherming van niet-gelovigen
en andersdenkenden. Vorig jaar stelde Nederland de vrijheid van religie en levensovertuiging
onder andere aan de orde in gesprekken met Irak. Ook heeft Nederland de positie van
niet-gelovigen in den brede onder de aandacht gebracht tijdens de door de Verenigde
Staten belegde conferentie ter bevordering van religieuze verdraagzaamheid in juli
2019.
De mensenrechtenambassadeur benoemt waar mogelijk de kwetsbare positie van ongelovigen
of andersdenkenden in bilaterale of politieke contacten met landen. Zo heeft de mensenrechtenambassadeur
onlangs in haar openingsspeech voor de Asma Jahangir Conferentie – Roadmap for Human Rights op 19 oktober jl. in Pakistan de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten benoemd, waaronder
de vrijheid van religie en levensbeschouwing voor iedereen. Zij benadrukte dat dit
recht inclusief de vrijheid is om niet te geloven of van geloof te veranderen. Daarnaast
sprak de mensenrechtenambassadeur met de Pakistaanse secretaris-generaal van Buitenlandse
Zaken, de Minister van Mensenrechten, de Minister van Religieuze Zaken & Interreligieuze
Harmonie en de procureur-generaal over blasfemie en met de Minister van Mensenrechten
over de doodstraf. Daarnaast is de situatie van diverse religieuze groepen, evenals
niet-gelovigen, in het Midden-Oosten opgebracht tijdens het bezoek van een vorige
mensenrechtenambassadeur aan Israël en de Palestijnse Gebieden in 2018.
Ook de speciaal gezant voor religie en levensovertuiging, die is aangesteld conform
de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 35 000 V, nr. 26), zet zich hiervoor actief in. Net als de mensenrechtenambassadeur zal de speciaal
gezant voor religie en levensovertuiging in gesprekken met zowel overheden als met
het maatschappelijk middenveld aandacht vragen voor het recht op apostasie of om van
geloof te veranderen. Dit deed hij onlangs tijdens een conferentie in Brussel (oktober
2019) en in Boedapest (november 2019), alsook via sociale media.
Het voorstel van de initiatiefnemer dat ambassades kunnen bijdragen aan het bespreekbaar
maken van de gelijke rechten en bescherming van ongelovigen is in lijn met de huidige
Nederlandse inzet. Zo zetten ambassades zich al in voor het betrekken van niet-gelovigen
en andersdenkenden bij evenementen en dialogen en nemen actief deel aan dergelijke
evenementen. Een voorbeeld hiervan is de regionale conferentie «Contemporary Issues of Freedom of Religion or Belief in Armenia, Georgia and beyond» in mei 2019 waar de Nederlandse ambassadeur sprak en een breed maatschappelijk middenveld
aanwezig was. Overigens zijn niet-gelovigen hierbij regelmatig niet als groep georganiseerd
en kiezen zij anderen als hun vertegenwoordiger.
Ook steunen ambassades al mensenrechtenverdedigers en ngo’s die zich inzetten voor
de rechten van niet-gelovigen. Zo ontving een mensenrechtenverdediger de lokale mensenrechtentulp
in Myanmar voor zijn werk op het terrein van religieuze verdraagzaamheid en kregen
sinds 2018 niet-gelovigen door middel van Nederlandse steun noodhulp in Bangladesh,
Irak, Pakistan, Tunesië, en Vietnam. Ook woont ambassadepersoneel rechtszaken bij
van individuen die vervolgd worden vanwege afvalligheid, atheïsme, niet-gelovig zijn
of voor godslastering. In sommige landen worden Nederlandse diplomaten evenwel niet
toegelaten tot de rechtszaal. In 2018 werden bijvoorbeeld in Iran en Vietnam Nederlandse
diplomaten niet toegelaten bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers. Verder
heeft het ministerie een vaste dag in het jaar, 18 juni, in het teken gezet van het
recht van vrijheid van religie en levensovertuiging, waarbij in Den Haag en op ambassades
aandacht gevraagd wordt voor dit thema, inclusief de positie van ongelovigen en andersdenkenden.
In het Mensenrechtenfonds zijn er specifieke middelen beschikbaar voor projecten van
organisaties gericht op de vrijheid van religie en levensovertuiging. Van de intensivering
van EUR 36,2 miljoen deze kabinetsperiode wordt ongeveer EUR 11 miljoen aan vrijheid
van religie en levensovertuiging besteed. Onderdeel hiervan is – zoals in de Kamerbrief
over de intensivering is toegelicht (Kamerstuk 32 735, nr. 227) -de meerjarige financiële steun (EUR 1,5 miljoen) aan de ngo Freedom House voor Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom. Dit fonds biedt onder meer noodhulp aan personen die worden vervolgd om religieuze
redenen en aan mensenrechtenverdedigers en ngo’s actief op het gebied van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Het fonds is wereldwijd actief en zet zich, conform
de wens van de initiatiefnemer, bijvoorbeeld in voor de situatie van ongelovigen in
onder meer Egypte, Soedan, Bangladesh en Nigeria.
Naast dit project is in het kader van het Mensenrechtenfonds (centraal via Den Haag
of decentraal via de posten) ruim EUR 9 miljoen beschikbaar gesteld voor vrijheid
van religie en levensovertuiging. Via de posten zijn er in 2018 en 2019 24 nieuwe
projecten gestart op dit terrein in o.m. Albanië, Myanmar en Nigeria voor ruim EUR
2,5 mln. Daarnaast worden er organisaties gesteund voor projecten gericht op het tegengaan
van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van religie of levensovertuiging,
bijvoorbeeld in Kameroen, de Filipijnen, Myanmar en Maleisië. Op basis van het amendement
van het lid Van der Staaij (Kamerstuk 35 300 V, nr. 13) wordt er bovendien EUR 375.000,– vrijgemaakt binnen het Mensenrechtenfonds voor
de financiering van psychische en geestelijke zorg aan personen die worden vervolgd
om religieuze redenen, inclusief niet gelovigen, en aan ngo’s actief op het gebied
van vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook in de toekomst zal bij het selecteren
van projecten blijvend aandacht zijn voor de groep van niet-gelovigen.
Tijdens de jaarlijkse Ambassadeursconferentie besteedt het ministerie altijd aandacht
aan de beleidsprioriteiten van het Nederlandse buitenlandse mensenrechtenbeleid, waaronder
het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, inclusief het recht om niet
te geloven of om van geloof te veranderen. Ook volgend jaar (januari 2020) zal dit
wederom onderwerp van gesprek zijn. Bedoeling is dat ambassadeurs onderling ervaringen
en best practices uitwisselen.
Multilaterale inzet op vrijheid van religie en levensovertuiging
(Positie niet-gelovigen in VN-resolutie (9), in Istanbul Process conferentie (10)
en in VN-Mensenrechtenraad (12))
In de initiatiefnota staan drie voorstellen die specifiek gericht zijn op de multilaterale
inzet van Nederland op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook
deze voorstellen sluiten nauw aan op de inzet van het kabinet.
Het voorstel de positie en de bescherming van niet-gelovigen en andersdenkenden specifiek
op te nemen in een VN-resolutie over de vrijheid van religie en levensovertuiging
is al staand beleid van het kabinet en de EU. De EU dient jaarlijks een resolutie
in over vrijheid van religie en levensovertuiging bij de VN-Mensenrechtenraad en in
de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Deze EU-resolutie
benoemt expliciet het recht om niet te geloven.
Verder heeft Nederland tijdens de laatste VN-Mensenrechtenraad in Geneve in een nationale
verklaring gepleit voor actief beschermen van het recht op vrijheid van religie en
levensovertuiging, inclusief het recht op apostasie en geloofsverandering. Nederland
zal als lid van de VN-Mensenrechtenraad zich hiervoor blijven inzetten. Ook verleent
Nederland blijvend politieke steun aan de VN Speciaal Rapporteur voor vrijheid van
religie en levensovertuiging, dr. Ahmed Shaheed, wiens mandaat ook de rechten van
ongelovigen en andersdenkenden omvat. In de Derde Commissie van de Algemene Vergadering
van de Verenigde Naties in oktober jl. heeft Nederland het belang van dit recht naar
voren gebracht en aan de Speciaal Rapporteur de vraag gesteld hoe om te gaan met blasfemiewetgeving
die zowel de vrijheid van religie en levensovertuiging als de vrijheid van meningsuiting
onnodig beperkt. In zijn antwoord gaf de Speciaal Rapporteur aan dat blasfemiewetten
«giftig» zijn, de mensenrechten ondermijnen en kunnen leiden ze tot religieuze intolerantie.
Hij wees op de plicht van staten mensen te beschermen.
Binnen de EU blijft Nederland zich inzetten voor effectieve toepassing van de EU-richtsnoeren
voor vrijheid van religie en levensovertuiging, overeenkomstig het voorstel van de
initiatiefnemer. Nederland blijft benadrukken dat er binnen het EU-beleid ook expliciet
aandacht wordt besteed aan de rechten en bescherming van niet-gelovigen en andersdenkenden.
Nederland steunt ook het mandaat van de EU-Gezant voor vrijheid van religie en levensovertuiging.
Zo heeft Nederland conform de motie De Graaf en Omtzigt (Kamerstuk 35 078, nr. 22) en in Europees verband opgeroepen tot de verlenging en versterking van dit mandaat,
waar ook het recht om te geloven of niet te geloven onder valt. Nederland zal bij
de nieuwe Commissie pleiten voor verlenging en versterking van het mandaat.
Tot slot heeft het kabinet de zevende bijeenkomst van het Istanbul Process georganiseerd. Deze vond op 18–19 november in Den Haag plaats en trok meer dan 200
deelnemers uit meer dan 60 landen. Het Istanbul Process is het mechanisme voor dialoog over de toepassing van resolutie 16/18 van de VN-Mensenrechtenraad
over religieuze intolerantie. In overeenstemming met de aanbeveling van de VN Rapporteur
voor vrijheid van religie en levensovertuiging lag de focus op dialoog en uitwisseling
van praktische voorbeelden om tolerantie te bevorderen. Er was veel ruimte voor het
maatschappelijk middenveld en ngo’s: ook het Humanistisch Verbond was aanwezig om
projecten en initiatieven te presenteren. In mijn openingsspeech heb ik expliciet
de vervolging en doodstraf van atheïsten benoemd, alsmede intolerantie jegens andersdenkenden.
Aansluitend op het Istanbul Process vond eveneens in Den Haag de zesde bijeenkomst plaats van de International Contact Group on Freedom of Religion and Belief. In dit kader bespreken de Nederlandse speciaal gezant en collega’s hun inzet op
het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook nu vroeg Nederland met
andere EU lidstaten actief aandacht voor het recht om van geloof te kunnen veranderen
of om zonder religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging te leven als onvervreemdbaar
mensenrecht.
Specifieke thema’s
Blasfemie wetgeving (7), doodstraf voor godslastering (8) en opvang middels Shelter
City programma (5)
De initiatiefnemer stelt voor wereldwijd en binnen de EU te pleiten voor het afschaffen
van blasfemiewetten, een campagne tegen de doodstraf voor godslastering te voeren
en vervolgde niet-gelovigen of activisten een plek aan te bieden in het Shelter City
programma.
Wat betreft de actie tegen blasfemiewetgeving kan het kabinet bevestigen dat Nederland
in bilaterale gesprekken en multilaterale fora uitdraagt dat de strafbaarstelling
van kritiek op een religie of van afvalligheid niet strookt met het recht op vrijheid
van meningsuiting. Het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging en het recht
op vrijheid van meningsuiting zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en onderling
afhankelijk. Samen spelen ze een belangrijke rol in de strijd tegen discriminatie
en intolerantie op grond van religie of levensbeschouwing. Wetten gericht tegen afvalligheid
en blasfemie hebben een zeer belemmerende werking op beide rechten. Zulke wetten worden
dikwijls misbruikt om religieuze minderheden, atheïsten, niet-gelovigen en andersdenkenden
te intimideren, onderdrukken en vervolgen. Het kabinet deelt deze zorgen van de initiatiefnemer
en zal, conform de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 256) daarom versterkte aandacht geven aan de wereldwijde afschaffing van blasfemiewetten,
ook in multilateraal verband.
Daar waar de toepassing van blasfemiewetgeving resulteert in het opleggen van de doodstraf
spreekt Nederland zich reeds consistent uit, in bilateraal verband en in multilaterale
fora. Nederland heeft een principieel standpunt tegen de doodstraf en bepleit de afschaffing
van de doodstraf onder alle omstandigheden en op alle gronden wereldwijd. Zo heeft
Nederland zich de laatste jaren bilateraal, in EU-verband en met andere gelijkgezinde
landen intensief ingespannen voor verschillende zaken waarin personen ter dood veroordeeld
worden vanwege godslastering, zoals vorig jaar in de zaak Asia Bibi in Pakistan. Het
kabinet zal dit blijven doen.
Wat betreft de aanbeveling ten aanzien van het Shelter City-programma kan het kabinet
bevestigen dat mensenrechtenverdedigers die bedreigde niet-gelovigen bijstaan of zich
anderszins actief inzetten voor hun rechten welkom zijn binnen het programma, zodat
zij in veilige omgeving tijdelijk op adem kunnen komen. Vervolgde niet-gelovigen die
geen mensenrechtenverdediger zijn komen evenwel niet in aanmerking voor het programma.
Voorlichting asielzoekers/ AZC-medewerkers over rechten en omgang met verschillende
religies en overtuigingen (13)
De initiatiefnemer stelt voor training en voorlichting te geven aan asielzoekers en
AZC-medewerkers ter voorkoming van problemen tussen asielzoekers met verschillende
godsdienstige overtuigingen.
Het kabinet hecht er grote waarde aan dat asielzoekers bekend zijn met hun rechten
en plichten in Nederland en zich veilig voelen. Elke vorm van discriminatie, intimidatie
en bedreiging op welke grond dan ook keurt het kabinet af. Het Centraal Orgaan opvang
asielzoekers (COA), dat verantwoordelijk is voor de opvang van asielzoekers en de
begeleiding naar hun toekomst in Nederland of daarbuiten, heeft verschillende maatregelen
getroffen om de veiligheid op COA-locaties te waarborgen. Zo krijgt een volwassen
bewoner binnen 15 dagen na aankomst een rechten- en plichtengesprek met een COA-medewerker.
Het gelijkheidsbeginsel en het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging
zijn daar een wezenlijk onderdeel van. Het COA hanteert een maatregelenbeleid gericht
op gedragsaanpassing bij overtreding van de regels – bijvoorbeeld in de vorm van discriminatie,
intimidatie of (aanzetten tot) geweld- en adviseert bewoners om in dit soort gevallen
aangifte te doen. Daarnaast wordt er uitgebreid aandacht besteed aan grondrechten
en omgangsvormen in het voorlichtingsprogramma, waaronder de vrijheid en verscheidenheid
van uiteenlopende religies en levensbeschouwingen, alsmede in divers voorlichtingsmateriaal.
Hiervoor is een handreiking ontwikkeld. Deze handreiking is met input van diverse
levensbeschouwelijke organisaties (waaronder het Humanistisch Verbond) tot stand gekomen.
De handreiking biedt medewerkers handvatten hoe om te gaan met levensbeschouwelijke
vraagstukken op een locatie.
Uitkomst verkenningen Mensenrechtentulp
Tijdens het notaoverleg mensenrechten op 5 november 2018 heb ik toegezegd uw Kamer
te informeren over de voortgang omtrent de verkenning voor aanpassing van de Mensenrechtentulp.
Sinds de Mensenrechtentulp in het leven is geroepen in 2008 zijn de selectieprocedure
en de criteria voor de verkiezing van een winnaar enkele keren gewijzigd en aangescherpt
op basis van evaluaties. De verkenning van mogelijke aanpassingen komt voort uit de
wens om de procedures rond nominatie en selectie van de winnaar efficiënter te organiseren
en de impact van de Mensenrechtentulp verder te vergroten. Daartoe zijn de afgelopen
maanden verschillende mogelijkheden onderzocht, inclusief met externe partners. Uitgangspunt
voor de verkenning was dat het doel van de Mensenrechtentulp, het zichtbaar steunen
van moedige mensenrechtenverdedigers of -organisaties die op innovatieve wijze de
bescherming van de mensenrechten bevorderen, ongewijzigd blijft.
De uitkomst van de verkenning is dat de Mensenrechtentulp behouden blijft als Staatsprijs
in beheer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De nominatie- en selectieprocedure
wordt gebaseerd op de procedures in 2016 en 2017, met enkele aanpassingen. De procedure
zal starten met een open nominatieronde. Hierna zal een eerste selectie worden gemaakt
uit de genomineerden. Deze selectie zal worden uitgevoerd door een (nog te selecteren)
partnerorganisatie. De criteria waar de kandidaten op worden beoordeeld, zullen openbaar
worden gemaakt om de transparantie van dit selectieproces te vergroten. In 2016 en
2017 was een ook online publieksstemming over de top 10-kandidaten onderdeel van het
selectieproces. Deze publieksstemming wordt afgeschaft omdat dit te kwetsbaar is voor
anti-campagnes, frauduleuze stemmers en hacks. Na de eerste selectie volgt een tweede
selectieronde door een externe, onafhankelijke jury, die een top 3 voordraagt. Uit
deze top 3 zal de Minister van Buitenlandse Zaken de uiteindelijke winnaar kiezen.
De prijs van EUR 100.000 voor de winnaar blijft behouden. De volgende Mensenrechtentulp
zal in de eerste helft van 2020 worden uitgereikt. Daarnaast worden er in december
2019 acht Mensenrechtentulpen door ambassades uitgereikt aan lokale mensenrechtenverdedigers,
op basis van de goede ervaringen van de pilot in 2018.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken